Mijn hersenspinsels en gedachtekronkels

Meedeinen op het ‘gezonde volksgevoel’ van ‘Henk en Ingrid’; hoe islamofoob extreemrechts sluipenderwijs mainstream is geworden

Over opportunisten, fellow-travellers, alarmisten, complotdenkers, Eurabië-adepten, propagandisten en onze minister president

Opportunisten zijn er van alle tijden en alle culturen en bestaan in vele gedaanten en soorten. En hoe ogenschijnlijk vuil en lelijk ook, politiek bedrijven in een pluralistisch systeem kan bijna niet zonder een bepaalde mate van opportunisme. Een wetsvoorstel van GroenLinks of D66 wordt soms door de PVV gesteund en omgekeerd gebeurt ook weleens hetzelfde. Fleur Agema van de PVV kan – qua zorgbeleid – vaak goed zaken doen met de SP en vice versa. Al staan deze partijen nog zo tegenover elkaar in principiële kwesties, in de dagelijkse praktijk gaat men vooral pragmatisch te werk.

Al van een iets andere orde is de huidige ‘gedoogconstructie’, van VVD en CDA met de PVV. Dat een liberale partij (tenminste, ik dacht dat de VVD zichzelf zo ziet) op die manier samenwerkt met een uitgesproken onliberale nationalistische partij die willens en wetens bepaalde bevolkingsgroepen discrimineert (van ‘kopvoddentax’ tot anonieme ‘kliklijnen voor Oost-Europeanen’, weliswaar een oud –Hollandse traditie- zie ons nationale dossier 40-45, maar wat mij betreft buiten de beschaafde orde) vind ik, qua pragmatisme, over de grens. Dan verkwansel je echt je principes en ben je wat mij betreft geen liberale partij meer. Terecht dat Joris Voorhoeve zijn lidmaatschap van de VVD opzegde en zich heeft aangesloten bij D66. Er zijn nog een paar andere VVDers geweest, die zich tegen deze samenwerking hebben uitgesproken als Frans Weisglas en Pieter Winsemius, maar waren er maar meer echte liberalen in de VVD. Voor het CDA geldt wat mij betreft hetzelfde, maar daar was gelukkig wel veel oppositie- en terecht! Al heeft die oppositie het helaas niet gered tegenover de Verhagens en de Bleekers van die partij.

Windvaan van links naar rechts

Het grote ‘zoals de wind waait, waait mijn jasje spel’ is natuurlijk niet slechts voorbehouden aan politici. Het komt ook voor bij opiniemakers en journalisten. Ik wil hier een klein gevalletje aanhalen, niet omdat het zo uitzonderlijk is, maar omdat ik het toevallig goed gedocumenteerd heb. En wellicht is het aardig om het op dit blog nog een keertje terug te halen. Dat is van journalist Joost Niemöller, vroeger van de Groene Amsterdammer, later HP/De Tijd (waarvan hij ook alweer ‘vervreemd’ schijnt te zijn, zie hier) en sinds de laatste jaren van vooral rechtse anti-islamsites, zoals Het Vrije Volk, de Dagelijkse Standaard en nog een paar van dat soort blogs.

In HP De Tijd van 2-4-2004 schreef hij het voor dat moment nogal modieuze artikel ‘Monddood’, over niet-politiek correcte opiniemakers, die door ‘de linkse kerk’ monddood zouden worden gemaakt.

Zo schreef hij onder meer: ‘Een van hen was Gerry van der List, die in 1998 een storm van kritiek over zich heen had gekregen toen deze zich in zijn column in de Volkskrant had geërgerd aan exhibitionistische uitwassen van de Gay Games. Van der List trok zich terug uit het publieke debat en werd redacteur bij Elsevier’.

Het aardige is nu om te zien wat Joost Niemöller toentertijd zelf schreef over deze zaak in de Groene Amsterdammer, temeer omdat hij het in HP in 2004 zo opnam voor al die arme rechtse opiniemakers, die, in Niemöllers woorden, een ‘feitelijk spreekverbod’ was opgelegd door de ‘smaakbepalende linkse elite’. Zie hier trouwens de oorspronkelijke column van van de List uit de Volkskrant.

Vijf citaten van Niemöller uit zijn ‘Gerry en de gays’ (de Groene, nr. 35, 1998): ‘Saaie Gerry houdt gewoon niet van feestjes. Zelfs niet van de VVD-feestjes. Zo verklaarde hij ooit in een interview niet uit de voeten te kunnen met de gezelligheid van de bierpomp en het spreekwoordelijke dixielandorkestje op de partijbijeenkomsten. En dus houdt hij al helemaal niet van echt uitbundige feestjes. Met blote benen en uitbundige mensen enzo. Gatver. Zie je hoe die d’r bij loopt? Kijk nou, die kerels staan gewoon te tongzoenen!? (…) Zijn stukje eindigt in een gewaagde vergelijking met ‘de kinderporno uit Zandvoort’, en als uitsmijter komt dan nog de fascistische (oeps, dat ligt tegenwoordig heel gevoelig bij Niemöllers huidige medestanders, FS) slotzin: ‘Opgeruimd staat netjes.’ (…) Gerry van der List komt uit een katholiek gezin in de Alblasserwaard. Een beetje onhandig lijkt me, tussen al die hervormden of gereformeerden of hoe heet het daar. Maar Gerry draagt zijn Alblasserwaardse identiteit (geen gay-boot te bekennen) met trots uit (…) Over Pim Fortuyn is Gerry van der List afwisselend instemmend en plagerig; hij vindt dat gescheld op de islamisering van Holland terecht, maar minder terecht natuurlijk dat vieze gay-gedoe en dan zo open en bloot. (…) Het CDA-denken van Gerry over blote billen van mannen komt nog het meest overeen met wat de gewone man en vrouw onder de allochtonen vindt. Als er op gays werd gescholden in Amsterdam tijdens de spelen, dan was het door Marokkanen (gehoord op een station: ‘Gays weg uit Amsterdam’) of door Surinaamse huisvrouwen op de markt die vonden dat ‘die mensen’ maar eens een beetje normaal moesten doen’. En zo gaat het maar door.

Gerry van der List reageerde op dit artikel in de Groene (nr. 36, 1998), middels een ingezonden brief, als volgt: ‘Het deed mij vanzelfsprekend deugd dat De Groene deze week een heel artikel (‘Gerry en de gays’ van Joost Niemöller) wijdt aan mijn denkbeelden. Wel bevreemdde het mij dat ik getypeerd werd als ‘het orakel van de Alblasserwaard’ (omslag), ‘een katholiek uit de Alblasserwaard’ (inhoudsopgave) en als iemand die zijn ‘Alblasserwaardse identiteit’ met trots uitdraagt. Ik kom namelijk niet uit de Alblasserwaard’. Joost Niemöller schreef onder meer in zijn naschrift: ‘Dat was erg dom van mij. Mijn excuses aan alle inwoners van de Alblasserwaard’. Dat vond ook toen niet erg sportief van Niemöller (ik was het overigens toen wel met hem eens en vond het zelfs een leuk artikel, waar ik vooral erg om moest lachen), dus daarom heb ik deze passage onthouden en schoot hij me weer te binnen toen ik kennis nam van Niemöllers ‘draai’ in HP/deTijd .

Overigens was Gerry toentertijd nogal in nopjes met Niemöllers aanval. In 1999 liet hij een bloemlezing van zijn columns bundelen met de pakkende, in Niemöllers woorden ‘fascistische’ titel Opgeruimd staat netjes; burgerlijke bespiegelingen. Ik heb zo’n vermoeden dat hier inderdaad meer sprake is van kleinburgerlijkheid dan van fascisme. Van het niveau ‘zoenende mannen, getver’ ;)Of om met de lullo’s van Jiskefet te spreken: ‘Gatverdamme van Binsbergen, dat is vies man!’

Ondertussen houdt de inmiddels 180 graden gedraaide Niemöller zich vooral bezig met de modieuze activiteit ‘islam-bashen’. Zie vooral Het Vrije Volk of de extreem rechtse website Faith Freedom International (maar niet voor iedereen), een orgaan dat zichzelf aanprijst met de ronkende tekst: ‘Faith Freedom International is de stem van de waarheid. We hebben slechts één doel : de haat stoppen, de leugens van Islam blootleggen en het moslimexpansionisme aan banden leggen’ (het tegenovergestelde van ‘Faith Freedom’ dus). Ook heeft hij een nieuwe missie ontdekt: Pedo jagen! En dan bedoel ik niet dat hij zich in een concrete gevallen voor slachtoffers inzet, of dat hij desnoods een paar bisschoppelijke beerputten licht, nee, Niemöller houdt zich vooral bezig met het bij voorbaat verdacht maken van mannen die werkzaam zijn in de zorg voor kinderen. Hij bepleit zelfs een beroepsverbod ( hier en hier). Wat een timing weer. En ook zo ontzettend dapper. Joost Niemöller, gevoelig voor de tijdsgeest is hij wel. Misschien zelfs iets té gevoelig. Zie hier het werk van een onuitstaanbare rasopportunist. Wellicht een wat stevige kwalificatie van mijn kant, maar als je eerst Gerry van der List fascistoïde uitingen toedicht (vast ‘ironisch’ bedoeld) met zijn overigens misplaatste maar vooral onhandige ‘opgeruimd staat netjes’, om tien jaar later regelmatig voor een site te schrijven waarop oa jubelend staat vermeld ‘Het knieschot-voorstel van Wilders gaat eindelijk worden toegepast’ (zie hier, wat volgens mij onzin is, dit terzijde) ben je het stadium ‘voortschrijdend inzicht’ ruimschoots voorbij en ben je naar mijn bescheiden mening een opportunistische draaikont.

Dit alles gezegd hebbend wil ik nog een ding toevoegen. Wat mij betreft heeft Joost Niemöller (hoe conformistisch naar de mode van dat moment ik zijn opinies ook vind) op een buitengewoon eerlijke manier gereflecteerd op de moordpartij van Anders Breivik in Oslo. Daarbij is hij ook kritisch bij zichzelf en bij zijn medestanders te rade gegaan. Zie hier zijn overdenking. Daarvoor alle waardering, al vind ik het eigenlijk niet meer dan vanzelfsprekend.

Hoeiboei-geloei

Ook bepaalde blogs doen niets liever dan meedeinen op de golven van de gemoedstoestand des volks. Zie vooral de groepsblog Hoeiboei, opgezet door Annelies van der Veer, maar waar vooral veel stukken te vinden zijn van opiniemakers die op dat moment erg in de mode zijn (ook arabist Hans Jansen gebruikt Hoeboei geregeld als uitlaatklep, zoals inmiddels wel algemeen bekend zal zijn sinds het Wildersproces). Een leuk detail. Wie op dit moment deze site opent ziet in de rechterbovenhoek een banner waar het romandebuut wordt aangeprezen van niemand minder dan de door Joost Niemöller zo verguisde Gerry van der List, Altijd November (zie hier de Hoeboei –recensie, die overigens lovend is). Van der List heeft zijn debuut opgedragen aan…Henk en Ingrid! Juist… dan moet het haast wel een meesterwerk zijn, dat kan niet anders. Wel ernstig dat je zelfs als schrijver je zo gedienstig opstelt aan de grote blonde roerganger. In het Midden Oosten proberen de intelligentsia en de culturele sector zich juist aan dit soort opgelegde patronagesystemen te ontworstelen, maar onze locale Hoeiboei literatoren onderwerpen zich kennelijk vrijwillig aan zulks lakeiendom. Zou de romancier Gerry het verder ook eens zijn met Wilders opvattingen over kunst en cultuur (linkse hobby)? Het zou me niets verbazen. Het was me sowieso al opgevallen hoezeer de esthetiek van bijvoorbeeld de aanhang van Pim sterk overeenkwam met die van de Iraakse Ba’thpartij (en van verschillende andere dictaturen in het Midden Oosten). Een blik op de bronzen standbeelden van hun beider voorgangers is genoeg. Ideologisch zijn er natuurlijk grote verschillen (begrijp me niet verkeerd, al zijn beiden wel uitgesproken nationalistisch- misschien een ideetje om het verzamelde werk van Michel Aflaq een keertje te vergelijken met dat van Pim, nu het ook in de mode is om de Koran met Mein Kampf (!) te vergelijken?), maar de vorm waarin zowel de Ba’thi’s als de Fortuynisten zich visueel uiten vertoont verbluffende stilistische overeenkomsten. Beiden heel erg DDR, om het maar zo te formuleren, maar ja, kunst is ook een ‘linkse hobby’, dus misschien is het daarom wel zo, dat wanneer de Nederlandse Archie Bunkers zich dan toch aan ‘kunst’ moeten bezondigen, de keuze voor een stalinistische vormgeving voor de hand ligt (ik vermoed dat de Henk en Ingrids van de PVV de DDR kunst veel meer kunnen waarderen, dan die ‘decadente abstracte kunst uit het Westen’, zoals daar in het vroegere Oostblok over werd gedacht). Ironisch was verder, dat in precies hetzelfde weekend dat alle standbeelden van Saddam omver werden getrokken (tweede weekend van april 2003), ook het beeld van Pim per ongeluk werd onthoofd onder een viaduct, toen Zijn Discipelen (over opportunisten gesproken!) het in een aanhangwagen over de snelweg vervoerden.

Wat me nog wel een probleem lijkt is wanneer Henk en Ingrid Geert Wilders willen eren met een bronzen standbeeld. Want wat doe je met dat kapsel? Je kunt het negeren, maar dan herkent niemand Wilders (dat kapsel is nou juist de blikvanger). Maar als je het gaat patineren, wordt het zo idioot dat je dat als serieuze aanhanger simpelweg niet kunt maken. Dat verdient nog een aardige brainstormsessie om daar een intelligente artistieke oplossing voor te vinden. Het zou me niets verbazen als daar inmiddels al over is nagedacht. Dan maar geen beeld, zal de conclusie wel zijn geweest. Misschien is als huldeblijk een streekroman over Henk en Ingrid inderdaad een beter idee.

Verder weet ik ook zeker dat Henk en Ingrid diep in hun hart homo’s net zo ‘getver’ vinden als Gerry, al zien zij ook wel in dat ‘de homo’s’ een ideaal strijdmiddel tegen ‘de moslims’ zijn (‘want wij hebben wel Verlichting en hullie niet’) . Maar eerlijk is eerlijk, itt Joost Niemöller is Gerry wel consequent gebleven. Misschien zijn het nu wel dikke vriendjes geworden, je weet maar nooit. In ieder geval ben ik nu wel verplicht aan mezelf om die roman over Henk en Ingrid te gaan lezen (als het me lukt). Ben heel benieuwd hoe van der List zijn personages tegen zoenende mannen laat aankijken. Rooie oortjes ;)

Het is overigens niet eens de eerste keer dat Henk en Ingrid opduiken in sneue fictie, met een duidelijke onderliggende partijpolitieke boodschap (hoop niet dat het een nieuw literair genre gaat worden en dat er op een gegeven moment een hele reeks Henk en Ingridromannetjes verschijnt- ‘de mensen in het land kunnen zich er zo goed mee identificeren’). In De Onzichtbare Ayatollah (van Praag, 2010), met bijdragen van Hans Jansen , Nahed Selim en Carel Brendel, is van de laatste ook een vrij triest fictief verhaal opgenomen, over hoe mooi het zou zijn als ‘de islamisering’ een halt zou worden toegeroepen. ‘Hoogtepunt’ uit dat verhaal is de sloop van de Es Salam Moskee in Rotterdam, waarbij Henk en Ingrid samen met een inmiddels ontislamiseerde Ali en Fatima staan te juichen, alsof het de intocht van de Canadezen betrof in mei 1945. Ik heb dit stukje mierzoete propagandakitsch met plaatsvervangende schaamte gelezen. Vieze missionarissenlectuur vond ik het (begrijp me niet verkeerd, misschien moet ik ervan maken ‘vieze zendelingenlectuur’). Van wat zou het heerlijk zijn als die wilden eindelijk eens inzien dat onze God de beste is.

Terug naar Hoeboei zelf. De trend is sinds alweer een tijdje dat de islam of moslims door het ‘verlichte’ deel der Natie op de korrel worden genomen. En daar doet Hoeiboei graag aan mee. Soms gaat het wel heel ver, zoals onlangs in een column van Annelies van der Veer (die ook in Metro verschijnt), over het toneelstuk Wilders ontmoet Breivik van Theodor Holman, waarin zij oa het volgende te melden heeft:

‘Het gedachtegoed van Breivik zou je kort kunnen samenvatten met de stelling dat het cultuurrelativisme (alle culturen zijn gelijkwaardig) de oorzaak is van de huidige politieke correctheid waarin we verkeren. Daardoor is een open debat nauwelijks meer mogelijk.

Wie zich níet met dit gedachtegoed verwant voelt, zou zich eigenlijk na moeten laten kijken want inderdaad, niet alle culturen zijn gelijkwaardig. Een cultuur waarbij de schaamlippen en de clitoris van meisjes worden weggesneden, is niet gelijkwaardig aan de westerse cultuur. Of een cultuur waar de sharia, het islamitisch recht, de norm is, die is beslist ongelijkwaardig aan de onze. Vooral voor vrouwen, homo’s en andersdenkenden ziet het er dan niet best uit. Als je volkomen terecht niets van dat cultuurrelativisme moet hebben dan deel je het gedachtegoed van Breivik (of Breivik deelt jouw gedachtegoed) maar dan ben je nog geen moordenaar natuurlijk, net zo min als Geert Wilders dat is. Het wil overigens evenmin zeggen dat er niet meer Breiviks rondlopen bij wie de stoppen bijna al zijn doorgeslagen.

En dat komt allemaal door dat doorgeschoten cultuurrelativisme, het multiculturalisme, dat helaas gemeengoed is geworden in Nederland, in het ganse Westen beter gezegd. Het is de oorzaak dat de democratie onder druk is komen te staan maar daar mag het niet over gaan. Niet echt. ‘t Is een typisch moderne welvaartsziekte. Alle ziekteverschijnselen zijn er, talloze ontstekingshaarden (onderwijs, journalistiek, de kunsten, cabaret) en er zijn weinigen die de diagnose durven stellen terwijl je een heleboel ‘specialisten’ hebt die het probleem aanmerken als betrof het een patiënt met onverklaarbare klachten’ (http://www.metronieuws.nl/columns/knuppel-in-het-hoenderhok/SrZlcv!UKRV76XnQNgTc/ )

Dit is vrij representatief voor wat voor het geluid dat doorgaans op Hoeiboei klinkt. Wat moet je ervan zeggen? Ik geloof niet dat er iemand het had moeten wagen om in 2002 zo begripvol over Volkert van der G. te schrijven, dan was het land te klein geweest. Bovendien is het ook een redenering van niks. ‘Ben je tegen onverdoofd slachten? Dan deel je het gedachtegoed van van der G.’ Ik wil hier best verklaren dat ik zowel tegen onverdoofd slachten ben als tegen het besnijden van meisjes, maar dat maakt mij nog geen medestander van zowel Volkert van der G. als Anders B. Misschien denkt Annelies dat haar lezers zo dom zijn (waarschijnlijk flink wat PVV stemmers), maar kom met iets beters! En met alle afschuw voor wat van der G. gedaan heeft, hij beperkte zich tot het elimineren van zijn opponent, richtte geen bloedbad onder kinderen aan. Nog interessanter is dat toentertijd de aanhangers van Fortuyn mede de schuld legden bij zijn ‘linkse tegenstanders’, die Fortuyn zouden hebben gedemoniseerd. Het omgekeerde is in het geval van Breivik veel minder gebeurd (in Nederland althans) naar de islambashers, die misschien een voedingsbodem zouden hebben gecreëerd voor Breivik (terwijl Breivik zich op veel van hun geschriften beriep, wat ook een belangrijk verschil met Volkert van der G. was, die nergens heeft verklaard dat hij zich had laten inspireren door Melkert, Dijkstal, de Graaf, of Rosemöller). Geen misverstand, ik zeg dus niet dat degenen op wie Breivik zich beriep enige verantwoordelijkheid hebben voor zijn daden. Dat zou ik nog steeds onterecht vinden, tenzij er hard bewijs voor zou bestaan en dat is er niet. Maar wat als de Hoeiboeiers zelf zo begripvol zijn naar kinder- en massamoordenaar Breivik? Zelfs ‘Wie zich níet met dit gedachtegoed verwant voelt, zou zich eigenlijk na moeten laten kijken’, aldus Annelies van der Veer. Daar staat mijn verstand eerlijk gezegd een beetje bij stil. Want dit lijkt meer op begrip kweken dan op verklaren (wat altijd moet gebeuren, of het nu om Bin Laden, Volkert van der G, Ulrike Meinhoff, Mohammed Atta of Breivik gaat). Typisch Hoeiboei. Bij Volkert van der G. noemen we het ‘demoniseren van Pim’, bij Breivik noemen we het ‘stoutmoedig de knuppel in het hoenderhok gooien’. De wereld beschouwd door een ideologische mist, wellicht net zo erg als bepaalde dogmatische linkse organen dertig jaar geleden. Ook hier dringt zich de vergelijking met DDR sympathisanten op (tussendoor, ik vind dat ook Rita Verdonk wel een interessante ontwikkeling heeft doorgemaakt, van PSP naar populistisch rechts), of met degenen die best een beetje begrip hadden voor de acties van Ulrike Meinhoff. Alleen staan de daden van Breivik, zowel ‘kwalitatief’ als ‘kwantitatief’ niet in verhouding to die van de RAF, die zich in regel beperkte tot aanslagen op hoge functionarissen van de Bondsrepubliek, in plaats van op een groep kinderen. Ik kan eerlijk gezegd weinig respect opbrengen voor dit soort fellowtravellers-geneuzel, maar ja, ik heb het idee dat de Hoeiboeiers net zo fanatiek , net zo dogmatisch en vooral net zo ideologisch verblind zijn als vroeger drammerig oud links. Als je terecht verontwaardigd bent over Volkert van der G. of Mohammed B., maar Breivik ergens wel een beetje begrijpt, ben je wat mij betreft echt heel erg diep gezonken. Want hoe weerzinwekkend de daden van Volkert en Mohammed B ook waren, zij hebben geen groep kinderen afgeslacht. Dat maakt Breivik erger, misschien vergelijkbaar met de Tjetjeense terroristen die een bloedbad aanrichtten op die school in Beslan. Maar hoewel beide misdaden even erg zijn, vind ik het (als ik het moet ‘begrijpen’) nog net een beetje enger dat iemand in het welvarende en vreedzame Noorwegen zoiets doet dan in de Kaukasus, waar het Russische leger niet onderdoet aan de wreedheid van sommige Tjetjenen.

Wat de column van Annelies van der Veer helemaal bizar maakt is als je die afzet tegen haar column van kort na de de aanslagen , ‘Het is een ideeënstrijd stupids!’ (Metro, 2011-08-02, ) Daarin zegt zij oa: ‘Van geen enkele kant is er begrip voor Anders B.’s daad. Niemand draagt verzachtende omstandigheden aan voor de megalomane moordenaar. Nog niet. Het is natuurlijk volkomen terecht dat er geen begrip of sympathie is voor Anders B., maar ook dat is wel eens anders geweest. Denk aan de moordenaars van Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Hoe snel klonk toen niet “het mag niet, maar…”

Pardon??? Fellowtravellers zijn flexibele mensen, laten we het daar maar op houden. ‘Nog niet’ zijn de enige twee woorden in bovenstaande passage die een grond van waarheid bevatten. Want een paar maanden later, als de slachtoffers begraven zijn, begint haar dweepzucht toch weer op te spelen. Zelfs zo erg, dat wie het niet eens is met Breiviks ideeën ‘zichzelf zou moeten laten nakijken’. Dat is volgens mij net zoiets als, of zelfs iets sterker dan het door Annelies gehekelde ‘het mag niet, maar…’ Als je in staat bent om binnen een paar maanden zo’n ommezwaai te maken, heb je de ‘Joost Niemöllertrofee voor opportunisme’ met stip gewonnen. En voor een vergelijking met de reacties na de moord op Fortuyn en die na de aanslag van Breivik, zie deze reportage van Nieuwsuur, een paar dagen na de aanslagen. Een nuttige opfrisser lijkt me, ook voor Annelies van der Veer. Zinvol commentaar overigens van Bart Jan Spruyt.

Overigens kan het altijd erger. Zie bijvoorbeeld de column van Afshin Ellian in Elsevier, van zondag 24 juli 2011,  nav de aanslagen van Breivik. Hij beweert daarin oa het volgende:

‘Anders Breivik wilde de islam bestrijden, maar hijzelf werd gegrepen door de gedachtewereld van de politieke islam. Ook zij voeren geen debatten en polemieken met tegenstanders. Ook zij zijn gewetenloos. En daarom is hij een exponent van een psychopathische vorm van zelf-islamisering’.

Tja…’Zelfislamisering’ dus. Hoe pathetisch kun je zijn? Misschien is het Ellian ontgaan, maar Breivik haalde juist zijn inspiratie uit diverse islamkritische geschriften, veelal uit neoconservatieve hoek, precies waar Ellians eigen sympathie ligt. Ik zeg daarmee dus niet dat de verenigde neoconservatieven en islamcritici collectief verantwoordelijk zijn, of zelfs schuld aan de aanslagen hebben, maar om Breiviks daden op het conto van islam te schrijven is natuurlijk wel een beetje verknipt.

Een soortgelijke reactie kwam op de website Het Vrije Woord, van de Fortuynistische jongerenorganisatie. Alleen werd daar ‘het socialisme’ als de grote boosdoener aangewezen, terwijl ik dacht dat Breivik juist een groep tieners van de Sociaal Democratische jongerenorganisatie had afgeslacht. En dan nog steeds zeuren over de demonisering van Pim. Maar goed, als zelfs rechtsfilosoof Afshin Ellian niet verder komt dan dit niveau, wat kun je dan verwachten van de volgens mij niet al te snuggere jonge Fortuynisten? ‘Hullie hebben Pim gedemoniseerd, dus nu mogen wij ook’. Ik heb niet het idee dat zich hier de grootste denkers van het rechtspopulistische smaldeel hebben verzameld. Op het Vrije Woord staan wel meer idiote dingen. De homofobie is er vaak ook niet van de lucht, en dat allemaal uit naam van Pim. Zie daarover dit eerdere blogitem.

Het bovenstaande is wat mij betreft ook enigszins van toepassing op het toneelstuk van Theodor Holman (gezien de leesvoorstelling van zondagavond 25 maart 2012 in de Balie, Amsterdam). Een goed geschreven en soms zelfs geestige dialoog over het ‘dilemma’ of je je doelstellingen in geval van een ernstige crisis langs democratische weg moet proberen te realiseren (Wilders) of dat je in het uiterste geval geweld mag gebruiken (Breivik). Van de figuur Wilders was overigens een net iets te reflecterend en vooral een te welsprekend personage gemaakt-de echte is meer van ‘in de knietjes schieten’, ‘kopvoddentax’, of ‘Doe es normaal, man’. Dat vond ik er soms irritant aan. Wilders is geen groot denker en ook geen groot redenaar, daar zullen toch zelfs zijn sympathisanten het mee eens zijn, zeker zijn ‘intellectuele fellowtravelers’? Als zijn huidige ‘grachtengordel-bewonderaars’ dat niet meer zien, of durven te zien, of dat wel zien maar niet durven te zeggen, heeft het DDR syndroom harder toegeslagen dan ik dacht. Zelfs Hans Jansen heeft het over ‘de Tokkies en de Takkies’. Laten we Wilders dus niet mooier maken dan hij is.

Holman heeft overigens verklaard zich in bepaalde opzichten verwant te voelen met Breivik, althans met zijn gedachtegoed (zie interview op de Dagelijkse Standaard ). Laat ik me niet meteen bij de verontwaardigden voegen, al kan ik me daar oprecht niets bij voorstellen. Ik waardeer zeker Holman als columnist (ik heb hem meer dan tien jaar in de Groene Amsterdammer gevolgd), al ben ik het lang niet altijd met hem eens, sinds de laatste jaren steeds minder zelfs. Maar het is niet aan mij besteed. Ik heb geprobeerd om dat vreschrikkelijke manifest van Breivik te lezen (2083 – A European Declaration of Independencehier te raadplegen). De in een soort avondland-romantiek gedrenkte vrijmetselaars/quasi esoterische kitsch staat me al tegen, laat staan dat ik dan enige empathie kan opbrengen voor zijn gebral over de Christelijke cultuur van het westen die in verval zou zijn, uitgehold door postmoderne multiculturalisten (in dit opzicht zag ik zelfs enige verwantschap met het extreem racistische en ook antisemitische Belgische antroposofische tijdschrift de Brug, waar ik op dit blog vaak tegen geageerd heb, zie hier, behalve dat Breivik een groot bewonderaar van Israël is). Dus waar heeft Annelies van der Veer het over? Ik zal nooit snel zeggen dat ‘iemand zich moet laten nakijken’ (psychologiseren is niet echt een hobby van me), maar ik kan met de beste wil van de wereld niet begrijpen waarom deze duistere eso-drap van een verknipte geest zo diepzinnig zou zijn.

Een interessant gesprek over deze voorstelling, met De Balie-directeur Yoerie Albrecht en de acteurs Thijs Römer (Breivik) en Hugo Koolschijn (Wilders) is hier te beluisteren (De Avonden, VPRO, link onderaan artikel uit HP de Tijd).

Mijn grootste probleem met dit stuk was dus dat het achterliggende wereldbeeld voor geen meter deugt. Wat mij betreft is er geen oorlog tussen ‘de islam’ en ‘het westen’ en is bijvoorbeeld de Eurabië-theorie van Bat Ye’or, waarnaar in de voorstelling verwezen wordt, volstrekte paranoïde onzin (‘The Protocols of the Elders of Brussels’, in de woorden van Adi Schwartz, in de Israëlische kwaliteitskrant Haaretz).  Natuurlijk, Theo van Gogh is op een beestachtige manier vermoord door Mohammed B, daar doe ik niets aan af (Holman was zo’n beetje de beste vriend van van Gogh, naar ik heb begrepen). Maar ook dat betekent niet dat de hele wereld nu verwikkeld is in een oorlog tussen het westen en de islam en al helemaal niet dat massamoordenaar Breivik iemand is die slechts de uiterste consequentie heeft getrokken en zijn afschuwelijke daad heeft begaan op basis van een op zich juiste analyse. Dat maakte deze voorstelling nogal grotesk. Wellicht overtuigend voor hen die geloven dat Wilders en met hem Bat Ye’or, Robert Spencer, Pamela Geller, Andrew Bostom en nog een paar van dat soort islamofobe activisten en complotdenkers (in dit filmpje van de inmiddels ook in Nederland bekende Pamela Geller, vanwege haar contact met Geert Wilders, zie je ze bijna allemaal bij elkaar), of zelfs Samuel Huntington met zijn Clash of Civilizations-theorie, gelijk hebben, maar voor de rest (en voor mijzelf) eigenlijk irrelevant. Je kan ook hele interessante toneelstukken schrijven over ‘dilemma’s’ als ‘moet de weg naar Het Ware Communisme via de Dictatuur van het Proletariaat afgedwongen worden met geweld, of kan de Wetmatigheid van de Geschiedenis zich ook zonder bloedvergieten voltrekken?’ of ‘op wat voor manier zorgen we ervoor dat alle Joden zich tot het Christendom bekeren, na hun terugkeer naar een volledig etnisch gezuiverd en ongedeeld Palestina/Groot Israël en mag er sprake zijn van dwang, zodat Jezus de Messias eindelijk kan terugkeren om het Koninkrijk Gods te brengen?’ Als je, zoals ikzelf, over dat soort vraagstukken je schouders ophaalt omdat je niets met het wereldbeeld daarachter hebt, is een toneelstuk daarover al snel ‘much ado about nothing’ (en dan heb ik het niet over het briljante stuk van Shakespeare). Dat had ik ook een beetje met deze dialoog van Theodor Holman. Een Hoeiboeistuk, over typische Hoeiboei-problemen voor echte Hoeiboei mensen. Maar dit terzijde. Zie verder het commentaar van Ewoud Butter Het ongelijk van Theodor Holman, Breivik en Wilders, waar ik me geheel in kan vinden.

Rest mij nog toe te voegen dat wat Annelies van der Veer in haar column te berde brengt over politieke correctheid en cultuurrelativisme totale quatsch is (en niet alleen haar formulering ‘de huidige politieke correctheid’- de ‘huidige politieke correctheid’ ligt eerder in de lijn van de Hoeboeiers). Ik ben zelf noch een voorstander van een doorgeschoten cultuurrelativisme (van ‘je moet niet zeuren als daar gemarteld wordt, want dat is gewoon hun cultuur’), noch van een doorgeschoten ‘universalisme’ (westers suprematisme, ‘onze God is de beste’). Ik ben het in deze overigens ook niet geheel eens met Paul Cliteur, die over deze kwestie trouwens een interessant boek schreef Moderne Papoea’s; dilemma’s van een multiculturele samenleving (de Arbeiderspers, 2002, van der Veer verwijst naar deze titel in de discussie onder haar column). Cliteur brengt deze dilemma’s veel beter voor het voetlicht dan Annelies van der Veer (alsof Breivik met zijn kruistochtenromantiek een goed voorbeeld is). Het boek van Cliteur is intellectueel zeker prikkelend en werpt nuttige vragen op, maar ik was het ook daar uiteindelijk niet mee eens. Het voert wat ver om dat nu hier toe lichten en ik doe dat liever misschien bij een andere gelegenheid, zonder de beladenheid van het geval Breivik. Een ding wil ik er wel over kwijt; Cliteur maakt naar mijn bescheiden mening niet duidelijk genoeg hoe hij ‘culturen’ definieert of afbakent. Is er sprake van een westerse cultuur en een islamitische cultuur? Of moeten we spreken van een Christelijke cultuur en zo ja, welke dan? En is alles wat er in bepaald gebied, gemeenschap, of staat gebeurt te verklaren uit het vage begrip ‘cultuur’? Zijn bijvoorbeeld de dictaturen van Saddam Hussein in Irak, de Assads in Syrië, of van Qadhafi in Libië te verklaren uit ‘de islamitische cultuur’? Of hebben die misschien (of juist vooral) ook iets te maken met twintigste eeuwse totalitaire ideologieën, die in Europa zijn ontstaan? Cliteur gaat mijns inziens te makkelijk voorbij aan deze wezenlijke punten. En soms gaat dat wringen. Een voorbeeld: Paul Cliteur haalt het verhaal van de West Side Story aan om uiteen te zetten hoe problematisch het multiculturalisme is (pp. 180-185). De strijd tussen de Jets en de Sharks zou je kunnen opvatten als een soort ‘mislukt multiculturalisme’. Ironisch is alleen dat Cliteur in deze bespreking de ‘opzwepende muziek’ van Bernstein prijst (mijns inziens volkomen terecht, want dat is zowel ritmisch als harmonisch hele uitdagende muziek, die ook muzikaal technisch heel spannend in elkaar zit). Alleen is ook die opzwepende muziek een resultaat van multiculturalisme. Die muziek zou nooit hebben bestaan als de westerse muziek van de twintigste eeuw, vooral in Amerika, niet was beïnvloed door elementen uit andere culturen. Dat is weer een bijzonder geslaagd voorbeeld van multiculturalisme. Zonder ‘multiculturalisme’ had de muziek van de West Side Story vooral bestaan uit marsen, walsen en menuetten en had het stuk bijvoorbeeld geen Rumba’s gekend, die de muziek juist zo bijzonder maakt.  Het laat ook zien dat culturen eigenlijk altijd in interactie met elkaar staan. Culturen zijn zelden gesloten systemen (wat Cliteur overigens ook erkent, met zijn titel Moderne Papoea’s maakt hij duidelijk dat er geen volledig monoculturele samenleving bestaat, zoals bijv. de traditionele Papoea-cultuur, als die niet ook al aan hybriditeit onderhevig was) . Maar juist de West Side Story laat wat mij betreft zien dat culturele interactie een fact of life is. Het kan positief uitpakken of negatief. Mijns inziens is de vraag dus niet of het wenselijk is, maar hoe je er op een juiste manier mee omgaat. Mijn eigen idee is dat er, net als dat er in een democratie ruimte moet zijn voor politiek pluralisme, er ook ruimte moet zijn voor cultureel pluralisme. Alleen wel binnen de marges van de democratische rechtstaat. Maar ik wil bij een andere gelegenheid graag nog een keer uitgebreid op Cliteurs boek terugkomen. Voor wie er iets meer over wil lezen kan ik vooral de vrij kritische recensie van Sjoerd de Jong uit NRC Handelsblad aanraden, Gelijker dan de rest, NRC, 4-10-2002, waar ik me zeer in kan vinden.

Over de kwestie universalisme versus relativisme; mijns inziens heel goed een middenweg te bewandelen van tolerantie, leven en laten leven, maar waarin de vrijheid van het individu boven die van de waarden van een groep gaat. Bijvoorbeeld wanneer het dragen van een hoofddoek, of zelfs een burka als een persoonlijke keuze wordt gezien. Net zoals het mij tegen de borst stuit om vrouwen te verplichten een burka te dragen, stuit het mij ook tegen de borst om iemand dat recht te ontzeggen, als die daar zelf voor kiest. Zie bijvoorbeeld een column van Annelies van der Veer zelf, waarin zij dit probleem aansnijdt. Het lijkt mij dat de enige lijn die je als leraar moet volgen is dat je de waardigheid van zo’n leerling boven alles stelt, met hoofddoek of zonder. Voor een docent staat toch op de eerste plaats dat zo’n kind een goed opgeleide, zelfredzame en mondige burger van deze samenleving wordt, die in staat is om zelf haar beslissingen te nemen? Het laatste wat je moet doen is natuurlijk oogluikend toestaan hoe de hoofddoek door haar klasgenootjes wordt afgerukt (in plaats van dat aan te moedigen, dat je zelfs op het idee komt!. Als ik kinderen zou hebben weet ik eerlijk gezegd niet of ik die aan Juf Annelies zou toevertrouwen).

Het betekent misschien schipperen en wellicht zullen er soms fricties zijn, maar dit lijkt mij te verkiezen boven de twee hiervoor genoemde absolute uitersten van dwang verus verbieden. Kortom, ouderwets liberalisme, maar daar hebben de Hoeboeiers denk ik niet zoveel mee, al zullen er ongetwijfeld redelijk wat VVD stemmers tussen zitten. Maar dan wel VVDers van het type Gerry van der List, die zeggen liberaal te zijn, maar homo’s eigenlijk vies vinden (ik ken er wel een paar, al is het openlijk belijden van homofobie aan de borreltafel, ook in die kringen langzamerhand een beetje passé). Of Moslims eng vinden, of misschien wel homo’s en moslims tegelijk, dat komt ook wel voor. Net zoals ‘Henk en Ingrid’ van de PVV, daar durf ik mijn hand wel voor in het vuur te steken .

Terug naar het DDR gehalte van Hoeboei, onbaatzuchtig alles voor de ideologie en strijdvaardig en zwaaiend met de zeis (sorry: ‘onafhankelijk en onbaatzuchtig’, ik vind ze alleen niet zo ‘onafhankelijk’ maar vooral heel erg slaafs, aan hun eigen rigide dogma’s dan). Het aardige is als er plotseling iets het nieuws gaat bepalen dat totaal niet in het ideologisch gedeformeerde wereldbeeld van Hoeiboei past, men daar hulpeloos begint te dobberen. Toen de demonstraties in Tunesië en iets later in Egypte begonnen hulde het normaal zo uitgesproken Hoeboei zich wekenlang in een pijnlijke stilte.

Wel verschenen er andere bijdragen met een hoogst maatschappelijke urgentie. Toen de demonstraties op het Tahrirplein op hun hoogtepunt waren en het erom ging spannen of Mubarak daadwerkelijk zou vallen, verscheen er op Hoeiboei een woedend stukje over ‘Boer zoekt Vrouw’ (zie hier, dus toch die kitscherige romantiek van een boerin op een trekker). Daar was van alles misgegaan, er was vals gespeeld, een van die boeren was niet leuk genoeg of er was iets anders van groot belang gebeurd (wie het wil weten moet het maar via de link nalezen). Ergens deed me dit denken aan de oude communistische krant ‘De Waarheid’. Toen in 1956 de Russische tanks Boedapest binnenrolden om de Hongaarse opstand neer te slaan, opende de Waarheid met de kop ‘Nasser bezet Suezkanaal’. Hoeiboei had het, net als de Waarheid destijds, een beetje moeilijk, maar dat krijg je als je teveel blind met de meute mee rent. Op de golven meedeinen is heerlijk, maar let wel op als ze onverwacht stukslaan op een rotsklif. In dit geval wel met een hele harde smak, als je begint te lallen: ‘Demonstraties voor democratie in de Arabische wereld?? Ja maar bij Boer zoekt vrouw gebeurde iets, waar ik het echt niet….’ enz. Op zich wel fascinerend dat als de scribenten en de lezertjes van Hoeboei met onzekerheden worden geconfronteerd- ik denk dat ‘moslims die voor democratie demonstreren’ voor behoorlijk wat verwarring heeft gezorgd- ze meteen teruggrijpen naar veilige folklore, iets waar Boer zoekt vrouw zich uitstekend voor laat lenen. Zoiets als een vlucht naar beelden van ‘potige boerinnen op tractors in golvende graanvelden’ terwijl het systeem langzaam maar zeker erodeert, totdat het definitief implodeert, zoals uiteindelijk in 1989 in verschillende Midden en Oost Europese landen.

omslagillustratie van Eurabia; the Euro-Arab Axis, van Bat Ye’or (pseud. van Giselle Litmann), in het Nederlands verschenen als Eurabië; de geheime banden tussen Europa en de Arabische wereld, Meulenhoff, 2005, met een voorwoord van Hans Jansen. De Europese Unie zou, middels een serie geheime conferenties en verdragen met de Arabische Liga, in ruil voor de gegarandeerde toevoer van olie, de deuren voor massa-immigratie wagenwijd hebben opengezet en een zg. anti-Israëlische politiek voeren, om zo de ongeconditioneerde en gerechtvaardigde steun van Amerika aan Israël te ondermijnen. Op die manier zou de ‘gecorrumpeerde politiek-correcte en pro-multiculturele Europese elite’ Europa in de uitverkoop hebben gedaan als islamitisch missiegebied, hoewel de aartsvader van dit plan Charles de Gaulle zou zijn geweest, in zijn zucht naar het vormen van een Eurposese/Mediterrane supermacht, die de Amerikaanse hegemonie over West Europa gedurende de Koude Oorlog zou kunnen ondermijnen. De ‘massa-immigratie’ uit de islamitische wereld is dan ook niet toevallig, maar maakt onderdeel uit van dit masterplan en is dus in feite aangestuurd door een samenzwering van Europese bureaucraten en Arabische dictaturen. Zoals Wilders het ongeveer omschrijft, die veel contact met Litmann heeft en duidelijk diepgaand door haar is beïnvloed: ‘Met steun van de gecorrumpeerde politiek-correcte en multiculturele elite zullen de ‘moslim-kolonisten’ het hier over komen nemen’. Dat is ongeveer de kern van de ‘Eurabië-theorie’ . In ‘islamkritische kring’, of zo je wilt in het ‘islamofobe extreemrechste circuit’, heeft dit boek een enorme cultstatus, daarbuiten wordt de Eurabië-these veelal als een complottheorie afgedaan (zie De Protocollen van de Wijzen van Brussel). In Nederland wordt Bat Ye’or vooral bewonderd door Geert Wilders. In zijn verdediging tijdens het proces vatte hij haar denkbeelden vrij effectief samen, zie hier. Verder door Hans Jansen, die zich inmiddels heeft ontpopt tot haar belangrijkste pleitbezorger in Nederland. Eerder probeerde hij haar aan Ayaan Hirsi Ali te koppelen, wat jammerlijk mislukte, en waarschijnlijk is hij degene geweest die Wilders met haar in contact heeft gebracht. Er zijn in Nederland nog een paar activisten die idolaat van haar zijn, zoals ghostwriter Barry Oostheim (pseudoniem), die haar uitgebreid interviewde (gepubliceerd op Hoeiboei). In Amerika vindt Bat Ye’or vooral in neoconservatieve kring bijval, zoals van Pamela Geller (van Atlas Shrugs), Robert Spencer (van Jihad Watch, zie voor de aardigheid ook de Amerikaanse site Robert Spencer Watch) en David Horowitz, van het activistische/extreem conservatieve David Horowitz Freedom Center, dat ook Wilders’ Amerikaanse tournee organiseerde en geld inzamelde voor de verdediging in zijn proces. Zie ook dit tamelijk geschifte en overduidelijk door Bat Ye’ors werk geïnspireerde  apocalyptische spotje, vermoedelijk uit Amerikaanse Christelijk-conservatieve kring (op Youtube geupload door iemand die zich heel subtiel Islam666AntiChrist noemt). Zie ook de korte bespreking (eerder aanbeveling) van Hans Jansen in ‘The Middle East Quarterly’, die hij vroom besluit met: ‘God blinds those whom he wants to destroy; Bat Ye’or’s Eurabia offers a powerful tool for those who wish to see’. Zie verder voor een heldere samenvatting en weerlegging van Bat Ye’ors Eurabië-theorie dit artikel van Eildert Mulder, Het echte Eurabië ligt aan de Middellandse Zee, Trouw, 11-9-2011 (ook opgenomen in Eildert Mulder, Anders Breivik is niet alleen, Meinema, Zoetermeer, 2012, een boekje dat ik bij deze van harte kan aanbevelen).

Arabist of alarmist?

Kortom, wat betreft de Arabische lente was het stil op Hoeiboei, totdat Hans Jansen een kort verhaaltje over Mubarak klaar had, zie hier (ze moesten wel wat). Wel was het dan zo dat Mubarak eigenlijk te vergelijken was met de ‘politiek correcte elite’ in Nederland en waren de demonstranten vooral te vergelijken met ‘de rebellen van de PVV’. Dat was zo’n beetje alles wat deze ooit gerespecteerde wetenschapper te melden had. Hoe ver kun je afglijden, denk ik dan, maar ja hij gelooft ook in de complottheorieën van Bat Ye’or  (overigens ook zeer geliefd op Hoeiboei, Jansen schreef overigens het voorwoord van de Nederlandse editie van Eurabië, zie hier) die door geen enkele wetenschapper serieus wordt genomen (Jansen wordt door de meeste van zijn Nederlandse vakgenoten ook niet meer serieus genomen waar hij nogal verbolgen over is, zie hier en hier). Bovendien had hij het op dat moment trouwens veel te druk met het Wildersproces, dus de gebeurtenissen in het Midden Oosten en Noord Afrika hadden voor deze ooit prominente arabist minder prioriteit. In plaats van met islamwetenschap of arabistiek houdt Jansen zich sinds de laatste jaren veel meer bezig met ‘contra-Jihad’, voornamelijk in de vorm van agitprop. Zie zeker zijn site waarop hij ook veel van zijn bijdragen voor Hoeboei heeft gepubliceerd en dan vooral hier (‘vernietigen gaat voor’) en hier (een pleidooi voor ‘gedisciplineerde rotzakken die in het verborgene vuile handen maken’). Een uitgebreid citaat uit het eerste stuk (‘De terreur van de brandende afgunst’, november 2004 www.arabistjansen.nl/afgunst.doc):

‘Het enige medicijn is dan ook tegen-consternatie. Niet, zoals bij oorlogvoering gebruikelijk, streven naar een overwinning met proportionele middelen die voor het doel dat bereikt moest worden net voldoende zijn, maar streven naar een totale verplettering met overdreven zware middelen en overmacht. Het gaat immers niet om een rationele oorlog maar om een irrationele strijd.

Angst aanjagen, en ruim voldoende reden geven om angstig te blijven, is van groot belang. Niet bang zijn zelf af te zakken tot het niveau van de terroristen. Voor minder doen ze het immers niet. Het is in de propaganda-oorlog bovendien van groot belang de terroristen als loosers voor te stellen die op allerlei manieren, ook seksueel, niet aan hun trekken zijn gekomen. Omdat dat meestal waar is, kan het niet zo moeilijk zijn.

De methoden die het strafrecht toestaat bij de bestrijding van wangedrag en misdaad gaan minder ver dan de veel ruwere methoden die door een oorlogsituatie worden opgedrongen. Het strafrecht is dan ook niet geschikt voor terrorismebestrijding. Hoe het ook tegen onze natuur en ons systeem ingaat, indien mogelijk moeten terroristen sneuvelen tijdens hun zelfgekozen acties. Het is niet nodig om bang te zijn ‘martelaren te maken’. Beter tien dode martelaren in de hemel dan één levende, gewapende terrorist op straat. Martelaren zijn immers geen bedreiging van de openbare orde, terroristen wel.

Laten we ons bij de bestrijding van terrorisme dat gepleegd wordt in de naam van de islam, alsjeblieft geen zorgen maken over wat de moslims er van vinden. Ook het raadplegen van moslims over wat de ‘ware’ islam hier voorschrijft, is uit den boze. Als de terroristen eenmaal zijn vernietigd, is dat voor de andere, niet-vernietigde moslims voldoende bewijs dat de terroristen er ook theologisch naast zaten, anders had God hen immers wel gespaard. Vernietigen gaat dus voor.

Wanneer er een grote terroristische aanval op een Nederlands doel wordt gepleegd, door terroristen die zich op de islam beroepen, zou dat kunnen leiden tot spontane acties van de bevolking waarbij bijvoorbeeld moskeeën in brand worden gestoken. Dat zal de moslims in Nederland er eerder toe brengen zich van de terroristen af te keren dan hen te steunen. De overheidsreacties op zulke spontane pogingen tot tegenterreur dienen daar dan ook mee rekening te houden.

De knappe strategen die Nederland rijk is, zullen nog wel meer kunnen bedenken. De Amerikaanse auteur Ralph Peters heeft in zijn boek Beyond Terror (2002) al heel wat suggesties gedaan waarvan ook in de alinea’s hierboven wel sporen te vinden zijn. Sinds 12 september 1683, het ontzet van Wenen, hebben we geen islamitische terreur meer gekend. Dat was een mooie adempauze. Sinds 11 september 2001 is de islamitische terreur tegen de niet-moslims hervat. De strijd die toen begonnen is, kan een aantal jaren duren, maar de kans dat het een aantal eeuwen gaat duren is niet geheel denkbeeldig.

Natuurlijk staan veel, wellicht de meeste, moslims hier geheel buiten, zoals ook toen de Turken in 1683 voor Wenen stonden, de meeste Turken gewoon thuis zaten. Maar dat maakt de strijd niet minder gevaarlijk. Zo lang er niets te bedenken is waardoor Nederland, of welk ander land dan ook, neutraal zou kunnen blijven in de strijd met mensen die zich op de islam beroepen wanneer ze zich schuldig maken aan terrorisme, is alles mogelijk en dienen we op alles voorbereid te zijn’.

Een ding kun je wel zeggen: Jansen is geen windvaan, want hij is hier alweer flink wat jaren mee bezig (bovenstaand stuk is uit 2004). Maar wat zegt hij hier eigenlijk? (ik moest het ook een paar keer lezen, voordat het echt tot me doordrong). Waar wil hij eigenlijk naartoe? Moeten we terroristen, of mogelijke terroristen, seksueel gaan vernederen? Hoe moeten we ons dat gaan voorstellen? En vooral, wie zou dat klusje moeten gaan klaren? Moeten we daar mensen voor gaan opleiden, richtlijnen voor gaan schrijven, procedures voor ontwikkelen? Als dit een serieus idee zou zijn, moet je ook over dit soort zaken nadenken. Het zou wel aardig zijn als een ambtelijke werkgroep zich hier zich wat meer op zou gaan oriënteren. Dat zullen wel interessante werkbesprekingen worden. Ik zie al voor me hoe ze hun bevindingen aan beleidsmakers gaan presenteren, die deze zullen moeten gaan omzetten in wetgeving. Het zal wel tot een paar Kamervragen leiden. Lijkt me interessant om daar een minister van justitie of van binnenlandse zaken op zien te reageren (of nu de minister van veiligheid Ivo Opstelten, al zie ik die geen pleidooi voor dit soort ranzige voorstellen houden, daar is Opstelten volgens mij veel te fatsoenlijk voor). En als het door de kamer is, wat dan? Misschien moeten we snuffmovies van het kaliber Lynndie England gaan produceren, of moet er een gangbang in een Guantanamo Bay achtige setting georganiseerd worden.

Of moeten we dit niet letterlijk opvatten en moet er slechts van overheidswege in de media verkondigd worden dat die terroristen prutsers tussen de lakens zijn? Wie moet dat dan gaan doen? Toch jammer dat Rita Verdonk weg is (zie hier haar laatste campagnespot, waarin ze schittert als nooit tevoren,). Ik had haar best op de nationale televisie willen horen verklaren: ‘Die rotjongens zijn loosers die seksueel niet aan hun trekken komen!’ O ja, hoe weet u dat mevrouw Verdonk? Bijna te mooi om waar te zijn.

Of, wellicht een beter plan, een ‘softer’ alternatief en moeten we die jongens gewoon wat meer te neuken geven, misschien neem je daar de voedingsbodem voor het terrorisme wel mee weg. Make love, not war. Het spijt me ontzettend, maar van dit soort oorlogstaal zou ik normaal gesproken alleen maar in de lach schieten, ware het niet dat de context wel wat serieuzer is. Jansen publiceerde dit artikel namelijk in november 2004. In april 2004 was het Abu Ghraib schandaal naar buiten gekomen. Had hij de beelden van Abu Ghraib voor ogen toen hij dit schreef?

En dan al dat gebral over de noodzakelijkheid van dodelijke slachtoffers. Jansen: ‘Hoe het ook tegen onze natuur en ons systeem ingaat, indien mogelijk moeten (curs. FS) terroristen sneuvelen tijdens hun zelfgekozen acties. Het is niet nodig om bang te zijn ‘martelaren te maken’. Beter tien dode martelaren in de hemel dan één levende, gewapende terrorist op straat. Martelaren zijn immers geen bedreiging van de openbare orde, terroristen wel’.

Dit lijkt wel een beetje op Jansens lievelingspassage uit de Koran, door hem te pas en te onpas aangehaald: ‘Doodt hen waar ge ze maar kunt vinden’. Alleen heeft het er ook de schijn van dat Jansen, althans als we af moeten gaan op wat hij in dit epistel te berde brengt, zelf deze slogan (in Jansens woorden ‘een licence to kill’) meer uitdraagt dan de overgrote meerderheid van de moslims.

En wat wil Jansen dat we gaan doen? Het folterverdrag opzeggen (elders bepleitte hij ook het inzetten van ‘gedisciplineerde rotzakken die in het verborgene vuile handen maken’, zie hier )? De conventie van Geneve verwerpen (dat wilden al een paar haviken in de regering Bush)? Dat al het oorlogsrecht op de helling moet? Het is niet te hopen dat er ooit een echt PVV kabinet komt, maar als dat er zou komen dan wil Jansen vast wel Wilders nieuwe veiligheidsadviseur worden die handenwrijvend zal toezien hoe het ene na het andere verdrag de wacht wordt aangezegd

Een van de meest bizarre passages vind ik deze: ‘Wanneer er een grote terroristische aanval op een Nederlands doel wordt gepleegd, door terroristen die zich op de islam beroepen, zou dat kunnen leiden tot spontane acties van de bevolking waarbij bijvoorbeeld moskeeën in brand worden gestoken. Dat zal de moslims in Nederland er eerder toe brengen zich van de terroristen af te keren dan hen te steunen. De overheidsreacties op zulke spontane pogingen tot tegenterreur dienen daar dan ook mee rekening te houden’.

Hoopt Jansen soms dat dit gaat gebeuren? En moet de staat een oogje toeknijpen als het gepeupel zijn gang wil gaan? Of discreet groen licht geven als ‘Henk en Ingrid’ de wapens opnemen? Net zoals de verschillende regimes in de islamitische wereld zelf bij tijd en wijle doen (zie de cartoonrellen)? In de lange geschiedenis van Europa hebben we ook wel ervaring met dit soort volksgerichten. De laatste keer was op de Balkan. Andere voorbeelden zal ik achterwege laten. Ik kan het eigenlijk niet geloven, maar wil Jansen dat dit allemaal weer terugkomt? Neem me niet kwalijk, maar wat een waanzinnige en ook opruiende tekst. Het spijt me heel erg, maar ik kan er niets anders van maken. Pijnlijk vind ik het overigens ook . Het is immers een oud-docent van mij en ik heb toentertijd ook veel nuttige dingen van hem opgestoken. Bovendien naar studenten toe een hele aardige man, altijd in voor een praatje en met wie je erg kan lachen, zoals ik hem zelf heb meegemaakt, toen we in de pauzes van de colleges vaak samen een sigaret stonden weg te paffen op de Cleveringaplaats, in de rookhoek bij het Lipsius (toen LAK) gebouw in Leiden.

Rest mij over dit fragment nog te vermelden dat Jansen wel heel selectief met de geschiedenis omgaat. Hij heeft het uitsluitend over pogingen vanuit de islamitische wereld om (delen van) Europa te veroveren. Hij vergeet echter te vermelden dat er, zeker in de recente geschiedenis, zacht uitgedrukt,  meer sprake was van tweerichtingsverkeer. Want ‘zij’ hebben niet alleen getracht om ‘hier’ te komen, ‘wij’ zijn ook weleens ‘daar’ geweest en niet altijd op een even zachtzinnige manier. En ik heb het niet over de kruistochten. Kijk naar wat er in de negentiende en twintigste eeuw gebeurd is of inmiddels in de eenentwintigste. Wellicht is uit die gebeurtenissen meer van het hedendaagse islamitische terrorisme te verklaren, dan uit een zogenaamde islamitische essentie. Het is maar een suggestie. De ‘westerse interventies’ in het Midden Oosten zijn ook niet louter bepaald door ‘ons Christen zijn’, al is het vaak als een ideologisch excuus ingezet. Net zomin als de inwoners van het Midden Oosten in alles door ‘de Islam’ worden aangestuurd, al is het eveneens een bruikbare ideologische kapstok. Maar Jansen gelooft, zo langzamerhand als enige onder de Nederlandse islamologen en arabisten, dat moslims vooral door hun (fundamentalistische) religie gedreven worden. In die zin is Jansen bijna ‘de laatste der essentialisten’, maar daarover verderop meer.

Tenslotte nog de passage over Gedisciplineerde Rotzakken, uit een artikel dat oorspronkelijk is gepubliceerd in Opinio:

‘We zijn collectief vergeten dat een vreedzame enclave als Nederland ter verdediging niet genoeg heeft aan haar eigen vreedzaamheid, maar ook een aantal gedisciplineerde rotzakken nodig heeft die zo nodig in het verborgene vuile handen maken bij het vechten voor vrede en vrijheid. Het zal niet meevallen om dat overtuigend uit te leggen aan al die brave en aardige mensen van het CDA en de Christenunie. En de rest.

We beseffen niet dat dreiging met geweld, en geweld zelf, alleen door gecontroleerde en sluwe toepassing van geweld gestopt kan worden. De onwaarachtige manier waarop bedreigingen half of geheel verzwegen worden, heeft verkeerde effecten op het openbare leven en is niet langer houdbaar. Dat dwingt ons te gaan zoeken naar methoden die kunnen bewerken dat Nederland op de lange duur, om het maar eens hardop te zeggen, zijn vrede en vrijheid terugkrijgt’.

Het is niet de leugen die regeert maar de duistere dreiging”, in: OPINIO, 23-29 maart 2007 (www.arabistjansen.nl/bedreigingen.doc)

Zie overigens ook deze toch wel geestige reactie op Geen Stijl.nl, Rotzakken gezocht. Ik denk dat het wel duidelijk is.

Dat Jansen met zijn extreme standpunten zo langzamerhand een eenzame buitenstaander is geworden binnen de Nederlandse arabistiek en islamwetenschap, mag geen verrassing zijn, gezien het voorgaande. Vrij recent vatte hij zijn opvattingen samen in zijn boekje met de veelzeggende titel Islam voor varkens, apen, ezels en andere beesten; Prof. Dr. Hans Jansen beantwoordt 250 vragen over de islam, van Praag, Amsterdam 2008. De ‘vragen’ zouden zijn bedacht door de redactie van uitgeverij van Praag, maar ik acht het niet uitgesloten dat Jansen daar zelf ook enigszins de hand in heeft gehad. Soms doet het boekje bijna Oost Europees voorgekookt aan, maar dan van voor 1989.

Op de ‘vraag’ Hoe degelijk is de studie van de islam aan westerse universiteiten? Hoe vaak verkopen westerse hoogleraren politiek correcte praatjes? Hoe vaak stellen zij zich kritisch op? geeft Jansen, ongetwijfeld met de grootst mogelijke tegenzin (want hij heeft die vraag zeker niet zelf bedacht en bovendien, dit boekje gaat toch over de islam en niet over de intercollegiale verhoudingen der Nederlandse islamwetenschappers?), het volgende antwoord:

‘De meeste westerse hoogleraren die de islam in hun portefeuille hebben, praten graag mee met de moslims, hoe reactionairder en multicultureler, hoe beter. Met wetenschap heeft het vaak niets meer te maken (dat van die ‘loosers die seksueel niet aan hun trekken komen’ gelukkig wel, net als het hierboven aangehaalde ‘vernietigen gaat dus voor’, FS). Het is pure misleiding, waarbij boze opzet niet altijd moet worden uitgesloten (! FS), zij het dat onnozelheid natuurlijk zoals overal gewoner is (oef, gelukkig dat we dan tenminste nog professor Jansen hebben, FS). Daarop zijn enkele lichtende uitzonderingen (?! FS). Veel onderzoekers denken dat ze de leden van de groep die zij bestuderen wel naar de mond moeten praten omdat ze anders hun contacten verliezen. Alsof de islamitische cultuur een dissidentloze eenheid is’. (p. 123-124)

Het eerste gedeelte van dit antwoord vind ik, neem me niet kwalijk, beneden ieder peil (eigenlijk vooral genant). Alleen de laatste opmerking snijdt wat mij betreft wel hout. Natuurlijk is het zo dat de islamitische wereld geen dissidentloze eenheid is. Sterker nog, de islamitische wereld is bijzonder divers. Daar hebben verschillende geleerden, zoals Edward Said, vaak op gewezen. En ook op het feit dat ‘de islamitische wereld’ door de traditionele oriëntalistiek (Lewis etc.) te vaak is afgeschilderd als iets dat tot een paar essenties kan worden teruggebracht. Gelukkig doet Professor Jansen daar niet aan mee ;)

Maar zonder ironie, er zijn inderdaad veel dissidenten in de islamitische wereld, ondanks dat de meeste islamitische landen dictaturen zijn. Dit is wel een probleem, alleen kun je je afvragen of dat uitsluitend met de islam te maken heeft, in plaats van met allerlei complexe historische factoren uit vooral de twintigste eeuw.

Is Jansen dan zo solidair met die dissidenten? Sommige echte dissidenten uit de islamitische wereld, zoals wijlen Nasr Abu Zayd, worden door Jansen juist met de grootste minachting bejegend, terwijl het juist Jansens ‘politiek correcte’ vakgenoten zijn geweest (de Groningse hoogleraar Fred Leemhuis bijvoorbeeld), die voor deze belangrijke denker hun nek hebben uitgestoken. Dissidenten van het type Abu Zayd passenechter niet in Jansens eigen rigide voorstelling van zaken en worden door hem dus afgestraft of belachelijk gemaakt. Zie bijv. hier waarin Jansen stelt: ‘Alles wat hij in zijn bijdrage over de Koran en de islam zegt, is apologetische verouderde flauwekul, ongeveer in overeenstemming met de stand van de westerse koranwetenschap in de jaren dertig tot vijftig van de vorige eeuw’. Het lijkt mij een volstrekt onzinnig argument want Abu Zayd is in zijn manier van wetenschap beoefenen vele malen progressiever dan Jansen. Abu Zayd, kortgeleden overleden, heeft baanbrekend werk gedaan voor een moderne lezing van de Koran. In zijn herlezing van de Heilige Schrift heeft hij nieuwe methoden geïntroduceerd, zoals de Hermeneutiek van Hans Georg Gadamar, daarvoor nooit eerder toegepast in het moderne Koranonderzoek. Oa Peter Sloterdijk, die hierop heeft voortgebouwd in Heilig Vuur, verwijst naar het werk van Abu Zayd. Toch iets anders dan Jansen, die vooral Snouck Hugronje en Bernard Lewis navolgt. Over apologetisch en verouderd gesproken. Het woord flauwekul vind ik overigens niet van toepassing. Bovendien is het wel aardig om erop te wijzen dat Abu Zayd, hoewel nauwelijks in de Nederlandse media verschenen en daardoor bij het grote publiek wat minder bekend, een wetenschapper was van grote internationale faam. Ik denk niet dat Jansen, of andere Nederlandse critici van Abu Zayd als Afshin Ellian of Paul Cliteur hier ook maar enigszins in de buurt komen (Jansen overigens nog het meest, want die heeft ook veel in het buitenland gepubliceerd). Maar dat terzijde. Zie voor meer over Abu Zayd hier op dit blog

Je bent volgens Jansen alleen maar een waarlijk dissident uit de islamitische wereld als je meegaat met zijn eigen essentialistische praatjes. Daarom zijn Ayaan Hirsi Ali, Afshin Ellian, of internationaal Ibn Warraq en zelfs de paranoia van Bat Ye’or, wel de moeite waard, maar Nasr Abu Zayd en Edward Said niet (laten we niet vergeten dat Saids boeken in veel islamitische landen verboden zijn). Dissidenten die ook kritisch naar het westen kijken of naar de soms kwalijke steun van het westen aan bepaalde praktijken in Islamitische landen of Israël, zijn voor Jansen geen echte dissidenten. Want dan komen ze ook aan Jansens wereldbeeld en dat verdraagt blijkbaar geen dissidenten.

Maar al wordt Jansen inmiddels door vrijwel al zijn Nederlandse collegae verguisd, gelukkig oogst zijn boekje wel grote bewondering in de kring van de vroegere LPF. Op de website ‘Het Vrije Woord’ van de Fortuynistische jongerenbeweging, waar het boekje ‘Islam voor varkens…’ etc. met veel tromgeroffel wordt aangeprezen, staat in het reactieforum onder meer:

Maarten

14 May, 2008

Wij hebben het boek al.
Maar ik vind Hans Jansen eigenlijk de enigste vrij goede arabist.
Hij is kwa politieke mening nog vrij rechts voor een arabist.
En dat zie je niet heel vaak vrij rechtse arabisten.
En hij wel dus dat maakt het ook al zo apart.

http://www.hetvrijewoord.org/?p=236

Op zo’n moment heb ik het wel met Jansen te doen. Want dit soort fans wil je toch niet? Ik kan me vergissen maar ik denk dat hij hier ook zelf niet bepaald gelukkig van wordt. Hoewel… als je gelukkig bent om met Martien Pennings gesignaleerd te worden kan dit er ook nog wel bij, maar daarover later meer. Tegen Maarten zou ik willen zeggen: Ga Bernard Lewis lezen, tenminste als je daar niet te stom voor bent. Want dat is zeker ‘een vrij rechtse’ en dus ‘een vrij goede arabist’ (alhoewel, Lewis is van huis uit turkoloog en historicus, maar ook een bekend oriëntalist. Een ‘vrij rechtse arabist’ is misschien HAR Gibb, en er zijn er nog wel wat meer). Jansen is dus zeker niet de enigste, al is het natuurlijk allemaal erg enig wat hij nu doet ;). Maar Jansen is vooral een Lewis apologeet dus daar zou je je hart aan kunnen ophalen. Er staat ook redelijk wat van Lewis op internet, zoals het roemruchte artikel ‘The Roots of the Muslim Rage’, de belangrijkste inspiratiebron voor Samuel Huntingtons ‘The clash of civilizations’. Huntington ontleende zelfs de titel van zijn essay aan een uitspraak van Lewis, die ergens in zijn stuk spreekt van een ‘clash of civilizations’. Ga maar lezen. Succes!

Altijd leuk om nog ergens een schare bewonderaars te hebben, maar dit soort types? Ik vond het overigens wel aardig om deze LPF kinderen Hans Jansens vroegere recensie van Pims Islamboekje onder de neus te wrijven, dus dat heb ik in het onderstaande forum gedaan.

De ‘wrevel’ met de manier waarop zijn vakgenoten islamwetenschap bedrijven is overigens niet van heel recente datum. Jansen heeft hier zelf uitgebreid verslag gedaan in een lange beschouwing, hier te raadplegen. De liefhebber kan ik zeker aanraden het hele verhaal te lezen. Jansen beschrijft uitgebreid zijn ervaringen als student Arabisch in Egypte. Dat was in de tijd dat Nasser daar aan de macht was en Jansen schetst zeker een boeiend beeld van die periode. Waar het mij hier om gaat is dat hij tegen het eind van dit lange verslag het volgende zegt:

‘Hoe ben ik nu van zo maar een politiek incorrecte twintiger tot een politiek incorrecte Arabist geworden? Dat heeft zeker te maken met de manier waarop Nederland de erfenis van Snouck Hurgronje verwerkt heeft. Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) was een domineeszoon die in Leiden theologie ging studeren, en in zijn vakkenpakket naast het Bijbels Hebreeuws ook het Arabisch aantrof. (Toen ik zelf in Amsterdam theologie ging studeren, in 1960, overkwam me hetzelfde. Daarmee houdt de vergelijking tussen de carrière van Snouck en die van mij op.) In 1880 promoveerde Snouck op een onderwerp uit de islamwetenschap, in 1885 verbleef hij een half jaar in Mekka. Van 1889 tot 1906 werkte hij in Nederlands-Indië. Daar deed hij als zogenoemd adviseur volop mee aan de zogenoemde Atjeh-oorlog. Nederland heeft sindsdien nooit meer een oorlog gewonnen.

Het wordt Snouck nog steeds kwalijk genomen dat zijn adviezen en activiteiten daar relevant geweest zijn. Een wetenschapper hoort niet zoals Snouck dagenlang in oorlogstijd te paard door de Sumatraanse jungle te rijden, en zijn adviezen dienen academische bespiegelingen te blijven, van het enerzijds-anderzijds genre. Dat was bij Snouck niet het geval. Ergens schrijft hij dat de Islam een steeds weer de bestuurders verschalkende vijand is. Ook is hij van mening dat ‘met de Oelama’s [Imams in het hedendaagse Nederlands, HJ] niet te onderhandelen valt daar hun leer en eigenbelang meebrengen dat zij alleen voor geweld zwichten.

Snouck raadde de regering aan deze moslimleiders ‘zeer gevoelig te slaan’. Dat is weer eens wat anders dan de vraag of Imams een vrouwelijke minister een hand moeten geven. De academici die heden ten dage een overheidsinstantie adviseren, laten het wel uit hun hoofd de termen te gebruiken die Snouck gewoon vond. Alleen de koran en radicale moslims hebben het recht woorden als ‘vijand’ gebruiken, een recht waarvan ze overvloedig gebruik maken’.

Jansen is een groot bewonderaar van Snouck Hugronje. Wat overigens meer arabisten zijn en enigszins terecht, want Snouck Hugronje is de belangrijkste grondlegger geweest van de Nederlandse oriëntalistiek en islamwetenschap. Maar Snouck was natuurlijk ook een oriëntalist in de Saidiaanse zin van het woord; hij bedreef zijn oriëntalistiek mede in dienst van de koloniale macht. Precies hetgeen wat Edward Said met zijn invloedrijke werk Orientalism heeft blootgelegd. Niet voor niets is Jansen ook een fel tegenstander van Saids werk. Al is het voorbeeld van Snouck Hugronje een verpletterend bewijsstuk voor het gelijk van Edward Said.

Inmiddels is de ‘oriëntalistiek’ (die term wordt voor de hedendaagse islamwetenschappen eigenlijk niet meer gebruikt) sterk veranderd, niet in de laatste plaats door de grote invloed van Edward Saids Orientalism, al was het eigenlijk daarvoor. Maar Snouck Hugronje is een klassiek voorbeeld van wat Edward Said als een ‘oriëntalist’ heeft omschreven. En Jansen is dus verbitterd over hoe de hedendaagse islamwetenschap met Snoucks ‘koloniale lessen’ is omgesprongen (uitgerekend de Atjeh oorlog! ). Jansen vindt bovendien dat hij die erfenis niet verkwanselt, zie zijn (ongevraagde) adviezen voor bijvoorbeeld de behandeling van ‘mogelijke terroristen’ (de ‘loosers die seksueel niet aan hun trekken komen’ de ‘noodzaak dat mogelijke terroristen moeten sneuvelen’, de ‘professionele rotzakken’, etc.). Al was de vroege Hans Jansen stukken gematigder dan de late. Want sinds 11 september gooit hij werkelijk alle remmen los. Misschien is het ook wel Jansens tragiek dat de tijd van Snouck Hugronje voorbij is. Want tegenwoordig hebben we zo’n last van een ‘politiek correcte elite’, die niet meer op Jansens adviesjes zit te wachten. Behalve Wilders wellicht. En voor hem speelt Jansen met verve de rol van Snouck Hugronje. Alleen is Wilders een beetje een ranzige politicus en daarom wordt dit theater ook een beetje ranzig. Misschien is dat wel de kern van Jansens probleem. Of misschien zelfs wel ‘tragiek’.

Tragisch is in ieder geval zijn gespartel met het geval Breivik (hier te lezen op Hoeiboei). Natuurlijk, het lijkt mij afschuwelijk om door Breivik aangehaald te worden. Maar in plaats van dat Jansen uitlegt dat hij niets met de massamoordenaar van Oslo te maken heeft (wat ieder zinnig denkend mens begrijpt, tenminste dat lijkt mij wel), haalt hij pathetisch uit naar de ‘Groene Khmer’, die het vast wel met Volkert van der G eens zou zijn (Greenpeace!). En ook krijgen ‘de media’ de schuld want die zouden Jansen verkeerd hebben samengevat, of zelfs zijn woorden hebben verdraaid en daarom is het hun verantwoordelijkheid dat Breivik zich op hem beriep. Treurig is het wel; ‘de media’ hebben Jansen vaak uitvoerig een podium geboden en hem meestal zonder enig tegengas zijn zegje laten doen. Er is Nederland in de afgelopen tien jaar geen andere arabist geweest die zo uitgebreid en zonder enige tegenspraak het woord kon voeren als Jansen. Het is pas zeer recent misgegaan toen Jansen zichzelf klemzette in een discussie met Joris Luyendijk bij Pauw en Witteman. Maar dat deed hij echt helemaal zelf, daar had hij Pauw en Witteman of Luyendijk niet voor nodig (zie dit eerdere blogitem, waarin ik dat fragment heb opgenomen).

Jansen beweerde in Pauw en Witteman dat er in Nederland ‘steeds meer islamitische regels worden ingevoerd’, waarbij links behulpzaam zou zijn, of daar ‘in ieder geval vrede mee heeft’. Rechts (de PVV dus) zou zich hiertegen verzetten. Toen er werd doorgevraagd wat Jansen bedoelde (wordt hier sluipenderwijs de Sharia ingevoerd?) had Jansen geen antwoord, in zijn woorden ‘dit wordt een verschrikkelijke afgang, want ik weet zo snel niets te bedenken’. Het aardige is dat dit wel een verhaal is dat in extreemrechste kring op internet circuleert. Zie de extreemrechtse anti-islamblog Gates of Vienna (de titel verwijst natuurlijk naar de Osmaanse beleg van Wenen in 1683), van de anti-islamactivist ‘Baron Bodissy’ (uiteraard een pseudoniem) en uitvalsbasis van de Noorse blogger Fjordman, waarvan een tijdje gedacht is dat dit een pseudoniem van Breivik was- in het echt heet hij Peder Are Nøstvold Jensen, zie ook dit Engelstalige interview met hem in een Noorse krant.  Fjordman zegt precies hetzelfde als Jansen bij Pauw & Witteman, in een artikel met de alarmistische titel ‘Will Holland survive the 21st Century?’. Daarin beweert hij zoal:

“The Netherlands, which for centuries was a haven for those seeking more freedom of thought, is becoming an increasingly totalitarian society as a direct result of mass immigration in general and Muslim immigration in particular. This is the reason why the insightful Hans Janssen, Professor of Modern Islamic Ideology at Utrecht University, stated that a peaceful society that wishes to remain existent “will have to find a way to defend itself through non-peaceful means from people who are not peaceful.” According to Jansen, Muslim fundamentalists frequently make threats, but Dutch media remain silent about them”.

Ik heb soms het idee dat Jansen meer in de sfeer van de extreemrechtse agitprop zit, dan dat hij zich met serieus academisch onderzoek bezighoudt. Ontleende Jansen soms zijn informatie aan deze Fjordman? Of heeft Fjordman dit van Jansen? (Fjordman noemt Jansen trouwens en is blijkbaar goed op de hoogte van wat hij zoal beweert). Ik weet niet wat ik erger zou vinden. Al zouden zij geen contact hebben, de overeenkomst blijft wat mij betreft verontrustend groot. De lijntjes zijn sowieso kort, via ene H. Numan, die net als Jansen (en  Joost Niemöller) voor Faith Freedom International schrijft, en ook op Gates of Vienna, waar hij ‘Our Dutch correspondent’ wordt genoemd. Let trouwens op wat Jansen aan deze Numan zou hebben verklaard over ‘het etentje’:

‘In his own words, Jansen was shocked to meet Schalken during the dinner. The DA was co-writer of the court order of the Amsterdam court, which made the prosecution possible. According to Jansen, Schalken didn’t hesitate to show his contempt for Wilders. “I should realize very well that I disqualified myself by associating with Wilders. The actual sly wording I do not recall exactly. As an intellectual, I should have known better.” Jansen does not exclude the possibility Schalken carried the actual court order with him that evening. He insisted Jansen should read it. He grabbed some A-4 sized papers from his pocket. That may or may not have been the actual court order, Jansen wasn’t sure’.

‘I should realize very well that I disqualified myself by associating with Wilders’…. dat lijkt me toch iets anders dan ‘Schalken heeft mij niet proberen te beïnvloeden’, wat Jansen later onder ede voor de rechter verklaarde. Op Gates of Vienna is Jansen duidelijk weer op de agitproptour. En bij propaganda hoort liegen. Een vreemde activiteit voor een professor lijkt me,  maar dat is misschien niet meer zo verrassend, zie al het voorgaande. Tenzij H. Numan Jansen niet correct heeft geciteerd, maar dan zou Jansen hier zich per direct van moeten distantiëren. Het lijkt me sowieso verstandig om iets minder intiem te zijn met H. Numan, Gates of Vienna, Fjordman en al die andere ranzigheid, waar een ‘achtenswaardige professor’ niets te zoeken zou moeten hebben. Al is het niet verrassend, Jansen heeft zich ook al sterk geëngageerd met complotdenkster Bat Ye’or (van de Eurabië-theorie), dus dan kan dit er ook nog wel bij. Overigens gaat Fjordman nog een stapje verder en heeft hij een feuilleton geschreven met de wervende titel ‘The Eurabia Code’ (ook in het Nederlands vertaald, zie hier). Een soort Dan Brown en Bat Ye’or in één! Van Professor Jansen tot en met Henk en Ingrid, dit gaat er natuurlijk in als koek. Wellicht zit er een bestseller in, mocht iemand op het idee komen om dit gegeven uit te werken tot een gelikte thriller, met voor de Nederlandse editie Henk en Ingrid in de rol van Robert Langdon en Sophie Neveu. Beide werken hebben overigens wel een aardige overeenkomst; je zou kunnen zeggen dat het in beide gevallen om een bepaalde vorm van fictie gaat, zij het dat Dan Brown zijn lezers aangenaam wil verstrooien, terwijl Bat Ye’or er vooral op uit is om met haar duistere en hetzerige agitprop het ‘Vrije Westen’ te waarschuwen voor de nakende ondergang. Maar dat neemt niet weg dat zowel ‘Eurabië’ als ‘De Da Vinci Code’ een grote schare believers kent, vooral onder hen die geloven in ‘De Grote Samenzwering’. Het zou me niets verbazen als er onder hen zich er weer een paar bevinden die ook nog steeds geloven in de authenticiteit van ‘De Protocollen van de Wijzen van Zion’. Van het slag dat er ook van overtuigd is dat de Vrijmetselarij overal achter de schermen aan de touwtjes trekt (een paar van dit soort gekken heb ik ook op dit blog uitvoerig besproken- ik wil ook niet uitsluiten dat een megalomaan als Breivik zich juist daarom tot dit genootschap voelde aangetrokken en zich om die reden heeft aangesloten bij een Loge).

Verder grossiert Fjordman in theorietjes dat ‘fascisme’, ‘multiculturalisme’ en de ‘sociaaldemocratie’ sterke overeenkomsten vertonen (om het fascisme in zijn eigen wereldbeeld te makeren?) en dat de echte vrijheidsstrijders degenen zijn, die door ‘links’ het predicaat ‘islamofoob’ krijgen toegeworpen. Hij schrijft dit in ‘The Brussels Journal’, waar, o ironie, soms ook een zeker persoon voor schrijft met een sterke sympathie voor allerlei Holocaustontkenners  (met een voorliefde voor de Neo-Nazi historici David Irving, Ernst Zündel en Robert Faurisson, dat soort lieden), aan wie ik in een hele andere context op dit blog ruime aandacht heb besteed, zie hier, maar dit terzijde. Het verhaal van Fjordman doet me sterk denken aan de kromme theorieën uit het boek van Martin Bosma ‘De schijn-elite van valsemunters’, dat volgens Hans Jansen ‘een prachtboek’ is (zie hier). Fjordman besluit zijn betoog in The Brussels Journal met een inmiddels vetrouwd verhaal:

‘The European Union’s foreign policy chief Javier Solana has stated that Islamic terrorist organization Hamas wants to “liberate the Palestinians,” not to destroy Israel, thus ignoring decades of statements from Hamas leaders as well as the Hamas charter itself. As documented by brilliant scholar Bat Ye’or in her book Eurabia: The Euro-Arab Axis and confirmed by myself in The Eurabia Code this is all part of a concerted effort by EU authorities to radically alter the European continent in favor of an economic and cultural alliance with the Arab-Islamic world. The widespread use of the word “Islamophobia,” a concept which didn’t even exist a decade ago, should be seen in this light. “Islamophobia” is the veil the new Fascists use to cover themselves and their agenda. It is a ridiculous word, and we should all refrain from using it in any serious fashion’.

Terug naar ‘de mainstream’ en de positie die Jansen hierin heeft. Zie voor een heldere uiteenzetting over islamonderzoek en het publieke debat in Nederland dit artikel van Léon Buskens, hoogleraar Recht en cultuur in Islamitische samenlevingen aan de Universiteit Leiden. Hierin wordt ook duidelijk gemaakt welke positie Jansen inneemt binnen de Nederlandse arabistiek en islamwetenschap. Zie verder Onkunde of oplichterij? Hans Jansen als Islamkenner, door Michiel Leezenberg (UvA), waarin hij ook kort ingaat op Jansens fascinatie voor de ‘Eurabië-theorie’ van Bat Ye’or.

‘Nazislam’

Ook in de tijd toen hij nog pro-forma tegen Pim Fortuyn was (van eind jaren negentig , toen hij nog een hele leuke recensie schreef van Fortuyns anti-islamboek, onderaan dit blogbericht te lezen, tot ongeveer 2001), liep Hans Jansen al weg met zeer omstreden figuren van het kaliber Bat Ye’or, zoals de Amerikaanse auteur/propagandiste/ activiste Laurie Mylroie (Jansen verwijst nog naar haar in het artikel waar bovenstaand uit geciteerd is), de enige die nog steeds gelooft dat er massavernietigingswapens in Irak zijn en dat Saddam Hussein achter 9/11 zat. Jansens voorkeur voor dit soort types bleek weer tijdens zijn bijdrage aan het Wildersproces, met zijn idiote bewering dat de Koran meer antisemitische passages zou bevatten dan Mein Kampf. Later verklaarde hij onder ede voor de rechter dat hij zich slechts baseerde op een artikeltje van de obscure neoconservatieve agitator Bill Warner, in plaats van dat hij zelf (met zijn grote kennis van de Koran, dus waarom riep hij dit überhaupt?) de moeite had genomen om na te gaan of dit klopte. Want het is echt onzin, dat kan iedereen nagaan door heel simpel zelf de Koran en Mein Kampf te raadplegen en te vergelijken (zie het commentaar van Marcel Hulspas in De Pers en ik kan het uit eigen bevinding bevestigen). Zonder hier al te gedetailleerd op in te gaan, in de Koran is nergens sprake van racisme, niet naar Joden en niet naar anderen (toch de kern van antisemitisme). Er wordt zeker een paar keer gezegd dat de Joden (degenen die het Joodse geloof belijden) de oorspronkelijke boodschap van de Profeten (die grotendeels ook in de islam erkend worden, Mozes, David enz., allemaal namen uit de Joodse traditie) op een verkeerde manier hebben uitgelegd en toegepast. Idem voor de Christenen (Jezus wordt ook in de Koran als een belangrijke Gezant erkend). Daarom heeft God nog eenmaal een Gezant gestuurd, Mohammed. Een modern standpunt is dit zeker niet, maar het heeft niets te maken met bijvoorbeeld het racisme van de Nazi’s. Op dit blog heb ik hier een keer een itempje over gemaakt, waarin ik een aantal van deze passages uit de Koran, maar ook uit de Bijbel, zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament, heb geciteerd (zie hier, waarin ik wat betreft de Koran, o ironie, gebruik heb gemaakt van de door Jansen zelf gemoderniseerde Kramersvertaling). Verder wil ik in dit verband wijzen op een bijdrage van de Groningse arabist Fred Leemhuis, die alle passages uit de film Fitna in context besproken heeft en daarmee aantoont dat er nogal wat valt af te dingen op de manier waarop Wilders bepaalde passages uit de Koran presenteerde, zie hier.

Mein Kampf daarentegen staat bol van racisme naar Joden. Dat is het eigenlijk. Bovendien staan daar meer passages in over ‘Joden’ dan in de Koran. Om het nog een keer kort uit leggen: in de Koran staan een paar zeer onvriendelijke passages over het Joodse geloof, terwijl Mein Kampf bulkt van haat naar het vermeende Joodse ras. Voor iedere geïnteresseerde is dit heel makkelijk na te gaan. Al is Mein Kampf niet heel simpel verkrijgbaar, dus misschien dacht Jansen (en Bill Warner) er makkelijk mee weg te komen.

Lees trouwens zeker het artikel van oud-diplomaat Niek Biegman in NRC Handelsblad van 18 oktober 2010, Mein Kamp is racistisch, de Koran niet. Biegman, die lange tijd goed met Jansen bevriend was, legt precies uit waarom Jansens bewering niet deugt. Zie http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2010/oktober/18/mein-kampf-is-racistisch-de-koran-niet-11957521

En wat Bill Warner betreft, die vergelijkt stukken uit de Koran met stukken uit Mein Kampf. Laat dat nou net fragmenten uit de Koran zijn die over Joden gaan en minder vriendelijk zijn en net de stukken uit Mein Kampf die niet over Joden gaan. Warner verbindt daar vervolgens de conclusie aan de Koran ‘erger is dan Mein Kampf’. Topwetenschap! Nogmaals, wat moet Professor Jansen met dit soort propaganda? Misschien omdat hij nu ook is afgezakt tot een propagandist, is hij niet meer in staat om de propaganda van anderen te doorzien.

Warner goochelt verder met percentages van de Koran en percentages van Mein Kampf (daarbij negerend dat Mein Kampf een vreselijk langdradig boek is- als Warner het aantal woorden dat er aan Joden wordt besteed in beide boeken had vergeleken zou er een heel ander beeld ontstaan). Dus zowel kwalitatief als kwantitatief gaat de vergelijking mank. Bovendien haalt Warner in het geval van ‘de Koran’ er ook nog andere islamitische teksten bij, wat de vergelijking nog meer vertroebelt. Want waarom bij de Koran ook de Hadith meerekenen? Dan had Warner ook andere teksten van Hitler moeten meerekenen, zoals zijn brieven, zijn gebundelde ‘tafelgesprekken’ en zijn Politiek Testament. Maar dan zou het beeld nog schever worden, ten nadele van wat hij tracht te betogen. En nogmaals, de zevende-eeuwse Koran is, hoezeer in tegenspraak met onze huidige opvattingen, niet racistisch (hooguit tribalistisch, overigens zeker niet minder dan het Oude Testament), terwijl het twintigste-eeuwse Mein Kampf uit zijn voegen barst van racisme. Dat lijkt me een niet onbelangrijk detail. Verder spreekt Warner van een ‘Arabische Holocaust’ en stelt hij dat het belangrijkste probleem is dat ‘de Joden’en ‘Israël’ (Warner gooit ‘de Joden’ en ‘Israël’ op een hoop, net alsof dat hetzelfde is- ik ken genoeg mensen van Joodse afkomst die daar absoluut niet van gediend zijn) de ‘propaganda-oorlog’ aan het verliezen zijn. Dus moeten wij zijn bijdrage opvatten als propaganda? Het lijkt mij eerlijk gezegd van wel. Warner is hier zelf immers heel open over:

‘The Jews and Israel are losing the propaganda war. Modern wars are won in the propaganda arena, not with guns and bombs. It is the media that determines who is the victor, not the dead body counts. This started in Vietnam and has been true ever since’.

Dit is interessant (want wat heeft de geschiedenis van Mohammed uit de zevende eeuw met de discussie over het twintigste en eenentwintigste- eeuwse Israël te maken?) en ligt ook duidelijk in een lijn met wat er door beroepspleitbezorgers voor Israël geschreven wordt (de Hasbara, de Propaganda Zonder Grenzen-Brigade van Israël, waar ik ook op dit blog wat aandacht aan heb besteed, in het bijzonder aan de activiteiten van mevrouw Pelle, zie hier). Wie een beetje thuis is in de vreemde wereld van de Hasbara komt dit soort geluiden vaak tegen. Op Hasbara-sites valt vaak te lezen dat Israël de media-oorlog aan het verliezen is en dat het daarom voor het Israël noodzakelijk is om de bezetting beter ‘uit te leggen’ (te verkopen dus). Op dit blog heb ik veel links naar diverse Hasbara-sites opgenomen, maar als je het googlet stuit je er vanzelf op.

Overigens is dit alles ook voor Wilders bijzonder relevant, maar daar zal ik later in nieuwe bijdrage op dit blog nog een keer op terugkomen. Verder voert de staat Israël weliswaar een propaganda-oorlog, maar ‘de Joden’ doen dat niet. Er zijn een heleboel Joden die zich daar absoluut niet mee bezig houden en die zich ook niet vertegenwoordigd voelen door Propaganda-Brigades voor Israël. Kennelijk hebben velen grote moeite om dit onderscheid te maken. Zie hier de soms pijnlijke overeenkomst tussen antisemieten en de filosemitische vrienden van Israël. Voor beiden zijn het altijd ‘de Joden’.

Wat ik verder interessant vind is dat Warner beweert dat Amerika de Vietnam oorlog heeft verloren, omdat de propaganda van de tegenpartij zo sterk was. Dat is een hele hardnekkige mythe in rechtse Amerikaanse kring, net zoals de onzintheorie dat het Ronald Reagan was die de Sovjet Unie ten val heeft gebracht (de Sovjet Unie is aan zichzelf ten onder gegaan). De Vietnam oorlog was een van de grootste fouten die Amerika gedurende de twintigste eeuw gemaakt heeft en viel voor Amerika niet te winnen. Overigens wel heel boeiend dat een Amerikaanse neoconservatief de bezetting van Palestijns land vergelijkt met de voor Amerika zo rampzalig verlopen Vietnamoorlog. Want buiten het kleine segment (neo)conservatieve haviken, is er niemand die op deze oorlog terugkijkt als een gerechtvaardigde of succesvolle oorlog. Hetzelfde geldt natuurlijk steeds meer voor het kolonistenspel in de bezette gebieden. Misschien dat de Palestijnen uiteindelijk deze strijd toch gaan winnen. Maar dit terzijde.

Het gaat Warner dus om het bedrijven van propaganda, laten we dat hebben vastgesteld. Dat zal ook Jansen niet zijn ontgaan (zo naïef is hij niet). Goed om te weten en ook interessant dat hij deze propaganda tot in de rechtszaal blijft beoefenen. Maar ik denk eerlijk gezegd dat het bij Jansen ook vooral om propaganda gaat, al is hij nominaal wetenschapper. In Jansens eigen woorden: ‘We leven in een tijd van agitprop’ (zie hier). Ik denk dat ik het deze keer wel met Jansen eens ben, vooral wat betreft hemzelf.

Persoonlijk was ik geen voorstander van het Wildersproces. Ik vind, al ben ik nog zo tegen zijn opvattingen, als je Wilders wilt bestrijden je dat in de politieke arena behoort te doen en niet in de rechtszaal, om de triviale reden dat ook Wilders vrijheid van meningsuiting heeft en die mag wat mij betreft heel ver gaan (ik heb dit ook eerder op dit blog een keer duidelijk gemaakt, nog lang voordat het proces begonnen was). Toch heeft het proces wat mij betreft een voordeeltje opgeleverd. Dat is hoe ontzettend mager de onderbouwing is van zijn populistische retoriek, net als die van Jansen overigens. Ik vond het niet verkeerd dat iemand als Hans Jansen een keer onder ede over zijn bronnen werd gehoord. Dan blijkt het allemaal toch niet zo indrukwekkend te zijn als wij van de professor zouden mogen verwachten (zie nogmaals zijn ‘discussie’ met Joris Luijendijk bij Pauw en Witteman). Dat aspect vind ik veel interessanter dan die hele soap met etentjes, raadsheren die buiten hun boekje zijn gegaan, etc. Dat was vooral interessant voor juristen en wellicht is er met dit proces ook geschiedenis geschreven. Maar voor mij is vooral de leegte van de retoriek van Wilders en zijn entourage, die tijdens het proces zichtbaar werd, nog het meest veelzeggend geweest. Want het ging namelijk helemaal nergens over. Behalve dat de ‘getuigedeskundige’, de ‘objectieve hoogleraar’, die bovendien op geen enkele manier partij was in het proces, een wanstaltige theatershow kon opvoeren. Hij bediende overigens ook het buitenland, zie hier zijn bijdrage op de hiervoor al genoemde extreemrechtse Amerikaanse website ‘Jihadwatch’, van de anti-islamactivist Robert Spencer. Een onvervalst staaltje propaganda. Zie ook dit commentaar op Joop.nl, waarin ik me zeker kan vinden. Maar dat Jansen zo langzamerhand meer een activist, of een hysterische alarmist is dan een wetenschapper, wisten we al. Terecht dat hij door zijn vakgenoten niet meer serieus wordt genomen. Misschien is het een ideetje om een keer zijn teksten over ‘professionele rotzakken, die in het verborgene vuile handen maken’, of over ‘loosers die seksueel niet aan hun trekken komen’ in het Engels te vertalen. Dat kan dan het best op een soort site als die van de Wereldomroep geplaatst worden, zodat het een breed internationaal publiek heeft (zoiets is al een keertje eerder voorgevallen, zie hier en zie hier Jansens reactie op zijn site). Dan kan er wereldwijd kennis worden genomen van waar hij echt voor staat, ook in de islamitische wereld. Ik denk dat het vooral voor meer hilariteit dan verontwaardiging zal zorgen (zeker in academische kring), al zullen sommigen van zijn nieuwe Amerikaanse conservatieve vrienden, preuts als zij zijn, enigszins de wenkbrauwen fronsen. Ik denk dat ook zij hem dan niet meer zo serieus zullen nemen. Behalve dan de echte mafketels. En dat is in Jansens geval een heel interessant gezelschap. Zoals Filip Dewinter van het Vlaams Belang. Jansen zag er kennelijk geen enkel bezwaar in om mee te werken aan een manifestatie van deze extreemrechtse politicus.

Of met Het Vrije Volk blogger Martien Pennings. Die is pas echt extreem, in verschillende opzichten. Wie daar wat meer van wil vernemen kan ik dit artikel, ‘Prostaatpatiënt’, op de website ‘Frontaal Naakt’ aanbevelen. Pikant, vanuit welk gezichtspunt je het ook bekijkt. ‘Nette mensen doen zoiets niet’ zei Hans Jansen over Thom Schalken, de raadsheer met wie hij een bepaalde conversatie had gevoerd op het inmiddels beroemde etentje van Bertus Hendriks, dat grote gevolgen had voor het proces Wilders (zie Jansens verslag op Hoeiboei, waar ook deze Pennings regelmatig het forum vol schreeuwt). Alleen, vraag ik me dan af, behoort volgens Jansen deze Martien Pennings dan wel tot ‘de nette mensen’? Wat mij betreft is hier sprake van een wel erg hoog Scheepskamelen gehalte (zie dit onvergetelijke nummer van Michiel Romeyn in Jiskefet ). Maar lees zeker het verbijsterende artikel op Frontaal Naakt. Veel rooie oortjes, maar wel afdoende gedocumenteerd. Let ook op de foto, waar hij samen met Hans Jansen en Eddy Terstall poseert met een of ander Clownsmasker. Vrij pikant, als je zijn seksistische opmerkingen, zijn obsessie met zijn libido, zijn jaloezie (penisnijd of penisleed?) naar ‘andere rassen’ en zijn bekentenis van wat hij allemaal onder de ledenen heeft in je achterhoofd houdt. Kortom, een aanrader, dat stuk Frontaal Naakt. De onderbouwing is, voor zover ik die heb kunnen nagaan, volledig correct.

vlnr Eddy Terstall, Martien Pennings (met masker) en Hans Jansen (bron ‘Prostaatpatiënt’, Frontaal Naakt)

Ook ‘islam-basher omdat het in is’ Joost Niemöller heeft deze Martien Pennings regelmatig een podium gegeven. Al is hij daar kortgeleden op teruggekomen en zijn zij nu gebrouilleerd, zie bijv. hier en hier (vooral na de aanslagen van Anders Breivik, toen Niemöller op zijn schreden begon terug te keren).

Wie nog enige lust heeft om verder met deze Martien Pennings kennis te maken kan ik een stukje van hemzelf aanbevelen, zie hier . Daarin zou hij, naar eigen zeggen, Bas Heijne ontmaskeren. Maar ieder weldenkend mens ziet hier dat meneer Pennings hier vooral een inkijkje geeft in zijn eigen zielenroerselen. In plaats van Bas Heijne ontmaskert hij vooral zichzelf. Heel boeiend. Ook typisch voor Martien Pennings is dit verhaal, waarin hij spreekt van ‘Nazislam’ en zijn wereldbeeld als volgt samenvat: ‘… ze (in dit geval Femke Halsema en Claudia de Breij, FS) vertegenwoordigen de morele verrotting-tot-in-de-kern van een hele Westerse quasi-elite. Als we er niet in slagen die quasi-elite van hun sleutelposities te krijgen, is het Westen, althans West-Europa verloren’ en iets verderop weer ‘Óf we krijgen deze totaal verrotte quasi-elite uitgerookt uit hun subsidie-holen, en dan in heel Europa, of 2000 jaar Joods-Christelijk-Verlichte traditie zijn op termijn ten dode opgeschreven’. Zie hier een aardig stukje Henk en Ingrid-rancune, al wordt het, geheel volgens de mode van de afgelopen tien jaar, verpakt in de loze kreet de Joods Christelijke Humanistische Traditie. Zelf vind ik dit modieus gezeur, want net alsof er geen fricties zijn geweest of nog steeds bestaan tussen Jodendom, Christendom, Humanisme, of ‘de Verlichting’ (en dan vooral tussen Christenen en Joden, al is het erg in de mode om dat een beetje weg te moffelen, juist in de kring van Pennings). Wat mij betreft niets meer dan een retorische kunstgreep om de islam uit te sluiten.

De vraag is in hoeverre Pennings deze verheven en menslievende ‘Joods, Christelijke, Humanistische Traditie’ zelf heeft geïnternaliseerd. Op zijn eigen blog raaskalt hij bijvoorbeeld over de aanslagen van Breivik (http://martienpennings.wordpress.com/2012/03/10/breiviks-radicalisering-niet-door-geert-wilders-maar-door-de-politiek-correcte-muur/ ):

‘Ik heb me zelf ook nogal bezig gehoudenmet Breivik, want ook ik had in toenemende mate last van geweldsfantasieën, waarin ik haatbaarden, islam-collaborateurs en “anti-Zionisten” schuimbekkend sproeikogelvermassamoordde, dan wel een voor een hun strotten met mijn blote handen eruit rukte. Ja, ik vind dat óók heel erg dat er zoveel in mijn onderbuik geroerd wordt dat er prikkels ontstaan in het stukje reptielenbrein dat de evolutie bij alle mensen die niet links zijn heeft achtergelaten. De goede, linkse mensen hebben daar geen last van dus, maar ik zelf, als in de evolutie achtergebleven rechtserik, dan wel als regelrechte Hitler, heb er heel wat mee te stellen, al heb ik het tot nu toe aardig onder controle weten te houden. Natuurlijk word ik ouder, inmiddels alweer 66, en dus heb ik goede hoop dat ik ooit net zo geestelijk volwassen en mild word, net zoveel zelfkennis opdoe als Alexander Pechtold of Job Cohen’.

Dat dit niet de enige pathetische gewelddadige oprisping is blijkt uit een passage uit een blogbericht, van 10 maart jl, met de veelzeggende titel Hoe in de vroege morgen het verlangen kan opkomen om haatbaarden te mitrailleren:

“Oh ja, een gewetensvraag aan Leon de Winter: zou jij ‘klammheimliche Freude’ voelen als Dries van Agt, Jimmy Carter en Noam Chomsky worden opgeblazen tegelijk met een paar Hamas-leiders met wie ze zitten te konkelfoezen? We laten Anja Meulenbelt er maar even buiten, want die is geloof ik toch meer zwakbegaafd dan kwaadaardig. Eerlijk zeggen.”

Mijn antwoord lijkt me wel duidelijk. Maar nu moet ik toegeven als ik dit islamitisch haat-gajes zie provoceren, dan komt inderdaad – hoe zei ik dat ook alweer . . . . . .

“het diepe verlangen op naar sproeikogelende moord dat ook bij mij zich vaak in maag, borst en strot nestelt. Ik moet in gedachten op die manier dozijnen multikulse opiniemakers, politiek correcte politici en “anti-Zionistische” academici omgebracht hebben.”

Nou, aan dat rijtje ontbraken eigenlijk nog dit soort liefdes-baarden, erbarmings-theedoeken, aangelaten-van-de-Ander en diep-religieus-bewogenen’.

Tot zover deze passages van Pennings. De man is echt gestoord met zijn ‘reptielenbrein’ en zijn Breivikachtige natte dromen. Ik wil er verder niet teveel conclusies aan verbinden maar wat heeft Hans Jansen en had Joost Niemöller bij dit zware geval te zoeken? Maar ja, als voor Hans Jansen Filip Dewinter kennelijk geen probleem is, kan dit er misschien ook nog wel bij.

Ik kan over zijn blog eindeloos doorgaan, met artikelen als Het verschil tussen Obama (een immorele schurk) en Netanyahu (een fatsoenlijke realist) inzake Iran, waarin hij oa beweert:

‘Dus is islamofiele Obama weer eens bezig met waar-ie al zijn hele ambtstermijn mee bezig is: alle verantwoordelijkheden en schuld bij Israël leggen en quasi -naïef de islam (in dit geval Iran) ontzien, de islam mooi-praten en de islam een vertrouwen geven dat alle ratio tart. Je kan zo langzamerhand niet meer om de conclusie heen: die Obamais een schurk die een bedreiging is voor Israël, Amerika en de hele aardkloot’

Over Job Cohen, volgens Pennings een ‘collaborende Golem’ (! dit lijkt verdacht veel op ouderwets antisemitisme): ‘Terwijl de 4e Wereldoorlog (de 3e was de Koude) allang bezig is, was Job druk doende de 5e colonne van de oer- vijand van het Westen en het Jodendom, de nazislam, te faciliteren in zijn eigen stad en later in zijn eigen land. Vuilnisman! Kan die zak ook mee? En mag ik voor de rest ook alle quasi-linkse zelfmanifestanten, narcistische hedonisten, en . . . . eh . . . BMW-ers een hartelijk “sterft u maar!” wensen?’ (http://www.amsterdampost.nl/job-cohen-is-altijd-een-collaborerende-golem-gebleven/)

Zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Het is een mix van Wilderiaanse fantasieën en ranzige ontboezemingen, die bovendien druipen van het seksisme. Dat hij seksistisch is, ziet Pennings ook wel. Maar wiens schuld is dat? Hoe pathetisch weer. Pennings:

‘We besluiten met Femke Halsema, aan wie ik zo’n godvergeten hekel heb dat ik, een waarachtige liefhebber van dames, bijna van de sóórt een afkeer kreeg. Ja, waarachtig! Femke heeft mij bijna de weg van het seksisme opgedreven. Verwijzing naar de regelrechte haat – (is een deugd, zei Flaubert) – die spreekt uit dit stuk van mij mag niet ontbreken in een opstel waarmee ik mijn verhouding tot “Breivik” bepaal’. (zie hier, helemaal onderaan)

Hij eindigt dan nog met een aan Halsema opgedragen gedicht, maar dat is zo genant dat ik geen behoefte heb om dat op mijn blog te plaatsen. Wie er kennis van wil nemen moet het maar via de link raadplegen. In een ander stuk zet Pennings een hard ‘huili huili’ op, omdat Femke Halsema niet met hem in ‘debat’ wil, zie hier. Gek hé?

Dit gerommel heeft kennelijk zoveel losgemaakt, dat het ook is komen bovendrijven in de mainstream. In HP de Tijd van 12 feruari 2012:

GroenLinks-politici doodgewenst door weblogger

Zorgwekkend bericht uit de krochten van het internet. Op de website Amsterdam Post verscheen gisteren een bizar artikel dat nog het meest wegheeft van een geweldsfantasie. De schrijver – Martien Pennings – heeft eerder dergelijke artikelen geschreven. “Nou nee, geen Breivik. Niet in mij. Ik zou nooit onschuldige kinderen, misleid door hun eigen cultuur, gaan lopen mitrailleren. Ik zou er toch voor kiezen de misleiders en geestelijk volwassenen die bewust met het Kwaad collaboreren . . . . . eh . . . . . op de korrel te nemen.”

De auteur fantaseert over de executie van ‘nazislamitische hoeren’ en noemt vervolgens de namen van GroenLinks-fractievoorzitter Jolande Sap, Kamerlid Ineke van Gent, GroenLinks-wethouder Karin Dekker en oud-GroenLinks fractievoorzitter Femke Halsema. Ook noemt hij comédienne Claudia de Breij. Daarnaast refereert Pennings meerdere malen aan Anders Breivik, de extreem-rechtse terrorist die vorig jaar twee aanslagen pleegde in Noorwegen.Halsema meldt op Twitter na te gaan of er stappen tegen Pennings kunnen worden ondernomen. De GroenLinks-politici hoeven niet op de steun van PVV-senator Marcel de Graaff te rekenen. Pennings heeft volgens hem een punt’.

Tot zover dit bericht van de site van HP De Tijd. Wat betreft die passage over Marcel de Graaff, ik denk dat dit genoeg zegt over hoe de bruine drap, die normaal slechts door de riolen stroomt, via de PVV een weg naarboven heeft gevonden. Dat vind ik nog het meest zorgwekkend. Hoe vervelend voor Femke Halsema en die anderen die door Pennings zijn bedreigd (ik wens ze het allerbeste voor een goede afwikkeling), zelf vind ik het nog het meest griezelige dat dit soort geluiden weerklank vindt in de politiek (bij de PVV althans) en wat we hiervoor hebben gezien, ook bij een schare fellowtravellers, die zich uit pure dweepzucht aan dit open riool laven. Zie alle modieuze interessantdoenerij over Anders Breivik door Theodor Holman en Annelies van der Veer. Of de pleidooien voor het schenden van de mensenrechten van Hans Jansen. Ook dat is volkomen van de pot gerukt, om het maar een keer diplomatiek te zeggen.

Laat ik het iets lichtvoetiger afsluiten (om het weer tot normale proporties terug te brengen) met nog een pareltje van Martien Pennings. Ik denk dat je hem daarmee wel kunt afdoen. Deze komt van de blog van Stan van Houcke (http://stanvanhoucke.blogspot.com/search?q=martien+pennings ):

‘Even ter informatie voor mensen die serieus ingaan op de beweringen van Pennings. De stijl van Martien Pennings is onbehouwen en leidt niet tot een dialoog. Dit schrijft hij op internet aan een dame:

‘Grote Filosofen Met Piemel zouden hier jaloers op kunnen worden. Goddomme, Nahed, meid, dit is wel castrerend hoor! Al moet ik aan de andere kant zeggen: ik kan hier ook best een stijve van krijgen. Niks verkrachtends bedoeld, overigens. Ik ben geen Arabier of Zuid-Afrikaanse neger! Nou ja, ik ben dus heel ambivalent: tussen een assertieve erectie (geen zwarte, zo groot is-i niet) en geïntimideerd verschrompelen in, dus. Mooi hoor. Je bent een vrouw voor een goed gesprek, Nahed. En dan heel langzaam aftasten . . . . God, wat zit ik literair mijn best te doen! Zou ik dan tóch homo zijn? Temeer daar jouw kalender aan mijn keukenmuur hangt. “Mijn keukenmuur”, dat schreef ik echt totaal gedachtenloos op . . . Geloof je me? Dag schatje. Martien Pennings.’ http://hoeiboei.web-log.nl/hoeiboei/2007/06/vorige_maand_an.html

Tenslotte heb ik misschien een aardige suggestie. Als Hans Jansen het zo belangrijk vindt dat ‘terrorisme-verdachten’ of ‘mogelijke terroristen’ moeten worden afgeschilderd als ‘loosers, die seksueel niet aan hun trekken komen’, denk ik dat ik wel de ideale kandidaat heb die dat klusje kan gaan klaren en die zeker bereid is om dat op zijn blog hard van de daken te schreeuwen: zijn wapenbroeder Martien Pennings. En laat hem daarbij dan ook maar weer een exposé houden over zijn ‘diepe verlangen naar sproeikogelende moord’ dat bij hem ‘zich vaak in maag, borst en strot nestelt’. Maar dan wel met dat clownsmasker op, waarachter zijn ‘reptielenbrein’ schuilgaat (gevoel voor horror heeft hij zonder meer). ‘Ik kan hier ook best een stijve van krijgen. Niks verkrachtends bedoeld, overigens. Ik ben geen Arabier of Zuid-Afrikaanse neger!’ En neem zeker kennis van ‘Prostaatpatiënt’, dan is het plaatje compleet. Zo’n bizarre samenklontering van griezeligheid en viezigheid had ik zelf nooit kunnen bedenken….

‘Om de vingers bij af te likken’

Van dit uitgebreide uitstapje naar de denkbeelden van Hans Jansen, met een zijweggetje langs Fjordman en een kleine toegift van strijdmakker en viezeman Martien Pennings (hoewel de alleenstaande vandaal ook op hem van toepassing is, want sinds hij Femke Halsema en Claudia de Breij is gaan bedreigen is zijn vriendenkring wel iets geslonken, zie hier), terug naar de ‘mainstream’. De grootste windvanen zijn vooral te vinden in de politiek. En zeker in het huidige kabinet, met Mark Rutte op eenzame hoogte (dat zeg ik niet omdat hij de premier is). Rutte is tegenwoordig de Moeder aller opportunisten. Wat ik daarmee bedoel is dat hij, omwille van regeringsmacht, de politieke manifestatie van bovenstaand beschreven vuiligheid- de PVV, gelegitimeerd heeft tot een serieuze partner om het land te regeren. Weliswaar in een gedoogconstructie, maar de PVV heeft aanzienlijke invloed op het regeringsbeleid.

Aan een kant kun je zeggen dat de PVV democratisch gekozen is en dat het dan democratisch volkomen gerechtvaardigd is dat zo’n grote winnaar van de verkiezingen de gelegenheid moet krijgen om mee te regeren. Wat mij hier echter niet aan beviel was dat, vooral de VVD, maar ook sommigen uit het CDA- al was het tegengeluid daar veel sterker, vrijwel alle alternatieven van de hand wees en met een nauwelijks verholen gretigheid bereid was om met deze extreemrechtse partij in zee te gaan. En daarvoor bereid was om een aantal essentiële principes van het liberalisme opzij te zetten.

Een van de meest schunnige dingen vind ik dat onze premier weigert afstand te nemen van het ‘Polenmeldpunt’ van de PVV. Terwijl hij wel weer verontwaardigd is over een boek van een partijgenoot Sybe Schaap, Het rancuneuze gif; de opmars van het onbehagen (zie hier de beschrijving van wikipedia en hier een interview met Schaap in Trouw). Schaap, voorheen docent filosofie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en nu lid van de VVD fractie in de Eerste Kamer schijnt de PVV met het fascisme uit de jaren dertig te vergelijken. Zijn boek moet ik nog lezen (het is sinds publicatie weer uitverkocht en inmiddels voor de derde keer weer in herdruk, een grote hit is het dus kennelijk wel). Wel ferm dat Rutte zo stelling neemt tegen een partijgenoot. Maar waarom doet hij dat niet tegen de PVV als die weer over de schreef gaan? Het Europees Parlement en de ambassadeurs van de betreffende Oost Europese landen doen er kennelijk niet toe. Ook partijgenoten, zoals Ed Nijpels, hebben hier hun ernstige bezwaren tegen geuit (zie hier). Wordt onze minister president zo door Wilders in de tang gehouden? Als het allemaal niet zo banaal zou zijn, zijn we hier bijna getuige van een Faustiaans drama. Omwille van de macht verkoopt Mark Rutte zijn ziel aan de spreekwoordelijke duivel. Vanuit echt liberale optiek zou het PVV gedachtegoed zo’n beetje het slechtste van het slechtste moeten zijn, alleen niet voor de quasi -liberalen van de VVD, de echte liberalen in die partij overigens uitgezonderd. Onder de laatste categorie zou ik ook oud-kamervoorzitter Frans Weisglas willen rekenen. Lees hier zijn recente commentaar op deze regering, zeer de moeite waard.

Maar nu heeft zelfs Hero Brinkman afstand genomen van de PVV kliklijn. Wanneer gaat de voorman van de grootste ‘liberale’ partij van Nederland zich achter de oren krabben? Likt Rutte nog steeds zijn vingers af bij dit regeerakkoord, nu zelfs ‘rechts’ daar inmiddels verdeeld over is? Voor het CDA geldt wat mij betreft hetzelfde. Maxime Verhagen en Henk Bleeker, met zijn genante briefje aan Mauro, allemaal tenenkrommend, maar binnen het CDA is de oppositie tegen deze regering vanaf het begin sterker geweest. In het recente beginselprogramma, opgesteld door de nieuwe voorzitter Ruth Peetoom, lijkt die partij ook een andere koers te willen gaan varen. Alleen wees dan ook consequent en laat dit project vallen.

Maar wat doet Rutte? Die gaat steun zoeken bij de meest onliberale partij van Nederland, de SGP. Het viel me nog mee dat er camera’s bij mochten zijn. Ik kan me herinneren dat in de jaren tachtig de SGP niet op televisie wilde verschijnen, omdat deze zich schuldig zou maken aan ‘zedenbederf en gezagsondermijning’. Zo liet de toenmalige fractievoorzitter Henk van Rossum het toen in een telefonisch interview aan Den Haag Vandaag tijdens een verkiezingsavond weten (aan de telefoon op televisie kon nog net wel, wat ik als kind toen zo grappig vond, dat ik het om die reden heb onthouden). Dit schoot me weer te binnen toen ik Mark Rutte populair zag doen met Rutger Castricum, het verwende huili huili kind van Powned. Dat zullen de mannenbroeders van de SGP vast wel kunnen waarderen.

Wat had de liberale Rutte daar aan die SGPers te melden? Modieus gezwets over de Joods/Christelijke/humanistische traditie die het liberalisme gemeen zou hebben met het streng gereformeerde gedachtegoed van de SGP. Hoe inhoudsloos dat containerbegrip is geworden hebben wij al gezien bij Martien Pennings. En is het niet zo dat het liberalisme zich juist heeft moeten ontworstelen aan het soort Christelijke dwingelandij waar de SGP voor staat?

Zelfs in Iran hebben vrouwen kiesrecht en zitting in het parlement. Dat Iran, ondanks dat het een nominaal parlement heeft, toch een religieuze dictatuur is, is weer een andere kwestie. Maar verder stond Rutte daar opportunistisch uit zijn nek te kletsen. De Joods Christelijke Humanistische Traditie en de Verlichting, alles om de islam erbuiten te houden, uitgedragen door Henk en Ingrid, Martien Pennings en nu ook de SGP. Rutger Castricum ongetwijfeld ook. Andreas Kinneging is natuurlijk een twijfelgeval, want die heeft de bij onze minister president zo populaire Rutger spreekwoordelijk op zijn bek geslagen (althans ‘geaaid’, dan wel zijn keel dichtgeknepen). Maar iedereen die ook maar een beetje van Kinnegings ideeën heeft kennisgenomen, weet dat deze rechtsfilosoof en vurig pleitbezorger van het conservatisme, zeer tegen de Verlichting gekant is. Dan hoort ie vast bij de politiek correcte linkse kerk, zullen Henk en Ingrid nu wel denken.

Op dit moment staat de gedoogcoalitie onder druk en wankelt het kabinet. Toen na verkiezingen de VVD de grootste partij was geworden, was het toen niet handiger geweest om te gaan onderhandelen met de PvdA over een midden of een Paars+ coalitie? In plaats van deze constructie waar ‘rechts zijn vingers bij zou aflikken’? Als dit kabinet valt is het misschien ook voor Rutte voorbij. En om bekend te staan als de leider van het mislukte meest rechtse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis? Ik weet niet of je daar gelukkig van wordt. Aan de andere kant heeft de ogenschijnlijk zo rechtlijnige Balkenende het lang volgehouden met een reeks, overigens vroegtijdig gevallen kabinetten. Wellicht redt de veel flexibeler Rutte het ook nog wel een tijdje. Maar dit kabinet? Ik zou er niet trots op zijn.

Misschien moeten we Ratelband maar weer terughalen. Want dit is allemaal zo ongeloofwaardig dat wellicht NLP het enige is wat ons op de been kan houden. Het schijnt dat onze premier daar best welwillend tegenover staat. Met die onthulling kwam onlangs KRO’s Profiel naar buiten (zie hier de uitzending). NLP! Van je moet er gewoon in geloven. Als je het echt wil kan je alles! …. Tsjakka ;)

Alleen is Ratelband net gearresteerd voor het plaatsen van een brandbom. Een ironische samenloop van omstandigheden, voor wie er de onverwachte symboliek van inziet.

Floris Schreve

Tagged with: , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (verschenen in Eutopia nr. 27, april 2011 ‘Diversiteit in de Beeldende Kunst’) – فنانون من العالم العربي في هولندا

Mijn artikel, dat afgelopen voorjaar in Eutopia is verschenen (Eutopia nr. 27, april 2011, themanummer ‘Diversiteit in de Beeldende Kunst’, zie hier). Het artikel heb ik echter geschreven in het najaar van 2010, dus nog vóór de opstanden in de Arabische wereld. Hoewel het onderwerp natuurlijk kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland was, zou ik er zeker een opmerking over hebben gemaakt. De Arabische Lente, die in Tunesië begon nadat op 17 december 2010 in Sidi Bouzid de 27 jarige Mohamed Bouazizi zichzelf in brand stak en daarmee de onvrede van de relatief jonge Arabische bevolking met de zittende dictatoriale regimes van de diverse landen een gezicht gaf, is, los van hoe de ontwikkelingen verder zullen gaan, natuurlijk een historische mijlpaal zonder weerga. Maar het begin van de Arabische opstanden voltrok zich precies tussen het moment dat ik onderstaande bijdrage had ingestuurd (november 2010) en de uiteindelijke verschijning in mei 2011.   In een later geschreven bijdrage voor Kunstbeeld, over moderne en hedendaagse kunst in de Arabische wereld zelf, heb ik wel aandacht aan deze ontwikkelingen besteed, zie hier.

Het nummer van Eutopia was vrijwel geheel gewijd aan kunstenaars uit Iran in Nederland. In de verschillende bijdragen van Özkan Gölpinar, Neil van der Linden, Robert Kluijver, Dineke Huizenga, Bart Top, Marja Vuijsje, Wanda Zoet en anderen kwamen vooral Iraanse kunstenaars aan bod, als Soheila Najand, Atousa Bandeh Ghiasabadi, Farhad Foroutanian, (de affaire) Sooreh Hera en nog een aantal anderen. In mijn bijdrage heb ik me gericht op de kunstenaars uit de Arabische landen, die wonen en werken in Nederland, die ook een belangrijke rol speelden in mijn scriptie-onderzoek.

De tekst is vrijwel dezelfde als die van de gedrukte versie, alleen heb ik een flink aantal weblinks toegevoegd, die verwijzen naar websites van individuele kunstenaars, achtergrondartikelen en documentaires, of radio- en televisie-uitzendingen.

Hieronder mijn bijdrage aan dit themanummer:

Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland 

فنانون من العالم العربي في هولندا

Naast dat er een aantal uit Iran afkomstige kunstenaars in ons land actief zijn, zijn er ook veel kunstenaars uit de Arabische landen, die wonen en werken in Nederland. Je zou deze groep migrantkunstenaars in drie categorieën kunnen verdelen.

Allereerst zijn er zo’n twintig kunstenaars die vanaf de jaren zeventig naar Europa en uiteindelijk naar Nederland kwamen om hun opleiding te voltooien en hier gebleven zijn. Te denken valt aan Nour-Eddine Jarram  en Bouchaib Dihaj (Marokko),  Abousleiman (Libanon), Baldin (Iraaks Koerdistan), Saad Ali  (Irak, inmiddels verhuisd naar Frankrijk), Essam Marouf , Shawky Ezzat, Achnaton Nassar (Egypte) en van een iets latere lichting Abdulhamid Lahzami en Chokri Ben Amor (Tunesië) .  [1]

Achnaton Nassar, bijvoorbeeld, kwam naar Nederland om verder te studeren aan de Rijksacademie. Hij werd in 1952 in Qena, Egypte, geboren en studeerde aan de universiteiten van Alexandrië en Cairo. Hier werd hij opgeleid in de islamitische traditie, waarbij het Arabische alfabet als uitgangspunt diende. Nassar vond dit te beperkt. De drang om zich verder te ontwikkelen dreef hem naar Europa. Na een studie architectuur in het Griekse Saloniki deed Nassar zijn toelatingsexamen voor de Rijksacademie, te Amsterdam. Daarna vestigde hij zich in 1982 in Amstelveen.

Het grootste deel van Nassars werk bestaat uit abstracte tekeningen, waarbij hij verschillende technieken inzet. In zijn composities verwijst Nassar vaak naar de abstracte vormtaal van de islamitische kunst en het Arabische schrift, al verwerkt hij deze met de organische vormen die hij hier in bijvoorbeeld het Amsterdamse bos aantreft, dat vlakbij zijn atelier ligt.  [2]

In de jaren negentig heeft Nassar een serie popart-achtige figuratieve werken gemaakt, die een dwarse kijk geven op het toen net oplaaiende debat over ‘de multiculturele samenleving’. In deze serie werken combineert Nassar clichébeelden van wat de Nederlandse identiteit zou zijn, met clichébeelden die hier bestaan van de Arabische cultuur. Door op een ironische manier beide stereoptype beelden te combineren, worden beiden gerelativeerd of ontzenuwd.

Een voorbeeld is het hier getoonde paneel uit de periode 1995-2000. Het werk verwijst naar het bankbiljet voor duizend gulden, waarop het portret van Spinoza staat weergegeven. Door kleine interventies is het beeld van betekenis veranderd. Het gebruikelijke 1000 gulden is vervangen met 1001 Nacht en ‘De Nederlandsche Bank’ is veranderd in ‘De Wereldliteratuurbank’. Het biljet is getekend door president N. Mahfouz op 22 juli 1952, de dag van de Egyptische revolutie en bovendien Nassars geboortedag. Een opmerkelijk detail zijn de met goudverf aangebrachte lijnen in het gezicht van Spinoza. Deze lijnen, die lopen vanaf het profiel van de neus via de rechter wenkbrauw naar het rechteroog, vormen het woord Baruch in het Arabisch, Spinoza’s voornaam. Op deze wijze plaatst Nassar een Nederlands symbool als het duizend gulden biljet in een nieuwe context. Spinoza was immers in zijn tijd ook een vreemdeling, namelijk een nazaat van Portugese Joden. Met een werk als dit stelt Nassar belangrijke vragen over nationale versus hybride identiteit en maakt hij een statement over de betrekkelijkheid van symboliek als een statisch referentiepunt van nationale identificatie. [3]

Ook de andere figuratieve werken van Nassar staan vol met dit soort verwijzingen. De essentie van zijn werk ligt in hoe de een naar de ander kijkt en de ander weer naar de één. De ‘oosterling’ kijkt naar de ‘westerling’ volgens een bepaald mechanisme, maar Nassar heeft vooral dit thema in omgekeerde richting verwerkt: wat is de cultureel bepaalde blik van het ‘Westen’ naar de ‘Oriënt’?

Achnaton Nassar, Zonder titel, acryl op paneel, 1995-1996 (afb. collectie van de kunstenaar)

Met zijn beeldinterventies legt Nassar valse neo-koloniale en exotistische structuren bloot, die in het westerse culturele denken bestaan. Hiermee raakt hij een belangrijk punt van de westerse cultuurgeschiedenis. Volgens de Palestijnse literatuurwetenschapper Edward Said bestaat er een groot complex aan cultureel bepaalde vooroordelen in de westerse culturele canon wat betreft de ‘Oriënt’. In zijn belangrijkste werk, Orientalism  (1978), heeft hij erop gewezen dat de beeldvorming van het westen van de Arabische wereld vooral wordt bepaald door enerzijds een romantisch exotisme en anderzijds door een reactionaire kracht die, in de wil tot overheersing, de ‘irrationaliteit’ van de ‘Oriënt’ wil indammen, daar zij nooit zelf in staat zou zijn om tot vernieuwingen te komen. Said heeft in zijn belangrijke wetenschappelijke oeuvre (Orientalism en latere werken) de onderliggende denkstructuren blootgelegd, die hij toeschrijft aan het imperialistische gedachtegoed, een restant dat is gebleven na de koloniale periode en nog steeds zijn weerslag vindt in bijvoorbeeld de wetenschap (zie Bernard Lewis, maar van iets later bijvoorbeeld ook de notie van de ‘Clash of Civilizations’ van Samuel Huntington, die sterk op het gedachtegoed van Lewis is geïnspireerd- het begrip ‘Clash of Civilizations’ is zelfs ontleend aan een passage uit Lewis’ artikel The Roots of the Muslim Rage uit 1990), de media en de politiek. [4] Ook voor het debat in de hedendaagse kunst is Saids bijdrage van groot belang geweest. Op dit moment speelt het discours zich af tussen processen van uitsluiting, het toetreden van de ander (maar daarbij het insluipende gevaar van exotisme), of gewoon dat goede kunst van ieder werelddeel afkomstig kan zijn.

De overgrote meerderheid van de kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland bestaat vooral uit kunstenaars uit Irak, die grotendeels in de jaren negentig naar Nederland zijn gekomen als politiek vluchteling voor het vroegere Iraakse regime. Het gaat hier om zo’n tachtig beeldende kunstenaars, zowel van Arabische als Koerdische afkomst. Naast beeldende kunstenaars zijn er overigens ook veel dichters (bijv. Salah Hassan, Naji Rahim, Chaalan Charif  en al-Galidi ), schrijvers (Mowaffk al-Sawad  en Ibrahim Selman), musici (zoals het beroemde Iraqi Maqam ensemble van Farida Mohammed Ali, de fluitist / slagwerker Sattar Alsaadi, de zanger Saleh Bustan en het Koerdische gezelschap Belan, van oa Nariman Goran) en acteurs (bijv. Saleh Hassan Faris) in die tijd naar Nederland gekomen. [5]

Beeldende kunstenaars uit Irak die zich de afgelopen jaren in Nederland hebben gemanifesteerd zijn oa Ziad Haider (helaas overleden in 2006, zie ook dit artikel op dit blog), Aras Kareem (zie ook hier op dit blog), Monkith Saaid  (helaas overleden in 2008), Ali Talib , Afifa Aleiby, Nedim Kufi (zie op dit blog hier en hier), Halim al Karim (verhuisd naar de VS, overigens nu op de Biënnale van Venetië, zie dit artikel), Salman al-Basri, Mohammed Qureish, Hoshyar Rasheed (zie ook op dit blog), Sadik Kwaish Alfraji, Sattar Kawoosh , Iman Ali , Hesam Kakay, Fathel Neema, Salam Djaaz, Araz Talib, Hareth Muthanna, Awni Sami, Fatima Barznge en vele anderen. [6]

Een Iraakse kunstenaar, die sinds de laatste jaren steeds meer boven de horizon van ook de Nederlandse gevestigde kunstinstellingen is gekomen, is Qassim Alsaedy (Bagdad 1949). Alsaedy studeerde in de jaren zeventig aan de kunstacademie in Bagdad, waar hij een leerling was van oa Shakir Hassan al-Said, een van de meest toonaangevende kunstenaars van Irak en wellicht een van de meest invloedrijke kunstenaars van de Arabische en zelfs islamitische wereld van de twintigste eeuw. [7] Gedurende zijn studententijd kwam Alsaedy al in conflict met het regime van de Ba’thpartij. Hij werd gearresteerd en zat negen maanden gevangen in al-Qasr an-Nihayyah, het beruchte ‘Paleis van het Einde’, de voorloper van de latere Abu Ghraib gevangenis.

Na die tijd was het voor Alasedy erg moeilijk om zich ergens langdurig als kunstenaar te vestigen. Hij woonde afwisselend in Syrië, Jemen en in de jaren tachtig in Iraaks Koerdistan, waar hij leefde met de Peshmerga’s (de Koerdische rebellen). Toen het regime in Bagdad de operatie ‘Anfal’ lanceerde, de beruchte genocide campagne op de Koerden, week Alsaedy uit naar Libië, waar hij zeven jaar lang als kunstenaar actief was. Uiteindelijk kwam hij midden jaren negentig naar Nederland.

 

 

Afbeelding78

Qassim Alsaedy, object uit de serie/installatie Faces of Baghdad, assemblage van metaal en lege patroonhulzen op paneel, 2005 (geëxposeerd op de Biënnale van Florence van 2005). Afb. collectie van de kunstenaar

In het werk van Alsaedy staan de afdrukken die de mens in de loop van geschiedenis hebben achterlaten centraal. Hij is vooral gefascineerd door oude muren, waarop de sporen van de geschiedenis zichtbaar zijn. In zijn vaderland Irak, het gebied van het vroegere Mesopotamië, werden al sinds duizenden jaren bouwwerken opgetrokken, die in de loop van de geschiedenis weer vergingen. Telkens weer liet de mens zijn sporen na. In Alsaedy’s visie blijft er op een plaats altijd iets van de geschiedenis achter. In een bepaald opzicht vertoont het werk van Qassim Alsaedy enige overeenkomsten met het werk van de bekende Nederlandse kunstenaar Armando . Toch zijn er ook verschillen; waar Armando in zijn ‘schuldige landschappen’ tracht uit te drukken dat de geschiedenis een blijvend stempel op een bepaalde plaats drukt (zie zijn werken nav de Tweede Wereldoorlog en de concentratiekampen van de Nazi’s), laat Alsaedy de toeschouwer zien dat de tijd uiteindelijk de wonden van de geschiedenis heelt. [8]

Het hier getoonde werk gaat meer over de recente geschiedenis van zijn land. Alsaedy maakte deze assemblage van lege patroonhulzen na zijn bezoek aan Bagdad in de zomer van 2003, toen hij na meer dan vijfentwintig jaar voor het eerst weer zijn geboorteland bezocht. Vanzelfsprekend is dit werk een reactie op de oorlog die dat jaar begonnen was. Maar ook deze ‘oorlogsresten’ zullen uiteindelijk wegroesten en verdwijnen, waarna er slechts een paar gaten of littekens achterblijven.

Sinds de laatste tien jaar begint ook de tweede generatie migrantenkunstenaars uit de Arabische wereld zichtbaar te worden. De tot nu toe meest bekende kunstenaar uit deze categorie is de Nederlandse/ Marokkaanse kunstenaar Rachid Ben Ali. Ben Ali bezocht kortstondig de mode-academie en de kunstacademie in Arnhem, maar vestigde zich al snel als autonoom kunstenaar in Amsterdam. Sinds die tijd heeft hij een stormachtige carrière doorgemaakt. Hij werd ‘ontdekt’ door Rudi Fuchs, exposeerde in het Stedelijk op de tentoonstelling die was samengesteld door Koningin Beatrix en had een paar grote solo-exposities, waaronder in Het Domein in Sittard (2002) en in het Cobramuseum in Amstelveen (2005). Deze tentoonstellingen verliepen overigens niet zonder controverses. Vanuit de islamitische hoek, maar zeker ook vanuit de autochtone Nederlandse hoek (zoals in de gemeente van Sittard, toen Ben Ali in het Domein exposeerde in 2002), werd het werk van Ben Ali als provocerend of aanstootgevend ervaren, vooral vanwege de expliciet homo-erotische voorstellingen die hij had verbeeld. [9]

Het werk van Ben Ali is rauw, direct, intuïtief en soms confronterend. In zijn werk zijn persoonlijke en politieke thema’s met elkaar verweven. Een belangrijke rol spelen zijn persoonlijke achtergrond, zijn homoseksualiteit, zijn verontwaardiging over zowel racisme en vreemdelingenhaat, als over religieuze bekrompenheid en intolerantie en zijn betrokkenheid bij wat er in de wereld gebeurt. Het hier getoonde werk maakte Ben Ali naar aanleiding van beelden van doodgeschoten Palestijnse kinderen door het Israëlische leger. Het weergegeven silhouet is een verbeelding van zijn eigen schaduw. Ben Ali heeft zichzelf hier weergeven als een machteloze toeschouwer, die van een grote afstand niet in staat is om iets te doen, behalve te aanschouwen en te getuigen. [10]

Er zijn nog veel meer kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland actief, zowel uit het Midden Oosten als Noord Afrika. Het is vanzelfsprekend onmogelijk om hen allemaal in dit verband recht te doen. Hoewel de meesten nog onbekend zijn bij de gevestigde instellingen, neemt hun zichtbaarheid in de Nederlandse kunstwereld langzaam maar zeker toe.

Floris Schreve,

Amsterdam, november 2010

فلوريس سحرافا

امستردام، 2010

Zie in dit verband ook mijn recente uitgebreide tekst over Qassim Alsaedy, nav de tentoonstelling in Diversity & Art en de bijdragen rond mijn lezing (de handout, mijn bijdrage in Kunstbeeld en de Engelse versie, waarin ik beiden heb samengevoegd) over de hedendaagse kunst in de Arabische wereld, waarin de actuele gebeurtenissen wel uitgebreid aan de orde zijn gekomen

 

 

Rachid h2 5

Rachid Ben Ali, Zonder Titel, acryl op doek, 2001 (foto Floris Schreve)

Noten

 [1] Tineke Lonte, Kleine Beelden, Grote Dromen, Al Farabi, Beurs van Berlage, Amsterdam, 1993 (zie ook Jihad Abou Sleiman, Arabische kunstenaars schilderen bergen in Nederland, in Rosemarie Buikema, Maaike Meijer, ‘Cultuur en Migratie in Nederland; Kunst in Beweging 1980-2000’, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2004, pp. 237-252, http://www.dbnl.org/tekst/meij017cult02_01/meij017cult02_01_0015.php) ; Mili Milosevic, Schakels, Museum voor Volkenkunde (Wereldmuseum), Rotterdam,  1988; Jetteke Bolten, Els van der Plas, Het Klimaat: Buitenlandse Beeldende Kunstenaars in Nederland, Gate Foundation, Stedelijk Museum de Lakenhal, Culturele Raad Zuid Holland, Den Haag, 1991; Paul Faber, Sebastian López, Double Dutch; transculturele beïnvloeding in de beeldende kunst, Stichting Kunst Mondiaal, Tilburg, 1992 (zie hier de introductie);  Els van der Plas, Anil Ramdas, Sebastian López, Het land dat in mij woont: literatuur en beeldende kunst over migratie, Gate Foundation, Museum voor Volkenkunde (Wereldmuseum), Rotterdam, 1995.

[2] Hans Sizoo, ‘Nassar, het park en de Moskee’, in J. Rutten (red.) met bijdragen van Kitty Zijlmans, Floris Schreve, Hans Sizoo, Achnaton Nassar, Saskia en Hassan gaan trouwen, werken van Achnaton Nassar, Universiteitsbibliotheek Leiden, 2001. Zie ook http://www.dripbook.com/achnatonnassar/splash/ en voor meer abstract werk (tekeningen), zie de site van Galerie Art Singel 100, http://www.artxs.nl/achnaton.htm

[3] Saskia en Hassan (2001), zie ook de online versie http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/Saskia_en_hassan/

[4] Edward Said, Orientalism; Western conceptions of the Orient, Pantheon Books, New York, 1978 (repr. Penguin Books, New York 1995, 2003). Zie ook: Samuel Huntington, The Clash of Civilizations?, Foreign Affairs, vol. 72, no. 3, Summer 1993; Bernard Lewis, The Roots of the Muslim Rage, The Atlantic Monthly, September 1990, http://www.theatlantic.com/magazine/archive/1990/09/the-roots-of-muslim-rage/4643/ , Edward Said, The Clash of Ignorance, The Nation, 4 October, 2001, http://www.thenation.com/article/clash-ignorance

[5] Zie bijv. Chaalan Charif, Dineke Huizenga, Mowaffk al-Sawad (red.), Dwaallicht; tien Iraakse dichters in Nederland (poëzie van Mohammad Amin, Chaalan Charif, Venus Faiq, Hameed Haddad, Balkis Hamid Hassan, Salah Hassan, Karim Nasser, Naji Rahim, Mowaffk al-Sawad en Ali Shaye), de Passage, Groningen, 2006; Mowaffk al-Sawad, Stemmen onder de zon, uitgeverij de Passage, Groningen (roman, gebundelde brieven), 2002; Ibrahim Selman, En de zee spleet in tweeën, in de Knipscheer, Amsterdam, 2002 (roman) en de website van Al Galidi http://www.algalidi.com/. Over Iraakse schrijvers in Nederland Dineke Huizenga, Parels van getuigenissen, Zemzem; Tijdschrift over het Midden Oosten, Noord Afrika en islam, themanummer ‘Nederland en Irak’, jaargang 2, nr. 2/ 2006, pp. 56-63 en over Iraakse musici in Nederland Neil van der Linden, Muzikant in Holland, idem, pp. 82-87

[6] Zie oa W. P. C. van der Ende, Versluierde Taal, vijf uit Irak afkomstige kunstenaars in Nederland, Museum Rijswijk, Vluchtelingenwerk Rijswijk, 1999; IMPRESSIES; Kunstenaars uit Irak in ballingschap, AIDA Nederland, Amsterdam, 1996; Ismael Zayer, 28 kunstenaars uit Irak in Nederland, de Babil Liga voor de letteren en de kunsten, Gemeentehuis Den Haag, 2000; Anneke van Ammelrooy, Karim al-Najar, Iraakse kunstenaars in het Museon, Babil, Den Haag, november, 2002; Floris Schreve, Out of Mesopotamia; Iraakse kunstenaars in ballingschap, Leidschrift, Vakgroep Geschiedenis Universiteit Leiden, 17-3-2002 (bewerkte versie Iraakse kunst in de Diaspora, verschenen in Eutopia, nr. 4, april 2003, pp. 45-63); Floris Schreve, Kunst gedijt ook in ballingschap, Zemzem; Tijdschrift over het Midden Oosten, Noord Afrika en islam, themanummer ‘Nederland en Irak’, jaargang 2, nr. 2/ 2006, pp. 73-80 (online versie: https://fhs1973.wordpress.com/2009/06/16/ ); Helge Daniels, Corien Hoek, Charlotte Huygens, Focus Irak, programma en catalogus van het Iraakse culturele festival/tentoonstelling in het Wereldmuseum, ism de Stchting Akkaad, Rotterdam, mei 2004 (zie http://www.akaad.nl/archief.php);  programma ‘Iraakse kunsten in Amsterdam’ (2004), zie http://aidanederland.nl/wordpress/archief/discipline/multidisciplinair/seizoen-2004-2005/iraakse-kunsten-in-amsterdam/. Zie ook Beeldenstorm; vijf Iraakse kunstenaars in Nederland over hun ervaringen in Irak, ‘Factor’, IKON, Nederland 1, 17 juli, 2003, http://www.ikonrtv.nl/factor/index.asp?oId=924#. Zie over Iraakse kunstenaars uit de Diaspora van verschillende landen (uit Nederland Nedim Kufi) Robert Kluijver, Nat Muller, Borders; contemporary Middle Eastern Art and Discourse, Gemak/ De Vrije Academie, Den Haag, oktober 2007/januari 2009.

[7] Nada Shabout, Shakir Hassan Al Said; A Journey towards the One-dimension, Universe in Universe, Ifa (Duitsland), april, 2008, http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2008/shakir_hassan_al_said . Zie ook Saeb Eigner, Art of the Middle East; modern and contemporary art of the Arab World and Iran, Merrell, Londen/New York, 2010; Maysaloun Faraj (ed.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art, Saqi Books, Londen, 2002; Mohamed Metalsi, Croisement de Signe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989. Zie ook hier, op de site van de Darat al-Funun in Amman (Jordanië), een van de meest toonaangevende musea voor moderne en hedendaagse kunst in de Arabische wereld.

[8] Zie mijn interview met Qassim Alsaedy, augustus 2000, gepubliceerd op https://fhs1973.wordpress.com/2008/07/14/. Een interview met Alsaedy in het Arabisch (in al-Hurra) is hier te raadplegen. Zie voor meer werk Qassim Alsaedy’s website, http://www.qassim-alsaedy.com/ of de website van de galerie van Frank Welkenhuysen (Utrecht) http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481

[9] Patrick Healy, Henk Kraan, Rachid Ben Ali, Amsterdam, 2000; Rudi Fuchs, Het Stedelijk Paleis, de keuze van de Koningin, Stedelijk Museum Amsterdam, 2000; Bloothed, Het Domein Sittard, 2003, Rachid Ben Ali, Cobra Museum, Amstelveen, 2005. Zie verder discussie op Maroc.nl (http://www.maroc.nl/forums/archive/index.php/t-43300.html), Premtime (http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/658197/2005/01/25/PREMtime.dhtml), of bij de Nederlandse Moslimomroep (http://www.nmo.nl/67-kunst__offerfeest_en_nationale_verzoening.html?aflevering=2413).

[10] Dominique Caubet, Margriet Kruyver, Rachid Ben Ali, Thieme Art, 2008. Zie voor recent werk de website van Witzenhausen Gallery, http://www.witzenhausengallery.nl/artist.php?mgrp=0&idxArtist=185

   

invisible hit counter

Hedendaagse kunst uit de Arabische wereld en Iran (verschenen als ingezonden stuk in Kunstbeeld, april 2011)

الفن المعاصر في العالم العربي وإيران

For the english version ‘Modern and contemporary art of the Middle East and North Africa’ click here

Tekst van mijn ingezonden stuk in Kunstbeeld van vorige maand, maar hier voorzien van beeldmateriaal en van een groot aantal links in de tekst, die verwijzen naar diverse sites van de kunstenaars, achtergrondartikelen of documentaires. Overigens geef ik op dinsdag 17 mei een lezing over precies dit onderwerp, in Diversity & Art, Sint Nicolaasstraat 21, Amsterdam, om 20.00bij de tentoonstelling van Qassim Alsaedy, zie  http://www.diversityandart.com/centre.htm (zie over de tentoonstelling het vorige artikel op dit blog). Onderstaande tekst kan ook als introductie dienen op wat ik daar veel uitgebreider aan de orde laat komen:

Wafaa Bilal (Iraq, US), from his project ’Domestic Tension’, 2007 (see for more http://wafaabilal.com/html/domesticTension.html )

Hedendaagse kunst uit het Midden Oosten verdient onze aandacht

(in Kunstbeeld, nr. 4, 2011)

Door de recente ontwikkelingen in Tunesië en Egypte en wellicht nog in andere Arabische landen, dringt nu tot de mainstream media door dat er ook in de Arabische wereld en Iran een verlangen naar vrijheid en democratie bestaat. Hoewel in de westerse wereld vaak teruggebracht tot essentialistische clichés, blijkt het beeld van de traditionele Arabier, of de fanatieke moslim vaak niet te kloppen. Het oriëntalistische paradigma, zoals Edward Said het in 1978 heeft omschreven, of zelfs de ‘neo-oriëntalistische’ variant (naar Salah Hassan), die we kennen sinds 9/11, inmiddels ook virulent aanwezig in de Nederlandse politiek, wordt door de beelden van de Arabische satellietzenders als Al Jazeera ontkracht. Er zijn wel degelijk progressieve en vrijheidslievende krachten in het Midden Oosten actief, zoals iedereen nu zelf kan zien.

Pas sinds de laatste jaren begint er steeds meer aandacht te komen voor de hedendaagse kunst uit die regio. Kunstenaars als Mona Hatoum (Palestina), Shirin Neshat (Iran) en de architecte Zaha Hadid (Irak) waren al iets langer zichtbaar in de internationale kunstcircuits. Sinds de afgelopen vijf à tien jaar zijn daar een aantal namen bijgekomen, zoals Ghada Amer (Egypte), Akram Zaatari en Walid Ra’ad (Libanon), Emily Jacir (VS/Palestina) en Fareed Armaly (VS/Palestijns-Libanese ouders), Mounir Fatmi (Marokko), Farhad Mosheri (Iran), Ahmed Mater (Saudi Arabië), Mohammed al-Shammerey en Wafaa Bilal (Irak). Het gaat hier overigens vooral om kunstenaars die tegenwoordig in de westerse wereld wonen en werken.

Afbeelding49

Walid Ra’ad/The Atlas Group (Lebanon), see http://www.theatlasgroup.org/index.html, at Documenta 11, Kassel, 2002

Mounir Fatmi (Morocco), The Connections, installation, 2003 – 2009, see http://www.mounirfatmi.com/2installation/connexions01.html

Toch is het verschijnsel ‘moderne of hedendaagse kunst’ in het Midden Oosten niet iets van de laatste decennia. Vanaf het eind van de Eerste Wereldoorlog, toen de meeste Arabische landen in de huidige vorm ontstonden, trachtten kunstenaars in diverse landen een eigen vorm van het internationale modernisme te creëren. Belangrijke pioniers waren Mahmud Mukhtar (vanaf de jaren twintig in Egypte), Jewad Selim (jaren veertig en vijftig in Irak), of Mohammed Melehi en Farid Belkahia (vanaf de jaren zestig in Marokko). Deze kunstenaars waren de eerste lichting die, na veelal in het westen waren opgeleid, het modernisme in hun geboorteland introduceerden. Sinds die tijd zijn er in de diverse Arabische landen diverse locale kunsttradities ontstaan, waarbij kunstenaars inspiratie putten uit zowel het internationale modernisme, als uit tradities van de eigen cultuur.

Shakir Hassan al-Said (Iraq), Objective Contemplations, oil on board, 1984, see http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2008/shakir_hassan_al_said/photos/08

Ali Omar Ermes (Lybia/UK), Fa, Ink and acryl on paper

Dat laatste was overigens niet iets vrijblijvends. In het dekolonisatieproces namen de kunstenaars vaak expliciet stelling tegen de koloniale machthebber. Het opvoeren van locale tradities was hier veelal een strategie voor. Ook gingen, vanaf eind jaren zestig, andere elementen een rol spelen. ‘Pan-Arabisme’ of zelfs het zoeken naar een ‘Pan-islamitische identiteit’ had zijn weerslag op de kunsten. Dit is duidelijk te zien aan wat de Frans Marokkaanse kunsthistoricus Brahim Alaoui ‘l’ Ecole de Signe’ noemde, de school van het teken. De van zichzelf al abstracte kalligrafische en decoratieve traditie van de islamitische kunst, werd in veel verschillende varianten gecombineerd met eigentijdse abstracte kunst. De belangrijkste representanten van deze unieke ‘stroming’ binnen de moderne islamitische kunst waren Shakir Hassan al-Said (Irak, overleden in 2004), of de nog altijd zeer actieve kunstenaars Rachid Koraichi (Algerije, woont en werkt in Frankrijk), Ali Omar Ermes (Libië, woont en werkt in Engeland) en Wijdan Ali (Jordanië).

Laila Shawa (Palestine), Gun for Palestine (from ‘The Walls of Gaza’), silkscreen on canvas, 1995

Wat wel bijzonder problematisch is geweest voor de ontwikkeling van de eigentijdse kunst van het Midden Oosten, zijn de grote crises van de laatste decennia. De dictatoriale regimes, de vele oorlogen of, in het geval van Palestina, de bezetting door Israël, hebben de kunsten vaak danig in de weg gezeten. Als de kunsten werden gestimuleerd, dan was dat vaak voor propagandadoeleinden, met Irak als meest extreme voorbeeld (de vele portretten en standbeelden van Saddam Hussein spreken voor zich). Vele kunstenaars zagen zich dan ook genoodzaakt om uit te wijken in de diaspora (dit geldt vooral voor Palestijnse en Iraakse kunstenaars). In Nederland wonen er ruim boven de honderd kunstenaars uit het Midden Oosten, waarvan de grootste groep uit vluchtelingen uit Irak bestaat (ongeveer tachtig). Toch is het merendeel van deze kunstenaars niet bekend bij de diverse Nederlandse culturele instellingen.

Mohamed Abla (Egypt), Looking for a Leader, acrylic on canvas, 2006

In de huidige constellatie van enerzijds de toegenomen afkeer van de islamitische wereld in veel Europese landen, die zich veelal vertaalt in populistische politieke partijen, of in samenzweringstheorieën over ‘Eurabië’ en anderzijds de zeer recente stormachtige ontwikkelingen in de Arabische wereld zelf, zou het een prachtkans zijn om deze kunst meer zichtbaar te maken. Het Midden Oosten is in veel opzichten een ‘probleemgebied’, maar er is ook veel in beweging. De jongeren in Tunesië, Egypte en wellicht andere Arabische landen, die met blogs, facebook en twitter hun vermolmde dictaturen de baas waren, hebben dit zonder meer aangetoond. Laat ons zeker een blik de kunsten werpen. Er valt veel te ontdekken.

Floris Schreve

Amsterdam, februari 2011

Ahmed Mater (Saoedi Arabië), Evolution of Man, Cairo Biënnale, 2008. NB at the moment Mater is exhibiting in Amsterdam, at Willem Baars Project, Hoogte Kadijk 17, till the 30th of july. See http://www.baarsprojects.com/

Tot zover mijn bijdrage in Kunstbeeld. Ik wil hieronder nog een klein literatuuroverzichtje geven van een paar basiswerken, die er in de afgelopen jaren verschenen zijn.

• Brahim Alaoui, Art Contemporain Arabe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1996
• Brahim Alaoui, Mohamed Métalsi, Quatre Peintres Arabe Première ; Azzaoui, El Kamel, Kacimi, Marwan, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1988.
• Brahim Alaoui, Maria Lluïsa Borràs, Schilders uit de Maghreb, Centrum voor Beeldende Kunst, Gent, 1994
• Brahim Alaoui, Laila Al Wahidi, Artistes Palestiniens Contemporains, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1997
• Wijdan Ali, Contemporary Art from the Islamic World, Al Saqi Books, Londen, 1989.
• Wijdan Ali, Modern Islamic Art; Development and continuity, University of Florida Press, 1997
• Hossein Amirsadeghi , Salwa Mikdadi, Nada Shabout, ao, New Vision; Arab Contemporary Art in the 21st Century, Thames and Hudson, Londen, 2009.
• Michael Archer, Guy Brett, Catherine de Zegher, Mona Hatoum, Phaidon Press, New York, 1997
• Mouna Atassi, Contemporary Art in Syria, Damascus, 1998
• Wafaa Bilal (met Kari Lydersen), Shoot an Iraqi; Art, Life and Resistance Under the Gun, City Lights, New York, 2008 (zie hier ook een voordracht van Wafaa Bilal over zijn boek en project)
• Catherine David (ed),Tamass 2: Contemporary Arab Representations: Cairo, Witte De With Center For Contemporary Art, Rotterdam, 2005
• Saeb Eigner, Art of the Middle East; modern and contemporary art of the Arab World and Iran, Merrell, Londen/New York, 2010 (met een voorwoord van de beroemde Iraakse architecte Zaha Hadid).
• Maysaloun Faraj (ed.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art, Saqi Books, Londen, 2002 (zie hier een presentatie van de Strokes of Genius exhibition)
• Mounir Fatmi, Fuck the architect, published on the occasion of the Brussels Biennal, 2008
• Jabra Ibrahim Jabra, Grassroots of the Modern Iraqi Art, al Dar al Arabiya, Bagdad, 1986.
• Liliane Karnouk, Modern Egyptian Art; the emergence of a National Style, American University of Cairo Press, 1988, Cairo
• Samir Al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument; art, vulgarity and responsibillity in Iraq, Andre Deutsch, Londen, 1991
• Robert Kluijver, Borders; contemporary Middle Eastern art and discourse, Gemak, The Hague, October 2007/ January 2009
• Mohamed Metalsi, Croisement de Signe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989 (over oa Shakir Hassan al-Said)
Revue Noire; African Contemporary Art/Art Contemporain Africain: Morocco/Maroc, nr. 33-34, 2ème semestre, 1999, Parijs (uitgebreid themanummer over Marokko).
• Ahmed Fouad Selim, 7th International Biennial of Cairo, Cairo, 1998.
• Ahmed Fouad Selim, 8th International Biennial of Cairo, Cairo, 2001.
• M. Sijelmassi, l’Art Contemporain au Maroc, ACR Edition, Parijs, 1889.
• Walid Sadek, Tony Chakar, Bilal Khbeiz, Tamass 1; Beirut/Lebanon, Witte De With Center For Contemporary Art, Rotterdam, 2002
• Paul Sloman (ed.), met bijdragen van  Wijdan Ali, Nat Muller, Lindsey Moore ea, Contemporary Art in the Middle East, Black Dog Publishing, Londen, 2009
• Stephen Stapleton (red.), met bijdragen van Venetia Porter, Ashraf Fayadh, Aarnout Helb, ea, Ahmed Mater, Booth-Clibborn Productions, Abha/Londen 2010 (zie ook www.ahmedmater.com)
• Rayya El Zein & Alex Ortiz, Signs of the Times: the Popular Literature of Tahrir; Protest Signs, Graffiti, and Street Art, New York, 2011 (see http://arteeast.org/pages/literature/641/

Verder nog een aantal links naar relevante websites van kunstinstellingen, manifestaties, tijdschriften, musea en galleries voor hedendaagse kunst uit het Midden Oosten:

Mijn eigen bijdragen (of waar ik mede een bijdrage aan heb geleverd) elders op het web

Op dit blog:

Iraakse kunstenaars in ballingschap

Drie kunstenaars uit de Arabische wereld

Ziad Haider (begeleidende tekst
tentoonstelling)

Qassim Alsaedy (begeleidende tekst tentoonstelling)

Interview met de Iraakse kunstenaar Qassim Alsaedy

Hoshyar Saeed Rasheed (begeleidende tekst tentoonstelling)

Aras Kareem (begeleidende tekst tentoonstelling)

links naar artikelen en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld

De terugkeer van Irak naar de Biënnale van Venetië

Nedim Kufi en Ahmed Mater; twee bijzondere kunstenaars uit de Arabische wereld nu in Amsterdam

Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (Eutopia, 2011)

Zie ook mijn nieuwe Engelstalige blog over oa hedendaagse kunst uit de Arabische wereld On Global/Local Art

Inleiding en toelichting op mijn eigen positie in het Midden-Oosten conflict

Nu het zg Midden-Oosten conflict een van de belangrijkste thema’s van mijn blog is geworden en er ook al enige ‘discussie’ is ontstaan, althans, ik me genoodzaakt voelde om scherp positie te kiezen (zie het vorige bericht), is het misschien toch goed om een keer mijn eigen uitgangspositie toe te lichten. Daarom zal ik alvast het inleidende stukje publiceren van een veel langere verhandeling die ik nu aan het schrijven ben over hoe het complexe geheel mijns inziens in elkaar zit. Een eerder fragment, over de drie monotheïstische godsdiensten, publiceerde ik al hiervoor op dit blog, hier te raadplegen. Maar hier dus alvast het inleidende gedeelte. Het geheel zal later verschijnen.
In dit verband vind ik het vooral belangrijk om mijn eigen vertrekpunt duidelijk te maken. Normaal schrijf ik op dit blog wat minder persoonlijke stukken, maar in dit geval lijkt het me niet verkeerd om toch iets over mijn eigen achtergrond te vertellen en waarom ik gaandeweg steeds meer affiniteit met die regio  en dus ook met deze penibele kwestie heb gekregen. Bij deze:

Mona Hatoum Greater Divide
Mona Hatoum, Greater Divide, object/ staal, 2002. Mona Hatoum is een wereldberoemd kunstenares van Palestijnse afkomst. Haar werken, veelal installaties en video’s, zijn vaak meerduidig te interpreteren. Zowel ‘kleinere’ persoonlijke thema’s spelen bij haar een rol als grotere politieke kwesties. In dit verband lijkt me dit werk redelijk toepasselijk.

Een koloniale oorlog uit Europees schuldbesef;

 De bijna onontwarbare kluwen van ‘het Midden Oosten conflict’

De bovenstaande titel lijkt een paradox. Hoe kan er kolonialisme bestaan uit naam van Europees schuldbesef? Toch is dit mijns inziens de kern van de kwestie Israël/Palestina. Overigens is dit niet de enige paradox. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog, t/m de jaren zeventig was het heel progressief om voor Israël te zijn. ‘Links’ was er maar al te zeer op gebrand om de schandvlek van de Holocaust uit te wissen. Bij ons gold dat zeker voor bijvoorbeeld de PvdA, zoals het kabinet Den Uyl in de jaren zeventig, dat zelfs in het geheim wapens aan Israël leverde voor de Yom Kippoer oorlog. In Amerika was het lange tijd meer gebruikelijk om sympathie te uiten voor Israël bij de Democraten dan bij de Republikeinen. Tegenwoordig is het bijna omgekeerd. Het zijn nu de neo-conservatieven die Israël als grote bondgenoot zien, terwijl de sympathie voor de Palestijnen meer te vinden is aan de linkerkant van het politieke spectrum dan aan de rechterkant.
Als er een ingewikkelde kwestie is, die de hele wereld bezig houdt en waar maar geen eind aan lijkt te komen, dan is het wel het Palestijnse/Israëlische ‘conflict’ (zeg maar een voortdurende staat van latente dan wel oplaaiende oorlog). Het is ook een zaak waar zo’n beetje alle grote werkelijke en vermeende conflicten bij elkaar komen. De Tweede Wereldoorlog, zelfs de Eerste Wereldoorlog (het Sykes/Picot accoord en de Balfour declaratie), de dekolonisatiestrijd, gedurende een bepaalde tijd de Koude Oorlog, de al dan niet bestaande ‘clash of civilizations’, ‘het westen’ versus ‘de islam’, een vorm van apartheid, vermeend of echt antisemitisme in verschillende vormen, Amerikaans imperialisme en neoconservatieve visioenen, de aanjager voor de ‘radicale islam’, een bliksemafleider voor Arabische dictaturen, een excuus voor interventies in het Midden Oosten door internationale grootmachten om hun belangen veilig te stellen, enz. enz.
Om het nog ingewikkelder te maken; bij vrijwel iedere analyse of mening over deze kwestie speelt een of meer van de bovengenoemde zaken wel een rol, al is het op de achtergrond. Dat maakt ook dat iedere discussie over dit onderwerp al snel een heikele zaak. Alles wat met dit conflict samenhangt is historisch, ideologisch of zelfs religieus beladen. Het is bijna onmogelijk om deze kwestie terug te brengen tot een volkenrechtelijk conflict, al is dit mijns inziens de enige juiste weg om tot een uiteindelijke oplossing te komen.
Laat ik meteen beginnen om uiteen te zetten hoe ik zelf tegen deze materie aan kijk, al heeft mijn ‘denken’ ( of mening) hierover wel een ontwikkeling doorgemaakt. Niet omdat mijn mening er zoveel toe doet of omdat ik zelf zo interessant ben, maar als ik aan deze zaak mijn vingers wil branden, lijkt het me wellicht zinvol om zo helder mogelijk te zijn over mijn eigen vertrekpunt, dan bestaat er geen enkel misverstand over mijn intenties. En het blijkt keer op keer toch weer noodzakelijk te zijn om je positie duidelijk te maken; voor je het weet krijg je met het ‘a-woord’ naar je hoofd geslingerd, zoals besproken in het vorige bericht (al was dat wel een bijzonder excessief voorbeeld).
Tot ongeveer halverwege de jaren negentig was ik min of meer pro-Israëlisch. Ik baseerde mijn mening vooral op wat ik in de kranten las, op het nieuws zag en verder op wat ik uit mijn omgeving meekreeg. Om het maar meteen helemaal persoonlijk te maken; ik heb zelf een gedeeltelijk Joodse achtergrond (om precies te zijn, mijn grootmoeder van vaderskant was joods), al ben ik daar zeker niet mee opgegroeid en speelde bij mijn directe familie het Jodendom eigenlijk geen rol. Ik ben ook zelf gaan ontdekken hoe dat precies met mijn eigen familie zat, want er werd zelfs niet over gepraat (overigens is mijn eigen familie seculier, dus ik ben zonder een religie opgegroeid). Wel hadden er verschillende, zij het wat verdere familieleden veel in de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en hebben sommigen het niet overleefd, maar dat was geen gespreksonderwerp, althans niet voor de generatie die het had meegemaakt en aanvankelijk ook niet voor de generatie daarna, die was opgevoed met het idee dat je over bepaalde zaken beter niet kunt spreken. Dat is eigenlijk alles wat ik er over kwijt kan of wil zeggen. Het bovenstaande is overigens niet een echt onbekend fenomeen.
Wel had een ander nabij familielid (de broer van mijn Opa, overigens niet van Joodse afkomst) in diverse concentratiekampen van de Nazi’s gezeten. Dit omdat hij Engelandvaarder was en later, toen hij als geheim agent in Frankrijk was gedropt, door de Duitsers werd gearresteerd. Hij werd naar Kamp Buchenwald gedeporteerd en later naar Kamp Dora, waar hij te werk werd gesteld als ‘Nacht und Nebel Arbeiter’ in de beruchte V2 fabrieken. Hij overleefde dit alles en keerde na de oorlog terug. De reden waarom ik dit vertel is dat hij, na ook jarenlang te hebben gezwegen, aan mij, toen ik zestien was, zijn hele verhaal heeft verteld. Hij woonde toen gedurende de zomers in Zuid Frankrijk, bij Aix en Provence en ik heb daar een keer gelogeerd om wat aan mijn Frans te doen, want de afspraak met mij (en vooral mijn ouders) was dat hij en zijn Franse vrouw vooral Frans met me zouden spreken. Daar is niets van terecht gekomen. Hij was net bezig om zijn herinneringen op te schrijven (is later als boek uitgegeven 2 ) en heeft mij eigenlijk iedere dag (en nacht want onze gesprekken duurden soms tot 3 a 4 uur in de ochtend) verteld over zijn tijd als geheim agent en wat hij had meegemaakt in de Nazi kampen. Dit heeft een grote indruk op me gemaakt (ik was toen ook pas zestien, maar dan nog). Maar het is iets dat ik nooit meer zal vergeten en zijn verhaal heb ik vaak in mijn achterhoofd gehad, ook toen ik vanaf die tijd steeds meer ben gaan lezen over de Tweede Wereldoorlog, de Nazi kampen en over antisemitisme of zelfs racisme in het algemeen. Ook toen ik Primo Levi’s ‘meesterwerk tegen wil en dank’ las, Is dit een mens, kon ik dit niet lezen, zonder te denken aan de verhalen over de concentratiekampen die deze broer van mijn opa mij verteld had.
Ik vertel deze persoonlijke geschiedenis alleen maar om duidelijk te maken wat mijn uitgangspunt was (of eigenlijk nog steeds is, als we het naar het algemeen menselijke trekken), niet om iets anders. Het verhaal van de broer van Opa over de Nazi kampen en de constatering dat ik wel degelijk  ‘Joodse roots’  heb (al waren die zogenaamd non-existent, want het onderwerp werd altijd gemeden), hebben er aanvankelijk voor gezorgd dat mijn sympathie enigszins overhelde naar  ‘de Joodse zaak’ (als er zoiets bestaat). Geen wonder dat ik, mij ook baserend op wat er voor ‘Oslo’ zoal in de Nederlandse kranten stond, gematigd pro-Israëlisch was. Dat ben ik eigenlijk tot halverwege de jaren negentig gebleven.
Gedurende mijn verblijf in Leiden kreeg ik steeds meer interesse voor kunst en cultuur uit de niet-westerse gebieden. Ik schreef een stuk over de kunst en de geschiedenis van Indiaans Noord Amerika (als er een geval van brute koloniale misstanden is geweest, is het deze geschiedenis wel. Dit stuk is later tot een artikel omgewerkt en heb ik ook hier gepubliceerd) en begon me zodoende steeds meer te interesseren voor andere voormalig gekoloniseerde gebieden in de wereld. Dankzij mijn stage bij een fonds dat kunst en cultuur in de niet-westerse gebieden ondersteunt (voornamelijk ontwikkelingslanden, maar doet ook veel in het Midden Oosten) kwam voor mij ook de Arabische wereld in beeld. Uiteindelijk heb ik ook mijn scriptie geschreven over kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland, waarvan vele van deze kunstenaars zich zeker niet in ‘vrijwillige ballingschap’ bevonden (een paar fragmenten hier en hier). Zodoende breidde mijn kennis van de wantoestanden van diverse Arabische dictaturen, maar zeker ook van de Israëlische bezetting van de Palestijnen, zich steeds meer uit. Een niet onbelangrijke bron is het denken van de Palestijnse literatuurwetenschapper Edward Said geweest. Naast zijn algemene verhaal over stereotypen van vroeger gekoloniseerde of niet-westerse volkeren, zoals hij uiteen heeft gezet in zijn belangrijke werken Orientalism (1978) en Culture and Imperialism (1993) heb ik natuurlijk ook kennis genomen van wat hij over zijn eigen achtergrond heeft geschreven, zijn bestaan als Palestijnse balling (zie overigens hier een fascinerende serie korte interviewfragmenten, waarin zijn visie helder naar voren komt). Al was ik ruim voor die tijd al veel genuanceerder tegen de Palestijnse kwestie gaan aankijken en had hun zaak al veel meer mijn sympathie dan de Israëlische bezettingsmacht, het bestuderen van Edward Said, zijn bewonderaars maar ook zijn scherpste critici (waaronder Kanan Makiya, wiens kritiek ik op belangrijke punten zelfs kan onderschrijven), heeft mijn standpunt echt doen veranderen in het voordeel van de Palestijnen. Daarmee zeg ik niet dat ik sympathiseer met een Palestijnse partij of met bepaalde Palestijnse politici, maar wel dat ik van mening ben dat de Palestijnen een groot onrecht is aangedaan en dat het einde van de Israëlische bezetting wel het minste is wat er moet gebeuren om vrede te stichten maar ook om recht te doen. Met de nadruk op het minste.
Mijns inziens staat het vanzelfsprekend buiten kijf dat de Joden een gruwelijke misdaad is aangedaan, vooral gedurende de Tweede Wereldoorlog, maar ook in de eeuwen daarvoor en zelfs daarna (zoals in de Sovjet Unie). De vraag is echter of de Palestijnen de prijs voor deze misdaden moeten betalen. Naar mijn mening is daarmee een groot onrecht geschied. En dan heb ik het niet over wat sommige Palestijnse leiders allemaal doen, of de middelen die sommige Palestijnen toepassen wel de juiste zijn (vaak verre van), noch over wat zogenaamde sympathisanten van de Palestijnen allemaal uitkramen, van verschillende Arabische dictators, de huidige Iraanse president, t/m sommige zeer dubieuze sympathisanten in het westen (ik bedoel vooral de op zich marginale groep van Holocaust ontkenners, die ook populair zijn in sommige kringen in het Midden Oosten, zoals bij de huidige Iraanse president 2). Het gaat er mij ook niet om het Palestijnse leed uit te vergroten ten opzichte van het leed van de Koerden, de Tibetanen of de Christenen van Darfur. Dat gebeurt namelijk ook, hoewel je in het laatste geval weer ziet dat Israël voorop staat om te pleiten voor de rechten van de Darfur Christenen (en ze zelfs op grote schaal wil opvangen om het eigen ‘demografische probleem’ tov de groeiende Arabische bevolking op te lossen), die weer als een bliksemafleider gebruikt worden van het Palestijnse probleem. Ze ook het enorme lawaai dat door Israël supporters wordt gemaakt over Israëls ruimhartige hulp aan de slachtoffers van de aardbeving in Haïti, bijvoorbeeld op de site van de eerder besproken extremistische pro-Israël activiste Ratna Pelle, zie hier. Let vooral op haar opmerking over ‘degenen die geen zin hebben in de Novib & co, kunnen geld storten op…’ (de ‘Novib & co’ zijn natuurlijk te kritisch naar Israëls ‘ethische politiek’, zoals naar het blokkeren van hulpgoederen voor Gaza. Misschien is het voor Ratna Pelle een ideetje om een keurmerk op te zetten, zoiets als Max Havelaar, of ‘proefdiervrij’, maar dan anders;).
Maar dit probleem bestaat op minstens net zo’n schaal, zoniet nog veel groter, aan de Arabische zijde.  Een korte passage uit het werk Verzwegen Wreedheid van de Iraakse schrijver Kanan Makiya, dissident van het Saddam regime, zegt misschien genoeg: ‘Er zijn door Arabische intellectuelen miljoenen woorden geschreven over dat Israël honderden Palestijnse dorpen verwoestte en terecht. Toch besloten deze zelfde intellectuelen te zwijgen toen een Arabisch regime duizenden Koerdische dorpen met de grond gelijk maakte’.3 Deze constatering van Makiya, overigens zelf een Arabier, is wellicht terecht. Maar ook in deze kun je niet het ene leed tegen het andere wegstrepen. En dat geldt voor beide partijen. De ramp voor de Palestijnen wordt er niet minder op door er een omvangrijker humanitaire ramp tegenover te zetten. Net zo goed als het in Zuid Afrika ook nogal potsierlijk was als verdedigers van de apartheid naar Idi Amin verwezen. Omgekeerd waren de opmerkingen van Idi Amin over de apartheid net zo grotesk, net als Saddams gebral over het ‘bevrijden van de Palestijnen’.
Het ergst heb ik altijd de pro-Saddam leuterpraatjes van sommige westerlingen gevonden, alleen omdat ze ook heel kritisch zouden zijn op Israël, dus zijn alle Arabieren goed. Het slechtste voorbeeld op dit gebied dat ik ken is dit Belgische reisverslag, als boek verschenen, maar ook online beschikbaar. 4 Maar verder heb ik helaas ook wat meer meegemaakt en gezien van dit soort zaken (fellowtravellers dus), gedurende mijn onderzoek naar de kunst van de Iraakse diaspora. Heel interessant om als ‘progressieve West Europeaan’ zo modieus anti-westers, Israël en het embargo te zijn (alle redenen tot kritiek overigens), maar om dan Saddam te vergoeilijken heb ik altijd een vorm van dommige dweepzucht gevonden. Ik bedoel hier dus niet de kwestie voor of tegen de Amerikaanse aanval zijn, maar vooral beweringen als: ‘Het is daar allemaal niet zo erg, want Amerikaanse propaganda’, etc. Nog nooit met een Iraki gepraat die het regime aan den lijve had ondervonden, of uitsluitend met Iraki’s die of voor het regime werkten of in Irak ‘vrijuit konden praten’, met het mes van de Mukhabarat (Saddams geheime dienst, NB getraind door de Oost Duitse Stasi) op de keel. En dan wel beweren solidair te zijn met het Iraakse volk. En kennelijk ook vergeten dat Saddam in de jaren tachtig door het westen gesteund werd en wellicht nog saillanter (maar bijna vergeten) dat gedurende de Koude Oorlog men de Ba’thpartij niet eens zo’n slechte buffer vond tegen het communisme. Irak had namelijk een grote communistische partij, waar de Ba’thi’s uitermate vijandig tegenover stonden. Maar goed, geen enkel misverstand dus, allemaal fout en hypocriet.
Maar om dan opeens voor Israëls ‘ethische politiek’ naar de Palestijnen te zijn? Als Israël pretendeert ‘de enige democratie van het Midden Oosten’ te zijn, kan het zich een systeem van apartheid niet permitteren (werd er tot in de jaren tachtig in sommige kringen niet beweerd dat Zuid Afrika ‘de enige democratie van Zuidelijk Afrika’ was?). En bovendien, Israël was toch gesticht met het doel om een veelal elders gediscrimineerde bevolkingsgroep een veilig tehuis te bieden? Zie hier weer een van de wrange paradoxen van dit vrijwel uitzichtloze conflict.
Aan de hand van deze beschouwing zal ik proberen mijn standpunt toe te lichten. Ik zal vooral een historische beschrijving geven (het onderstaande betoog is chronologisch opgebouwd). Wellicht is het verre van volledig, maar ik heb getracht de belangrijkste kwesties mee te wegen.

Floris Schreve

Tot zover de inleiding. Het direct hierop volgende stukje wordt het fragment over de monotheïstische godsdiensten, al eerder hier verschenen. Het geheel volgt dus later.

Noten

1. Guido Zembsch Schreve (opgetekend door Eddy de Roever), Operatie Pierre Jaques; Geheim agent, comando en gevangene van de Gestapo, Uitgeverij Hollandia, Baarn, 1990. In het Engels verschenen als Pierre Lalande: special agent, Leo Cooper, Londen, 1996. Zie ook deze uitzending van het geschiedenisprogramma Andere Tijden over Kamp Dora, http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/2899536/afleveringen/39391235/, waarin hij overigens geen rol speelt (hij is in 2003 overleden).

2. Aan een paar van deze Holocaustontkenners (David Irving, Robert Faurrisson en Ernst Zündel) heb ik aandacht besteed in een serie andere artikelen op dit weblog. Bij een Belgisch antroposofisch tijdschrift dat ik hier kritisch heb besproken, zijn deze lieden nogal populair, zie https://fhs1973.wordpress.com/category/antroposofie-en-holocaust-negationisme/

3. Kanan Makiya, Verzwegen wreedheid; nationalisme, dictatuur en opstand in het Midden Oosten, Bulaaq/Kritak, Amsterdam/Antwerpen, 1993, p. 209. Aan deze publicatie heb ik elders op dit blog ook uitgebreide aandacht besteed, zie https://fhs1973.wordpress.com/2008/05/11/edward-said-orientalism-en-de-kritiek-van-kanan-makiya/.

4. Charles Ducal (red.), Rendez vous in Bagdad, Epo, Antwerpen, 1994. Verslag van een groepje ‘kritische’ Belgische intellectuelen, die zich door het toenmalige Iraakse regime  lieten uitnodigen om de gevolgen van het embargo ‘kritisch’ te onderzoeken. Hun gastvrouw was de Iraakse journaliste en functionaris van het ministerie van informatie, Nasra as-Sadoon, gehaat en gevreesd door de Iraakse ballingen die ik ken, al wordt er in het boek stellig beweerd dat zij géén lid zou zijn van de Ba’thpartij en onafhankelijk was (net alsof dat mogelijk was). Om dit met een voorbeeld te illustreren; hier in Nederland sprak ik een inmiddels gevluchte Iraakse kunstenaar die in eigen land een grote faam genoot; hij werd ook herhaaldelijk positief gerecenseerd in het niet meer bestaande Engelstalige internetkrantje van deze Nasra as-Sadoon, The Daily Iraq. Toen ik hem over dit boek sprak, wist hij me te vertellen: ‘Zij zou niet voor het regime werken? Zij is het regime’.
Dit gezelschap sprak ook met een andere kunstenaar in Bagdad, die later ook naar Nederland is gevlucht en die ik persoonlijk goed heb leren kennen. Geheel overbodig om te zeggen dat wat hij toentertijd in Irak aan deze delegatie vertelde niet overeenkwam met zijn werkelijke opvattingen en deze kunstenaar was echt geschokt om jaren later terug te lezen hoe dit gezelschap zich door het regime heeft laten inpakken. Het boek is in zijn geheel te lezen op http://www.irak.be/ned/index.htm

Een repliek aan Ratna Pelle, beroepspropagandiste, hysterische Zioniste en Palestijnenbasher

Ook verschenen op Stop de Bezetting, zie verder Stan van Houcke en De Israël-Lobby

‘De ‘aldoor zegevierende staat Israël’ kan niet eeuwig steunen op de sympathie voor slachtoffers’ (Wiesenthal). Wiesenthal lijkt te bedoelen dat het voor de staat Israël, nu het ‘aldoor zegeviert’, niet meer nodig is om zich als slachtoffer op te stellen, maar zijn kracht ten volle kan laten gelden. Dat mag waar zijn, mits je daaraan toevoegt dat die nieuwe positie nieuwe verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Het probleem op dit moment is dat de staat Israël, hoewel het ‘permanent zegeviert’, nog steeds steunt op het beeld van de Joden als slachtoffers om zowel zijn machtspositie te legitimeren, als om zijn critici te hekelen als verhulde Holocaustsympathisanten’.

Slavoj Žižek (filosoof, verbonden aan de universiteit van Ljubljana, Slovenië, en gasthoogleraar aan vele andere universiteiten in Europa en de VS), in Geweld; zes zijdelingse bespiegelingen, Boom, Haarlem, 2008, p. 119

‘One must admit, however, that all liberals and even most ‘radicals’ have been unable to overcome the Zionist habit of equating anti-Zionism with anti-Semitism. Any well-meaning person can thus oppose South African or American racism and the same time tacitly support Zionist racial discrimination against non-Jews in Palestine. The almost total absence of any handily available historical knowledge from non-Zionist sources, the dissemination by the media of malicious simplifications (e.g. Jews vs. Arabs), the cynical opportunism of various Zionist pressure groups, the tendency endemic to university intellectuals uncritically repeat cant phrases and political clichés (this role of Gramsci assigned to traditional intellectuals, that being ‘experts in legitimation’), the fear of treading upon highly sensitive terrain of what the Jews did to their victims, in an age of genocidal extermination of Jews-all this contributes to the dulling, regulated enforcement of almost unanimous support for Israel. But, as I.F. Stone recently noted, this unanimity exceeds even the Zionism of most Israelis’

Edward Said (hoogleraar literatuurwetenschappen aan de Columbia University en prominent Palestijns intellectueel, overleden in 2004, zie ook dit eerdere artikel op dit blog), in The Question of Palestine, 1978 (geciteerd uit Moustafa Bayoumi & Andrew Rubin, The Edward Said Reader, Vintage, New York, 2000, p. 118). Inmiddels is er wel het een en ander veranderd, in Europa en ook in Amerika, maar voor hetgeen wat er hier besproken gaat worden is deze passage van Edward Said nog altijd schokkend actueel, zoals snel zal blijken.

Hasbara of hysterische soliste?

Een repliek aan Ratna Pelle, beroepspropagandiste, dolgedraaide Zionistische veelblogster en Palestijnenbasher

  Elders op het web schreef de eerder ter sprake gekomen radicale pro-Israël activiste Ratna Pelle (zie mijn vorige bijdrage over het Israëlische Palestijnse conflict) op een van haar vele blogs ( http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000413.html ): De methoden van de anti-Israellobby (1) IMO Blog, 11 december 2009:

‘Een van de dingen die me opviel toen ik me in discussies met felle tegenstanders van Israël begaf, is hoezeer men op de man speelt. Jaap Hamburger (van ‘Een Ander Joods Geluid’, FS) is hier een kei in, en kleineert zijn tegenstanders continu. De minachting spat er vanaf. Je zou zeggen dat de voorzitter van een in zijn ogen respectabele club die geregeld in de media verschijnt dergelijke methoden niet nodig heeft. Het blijkt echter nog erger te kunnen, en radikale antiziosemieten zoals ene Sonja (of Janneke), Stan van Houcke en het groentje Floris Schreve (hij wil graag carrière maken in de antizionistische blogosfeer), proberen hun tegenstanders te intimideren. Stan van Houcke, die zelfs officieel journalist is, spant de kroon. Honderden blogs wijdt hij aan zijn opponenten, waarbij alles wat zij ooit hebben geschreven tegen hen wordt gebruikt, al heeft het helemaal niks met Israël of de Palestijnen te maken’.

Ratna Pelle, in haar woorden: ‘Ik ben Ratna Pelle, een academica uit Nederland, en ben actief geweest in diverse linkse bewegingen voor vrede, milieu en derde wereld. Ik ben noch Joods noch Palestijns noch Israëlisch noch Arabisch’, vindt mij, waarschijnlijk op grond van dit ene blogitem, een ‘anti-ziosemiet’ (alhoewel, ik moet nog carrière maken). Tja, wat moet je hiermee? ‘Antiziosemitisme’ is een neologisme, wellicht afkomstig van Ratna zelf, althans het is de eerste keer dat ik heb kennis genomen van deze Orwelliaanse kwalificatie. Maar als ik het goed begrijp zou het dus een soort antisemitisme zijn. Interessant om dat van de niet-Joodse (maar misschien wannabe Joodse, in ieder geval hysterische Zionistische) Ratna te mogen vernemen. Is kritiek op Ratna Pelle al een vorm van antisemitisme? Zoiets als kritiek op Stalin een schoffering van het proletariaat betekende? Boeiend. Bovendien, wat weet ze verder van mij, of van mijn achtergrond? Kan nog heel interessant gaan worden.

Je zou verder natuurlijk boos kunnen worden om zo’n kwalificatie (en dat zou volkomen terecht zijn), maar als je ziet wat ze in een bericht daaronder schrijft, denk ik niet dat ze erg overtuigend is. Ik kan iedereen aanraden om het verder te lezen. Ze valt vanzelf door de mand. Bovendien bevind ik me in goed gezelschap, gezien de anderen die ze noemt.

Maar wat moet je ermee? Want wat je er ook van mag vinden, er valt genoeg over te zeggen. Wat wel fascinerend is dat zij over Stan van Houcke schrijft: ‘Honderden blogs wijdt hij aan zijn opponenten, waarbij alles wat zij ooit hebben geschreven tegen hen wordt gebruikt, al heeft het helemaal niks met Israël of de Palestijnen te maken’. Interessant om dat van Mevrouw Pelle te mogen vernemen. Ratna Pelle schrijft namelijk duizenden blogitems (niet overdreven, vandaag waren het maar liefst 6.860 hits), waarin zij de halve wereld voor antisemiet uitmaakt. Als je haar naam googlet zal dat in een oogopslag duidelijk worden.

Haar mooiste quote vind ik nog altijd:

‘Pr werkt sowieso vooral wanneer zij zelf onzichtbaar is, en het lijkt alsof authentieke mensen spontaan hun verhaal vertellen, onderzoekers en wetenschappers met nieuwe ‘onthullende feiten’ naar buiten komen, er spontaan opeens allerlei artikelen verschijnen en reportages worden gemaakt die jouw kant van de zaak naar voren brengen’,

aldus Ratna Pelle, in haar recensie van Het zijn net mensen van Joris Luyendijk, in een zeldzame vlaag van (onbewuste?) openhartigheid, http://www.israel-palestina.info/hetzijnnetmensen.html. Haar spelling van de afkorting ‘P.R.’ (als ‘Pr’) lijkt hier (alweer onbewust?) eerder een afkorting te zijn van ‘Propaganda’ dan van ‘Public Relations’. Bovenstaande ‘ontboezeming’ geeft mijns inziens de kern van haar doelstellingen en strategieën weer, althans haar vele pogingen daartoe. De overstelpende kwantiteit van haar bijdragen op het internet is daar het resultaat van.

Het ‘probleem’ Ratna Pelle is niet zo zeer haar radicale opvattingen (er zijn in het Nederlandse taalgebied genoeg van dit soort bloggers te vinden met soortgelijke extreme standpunten), maar het zit hem er vooral in hoe zij zich manifesteert. In de eerste plaats probeert zij zich als ‘neutraal’ of ‘onafhankelijk’ te presenteren. Haar website Israël-Palestina info heeft bijvoorbeeld als logo een Israëlisch en Palestijns vlaggetje. Op het eerste gezicht staan er allerlei ‘neutrale’ (of ‘objectieve’) achtergrondartikelen op. Maar als je deze nader bekijkt dan blijken deze er vooral op te zijn gericht dat Palestijnen geen aanspraken kunnen maken op het gebied ten westen van de Jordaan en dat de Palestijnen eigenlijk helemaal geen volk zijn, maar Arabieren, die al genoeg nationale staten hebben. Sinds wanneer is dat een argument? Is net zoiets als alle Nederlanders kunnen best verhuizen als er hier Chinezen moeten worden gehuisvest, want er zijn al genoeg Europese landen voor ‘Europeanen’. En bovendien, je zou dan net zo goed kunnen stellen dat ‘de Joden’ eigenlijk geen volk zijn, maar een religie, met diverse nationale achtergronden. Hadden zij daarom het recht om de Palestijnen te verdrijven? Pardon, in de ogen van Ratna zijn dat de ‘Arabieren’ (Palestijnen bestaan niet), die trouwens niet verdreven zijn, maar zelf het land hebben verlaten, omdat hun leiders daartoe zouden hebben opgeroepen. Deze ietwat nationalistische mythe van de Staat Israël, die nog steeds door Ratna wordt uitgedragen, is inmiddels allang ontkracht, niet in de laatste plaats door diverse Israëlische historici zelf (de ‘New Historians’ als Ilan Pappé, Benny Morris, Avi Schlaim, Tom Segev ea), zij het dat deze historici over de ‘beoordeling’ van deze etnische zuivering sterk van mening verschillen (vooral Pappé en Morris, die tegenwoordig weer het ultra-zionistische standpunt uitdraagt, zie dit recente interview met de Groene Amsterdammer, al ontkent hij deze gebeurtenissen niet, hij ‘rechtvaardigt’ ze slechts). Wellicht is het aardig om nog een keer de parabel van Joris Luyendijk aan te halen (waar Ratna overigens woedend over is):

‘Stel: in de Verenigde Staten wordt een gek de baas die alle mensen met een Friese grootvader laat oppakken en afmaken. Het wordt een moordpartij van ongekende omvang en als het Anti-Friese bewind eindelijk ten val komt, is duidelijk dat de Friese overlevenden niet meer in Amerika willen wonen. Dus komt er een plan: de Friezen krijgen een eigen staat. En wat is een logischer plek dan het land dat volgens de oude teksten Fries is? Ondanks Nederlands verzet stemmen de Verenigde Naties met het plan in en uit de hele wereld trekken mensen met een Friese grootouder richting de nieuwe Friese staat, royaal gesubsidieerd door Amerika. De overige Nederlanders protesteren: ”Wij hadden toch nooit problemen met de Friezen?’ Maar in de internationale opinie overheerst het medelijden met de Friezen. Er komt een voorstel: de helft van Nederland wordt Frisia, en in de andere helft kunnen de Nederlanders blijven wonen.
De Nederlanders pikken dit niet en er komt een oorlog die de Friezen, met Amerikaanse hulp, winnen en een nog groter deel van Nederland valt in Friese handen. Miljoenen niet-Friese vluchtelingen overstromen de grote Nederlandse steden en de spanningen lopen op, vooral omdat kleine groepjes Nederlanders een guerrilla zijn begonnen tegen de Friezen. ‘Terrorisme!’, roepen Friese voorlichters op CNN: ‘They are killing innocent Frisians!’ Intussen vraagt het Nederlandse volk: ‘Wat hebben wij voor leiders?’
Er volgt een militaire coup en wanneer Nederland probeert in het buitenland wapens te kopen, verovert de jonge Friese staat met een ‘preventieve aanval’ de rest van Nederland, plus stukken van Duitsland en België. Drommen niet-Friese Nederlanders vluchten de grens over naar Duitsland en België, waar ook coups volgen: we moeten voorkomen dat de Friezen ons pakken! Intussen regeert het Friese leger met harde hand over de bezette Nederlandse provincies, wurgt de economie en confisqueert de mooiste stukjes voor nederzettingen en speciale wegen van die nederzettingen naar Frisia.
Dan komt er een vredesproces en krijgt Nederland Limburg, een stukje Brabant en een Zeeuws eiland aangeboden. Die brokjes mogen geen Nederland heten, Nederland mag geen leger hebben en alle grenzen worden bewaakt door Friese troepen’.
(Joris Luyendijk, Het zijn net mensen; beelden uit het Midden Oosten, Uitgeverij Podium, 2006, p. 145-146)

Ratna hierover: ‘Welke twintig zaken kloppen er niet in deze vergelijking? Het is overigens niet de eerste keer dat ik hem tegenkom. Ik kom hem vaker tegen in discussies en ik moet altijd erg mijn best doen niet boos te worden en vriendelijk uit te leggen waarom hij totaal niet opgaat. Het begint al met de aanname dat er dus, voor Israëls stichting, een Palestijnse staat was waar pas na de Holocaust opeens een hoop Joden naartoe kwamen en de VN hun dit gebied toewees ‘op grond van oude teksten’. Niet omdat zij er altijd hadden gewoond, zoals in Jeruzalem, Safed, Tiberias en Hebron, er voor de Holocaust al een Joodse staat in wording was in Palestina die praktisch alle zaken zelf regelde, niet omdat Joden altijd een fysieke, religieuze en spirituele band met het land hebben gehad, en dit centraal staat in zowel religie als nationale identiteit. Vervolgens wordt alle Arabische vijandigheid tegenover de Joden ontkend, pas toen zij het land praktisch wilden overnemen kwam er verzet. In de praktijk waren er figuren als de moefti, die Hitlers oplossing van het Joodse probleem in Palestina wilde toepassen en vanaf de jaren ’20 de Arabische bevolking tegen de Joden opzette, werden de Joden geregeld aangevallen en wezen de Arabieren ieder compromis en iedere samenwerking met de Joodse gemeenschap af. Deze en talloze andere zaken laat niet alleen Luyendijk weg, maar de media überhaupt en dat is waarom we deze vergelijking zo dikwijls te horen krijgen’. (http://www.israel-palestina.info/hetzijnnetmensen.html)

Wat klopt er niet aan Ratna’s ‘weerlegging’? Natuurlijk dekt deze analogie niet de hele situatie, maar in Friesland hebben er toch altijd Friezen gewoond? Lijkt me duidelijk. En dat er veel wrijvingen zijn geweest gedurende het interbellum tussen de Palestijnse bevolking en de Joodse nieuwkomers, ook waar. Maar er waren ook Joodse terreur organisaties die vele bloedige aanslagen pleegden, zowel op Palestijnse als Britse doelen. Het opblazen van het King David Hotel door de Irgun militie in 1946, waarbij 91 doden vielen, is hier een goed voorbeeld van. Dat ook de Palestijnen (pardon Arabieren) zich aan soortgelijke zaken schuldig maakten, ook waar. Maar mochten ze daarom massaal hun land uit gedreven worden? Elders in dit artikel zegt ze dat er nooit een Palestijnse staat was. Nee, want het hele gebied was een onderdeel van het Osmaanse Rijk. Er was dus ook geen Joodse staat. Maar rechtvaardigt dit de exclusieve claim (want daar gaat het hier om) van de Joden op het gebied Palestina, waar voor Palestijnen, pardon Arabieren, geen plaats meer was? Enz. enz.

Maar het ‘probleem Ratna Pelle’ is naast de ‘kwaliteit’, vooral de kwantiteit. Er is op dit onderwerp niemand zo actief in het Nederlandse taalgebied op internet als zij. Haar productie is werkelijk van een maniakale omvang. Psychologisch ongetwijfeld bijzonder interessant, maar wat hier belangrijker is, is dat het er bijna de schijn van heeft dat zij probeert het digitale Nederlandse taalgebied dicht te slibben met haar soms verhulde, soms openlijke propaganda (want dat is het). Wie de woordcombinaties ‘Israëlisch Palestijns conflict’, of ‘Israël Palestina’ googlet stuit vrijwel zeker op een of meer van de vele sites van Ratna Pelle en haar kleine entourage (voornamelijk Wouter/Wil Brassé en heel af en toe een zekere Abby). Daarom lijkt het mij niet verkeerd om een keertje het licht te laten schijnen op dit ‘fenomeen’ en een keer goed zichtbaar te maken wie of wat zij eigenlijk is en vooral hoe zij te werk gaat.

‘Wouter’

Een paar van haar hoogtepunten, met wat kanttekeningen van mijn hand. Deze zijn eerder gepasseerd in mijn korte discussie met haar ‘rechterhand’ Wouter/ Wil Brassé, overigens net zo’n wannabe en dan niet alleen in dit opzicht, zie zijn ietwat bizarre homepage en dan vooral op het sub itempje ‘Wie ben ik?’. Ik weet het wel. Het lelijke eendje dat graag een zwaan wil zijn. Of de hulp-Sinterklaas, zie op de homepage, iets naar beneden scrollen en dan de vierde foto van links. Maar los van zijn wat aandoenlijke liefhebberij (hij vindt zichzelf in opgepimpte staat ‘om te zoenen’, al kunnen zijn drag creaties moeilijk als erg geslaagd gekenschetst worden, maar misschien bekijk ik het iets te hoofdstedelijk en leg ik de lat wat hoog), is ook Wouter een doorgedraaide Israël aanbidder en Palestijnenbasher, met een zelfde productiviteit als Ratna. Met hem zet Ratna overigens ook ‘spontane ingezonden brievenacties’ op, zoals dit bijna lachwekkende bericht van het CIDI duidelijk laat zien. Daarin staat oa vermeld: ‘De Nijmeegse GroenLinks-publiciste Ratna Pelle schreef op 16 september onderstaand opinieartikel in De Gelderlander waarin zij Van Agt in felle bewoordingen beschuldigde van misleiding en het creëren van vijandbeelden. Een vergelijkbaar artikel van GroenLinks-lid Wouter Brassé verscheen in De Limburger van 17 september’. Hoe spontaan. Zie wederom Ratna’s uiteenzetting over PR/ propaganda: ‘Pr werkt sowieso vooral wanneer zij zelf onzichtbaar is, en het lijkt alsof authentieke mensen spontaan hun verhaal vertellen, onderzoekers en wetenschappers met nieuwe ‘onthullende feiten’ naar buiten komen, er spontaan opeens allerlei artikelen verschijnen en reportages worden gemaakt die jouw kant van de zaak naar voren brengen’. De vraag is alleen of dit ook zo effectief is wanneer dit soort operaties gerund worden door het tweemansbedrijf Ratna en Wouter. Lijkt me iets te doorzichtig. Dat mag best wat professioneler. Overigens schijnt niemand bij Groen Links Ratna en Wouter te kennen, zie http://stanvanhoucke.blogspot.com/2009/01/de-raciste-ratna-pelle.html, of http://empire.blogsome.com/2008/03/07/karel-van-broekhoven-reageert. Aangetekend moet worden dat Ratna, naar eigen zeggen althans, kennelijk wel in het Groen Links Magazine zou hebben gepubliceerd over het Midden Oosten conflict, zie dit artikel van maart 2005, opnieuw geplaatst op een van haar vele blogs, Ratna.nl. Hoewel zij in dat artikel het Groen Links standpunt hekelt als te eenzijdig, is ze in dit stuk aanzienlijk gematigder. Maar het is wel opmerkelijk dat er zo’n radicale, of zelfs extremistische Zionistische roeptoeter bij een partij als Groen Links rondloopt, die haar minachting voor de rechten van de Palestijnen zo luidkeels naar buiten brengt. Netjes van Groen Links dat ze zoveel diversiteit de ruimte geven, maar ik zou er wel iets kritischer op zijn, zeker in dit geval. Zie overigens ook deze merkwaardige bijdrage van haar en Wouter over de positie van Groen Links, waarin ze opeens een beetje beginnen te draaien. Een erg komische reactie daaronder overigens, waarschijnlijk van een Christen-Zionist.

Maar hier nogmaals de kleine bloemlezing, oorspronkelijk uit mijn korte discussie met ‘Wouter’. Eerst wat passages van Ratna, dan mijn commentaar:

‘De campagne heeft in totaal tot aan het unilaterale staakt-het-vuren op 17-18 januari 3 weken geduurd, waarbij naar verluid zo’n 1.300 Palestijnen zijn omgekomen en 13 Israëli’s. Over het aantal burgerslachtoffers en strijders verschillen beide partijen sterk van mening. Volgens sommige bronnen is eenderde van de Palestijnse doden kind, volgens andere is dat aantal veel lager. Het maakt ook uit of je 16- en 17-jarigen die soms al volwaardig meedoen in de strijd als kind definieert, en we moeten niet vergeten dat de gemiddelde leeftijd in Gaza 17 jaar is’.(http://www.israel-palestina.info/gaza_oorlog.html)

Mijn commentaar:

‘…en we moeten niet vergeten dat de gemiddelde leeftijd in Gaza 17 jaar is’ Erg hé, van die Palestijnen, dat ze zoveel kinderen krijgen althans. Ook onverantwoordelijk, want dat levert vervelende statistieken op als er weer eens op dichtbevolkt gebied moet worden geschoten. Natuurlijk is het vooral niet goed voor de beeldvorming, want dit soort zaken maken het er niet makkelijker op om het product Israël op de markt te zetten. Alhoewel, je kunt het ook als een kans zien. Want het is in die omstandigheden wel een uitdaging om het dan op te nemen tegen ‘Gretta’, ‘EAJG’(Een Ander Joods Geluid, FS) en een ‘pro-Palestijnse’ krant als NRC Handelsblad (Ratna is dus boos op alledrie, zoals elders in mijn stuk zal worden uitgelegd). Zie hier de logica en de ethiek van mevrouw Pelle, samengebald in een bijzin.

Nog een stukje. Eerst een passage van Ratna:

‘Mensen wonen om verschillende redenen over de Groene Lijn, uit (religieuze) verbondenheid met het land, of omdat het er rustig en mooi is en bovendien goedkoop wonen, of omdat men vindt dat Israël dit gebied moet houden, of omdat men denkt dat de nederzettingen een geschikt drukmiddel zijn om de Palestijnen zover te krijgen om Israël echt te erkennen en de daarvoor noodzakelijke concessies te doen’. http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000403.html

Mijn commentaar:

‘Omdat het er rustig en mooi is en bovendien goedkoop wonen’. Ratna, mag ik je herinneren aan je summiere statement over jezelf: ‘Ik ben Ratna Pelle, een academica uit Nederland, en ben actief geweest in diverse linkse bewegingen voor vrede, milieu en derde wereld’. Als je ook zo over hulp aan de derde wereld denkt, denk ik dat het goed is dat er geen ontwikkelingshulp volgens het recept Ratna wordt gegeven. Hoe kun je dit dan in overeenstemming brengen met die idealen waar je zelf voor zegt te staan? Bovendien, wat is er mooi aan de muur? Maar los daarvan, ook zo mooi wonen op die heuveltoppen, met die opeengepakte verpauperde Palestijnen aan je voeten, waarvan zelfs het water wordt weggepompt om aan een eerste levensbehoefte te voldoen als bijvoorbeeld het vullen van een zwembad. Lang leve de vrede, het milieu en de derde wereld! Lijkt me ook heerlijk wonen op gestolen land, terwijl de rechtmatige eigenaren als bedelaars aan je voeten leven, vooral voor je eigen gemoedsrust. Heel rustig en mooi! Lijkt me dat je geen ‘academica’ hoeft te zijn om te snappen dat dit niet helemaal spoort’. En wat bedoel je met concessies? Dat het Palestijnse geweld stopt? Dan zou je juist die nederzettingen moeten ontmantelen. Als je andere concessies zou bedoelen, hoeveel concessies moeten de Palestijnen nog doen? Nog meer land opgeven? Ik vrees dat de bodem wel is bereikt.

‘links’

Nu het communisme (Stalin) toch ter sprake is gekomen, neem zeker kennis van deze passage. Het is zo’n beetje het enige statement van Ratna over zichzelf, waarin ze iets vertelt over haar eigen achtergrond:

‘Veel mensen ter linkerzijde vragen zich tegenwoordig af hoe ze indertijd zo lang sympathie konden blijven houden voor de Sovjet Unie en voor China. In een discussie hierover meende ik onlangs dat de CPN zich rond 1980 officieel distantieerde van de Sovjet-Unie. “Toen al?”, vroeg mijn gesprekspartner. “Al?”, zei ik, “ik noem dat pas, want voor een ieder die het wilde zien was toen toch allang duidelijk dat het systeem niet deugde, en dissidenten en een ieder die ook maar enige kritiek durfden te uiten werden opgesloten of naar een werkkamp gestuurd?” Ik was toen nog erg jong, maar ik liep enthousiast mee in de grote vredesdemonstraties van begin jaren ’80 en scandeerde de leus: “liever een Rus in de keuken dan een raket in de tuin”. In feite betekent dat dat je liever in een dictatuur wilde leven dan je te bewapenen. Een absurd idee. Als 15 jarige mag je dat roepen, maar als 25 of 36 jarige zou je beter moeten weten. Voor de duidelijkheid: dit was niet de algemene opvatting van de vredesbeweging, en de vragen die men stelde bij de wapenwedloop waren volkomen legitiem. Het geeft echter wel een bepaald sentiment weer van een deel van de beweging, en de kritiekloze houding van velen jegens de Sovjet Unie. Het feit dat ze tegen Amerika zijn en haar macht en moraal ter discussie stellen, is toen en nu de rechtvaardiging gewelddadige duistere ondemocratische bewegingen of regimes te steunen. Het zijn helaas niet alleen tieners die koketteren met Hamas en Hezbollah, en Israël een racistische Apartheidsstaat noemen. Collectieve blindheid komt in alle lagen van de bevolking voor en onder alle leeftijden. Het is tijd voor een paradigma switch’. (http://www.zionism-israel.com/blog/)

Wat mij betreft een zeldzaam obligaat (truttig) verhaal en ook nog een manke vergelijking. Ik denk dat dit verhaal meer hout zou snijden als: ‘Tot in de jaren tachtig stond vrijwel heel Nederland onvoorwaardelijk achter Israël, niet geheel los te zien van onze terechte schaamte dat wij wel erg veel Joodse landgenoten hadden verloren in de periode 40-45, zeker als je het vergelijkt met Denemarken, België en Frankrijk. Na de slachting van Sabra en Shatila in 1982, gedurende de Libanonoorlog, begon dit heel langzaam te veranderen. ‘Toen al?’ ‘Al?’ Ik noem dat pas, want iedereen kon toen al zien dat de bezetting van de Palestijnse gebieden….’ etc. Lijkt me duidelijk. Die paradigma switch heeft ze overigens gepikt van Anja Meulenbelt, zie http://anjameulenbelt.sp.nl/weblog/2004/07/28/de-paradigmastrijd-1/ . Al met al een wat kreupele poging om het verhaal van Meulenbelt om te draaien (met wie ze overigens een paar heftige confrontaties heeft gehad, zie http://anjameulenbelt.sp.nl/weblog/2008/07/27/geen-apartheid/ of op een van Ratna’s blogs: http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000226.html).

In de wereld van Ratna Pelle ligt de vijand altijd en overal op de loer. Haar visie op Israël druipt van de Asterix en Obelix romantiek, waarin een klein dorpje dapper weerstand bood tegen de omringende agressors. Iedereen die haar getroubleerde blik op de werkelijkheid niet deelt is zo’n beetje een antisemiet, die met alle middelen bestreden dient te worden. Palestijnen zijn voor haar volkomen ontmenselijkt, zie haar uitspraken over het grote percentage minderjarige slachtoffers in Gaza. Dan hebben we het nog niet over de Nakba, die volgens Ratna nooit heeft plaatsgevonden, zie deze bijdrage, of een artikel dat ze een keer in Trouw geplaatst heeft weten te krijgen, waarin ze de prominente Israëlische historicus Ilan Pappé tracht aan te vechten, die een standaardwerk over de Nakba schreef (The ethnic cleansing of Palestine, 2006). In die zin is ze ook een ‘Nakba-negationist’. ‘Er was geen sprake van etnische zuivering’, aldus mevrouw Pelle. Toch is in deze recensie in Trouw haar toon aanmerkelijk gematigder dan wanneer ze in haar eigen territorium opereert, waar zij alle remmen los gooit en zich lekker laat gaan. Over Pappé schrijft zij op een van haar eigen sites, www.zionism-israel.com:

‘Pappé minacht feiten niet alleen zelf, hij draagt dit ook over op zijn leerlingen. In 2005 was een leerling van hem, Teddy Katz, door oud-soldaten aangeklaagd nadat deze in zijn proefschrift had beweerd dat zij massaslachtingen hadden aangericht in het Palestijnse dorp Tantura. Het bleek dat hij de tekst van de opgenomen interviews met de soldaten op essentiele punten had veranderd in zijn proefschrift. Katz zag zich gedwongen delen van zijn proefschrift aan te passen, maar Pappe bleef hem verdedigen, en beweerde dat zowel hij als Katz werden vervolgd om politieke redenen en de universiteit hem wilde ontslaan. Vervolgens riep hij academici van over de hele wereld op om zijn universiteit – de universtiteit van Haifa – te boycotten. Onnodig te zeggen dat dit alles voor een aanzienlijke publiciteit heeft gezorgd en hem beroemd gemaakt tot ver buiten Israël. Vooral initiatiefnemers van boycot-acties tegen Israël vonden in hem een dankbare bondgenoot – wie kan ze nu nog van antisemitisme beschuldigen? Zijn gesjoemel met feiten, en zijn rancuneuze en kinderachtige gedrag jegens zijn eigen universiteit schijnt er voor deze groeperingen niet toe te doen. Iedereen die hen helpt in hun kruistocht tegen Israël is welkom. EAJG en UCP zijn geen vredesorganisaties (????? Dit zijn dus ‘Een Ander Joods Geluid’ en ‘United Civilians for Peace’, FS); zij dragen niet bij aan vrede en verzoening tussen Israël en de Palestijnen. Zij praten aanslagen tegen Israël goed als ‘legitiem verzet’ en hebben meermaals sprekers op door hen georganiseerde bijeenkomsten of demonstraties uitgenodigd die Hezbollah en Hamas verdedigen, zoals Abu Jahjah van de Arabisch Europese Liga. Ook hebben woordvoerders van beide organisaties meermaals een vergelijking gemaakt tussen de bezetting van de Palestijnse gebieden en de bezetting van Nederland door de Nazi’s, en Israël vergeleken met de Nazi’s, zoals bijvoorbeeld tijdens de recente toespraak van EAJG-lid Max Wieselman bij kamp Westerbork. Zulke vergelijkingen zijn onjuist, kwetsend en dragen slechts bij tot polarisatie (gelukkig predikt Ratna Pelle louter verzoening, en is het ‘bijdragen aan polarisatie’ wel het laatste dat je haar in de schoenen kunt schuiven, FS). Dat weten deze organisaties ook wel, net als dat zij de ideeën van Jahjah kennen, en kiezen dus bewust voor deze aanpak. Daarom vind ik het nogal vreemd dat zij door velen nog steeds als vredesorganisaties worden gezien. Een Ander Joods Geluid betekent allerminst een beter Joods geluid, en je hoeft geen groter-Israël aanhanger te zijn om je tegen hen te keren’. (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000116.html)

Een paar kanttekeningen. Eerst de kwestie Katz. Over de zaak Teddy Katz is veel geschreven. Katz studeerde bij Pappé af aan de Universiteit van Haifa met een scriptie over de massaslachting van het Palestijnse dorp Tantura, in de nacht van 22 op 23 mei 1947 (volgens enkele bronnen is het overigens een misverstand dat Pappé zijn eerste begeleider was, dit zou Kais Firro geweest zijn, zie http://www.counterpunch.org/amit05112005.html). Aanvankelijk waren Pappé en een aantal coreferenten zeer lovend over het onderzoek van deze afstuderende historicus, dat hij had gedaan op basis van interviews met ooggetuigen. Ook de pers had er belangstelling voor: de krant Ma’ariv publiceerde een interview met Katz over zijn scriptie-onderzoek. Academica Ratna Pelle blijkt overigens het verschil tussen een scriptie (MA) en een proefschrift (PhD) niet te kennen, maar dat terzijde. Of ze kent de details van deze zaak niet zo goed en gaat alleen maar af op een artikeltje, vermoedelijk afkomstig uit betrouwbare Zionistische bron, dat zou natuurlijk ook kunnen. Maar hoe dan ook, na dit interview begonnen de problemen; Katz werd aangeklaagd door veteranen die aan militaire acties hadden deelgenomen. Pappé heeft zijn student altijd verdedigd, maar de enorme druk werd Katz uiteindelijk teveel en hij gaf in het openbaar toe dat hij ‘fouten’ zou hebben gemaakt. De zaak werd geschikt toen Katz een advertentie plaatste met de verklaring: ‘Vandaag verklaar ik dat er in Tantura geen slachting heeft plaatsgevonden. Ik geloof de Alexandroni (zo heette de desbetreffende brigade) veteranen die elke betrokkenheid bij een dergelijke slachting uitdrukkelijk ontkennen. En ik herroep de in mijn scriptie impliciet verpakte conclusie dat er onder ongewapende of weerloze mensen een bloedbad is aangericht’ (geciteerd uit Chris van der Heijden, Israël, een onherstelbare vergissing, uitgeverij Contact, 2008, p. 15). Kort na deze verklaring kreeg Katz spijt en verklaarde alsnog achter zijn eigen onderzoek te staan. Hij poogde de zaak te heropenen, maar deze werd ook door het Israëlische Hooggerechtshof niet ontvankelijk verklaard. Pappé, die altijd achter de eerdere versie van Katz had gestaan, was diep verontwaardigd door het gebrek aan steun van zijn eigen universiteit voor deze student en verliet Israël om hoogleraar te worden in Exeter. Zijn oproep tot boycot van zijn vroegere universiteit moet ook in dat licht worden gezien. Pappé legt het zelf overigens duidelijk uit in zijn artikel Academic Freedom under assault, zie http://ilanpappe.com/?p=23#more-23 . Duidelijk wordt dan ook dat de zaak Katz niet het enige was dat er speelde, uit het artikel blijkt ook dat er meer aan de hand was op de Universiteit van Haifa. Verder vermeldt wikipedia het volgende over de kwestie Katz (http://en.wikipedia.org/wiki/Ilan_Papp%C3%A9): Pappé publicly supported an M.A. thesis by Haifa University student Teddy Katz, which was approved with highest honors, that claimed Israel had committed a massacre in the Palestinian village of Al-Tantura during the war in 1948, based upon interviews Arab residents of the village and Israeli veteran of the operation.[20] Neither Israeli nor Palestinian historians had previously recorded any such incident. Meyrav Wurmser describes it as a “made-up massacre,”[21] but according to Pappe “In fact the story of Tantura had already been told before, as early as 1950 . . . It appears in the memoirs of a Haifa notable, Muhammad Nimr al-Khatib, who, a few days after the battle, recorded the testimony of a Palestinian.”[22] In December 2000, Katz was sued for libel by veterans of the Alexandroni Brigade and after the testimony was heard, he retracted his allegations about the massacre. Twelve hours later, he retracted his retraction. Following the trial the university appointed a committee to reexamine the thesis, which decided to overturn the original decision and fail it.[23][24] Pappé continues to defend both Katz and his thesis.[25][26] Tom Segev and others[25] argued that there is merit or some truth in what Katz described.[24] According to the Israeli new historian Benny Morris, although war crimes were committed, there’s “no unequivocal proof of a large-scale massacre.”[27]

Los van of Katz nu wel of niet gelijk had in de kwestie Tantura, dit is het volledige verhaal. Het lijkt mij vooral een bijzonder tragische geschiedenis voor Teddy Katz en ik zou niet graag in zijn schoenen hebben gestaan. Als ik er toen van had geweten zou ik met liefde een handtekeningenactie of een steuncomité voor hem zijn begonnen, want los of zijn beweringen klopten, dit had in de academische arena moeten worden uitgevochten en niet voor de rechter door belanghebbende veteranen die zelf onderwerp van onderzoek waren. Is net zoiets als een scriptie onderzoek over de politionele acties in Indonesië laten beoordelen door de veteranen van de speciale commando troepen van de missie op Celebes, die onder bevel stonden van ene kapitein Raymond P.P. Westerling. Maar als we zien wat Ratna van dit verhaal heeft gemaakt, in het midden latend of het onderzoek van Katz correct was of niet, dan is het wel stuitend hoe academica Ratna lak heeft aan de academische vrijheid en kiest voor botte propaganda en militaire intimidatie. We zullen hier nog een paar krasse staaltjes van zien. En dan de bewering dat Een Ander Joods Geluid en United Civilians for Peace geen vredesorganisaties zijn. Wat betreft de ‘Holocaust-vergelijkingen’, waarschijnlijk doelt Ratna op het boek van Hajo Meijer, oprichter van Een Ander Joods Geluid en overlevende van Auschwitz. Hajo Meijer heeft in zijn boek ‘Het einde van het Jodendom’ (hij bedoelt hier overigens mee: het einde van de grote humanistische traditie van het Jodendom, waar hij mee vertrouwd is) wel een soort vergelijking gemaakt met de politiek van de Nazi’s. Hij heeft de situatie in Israël en de houding naar de Palestijnen vergeleken met de situatie van de Duitse Joden aan het begin van de Nazi tijd, voordat er sprake was van massale vervolging, deportatie en uitroeiing. Hij stelt dat de manier waarop de Israëlische politiek omgaat met de Arabieren hem doet denken (is dus iets anders dan ‘gelijk aan’) aan de situatie in Duitsland in de jaren dertig, zoals hij die zelf heeft ervaren. Dat is voor hem ook een belangrijke persoonlijke drijfveer om de Israëlische politiek af te keuren. Maar hij zegt expliciet dat er geen vergelijking is met de ‘Endlösung’. Je kan erover twisten of deze vergelijking legitiem is (mijns inziens overigens wel en Meijer weet deze vergelijking, puttend uit zijn persoonlijke ervaringen, goed te beargumenteren), maar Meijer gaat hier zeker buitengewoon gewetensvol mee om. Over het uitnodigen van Abu Jahjah kun je twisten (Jahjah zegt overigens een felle antizionist te zijn, geen antisemiet), maar dat de eem rechtse politicus en voormalig uitsmijter in een nachtclub maar nu minister en vice premier Avigdor Lieberman door het CIDI vriendelijk wordt onthaald vind ik wellicht nog iets ernstiger. En dat wordt weer door Ratna met vuur verdedigd. Een kleine greep uit de verschillende uitspraken van de voorman Israëlisch extreem rechts (bron):

“It would be better to drown these prisoners in the Dead Sea if possible, since that’s the lowest point in the world.” (Deputy PM Avigdor Lieberman on a potential amnesty to be offered to 350 Palestinian prisoners, 7 July 2003)

“We must continue to fight Hamas just like the United States did with the Japanese in World War II. Then, too, the occupation of the country was unnecessary.” (Foreign Minister Avigdor Lieberman, January 2009)

“They have no place here. They can take their bundles and get lost” (Foreign Minister Avigdor Lieberman on Arab Israelis, May 2004)

Maar dat deze man met alle égards wordt behandeld vindt Ratna de normaalste zaak van de wereld, waarna ze nog een paar ontstellende mededelingen doet:

‘Lieberman wordt ook zwaar aangerekend dat hij in een nederzetting woont. Dit zou zijn ware intenties tonen en laten zien hoe extreem hij is. Niet alleen actiegroepen gebruiken dat tegen hem, ook de NRC gebruikt dit in een bijzonder suggestief artikel over hem, waarin hij wordt neergezet als de grote voorman van de kolonisten, die voor het behoud van ‘Judea en Samaria’ zal strijden en dan niet alleen met vreedzame middelen. In werkelijkheid heeft hij gezegd met de evacuatie van zijn nederzetting, Nokdim, te zullen instemmen in het kader van een vredesverdrag. Je kunt natuurlijk twijfelen aan de oprechtheid daarvan, maar uitspraken van medebewoners van Nokdim gebruiken om aan te tonen dat Lieberman geen vrede wil, is niet minder onbetrouwbaar. Ik vind deze ‘kritiek’ dan ook niet geheel terecht. Wonen in een nederzetting is geen misdaad, al laat het, zeker buiten de grote blokken en Jeruzalem, wel zien dat hij niet staat te springen om een Palestijnse staat. Mensen wonen om verschillende redenen over de Groene Lijn, uit (religieuze) verbondenheid met het land, of omdat het er rustig en mooi is en bovendien goedkoop wonen, of omdat men vindt dat Israël dit gebied moet houden, of omdat men denkt dat de nederzettingen een geschikt drukmiddel zijn om de Palestijnen zover te krijgen om Israël echt te erkennen en de daarvoor noodzakelijke concessies te doen’. (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000403.html, het laatste stukje was al gepasseerd in mijn eerdere discussie met Wouter)

Ratna laat hier een wel zeer reactionaire kant van het Zionisme zien, zoals het ook in Israël door velen niet gepruimd wordt. Ik zal iets verderop haar bijdragen over de Gaza oorlog bespreken, maar vergelijk het geloei van haar eens met deze oproep van in Nederland wonende Israëli’s? Met hen heb ik het echt te doen. Zij keuren de politiek van hun land onomwonden af. Maar misschien zijn dat in Ratna’s ogen ook ‘antiziosemieten’. In die zin is Ratna eerder extreem rechts dan de progressieve Zioniste waarvoor zij zich tracht uit te geven. Heerlijk die vrede en het millieu en het creëren van een utopisch paradijs, zolang die Palestijnen maar en enkeltje Jordanië krijgen. Een zoetsappige Kibboetz idylle, waar ook meer Nederlanders lange tijd in geloofden. Alleen is dat kitscherige beeld gelukkig aan het veranderen en dat zit Ratna dwars, vandaar haar tirades. Zo komt ze in ieder geval op me over. Naar haar motieven kan ik slechts gissen, maar het lijkt op de pure dweepzucht van een wannabe of een fanatieke bekeerling. Verder is wonen in een nederzetting is voor de Israëlische wet niet illegaal, maar die nederzettingen zijn natuurlijk wel illegaal naar het internationale recht, dat door de staat Israël met voeten getreden wordt.

Wie ook ‘links’ is, is Wouter, al uit hij zich op een andere manier dan Ratna (zijn pennenvruchten zijn in regel iets minder geraffineerd). Een kleine passage uit een statement over zichzelf:

‘Gek op Israël en Joden”, zo werd ik al snel omschreven door een Jood die ik een eindje verder had geholpen met zijn Joodse voorouders. Moet je gek zijn om het in deze tijd als linkse jongen voor Israël op te nemen, of je te interesseren voor het lot van de Joodse gemeenschappen die in hedendaags Limburg zo pijnlijk afwezig zijn? Ik maak me vooral kwaad om al die linksen en pseudo-linksen die menen dat het om tegen Israël en het aan te trappen. Ik kots van al die mensen die verontwaardigd roepen dat Hamas toch democratisch gekozen was – Nou, dat was Hitler ook! En ik walg al helemaal van de boycot Israël aktivisten. Goede, eerlijke en progressieve mensen in Israël en hier, die hun tijd en aandacht liever zouden geven aan het weer op gang krijgen van het vredesproces in het Midden-Oosten, moeten nu hun tijd verdoen met het verdedigen van het bestaansrecht van Israël tegen de leugens en haatzaaierij van die achterlijke anti-Zionisten’ (http://sittard.blogspot.com/2007/08/gek-op-isral-en-joden.html).

Dit is ongeveer de huisstijl van Wouter (hij is in regel wat directer dan Ratna). ‘Gek op Joden…’ Over ‘filosemitisme’ gesproken. Ik zou er bijna een beetje bang voor worden. We zullen hier later nog wat meer van dit soort statements zien. Overigens wil ik in deze Wouter wel een serieuze reactie geven. Ik ben het wel met Wouter eens dat de verkiezing van Hamas problematisch is (het lijkt me overigens niet hetzelfde als de NSDAP, al was dat in het begin ook nog niet zo zichtbaar, tenminste het definitieve besluit tot de ‘Endlösung’ kwam pas in begin 1942, op de Wannsee Konferenz, al had Hitler ruim daarvoor al genoeg toespelingen gemaakt, zelfs al in Mein Kampf). Maar als je een voorzichtige historische parallel kunt trekken dan lijkt me deze meer toepasselijk: dat de NSDAP groot kon worden in de Weimar Republiek was natuurlijk een gevolg van het systematisch afknijpen van de Duitsers na de Eerste Wereldoorlog. Ik vergoelijk het daarmee niet, maar het was wel de oorzaak. Maar als je nu ziet onder wat voor omstandigheden de inwoners van Gaza leven (over afknijpen gesproken), dan lijkt het mij de beste manier om Hamas te bestrijden vooral het geven van enig perspectief aan de Palestijnen. Tot op heden heeft Israël dat nog nooit gedaan. Zie hier de kern van het probleem Hamas, al heeft het ook te maken met falend Palestijns leiderschap. Maar het hoofdprobleem is de onderdrukking door Israël. En dat is nu juist hetgeen waar Wouter en Ratna niets van willen weten. Misschien heb ik wat betreft Gaza een goede literatuurtip. Lees zeker Drinkend uit de Zee van Gaza (in Nederland uitgegeven door de Balie, 2002), van de Israëlische journaliste Amira Hass, correspondente van de Ha’aretz. Om meteen de aanprijzing van de grote Israëlische schrijver David Grossman erbij te halen: ‘In deze donkere tijden heb ik regelmatig het gevoel dat het werk van Amira Hass een van de zeldzame tekenen van gezond verstand, moed en menselijke waardigheid is’. Of willen Ratna en Wouter soms beweren dat Amira Hass en David Grossman ook anti…(vul zelf maar in) zijn? Ik ben het wel weer met Wouter eens dat er ook goede en progressieve mensen in Israël zijn (zoals bijvoorbeeld Amira Hass). Alleen hebben die in regel niet dezelfde extremistische of wat mij betreft zelfs gestoorde standpunten over de rechten van de Palestijnen als Ratna en Wouter. Want die lijken meer op die van Avigdor Lieberman.

‘gekleurd’

Echt bont maakt Ratna Pelle het met haar agitatie-campagne tegen het rapport van de Commissie Goldstone, de commissie die namens de VN eventuele mensenrechtenschendingen gedurende de laatste Gaza Oorlog onderzocht. Israël weigerde overigens vantevoren om mee te werken aan dit onderzoek en wilde de commissie zelfs Gaza niet binnenlaten (de commissie kwam uiteindelijk Gaza binnen via Egypte). De conclusies van dit rapport waren vernietigend. Israël schreeuwde achteraf moord en brand en Ratna leent zich graag uit om de rol van Mohammed Said al-Sahaf op zich te nemen, de vroegere Iraakse minister van Informatie onder wijlen Saddam Hoessein (‘There were no warcrimes and human rights violations in Ghaza!’). Voorbeeld, Ratna in Trouw (20 mei 2009):

‘Het pas verschenen VN-rapport over het Israëlische militaire optreden in de Gaza-strook liegt er niet om. De onderzoekscommissie verwijt het Israëlische leger ’roekeloze onachtzaamheid’ jegens VN-personeel en de Palestijnse burgerbevolking. Hierdoor zijn veel slachtoffers gevallen. Het beeld dat Israël buitensporig geweld heeft gebruikt, zonder veel bereikt te hebben, wordt door dit VN-rapport nog eens bevestigd. Toch is dat beeld niet juist. De drastische Israëlische interventie heeft inderdaad burgerslachtoffers geëist, maar dat was bijna onvermijdelijk gezien de stedelijke omgeving waarin de Palestijnse strijders zich moedwillig verschansten met hun raketwerpers (daar gaan we weer , FS). Operatie Cast Lead heeft echter ook tot een ernstige verzwakking van Hamas geleid. Dankzij superieur inlichtingenwerk, een uitstekende samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, en zeer geavanceerde doelgeleidingsmethoden, werd het gevechtsvermogen van Hamas een enorme klap toegediend. En dit zonder noemenswaardige verliezen aan Israëlische zijde’ (en burgerslachtoffers aan Palestijnse zijn dus niet noemenswaardig? Het is maar wat je voorbeeldig noemt, FS) .

Elders heeft ze het volgende te melden:

In een opiniestuk in NRC Handelsblad op 3 november hekelde Dries van Agt het feit dat Nederland in de VN Mensenrechtenraad op 16 oktober tegen een resolutie stemde die de conclusies van het Goldstone rapport over de Gaza Oorlog onderschreef. Volgens de Nederlandse stemverklaring is de resolutie ‘niet bevorderlijk met het oog op de inspanningen om het vredesproces nieuw leven in te blazen’, waarmee Nederland volgens Van Agt een ‘onzalige tegenstelling tussen recht en vrede’ suggereert. De Nederlandse tegenstem tegen de resolutie over het Goldstone rapport zou indruisen tegen Nederlands eigen beleid om straffeloosheid van oorlogsmisdaden tegen te gaan, en tegen Verhagens eigen uitspraak dat er geen vrede mogelijk is zonder gerechtigheid. Het rapport van de commissie Goldstone is volgens hem gedegen, accuraat, en uitgevoerd op basis van een evenwichtig mandaat en “onder leiding van één van ‘s werelds meest gezaghebbende juristen wiens integriteit boven iedere twijfel is verheven.”

Op de gedegenheid en objectiviteit van de commissie Goldstone en haar rapport valt wel wat af te dingen. Eén van de commissieleden sprak al voor het onderzoek begon een oordeel uit over de ‘Israëlische agressie’ in Gaza. De commissie kreeg haar mandaat van de VN Mensenrechtenraad, die zelfs door Ban Ki-Moon is gehekeld voor haar sterke focus op Israël in vergelijking met andere landen en misstanden. Terwijl Israël ritueel op iedere zitting wordt veroordeeld, en er voor de bezette gebieden een speciale mensenrechtenrapporteur is, worden notoire mensenrechtenschenders als Soedan, Zimbabwe en Wit-Rusland doorgaans ontzien, en tot een veroordeling van een Arabisch of islamitisch land komt het sowieso nooit. Met Libië als voorzitter en leden als Iran en Saoedi-Arabië is natuurlijk ook geen recht te verwachten. De opdracht van de Mensenrechtenraad hield in om alleen Israëlische oorlogsmisdaden te onderzoeken, en Goldstone heeft zijn opdracht zelf verruimd om ook oorlogsmisdaden van Hamas mee te nemen.

Ondanks deze uitbreiding is het rapport zeer gekleurd (je meent het, net als NRC Handelsblad, kom ik later op terug. Gelukkig maar dat jij dat niet bent, FS). Het is voor een groot deel op Palestijnse bronnen gebaseerd, zoals het Palestinian Center for Human Rights (PCHR) en TWATHEQ, een organisatie die door Hamas is gecreëerd en direct onder haar toezicht staat. Uit vergelijkingen van de lijsten van omgekomen Palestijnen die het Goldstone rapport als burgers classificeert, met de dodenlijsten van strijders op de websites van Hamas en Islamitische Jihad, blijkt dat honderden namen op beide lijsten voorkomen. Op de weblog Elder of Ziyon is een lijst gepubliceerd van liefst 349 namen van Palestijnen die als ‘burgers’ op de lijst van slachtoffers staan van het PCHR, maar die ook voorkomen op diverse lijsten van Palestijnse gewapende groeperingen. Zo wordt de politiemacht, die op de eerste dag zwaar was getroffen, als civiel beschouwd, ondanks duidelijke bewijzen dat minstens driekwart van hen ook bij een van de gewapende groeperingen, meestal de Al Qassam Brigades, was aangesloten. Volgens de definitie die sommige organisaties geven van een strijder en een burger is een ieder een onschuldige burger die niet op het moment dat hij door Israël wordt getroffen oorlogshandelingen verricht. Dat maakt het welhaast onmogelijk voor Israël (en voor ieder ander land) om tegen een guerrillaleger of terroristen te vechten, omdat zij de vijand niet openlijk tegemoet treden en vaak geen uniformen dragen.

Lees verder op http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000400.html

Het aardige is dat Ratna een cruciaal detail niet vertelt. Uit alles wat ze opsomt laat ze een ding weg, wat doorslaggevend is (dit soort omissies behoren standaard tot Ratna’s repertoire, zoals we langzamerhand wel gezien hebben). Dat is dat Israël bij voorbaat niet aan het Goldstone rapport wilde meewerken. De commissie werd zelfs de toegang tot Israël ontzegd (de commissie kon Gaza binnenkomen via Egypte). Dat is vreemd: van tevoren proberen zoveel mogelijk een onderzoek te saboteren, in plaats van de gelegenheid gebruik te maken om de eigen kant van het verhaal te doen en achteraf de commissie van van alles en nog wat te beschuldigen. En daar zat nu juist de cruciale fout: Israël wilde geen onderzoek naar Gaza. Je kunt je afvragen waarom. Omdat het teveel te verbergen had? Daarna is er veel ingezet om de commissie zwart te maken en Ratna, hijgerig als ze is, biedt zich graag aan om de Israëlische informatiepolitiek welwillende lippendienst te bewijzen. Maar de kern was dat Israël van tevoren iedere medewerking weigerde, terwijl er alle reden toe was om tenminste een onderzoek in te stellen. Het enige wat Ratna daarover heeft te zeggen is: ‘Ondanks deze uitbreiding is het rapport zeer gekleurd. Het is voor een groot deel op Palestijnse bronnen gebaseerd’. Heel goed Ratna, maar zoiets noemen we gewoon sjoemelen, oftewel propaganda. Israëlische bronnen werden door namelijk door Israël zelf achtergehouden. Eerst medewerking weigeren en dan roepen dat je niet gehoord bent. Dat is precies wat Israël gedaan heeft en Ratna hoereert graag met het Israëlische spel mee. Overdrachtelijk, want nee, Ratna, ik ben nog steeds niet geïnteresseerd in je bedpartners, zoals je suggereerde in onze eerdere kleine woordenwisseling (op http://www.standejong.nl/2009/10/02/nrc-verloochent-principes-bij-berichtgeving-israel/, bericht 66 en 67, helemaal onderaan, maar kom er later nog uitgebreider op terug). Waarom zou ik? Hoe kwam je op het idee? Maar wat heeft Ratna zelf over de Gaza oorlog te melden? Als je dit hebt gelezen begrijp je ook meteen waarom ze zo op dat rapport is gebrand. Op een van haar andere blogs gooit ze het over een andere boeg en probeert ze de door Goldstone bekritiseerde daden van Israël niet te ontkennen maar recht te praten. Want zie de eerder aangehaalde smaakvolle passage over de Palestijnse kinderslachtoffers:

‘De campagne heeft in totaal tot aan het unilaterale staakt-het-vuren op 17-18 januari 3 weken geduurd, waarbij naar verluid zo’n 1.300 Palestijnen zijn omgekomen en 13 Israëli’s. Over het aantal burgerslachtoffers en strijders verschillen beide partijen sterk van mening. Volgens sommige bronnen is eenderde van de Palestijnse doden kind, volgens andere is dat aantal veel lager. Het maakt ook uit of je 16- en 17-jarigen die soms al volwaardig meedoen in de strijd als kind definieert, en we moeten niet vergeten dat de gemiddelde leeftijd in Gaza 17 jaar is (curs. FS). http://www.israel-palestina.info/gaza_oorlog.html

Eerder heb ik er al op gewezen dat dit niet bepaald de manier is om deze misdaden recht te praten. Het blijven oorlogsmisdaden. En het Goldstone rapport heeft nu net deze zaken aan de kaak gesteld. Is het daarom dat ze zo op dat rapport is gebrand? Het lijkt me duidelijk dat Ratna echt de meest betrouwbare persoon is om een verhaal over de Goldstone commissie te houden, zoals ze op haar andere blog doet, waar ze de schijn van degelijkheid probeert op te houden. Maar met deze al eerder besproken passage valt ze wel lelijk door de mand. Als tegenwicht haal ik hier Conny Mus aan, correspondent van het RTL nieuws. Op de website van RTL nieuws schreef hij een uitstekende column over deze kwestie. Bij deze de complete tekst (bron):

ISRAEL PLEEGT OORLOGSMISDADEN

De joodse rechter Richard Goldstone neemt geen blad voor zijn mond: Israёl heeft zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden en heeft mensenrechten geschonden. Het VN rapport , dat onder Goldstone tot stand kwam, is het meest vernietigende wat Israёl ooit heeft moeten slikken sinds de oprichting van de joodse staat.

Mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en het Internationale Rode Kruis kwamen eerder al tot dezelfde conclusie. En ook de 100 procent Israёlische club Breaking the Silence concludeerde dat Israёl oorlogsmisdaden heeft begaan. Met Nederlands overheidsgeld interviewden zij 26 Israёlische militairen die tijdens de Gaza oorlog dienden. En ook zij beaamden wat eerdere rapporten, en nu ook het vernietigende VN rapport weer duidelijk maakt.

Goldstone: Jood, zionist en VN rechter Ondanks het feit dat het VN rapport onder leiding van een jood en zionist tot stand kwam weigerde Israёl alle medewerking. Sterker nog, er werd van alles aan gedaan om Goldstone en zijn medewerkers buiten Gaza te houden. Maar uiteindelijk kwamen ze via Egypte toch binnen om hun gedegen onderzoek uit te voeren.

Vernietigend Nu het rapport op tafel ligt, is het dan ook als een bom ingeslagen. Israёl wist dat er een kritisch rapport zou komen – uiteindelijk weten zij als geen ander wat er zich afgespeeld tijdens hun militaire offensief in Gaza – maar dat het zo vernietigend zou zijn, daar hadden ze niet op gerekend. Nooit eerder werd Israёl keihard en duidelijk aangeklaagd voor oorlogsmisdaden.

Israёl’s antwoord op het rapport – net als op al die andere rapporten – is vrij simpel; Het rapport is eenzijdig, het klopt niet en het is allemaal politiek gekleurd door mensen die Israёl in een slecht daglicht willen zetten. Dat is min of meer het antwoord dat Israёl altijd kant en klaar heeft liggen als er kritiek is op het beleid en of militair optreden van het land.

Diplomatiek offensief Nu wordt er een diplomatiek offensief, eentje zonder wapens natuurlijk, geopend door Israёl om de mogelijke gevolgen van het rapport te ondermijnen. Want die gevolgen kunnen grote problemen gaan opleveren. Als de Verenigde Naties het rapport gaat bespreken tijdens haar algemene vergadering, dan zou het kunnen gebeuren, dat ze het Internationaal Gerechtshof in Den Haag opdracht geven Israёl aan te klagen. Dat betekent dat Israёlische officieren, generaals, maar ook Israёl’s premier en andere ministers verantwoordelijk voor deze oorlog, zich moeten verantwoorden voor het Internationaal Gerechtshof in onze regeringsstad Den Haag. Zo niet, dan lopen zij het risico gearresteerd te worden zodra zij buiten Israёl op reis gaan.

Minister Verhagen

Minister Verhagen in Sderot Israёl doet er dus alles aan om dit rapport zo snel mogelijk te laten verdwijnen. Wat Nederland betreft hebben ze geen problemen. Onze minister Verhagen staat bekend als een vriend van Israёl. Hier wordt hij de pro-Israёl minister uit Nederland genoemd. Minster Verhagen was het niet eens met de commissie Goldstone toen deze haar opdracht kreeg en antwoordt nu dat hij het jammer vindt, dat het rapport over de oorlog gericht is op Israёl en niet op Hamas. Jammer, oke dit is ook het Israёlische standpunt. Maar dan heeft minister Verhagen het rapport niet gelezen, want ook Hamas heeft volgens het rapport zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden en moet zich ook verantwoorden. Ja, minister Verhagen, dat staat erin.

Hebben we iets verkeerd gedaan? De Israёlische media is eensgezind, maar toch zie je verrassende artikelen. Natuurlijk vraagt iedereen zich af, hoe het kan dat een joodse rechter, nota bene een zionist, wiens dochter elf jaar uit joods idealistische overtuiging in Israёl woonde, met zo’n harde conclusie komt. Niemand vraagt zich af: was er iets mis met ons militaire optreden? Eerder in de geschiedenis heeft Israёl zelf onderzoek gedaan naar misstanden. Zowel in Libanon als in de Palestijnse gebieden. De conclusies van die onderzoeken waren ook vaak vernietigend. De Libanonoorlog in 2006, heeft Israёl zelf onderzocht en de Israёlische rechter die aan het hoofd van dat onderzoek stond, was net zo vernietigend in zijn eindconclusie als Goldstone met zijn VN onderzoek. Overigens traden Israёl’s minister van defensie en de opperbevelhebber van het leger af, naar aanleiding van Israёl’s eigen onderzoek naar de Libanonoorlog.

Het verschil is echter, dat dit een internationaal onderzoek is. De gevolgen daarvan kunnen verschrikkelijk zijn voor Israёl. Niet in Nederland hoor, daar kunnen de verdachten uit Israёl rustig met vakantie blijven gaan. Ze hebben uiteindelijk minister Verhagen als vriend en reisleider. Maar verder in de wereld zullen ze zeker in de problemen komen.

Nieuw jaar – Shana tova De rechtse Israelische krant, hier ook wel de spreekbuis van de joodse kolonisten genoemd, verraste mij volledig met een artikel van Larry Derfner. Hij maakt gehakt van Israёl´s reactie op het rapport . Dit schreef hij over Israёl’s opdracht aan alle ministers en ambassades in de wereld om een diplomatiek informatie offensief te openen:

“ Het heeft geen zin. We kunnen de informatie oorlog niet winnen, en de reden is dat wij geblinddoekt zijn. We hebben die blinddoek zelf opgedaan. We deden dat, omdat we niet willen zien wat we in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever doen.

Maar verder ziet iedereen het.

Onze vriend, de Obama regering, probeert het ons te vertellen en we willen niet luisteren. Nu heeft onze vriend rechter Goldstone het ons verteld, alleen wat minder voorzichtig. Zal dit helpen? Zal deze waarschuwing ons wakker schudden. Zal dit het keerpunt zijn. Ik weet het niet. Maar ik weet wel, dat deze man voor ons een mitzva (goede daad) heeft gedaan, en een dappere. Uit de naam van in ieder geval enkele Israeliёrs, wil ik zeggen, Dank rechter, Shana Tova (gelukkig joods nieuw jaar) ook voor U.”

Joden vieren nu het begin van het nieuwe jaar 5770. De traditie volgens het joodse geloof is, dat je God dan vraagt je zonden te vergeven en zo met een schoon geweten het nieuwe jaar in te gaan. Maar ook volgens de joodse traditie neemt God nooit overhaaste beslissingen. En ook hij zal wel enige tijd nodig hebben om al die rapporten over de Gaza oorlog te bestuderen.

Conny Mus Correspondent RTL Nieuws Jeruzalem

Ik denk dat ik hier niets aan heb toe te voegen. 100% mee eens! Rest mij nog om Ratna’s meest bizarre opmerking over het Goldstone Rapport aan te halen. Zeer onlangs schreef ze het volgende:

‘Ter vergelijking: er is de laatste tijd veel kritiek op het klimaatrapport van het IPCC, het klimaatpanel van de VN. Ook zij zou haar bronnen niet goed checken, en bijvoorbeeld de onjuiste claim hebben overgenomen dat de gletsjers van de Himalaya binnen 25 jaar gesmolten zullen zijn. Deze kritiek haalt de media en de TV wel, en de IPCC zelf zit hierdoor duidelijk met een probleem. Waarom dringt de kritiek op het Goldstone rapport niet en deze kritiek wel door? Waarom hoeft de commissie Goldstone zich niet te rechtvaardigen en wordt hen niet verweten vooringenomen te zijn geweest, waardoor men niet meer objectief de feiten kon onderzoeken en aan een tunnelvisie leed? Ligt dat aan het feit dat Israël een merendeels rechtse regering heeft of is er iets anders aan de hand?’ (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000431.html).

Antwoord: Israël wilde niet eens meewerken en maakte de commissie al bij voorbaat verdacht. Verder commentaar is denk ik niet nodig.

Verder wil ik wijzen op Breaking the Silence, een initiatief van gewetensbezwaarde Israëlische (oud) militairen die op een moedige en niets ontziende manier getuigenis doen over operatie ‘Cast Lead’ in Gaza, in de ogen van Ratna ‘een geslaagde campagne’. Deze veteranen denken daar toch een beetje anders over dan de ‘Groen Linkse’ activiste Ratna Pelle. Het aardige is dat Ratna ook aan Breaking Silence weliswaar een lang blogartikel heeft gewijd (ze had het ook kunnen doodzwijgen, dus dat valt me nog mee van haar), maar dat ze er niet goed raad mee weet. Ze orakelt wat over misdragingen van jonge militairen (er waren dus toch misdragingen? Zou Goldstone dan toch ergens niet een klein beetje gelijk hebben?). Ook doet ze het IDF een paar ‘aanbevelingen’ en kakelt ze over ‘hormonen van jonge militairen’ en lijkt het haar beter dat er ‘oudere en meer ervaren miliairen’ worden ingezet. Ze kabbelt verder met: ‘Enerzijds moet men om tegen een vijand te strijden, diens menselijkheid soms vergeten, anders kan men een terrorist, die ook ouders heeft en wellicht kinderen, niet doden, en anderzijds moet men zich zijn menselijkheid steeds bewust zijn, om onnodig geweld en excessen te voorkomen’ en meer van dat soort retorisch behang, als: ‘Een oplossing van het conflict zonder vuile handen is niet mogelijk. Iedere oplossing is onrechtvaardig, ieder compromis brengt risico’s met zich mee. Voor de zoveelste keer laten zien wat fout gaat is makkelijker dan je in het wespennest te begeven van mogelijke oplossingen, verbeteringen, en alle implicaties van dien’. Bovendien verwijt ze Breaking the Silence ‘niet bij te dragen tot een oplossing’. Interessant. Wat dacht je van stoppen met de bezetting en vooral de Palestijnen een vooruitzicht te bieden op een levensvatbare staat? (Gaza is natuurlijk officieel niet meer ‘bezet’, maar wel omsingeld en geïsoleerd). Maar zoiets past simpelweg niet in Ratna’s denkkader. Ze concludeert met: ‘Breaking the Silence’ doorbrak geen taboe, maar vertelde een vertrouwd verhaal. Men verbreekt niet de stilte, maar voegt een stem toe aan het koor van criticasters van Israël’. Valt me nog mee. Meestal is ze wat ‘pittiger’, om het voorzichtig uit te drukken.

Om dit stukje over het Goldstone Rapport af te sluiten, plaats ik hier met volledige instemming een oproep van de Britse/Joodse historicus Tony Judt, die Joden wereldwijd vraagt het Goldstone rapport te steunen, als een principiële stem tegen het schrille geluid van de Israëlische overheid en haar fanatiekste supporters, waar Ratna zonder meer toe gerekend kan worden:

By Tony Judt, The Huffington Post – 29 Oct 2009 www.huffingtonpost.com/tony-judt/justice-goldstone-and-the_b_339077.html

We Jews should be very proud of Richard Goldstone. In an ancient tradition of Jewish self-questioning and uncomfortable truth-telling, the author of the recent report from the UN Fact Finding Mission on the Gaza Conflict has braved personal vilification and institutional mendacity to describe the crimes committed by Israeli forces in the course of their invasion of Gaza in December 2008.

To be sure, the Goldstone Report also itemizes the crimes of Hamas, notably in its campaign of rocket-firing into Israel. But the scale of human rights abuses by Israel vastly outdoes anything Hamas could hope to have achieved: Israeli civilian victims of Hamas rocket attacks numbered less than ten. The attack on Gaza by the IDF resulted in at least 1,100 Palestinian civilian deaths. The major perpetrator of human rights abuses in this conflict is without question the State of Israel, and Justice Goldstone records as much.

That the Israel of Benjamin Netanyahu has chosen to conduct an international campaign against Justice Goldstone and his report need not surprise us. Israel refused to cooperate with the UN investigation; long before its conclusions were published, Netanyahu had set in motion a campaign to deny and denigrate them. More dispiriting, and of greater political consequence, is the pitiful and humiliating response of the Obama Administration. The “fierce urgency of now” apparently required that Washington join Tel Aviv in discrediting the Goldstone Report, and with it the UN inquiry.

This response is of course in keeping with America’s long-standing determination to protect Israel against the consequences of its actions at home and abroad; but the universal international condemnation of the destruction of Gaza renders the Obama Administration’s response peculiarly self-defeating — everyone knows what happened in Gaza, so Washington’s collusion in covering it up merely draws further attention to the discrediting of U.S. foreign policy and moral standing brought about by our unhealthy relationship with Israel.

There is a special irony to the public slandering of Justice Goldstone now under way. In the first place he is not only Jewish but has close family links to Israel and the Zionist ideal. Secondly, Richard Goldstone has an impeccable resumé as a critic of racism, prejudice and repression — most notably as an active opponent for many years of the apartheid regime in his native South Africa. During the ’90s he served as Chief Prosecutor at the United Nations International Criminal Tribunals dealing with human rights abuses, crimes and genocide in the former Yugoslavia and for Rwanda. It would be hard to fictionalize a more convincing biography for an engaged and ethically uncompromising jurist in the great tradition of Jewish political activism. Goldstone’s standing in the world will only rise as a consequence of Israel’s short-sighted attempts to discredit the man, the report and the facts. That our own government has chosen to join in this unworthy exercise should be a source of deep embarrassment and shame.

Please join me and Jews from all over the world in signing the Jewish Appeal Letter in Support of the Goldstone Report written by Jews Say No an organization in NY. Go to: http://www.petitiononline.com/UNreport/petition.html

Nogmaals, al was dit allang duidelijk: ‘That the Israel of Benjamin Netanyahu has chosen to conduct an international campaign against Justice Goldstone and his report need not surprise us. Israel refused to cooperate with the UN investigation; long before its conclusions were published, Netanyahu had set in motion a campaign to deny and denigrate them’.

Ratna Pelle is met haar vele blogs over het Goldstone rapport niets anders dan een (wellicht vrijwillige) uitvoerdster van Netanyahu’s campagne, tenminste, daar heeft het alle schijn van. Hoezo ‘linkse Zioniste’?

‘Waar’

Uit een bericht op de site van het CIDI zou blijken dat Ratna ‘onderzoek’ zou hebben gedaan naar de handel en wandel van NRC Handelsblad. Zij zou hebben aangetoond dat NRC Handelsblad een eenzijdige positie zou hebben ingenomen gedurende de laatste Gaza Oorlog. Hier overigens de link naar dit ‘onderzoeksverslag’ zelf. Dat onderzoek is alweer een klucht op zich, waar je een heel nieuw artikel over zou kunnen schrijven. Dat zal ik hier achterwege laten. Ik geef hier een stukje van Ratna zelf weer over haar ‘onderzoek’:

‘Het idee was simpel: nadat mijn tigste ingezonden brief aan de NRC (! dat zal wel een bombardement geweest zijn, FS) was afgewezen en nadat ik de zoveelste fout ten nadele van Israël zag staan, besloot ik dat een systematisch onderzoek op zijn plaats zou zijn. Ik wilde weleens weten of mijn indruk klopte, dat mensen met een pro-Israël visie en pro-Israëlische bronnen geen ruimte krijgen in deze krant, terwijl er wel om de haverklap een domme brief van Gretta of EAJG (Een Ander Joods Geluid, FS) of iemand anders in stond met een uitgekauwde gemeenplaats of zelfs regelrechte leugen over Israël. Immers, de keren dat je je aan een brief ergert onthoud je wellicht beter dan de brieven die je wel goed vind, en de keren dat er een onjuistheid ten nadele van Israël in de krant staat blijven je beter bij dan de keren dat men wat kort door de bocht was over de Palestijnen. Ik meen dat psychologen hebben onderzocht dat mensen negatieve ervaringen beter onthouden dan positieve ervaringen of dingen die ze normaal vinden (dus een ingezonden brief van Gretta Duisenberg onthouden we omdat we dan een stoot adrenaline te verwerken krijgen, maar een ingezonden brief van Ronnie Nafthaniël weer niet, want dat vinden we normaal. Dat is psychologisch best wel interessant : ) Overigens ben ik wel benieuwd hoe jij de krant leest, FS ).

Nou is het in de wetenschap (! FS) niet de bedoeling dat mensen voor ze aan een onderzoek beginnen al een duidelijke visie op de zaak hebben, of een bepaalde uitkomst prefereren of daar belang bij hebben, want dat zou de resultaten kunnen beïnvloeden (je meent het??? FS). Maar ik hoopte ergens juist dat mijn idee erover onjuist zou blijken te zijn (dat jok je, FS). Ik had graag gezien dat nader onderzoek uitwees, dat ook mensen die het voor Israël opnemen ruimte kregen, en dat in artikelen aan beide kanten evenveel aandacht werd besteed, en alle bronnen met gepast wantrouwen werden bejegend. Ik had ook gehoopt dat het vertrek van correspondent Oscar Garschagen een reële verbetering zou inhouden. Hem vond ik altijd bijzonder eenzijdig en suggestief. Hij schetste consequent een beeld van Hamas als redelijk en Israëlische politici als haviken. Het lag alleen aan Israël dat er nog geen vrede was, en Palestijns geweld werd altijd van context voorzien zodat het begrijpelijk werd, een reactie was, waar het slinkse Israël vervolgens handig gebruik van maakte. Het werd niet of nauwelijks beter toen hij wegging. Salomon Bouman, die het tijdelijk min of meer van hem overnam, was niet beter, al had ik van tevoren wel die hoop. Ook Bouman bagatelliseerde het geweld en de extremistische ideologie van Hamas, ook hij maakte steeds suggestieve opmerkingen, en legde Palestijns geweld en compromisloosheid altijd uit als logische of begrijpelijke reactie op wat Israël deed. Guus Valk die daarna kwam paste naadloos in deze traditie. Het ligt dus niet aan de verslaggever, maar aan de krant’ (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000394.html ).

Haar bevindingen vatte ze als volgt samen:

‘De in totaal 83 artikelen in NRC zijn aan een aantal criteria getoetst. Dit waren: hoor en wederhoor, het geven van context, suggestief woord- en taalgebruik, de gebruikte illustraties en koppen, de gebruikte bronnen, wie er werden geciteerd en geïnterviewd, feitelijke onjuistheden en het algehele perspectief dat uit een artikel spreekt. De totaalscore werd uitgedrukt in licht gekleurd, gekleurd en sterk gekleurd ten nadele van Israël dan wel de Palestijnen of neutraal. De uitkomsten hiervan zijn vergeleken met de eigen journalistieke principes van NRC Handelsblad, waarin diversiteit van meningen en ideeën en de scheiding van feiten en de visie van de krant centrale elementen vormen. Daarnaast onderschrijft NRC uiteraard algemene journalistieke principes als hoor en wederhoor en gebruik van alle relevante beschikbare bronnen.

Meer dan de helft van de artikelen in de onderzochte periode, namelijk 45, bleken (sterk) gekleurd ten nadele van Israël en/of ten voordele van de Palestijnen. Nog eens 18 artikelen zijn enigszins gekleurd ten nadele van Israël of ten voordele van de Palestijnen, en 16 artikelen zijn neutraal te noemen. Terwijl in verschillende artikelen, vooral de achtergrondartikelen en reportages, duidelijk een Palestijns perspectief naar voren komt, en hun problemen, wanhoop en frustraties centraal staan, geeft geen enkel artikel vooral de Israëlische visie weer. Op alle criteria bleek de berichtgeving in NRC gekleurd te zijn ten nadele van Israël, het meest op context (51 artikelen), suggestieve en ongefundeerde beweringen (47 artikelen) en perspectief (ook 47 artikelen); 28 artikelen bevatten in totaal 56 feitelijke onjuistheden, allemaal ten nadele van Israël’ (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000394.html ).

Wat ik bij dit soort ‘beeldvorming/media onderzoeken’ overigens altijd interessant vind hoe je vaststelt of iets ‘gekleurd’ kan zijn qua ‘context’ en qua ‘perspectief’. Dat laatste snap ik nog wel, maar dan ga je ervan uit dat de verslaggever vanuit een gekleurd perspectief de waargenomen gebeurtenissen registreert. Maar is dan het ene artikel meer gekleurd qua perspectief dan een ander van dezelfde auteur? Lijkt me een beetje vreemd. En dan vooral dat je daar vervolgens een precieze kwantitatieve bewering over kunt doen, maar dat terzijde. Wat mij betreft regelrechte kul, maar misschien ben ik een beetje conservatief in dat opzicht. Maar los van hoe ik tegen (sommige) van dit soort onderzoeken aankijk, is dit eigenlijk wel een onderzoek? Wat mij betreft is het al op een geestige manier afgedaan door een zekere Ozymandias, in het forum van de weblog ‘loorschrijft’ van een zekere Loor (‘Loor’/Laurence Blik), een geestverwante van Ratna (Ratna’s bijdragen worden daar regelmatig instemmend aangehaald). In een bericht in het forum schreef deze Ozymandias:

Persbericht voor o.n.m.i.d.d.e.l.i.j.k.e. publicatie:

Vervolgstudie stichting J.O.P.I.E. bewijst antisemitische karakter van NRC!

Lutjebroek – Naar aanleidingen van de bevindingen van stichting W.A.A.R. heeft Prof Dr. De Vries van de volledig objectieve stichting J.O.P.I.E. een vervolgstudie gedaan. Stichting J.O.P.I.E. heeft 5 krantenberichten van het NRC Handelsblad vergeleken met de informatie op wikipedia.nl en het ook volledig objectieve cidi.nl. In de berichtgeving van het NRC waren maar liefst 5 meldingen gemaakt van mishandeling van Palestijnse burgers door Israëlische soldaten, 2 meldingen van vernieling van Palestijnse roerende zaken door Israëlische soldaten, en 3 gevallen van intimidatie van Palestijnen door Israëlische kolonisten. ln al die gevallen was daarvan niets terug te lezen op wikipedia.nl of cidi.nl. De Vries concludeert daaruit dat het NRC een anti-Israëlische krant is. Stichting J.O.P.I.E. heeft deze bevindingen gewogen aan de hand van objectieve en wetenschappelijke criteria voor het herkennen van antisemitisme. De stichting J.O.P.I.E. objectieve en wetenschappelijke kenmerken van antisemitisme: – De krant vermeldt mishandeling van Palestijnse burgers door Israël – De krant vermeldt vernieling van Palestijnse roerende zaken door Israël – De krant vermeldt intimidatie van Palestijnen door Israël Aan de hand van deze criteria heeft stichting J.O.P.I.E. met grote zekerheid weten vast te stellen dat het NRC een antisemitische krant is. Op de vraag hoe het mogelijk is dat stichting W.A.A.R. niet eerder het antisemitische karakter van het NRC niet heeft weten bloot te leggen, reageert de Vries twijfelend. ‘Het is mogelijk dat de blik van stichting W.A.A.R. vertroebeld is omdat die zelf ook zelf lichtelijk geïnfecteerd is met antisemitische sentimenten. Maar dat durf ik niet met grote zekerheid te zeggen. Voor je het weet heb je namelijk een proces aan je broek vanwege beweringen die je niet hard kunt maken.’ Het onderzoeksverslag is na te lezen op het gloednieuwe home.hetnet.nl/~stichtingjopie

http://loorschrijft.web-log.nl/verwondering_is_het_begin/2009/10/nrc-komt-eigen.html#comment-25741259

Hiermee zou je dat ‘onderzoek’ van Ratna wel kunnen afdoen (ook op www.pimfortuyn.nl wordt dit werkje aangeprezen, http://www.pim-fortuyn.nl/pfforum/topic.asp?TOPIC_ID=64540, waarschijnlijk met het motief ‘zie je wel, ze blijven demoniseren en dat doen ze ook nog samen met de moslims’. Moet je vooral een fake onderzoek aanhalen om Professor Pim te eren, goed zo jongens). Zoveel interessants bevat dat onderzoek namelijk niet. De bovenstaande parodie van Ozymandias volstaat wel. De enige echt belangrijke vraag die je kunt stellen is waarom de onderzoekers en hun opdrachtgevers zelf zo mysterieus zijn over hun uitgangspunten en uitblinken in hun totale gebrek aan transparantie. Als je het gelijk aan je kant hebt, leg dan alle kaarten op tafel. Maar dat schijnt dan weer niet mogelijk te zijn. Niet erg geloofwaardig als je NRC Handelsblad dit soort verwijten maakt. Alleen dat al maakt dit hele rapport onwetenschappelijk en wekt de schijn dat het om een niet al te elegante vorm van propaganda gaat. Dat NRC Handelsblad, tot Ratna’s woede en teleurstelling, geen zin had om op dit ‘onderzoek’ in te gaan, begrijp ik wel. Lijkt mij het meest verstandige dat je in zo’n geval kunt doen. Over de Stichting W.A.A.R. (‘Waarheidsvinding, Accuratesse en Authenticiteit in Reportages’) is op internet nauwelijks iets te vinden, of het is op de vele blogs van Ratna zelf. Toch meen ik te weten dat deze club bestaat of in ieder geval bestaan heeft. (update 4-8-2011: zie hier inmiddels een, overigens anonieme en daarom buitengewoon betrouwbare en transparante website van de Stichting W.A.A.R., met daarop de ‘onderzoeksverslagen’ van Ratna) Alweer meer dan zes jaar geleden zond het Vara programma Zembla een aflevering uit getiteld ‘Zwijgen over Israël’ (23 oktober 2003). Hierin werd onderzocht hoe het kwam dat Nederland zo lang zo eenzijdig Israël steunde (o.m. interviews met de oud-ministers Vredeling, Stemerdink, van den Broek en van Mierlo) en hoe de pro-Israëlische lobby in Nederland werkt. Uitgebreid aan het woord kwamen de toenmalige ambassadeur van Israël in Nederland Eitan Margalith, Rabbijn Evers, Ronnie Naftaniel van het CIDI, (oud) Midden Oosten correspondenten Maarten Jan Hijmans en Conny Mus, classicus Anton van Hooff van de Universiteit van Nijmegen (die zich in zijn column in de Gelderlander weleens kritisch heeft uitgelaten over Israël, kom ik later nog op terug) en een groepje jongeren van de Stichting W.A.A.R. Kees Schaap, redacteur van Zembla, herinnerde zich dit clubje als volgt: ‘De “Stichting Waar” (indertijd “Waarnet”) heb ik van dichtbij leren kennen toen ik de Zembla uitzending “Zwijgen over Israel” maakte. Het is helemaal geen objectieve “factchecker” maar een lobby-club die van te voren strategieën bedenkt om critici van Israel monddood te maken. Tijdens deze opnames maakte ik kennis met een joodse bekeerling die in de redactie van “Stichting Waar” zat. Deze man liet zich zonder schroom uit over hoe hij dacht over Palestijnen. “Palezwijnen” noemde hij ze, zelfs nog op ons Zembla-forum’ (http://zembla.vara.nl/fileadmin/uploads/VARA/be_users/documents/tv/pip/zembla/2009/Reactie_zembla_op_kritiek_gaza.doc ). Uit de uitzending bleek ook dat de Israëlische ambassade deze club, net als het CIDI, uitgebreid steunde, zoals ambassadeur Eitan Margalith het openhartig vertelde. Over de Stichting W.A.A.R. heb ik een keer een kleine wat onvriendelijke woordenwisseling met Ratna gehad. Ik geef onze wat bitse woordenwisseling hier integraal weer (op http://www.standejong.nl/2009/10/02/nrc-verloochent-principes-bij-berichtgeving-israel/comment-page-2/):

Gepost door: Floris Schreve op: 19 november , 2009 om 6:36 pm

‘Zie voor wat die Stichting W.A.A.R. is deze uitzending van Zembla http://redir.vara.nl/tv/zembla/welcome2.html?20031023/zembla Zoals blijkt is WAAR niets meer dan een PR bureautje dat lippendienst probeert te bewijzen aan de Israëlische zaak, daarbij gesteund door de ambassade. Verder is dat ‘onderzoek’ van deze Ratna flinterdun. En inderdaad, waarom zo geheimzinnig doen over je eigen achtergrond? ‘Ik ben Ratna Pelle, academica en publiciste’. O ja, waarin dan? Overigens vraag ik me zelfs af of deze Ratna een echt rapport heeft geschreven voor de Stichting W.A.A.R. Over W.A.A.R. is verder niets meer terug te vinden, behalve in die uitzending van Zembla en verder op de talloze blogs van Ratna zelf. En google voor de grap “Ratna Pelle” maar eens een keer (paar duizend hits). Maar ik ben benieuwd of iemand daar wijzer van wordt. Dat er iets niet helemaal deugt lijkt me duidelijk. Ondanks de verpletterende kwantiteit van haar bijdragen is er niets te vinden over wie deze mevrouw is. Er zijn een paar aanwijzingen, maar die worden al snel heel erg vreemd. Maar goed, zelf zal ik nog wat aandacht aan dit ultra zionistische en Palestijnen hatende fantoom besteden.

Floris Schreve

Gepost door: Ratna Pelle op: 20 november , 2009 om 12:37 am

Wat een ondermaats ad hominem commentaartje van ene Floris Schreve. Ik doe nergens geheimzinnig over, en schrijf altijd met naam en toenaam of minstens mijn initialen. Vandaar dat je zoveel hits krijgt als je mijn naam opgoogelt. Of bedoel je dat je wilt weten welke maat schoenen ik heb, wie mijn kleuterjuffrouw was, hoeveel exen ik heb en wie ik in een vorig leven was? Het hele rapport staat op de website Israel-Palestina Info ( http://www.israel-palestina.info/krantenonderzoek_nrc.html ) en is bepaald niet flinterdun te noemen. De beide delen en de artikelenlijst zijn bij elkaar ruim over de 100 pagina’s, waarin meer dan 200 artikelen tegen het licht worden gehouden en aan 10 verschillende criteria getoetst. Kun je nog eens precies uitleggen wat je met ‘flinterdun’ bedoelt? Of bedoel je dat de uitkomsten je niet aanstaan en je daarom maar wat tegen mij en Stichting WAAR (ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) gaat lopen trappen? En waar komt eigenlijk je haat tegen mij vandaan? Je hebt natuurlijk alle recht met mij van mening te verschillen, maar waar slaat ‘dit ultra zionistische en Palestijnen hatende fantoom’ op? Zou je je misschien niet eens laten nakijken? Even voor de duidelijkheid: de huidige stichting WAAR is iets anders dan het oude WAARnet, waarvan enkele mensen in die Zembla uitzending aan het woord kwamen, waarbij de boel naar goed Zembla gebruik waarschijnlijk flink werd verdraaid (zie over Zembla ook: http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000359.html ) Niemand van de huidige leden was daar bij. En nee, stichting WAAR wordt niet gesteund door de Israelische ambassade en ook niet door andere vage duistere en o zo machtige geheime zionistische netwerken’.

Tot zover de enige ‘conversatie’ die ik tot nu toe met Ratna gevoerd heb. Ik was zelf ook niet erg vriendelijk, om eerlijk te zijn, dus het zij haar in dit geval enigszins vergeven. Ik verwacht ook niet dat dit zal veranderen na dit artikel. Dat ze wat mij betreft nog steeds een soort fantoom is, lijkt me duidelijk. Overigens was het niet eens een echt ad hominem, want ik zou niet weten hoe ik tegen het fantoom Ratna zou moeten ‘ad hominemen’. Dat is ook mijn punt. Buiten de duizenden bijdragen op internet ter meerdere glorie van de Staat Israël en haar ethische politiek naar de Palestijnen, is ieder spoor van Ratna Pelle onzichtbaar. Dus ‘ad hominem’, wellicht, maar het blijft een oppositie tegen opvattingen, niet tegen de mens daarachter, waar ik oprecht niets zinnigs zou weten te zeggen, zelfs niet als ik het zou willen. En of ze grote, kleine, of platvoeten heeft, of met wie ze het allemaal wel of niet gedaan heeft vind ik niet zo interessant. Waarom zou ik? Wat ik vreemd vind dat er achter deze bak propaganda slechts iemand zit die zich ‘academica, actief in de linkse beweging voor vrede en het millieu’ noemt en zegt op te komen voor ‘zowel het Joodse als het Palestijnse recht op zelfbeschikking’, maar in de praktijk alleen maar het meest extreem rechtse standpunt inneemt vanuit Israëlisch perspectief. Ze is dus niet helemaal recht door zee, vandaar mijn vraagtekens. Lijkt me wederom een open deur. De uitzending van Zembla, Geen geld voor Gaza, waar Ratna het over heeft en waar ze een link naar haar commentaar plaatste, kan ik overigens ook van harte aanbevelen, hier te bekijken. Wederom ontluisterend. Bekijk hem zeker en weeg het af tegen Ratna’s commentaar. Is zeker interessant. En voor alle duidelijkheid, de Stichting W.A.A.R. die in Zembla figureerde werd gesteund door de ambassade. De Israëlische ambassadeur zegt het zelfs expliciet (‘We are in permanent interaction’, in zijn woorden). Hoe duidelijk moet je het dan hebben? Lijkt me dus moeilijk te ontkennen. Hoewel Ratna dus zelf ontkent dat het dezelfde club was die in in 2003 in een uitzending van Zembla aan het woord kwam (bij deze ter kennisgeving aangenomen, al is het natuurlijk puur toeval dat haar clubje dezelfde naam heeft , lijkt het erop dat er weinig verschillen zijn tussen de Stichting W.A.A.R. die aan het woord komt in Zembla en de club waarmee Ratna een onderzoek zou hebben verricht. Uit berichten, gepubliceerd op de site van Zembla, blijkt dat deze stichting zou zijn gevestigd in Eemnes (!) en gerund wordt door een zekere mevrouw MS Slager-Sijs (zie hier en zeker ook hier). Zij zou nauw samenwerken met de organisatie Israel Facts, die gerund wordt door Yochanan Visser (Jan Visser), een tot het Jodendom bekeerde Nederlandse aannemer die zich op de Westbank heeft gevestigd (voornamelijk actief in de illegale nederzettingenbouw en hij woont in de eveneens illegale nederzetting Efrat), die vanaf daar de Nederlandse media monitort op ‘onzorgvuldige’ (lees ‘kritische’) geluiden naar Israël (zie ook dit bericht op de site van Stan van Houcke). Is iets waar je even over moet nadenken: je woont in een illegale nederzetting en draagt substantieel bij aan illegale activiteiten en gaat vervolgens de Nederlandse pers inspecteren op eventuele kritische opmerkingen. Dan heb je dus, neem me niet kwalijk, of een plaat voor je hoofd, of je bent een superproleet, of beide, om het maar een keer diplomatiek te zeggen. Dat lijkt mij dus geen nette meneer, al zal hij dit ongetwijfeld uit oprechte overtuiging doen. Dit bedoel ik dus met dolgedraaide fanatici. Zie ook dit artikel op ‘De Israel-lobby’, De waanzinnige wereld van Yochanan Visser. Wie op dit gebied ook hun steentje bijdragen zijn Ron en Rosa van der Wieken, de vroegere boze buren van Gretta Duisenberg in Amsterdam Zuid. Ook zij houden een site bij die de Nederlandse media monitort op anti-Israëlische tendenzen, die zij, waar nodig, kloek aan de schandpaal nagelen. Hun stekje ‘Ironcomb’ (wel een heftige naam trouwens, maar ja, Amsterdam Zuid is ook heftig) is hier te vinden. Daar valt een heleboel interessants te lezen, zoals: ‘Israel zou -binnen de grenzen van de realiteit- niets liever willen dan een bevriende vreedzame Palestijnse buurstaat waarmee zaken gedaan kunnen worden. De Palestijnse macho-heroische mentaliteit, de clanstructuur, de vermeende voordelen van het slachtofferschap en de irreële onderhandelingseisen maken het tot stand komen van een eigen staat schier onmogelijk’ (http://www.ironcomb.nl/?pageAlias=Artikelen&curId=16). Dus de Palestijnse ‘volksaard’ leent zich niet voor een onafhankelijke staat? Een stukje culturele antropologie van de koude grond met een vies koloniaal smetje, lijkt mij tenminste. Zo werd er vroeger ook over ‘de Javaan’ in ‘ons Indië’ gesproken. Wel een beetje stigmatiserend, nietwaar? Dat zouden meneer en zeker mevrouw van der Wieken, die met een vergrootglas een profielensite als hyves onderzoekt op antisemitische uitlatingen van scholieren (zie hier, overigens in samenwerking met de club van de eerder genoemde Yochanan Visser), zich wel enigszins mogen aantrekken. Edward Said, op dit blog vaak ter sprake gekomen, had in bepaalde opzichten toch wel ergens gelijk, om het maar voorzichtig uit te drukken. En bovendien, sinds wanneer zou Israël ‘niets liever willen dan een bevriende vreedzame Palestijnse buurstaat waarmee zaken gedaan kunnen worden’? Als Israël een ding heeft gedaan in de afgelopen decennia, is het wel het met man en macht voorkomen van zo’n levensvatbare Palestijnse staat. Kortom, een beetje schaamteloos om dat zo monter te beweren. Met dit soort verhaaltjes staat die site vol. Een optreden van Ron van der Wieken in Buitenhof is hier te bewonderen, samen met Jessica Durlacher en Milo Anstadt, in de uitzending van 9 juni 2002 (met een bijzonder verstandige en wat mij betreft bewonderenswaardige bijdrage van Milo Anstadt, al geldt dat helaas niet voor die andere twee). De uitzending van Zembla van 23 oktober 2003, oa over de Stichting W.A.A.R., is overigens nog steeds erg de moeite waard, hier terug te zien. Ook het fenomeen ‘spontane ingezonden brieven’, zo’n beetje de core business van Ratna en Wouter, komt hierin uitgebreid aan de orde. Onder hen aantal critici van Israël dat ons overijverige duo herhaaldelijk in de pen doet vliegen om weer de zoveelste ‘spontane reactie’ te produceren, zoals de Nijmeegse classicus Anton van Hooff, zie overigens hier zijn correspondentie met Wouter op de site van Wouter. Vooral lachwekkend. Van Hooff legt heel precies uit wat er hier aan de hand is (waarom stuurt iemand uit Sittard een brief nav een stuk uit de Gelderlander?), waarop Wouter niets meer kan uitbrengen dan wat brallerige stoplappen. En dan toch op zijn site geplaatst. Je kunt Wouter veel verwijten, maar niet dat hij last van enige gêne heeft. En verder legt ook dit akkevietje weer genadeloos het blinde fanatisme bloot van het bizarre tweetal Ratna & Wouter (Wil).

Update maart 2010: zie ook hoe ze haar rommel in Israël zelf probeert te slijten (http://www.israel-palestina.info/modules.php?name=News&file=article&sid=1162, oorspronkelijk op de website van de Haaretz).

‘antisemitisme’

En dan Ratna’s antisemitisme beschuldigingen. Mij is het nu een keer overkomen, maar anderen nog wel iets vaker. Zie ook hoe zij Dries van Agt ‘subtiel’ in die hoek probeert weg te zetten. In haar recensie van zijn boek Een schreeuw om recht, in Trouw, stelt ze: ‘Van Agt is niet voor vrede op basis van twee staten voor twee volken. Tekenend is zijn afwijzing van onderhandelingen tussen beide partijen om tot vrede te komen, en het feit dat hij in het comité van aanbeveling zit van Stop de Bezetting. Dat pleit voor ‘Palestina en Israel voor de Palestijnen’, en bagatelliseert de Holocaust’ (citaat triomfantelijk aangehaald op de site van het Cidi, http://www.cidi.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=522&Itemid=55, de recensie in zijn geheel te lezen op een van de vele sites van Ratna, http://www.israel-palestina.info/modules.php?name=News&file=article&sid=1059 ). Echt achterbaks is deze bespreking van het werk van van Agt (op http://www.israel-palestina.info/driesvanagt_israel_palestijnen.html), overigens niet ondertekend, dus het is niet duidelijk of het van Ratna of Wouter is:

‘Dries van Agt studeerde aan het Gymnasium Augustinianum, een rooms-katholieke middelbare school in Eindhoven, die bekend stond om haar conservatieve opvattingen. Zo hield zij lange tijd vast aan het antisemitische gebed over de Judaei Perfides, de ‘valse joden’, dat formeel werd afgeschaft door het Tweede Vaticaanse Concilie van 1962-65. Sommigen brengen deze achtergrond in verband met Van Agts huidige felle anti-Israël retoriek, evenals een aantal incidenten tijdens zijn ministerschap en premierschap, waaronder zijn beruchte ‘ariër opmerking’ rond de discussie over de vrijlating van de Drie van Breda (tot levenslang veroordeelde oorlogsmisdadigers), en zijn weifelende optreden wat betreft de oorlogsmisdadiger Pieter Menten’.

Over Thomas von der Dunk: ‘Waar komt de collectieve woede en emotie waar het Israël betreft toch vandaan? En hoe komt het dat intellectuelen daar zo hard aan meedoen? Waarom laten zij al hun verstand, kennis, nuance en beheerstheid varen en gaan ze volledig op in een collectieve waanzin die zij juist van een afstand zouden moeten waarnemen en analyseren, in plaats van er middenin te staan en het vuurtje nog wat op te stoken? Ik ga daar hier nu geen uitgebreid antwoord op geven, maar laat het bij de verwondering, verbijstering is misschien een beter woord, over het totale gebrek aan kritisch vermogen bij Von der Dunk en andere (goed opgeleide en zogenaamde weldenkende) Israëlhaters. De proporties die de anti-Israël propaganda aanneemt doet overigens wel aan een zekere periode en ideologie denken….Von der Dunk schrijft…’enz. (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000356.html). ‘Een zekere periode en ideologie’, ze probeert het echt met Thomas von der Dunk.

Bijna hilarisch is deze passage van Ratna (gaat weer over iemand anders, die ze van antisemitisme heeft beschuldigd, voor die persoon vind ik het overigens niet hilarisch): ‘Ik drukte mij in eerste instantie nog voorzichtig uit, omdat ik weet dat je met het a-woord voorzichtig moet zijn, en legde uit hoe dicht bij elkaar antizionisme en antisemitisme vaak liggen, en dat als iemand de hele week van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat achter de computer zit om Israël, de enige Joodse staat, zwart te maken, dat toch wel te denken geeft’ (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000295.html). Gelukkig zit Ratna Pelle niet van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat achter de computer. Het idee al. Dit laatste voorbeeld lijkt mij een aardig staaltje projectie. En dat je ‘voorzichtig met het a-woord moet zijn’, dat meent ze niet. Lijkt mij wat haar betreft een gevalletje van ‘een beetje jokken’. Dat geldt overigens ook voor deze verklaring: ‘Ik wordt trouwens erg moe van dat constante geklaag van Israel critici dat ze voor antisemiet worden uitgemaakt. Ik doe dat zelf nooit, al vind ik de Israelhaat die sommige van deze ‘critici’ spuien behoorlijk verdacht.’ (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000402.html). Commentaar lijkt me niet echt nodig. Maar wat ze over de journalist Stan van Houcke schrijft slaat alles (vooral bekend van de VPRO). Ratna heeft een hele serie aan hem gewijd, waarin zij hem voor antisemiet uitmaakt. Nu is Stan van Houcke verre van kinderachtig naar Israël, maar is dat antisemitisch? In zijn boek De Oneindige oorlog (Uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2009) heeft hij verschillende Israëli’s geïnterviewd over het voortdurende conflict met de Palestijnen, waaronder de prominente schrijver Amos Oz, overigens iemand die ook vrij kritisch naar zijn eigen land kijkt. Ik ben het niet altijd helemaal met van Houcke eens, maar dit boek wil ik bij deze warm aanbevelen (het zijn vaak prachtige interviews, ondanks de akeligheid van het onderwerp). Maar, is het erg waarschijnlijk dat iemand van de statuur van Amos Oz zich (meerdere keren!) zou laten interviewen door een structurele antisemiet, maw door iemand die een racistische haat tegen Joden koestert (de werkelijke betekenis van het begrip ‘antisemitisme’)? Het lijkt me zelfs buitengewoon onwaarschijnlijk, zoniet uitgesloten, tenzij Oz totaal niet op de hoogte zou zijn van wat van Houcke allemaal verder schrijft. Maar daar schat ik Amos Oz en al die anderen die hij heeft geïnterviewd, zoals Abraham Yehoshua, Eitan Bronstein, of Idith Zertal, toch iets te hoog voor in. Dus laten we het er op houden dat de veel gebruikte en daardoor nogal aan inflatie onderhevige antisemitisme riedel van Ratna Pelle vooral iets over haar zelf zegt en haar aangenomen rol van ‘frontsoldaat in een vuile propaganda-oorlog’. Ik denk dat ze daarmee wel afdoende is getypeerd. Wie het helemaal bont maakt is Wouter, zoals blijkt uit deze potsierlijke pagina op de ‘neutrale website’ Israël-Palestina Info. Werp hier zeker een blik op. Zomaar een passage:

‘Critici van het Israëlische regeringsbeleid roepen al jaren op om Israël te boycotten. Het Nederlandse en het nog radikalere Vlaamse Palestina Komitee hebben er zelfs een aparte website voor opgericht, waarin ad absurdum eenzijdige eisen aan Israël worden gesteld. Temidden van alle wrede dictaturen die nog steeds bestaan op de wereld, menen zij juist de enige Joodse staat te moeten boycotten, terwijl haar dictatoriale buurlanden ongehinderd het geweld tegen Israël blijven steunen. Hierbij past maar 1 vergelijking:

(foto van een bruinhemd die een plakkaat ‘Kauft nicht bei Juden’ tegen een winkelruit plakt. Bekijk maar via de link, want ik heb geen zin om dat soort plaatjes open en bloot op mijn blog te plaatsen) Duitsland, 1933

Dit is dus ongeveer Wouter. Je vraagt je af welke eisen er aan Israël worden gesteld (‘ad absurdum’!). Het probleem is dat Israël juist overal mee weg kan komen, zie de onvoorwaardelijke rugdekking van de VS en een paar Europese landen, vooral Nederland. Hooguit begint hierdoor, ook in Nederland, de publieke opinie enigszins te schuiven. Dit is niet enige wat er niet klopt aan Wouters ‘statement’, om het maar voorzichtig te zeggen. Maar waar moet je beginnen? Staat kritiek op Israël gelijk aan het woord en het handelen van ene meneer AH? Wat moet Israël nog meer doen, voordat er van Wouter en Ratna kritiek mag worden geleverd? Kernwapens inzetten tegen de Palestijnen, zoals de extreem rechtse leider Avigdor Lieberman heeft geopperd? Maar dat zou ook het einde zijn van Israël zijn, dus misschien dat dit zelfs voor Ratna en Wouter een brug te ver is. Alhoewel, niet voor het CIDI, want die nodigen Lieberman zelfs uit om een lezing te komen geven in Amsterdam. Dat de houding naar verschillende Arabische dictaturen ‘pragmatisch’, opportunistisch, inconsequent en cynisch is geweest, of nog steeds is, helemaal waar. In die zin eens met Wouter. Heeft alles te maken met Realpolitik. Tijdens de Koude Oorlog was het al erg en nu, tijdens de ‘strijd tegen het terrorisme’ eveneens, misschien nog wel erger. Volledig juist. En ook naar deze regimes zou je een zo gepast mogelijke politiek moeten voeren, al is het hoe een niet zo simpele kwestie, net als hoe om te gaan met Israëls politiek naar de Palestijnen. Maar als de boycot tegen de apartheid legitiem was, dan zou ik een boycot van Israël nog niet een zo gek vinden (al ben ik meer voor de kritische dialoog, desnoods onder voorwaarden, met evt het inzetten van sancties als drukmiddel). Maar om dit met de politiek van de Nazi’s te vergelijken is regelrecht belachelijk. Wouter zou gelijk hebben als er zou worden opgeroepen om ‘Joden’ wereldwijd, vanwege hun afkomst te boycotten. Maar dat is hier geenszins het geval. Dit is geen oproep tot een boycot van Joden, ook niet een boycot van ‘Joden’, die uit Israël komen, dit is de boycot van een staat, zolang deze vasthoudt aan een bezettingspolitiek. Dit heeft niets met antisemitisme of racisme te maken. Bovenstaande reactie op Wouters stelling is natuurlijk een open deur van jewelste, maar laat ik het maar heel duidelijk uitleggen. Voor je het weet worden er weer allerlei zaken verward, zoals antisemitisme met kritiek of zelfs afwijzing van de politiek van de staat Israël. Je kan het dus maar beter uitleggen op een manier dat iedere simpele ziel het kan begrijpen. Misschien snapt Wouter het nu ook.

Rest mij nog om op het onderschrift van Wouter te wijzen: ‘© Dit artikel is copyright Wouter Brassé 2005 (afgezien van de foto).’ Goh Wouter, je meent het?

Toch zijn de wonderen de wereld nog niet uit. Hoewel ik eerder heb gesteld dat Ratna’s meeste uitlatingen eerder bij extreem rechts thuishoren dan bij links, heeft ze zich, zeer onlangs, verrassend anders geuit:

‘In de generaliserende manier waarop de PVV zich uitlaat over de islam en de moslimgemeenschap herkennen velen van de Joodse gemeenschap zich niet. Integendeel. De grootste vijanden van de Joodse gemeenschap zijn altijd die stromingen geweest die geen onderscheid wensten te maken tussen mogelijke misstanden die individuen veroorzaken, net zoals binnen iedere gemeenschap van mensen, en de grote groepering daarom heen. Het klassieke antisemitisme is daar een voorbeeld van. De Joodse gemeenschap weet maar al te goed waartoe dat kan leiden’. (http://israel-palestijnen.blogspot.com/2010/01/wilders-geen-bondgenoot-joodse.html)

Dit is echt Een Ander Ratna Geluid. Ze neemt hier zelfs het anti-essentialistisch standpunt in. Verrassend positief. Als ze mijn blog goed had bestudeerd of gezien zou hebben wat ik verder heb geschreven (ook over antisemitisme) had ze kunnen weten dat ik precies dezelfde opvatting heb. Ik heb niet de illusie dat we ooit qua standpunten nader tot elkaar zullen komen, maar in dit geval geheel eens. Nu nog iets minder stigmatiserend over de Palestijnen (hou je deze zeldzame zinnige quote in je achterhoofd als je bijvoorbeeld weer het verhaal van de Groot Mufti van stal haalt). Voor een enkele keer zijn we het toch eens.

Lobby

Volgens Ratna is er geen sprake van een Israël-lobby. In een artikel dat haar lukte om geplaatst te krijgen in De Gelderlander (vast een betere krant dan de NRC, alhoewel, Anton van Hooff is daar columnist), getiteld Machtige Israël lobby is een mythe (de titel heeft wederom een hoog Mohammed Said al-Sahaf gehalte), stelt ze:

‘Complottheorieën zijn nog steeds populair in sommige kringen. Zo meent Jan Wijenberg (oud-ambassadeur in oa Saoedi-Arabië en prominent lid van Stop de Bezetting van Gretta Duisenberg, FS) in De Gelderlander van 12 februari, dat hij continu over zijn schouder moet kijken, en durven zijn kennissen hun mening niet te uiten over het recente Israëlische geweld in Gaza. Allemaal de mond gesnoerd door de almachtige Israël-lobby (…) Wijenberg draagt met zijn complottheorieën bij aan een sfeer van angst en verdachtmakingen. Dergelijke opruiing tegen de zogenaamd zo machtige Israël-lobby vergiftigt het gepolariseerde debat over Israël en de Palestijnse kwestie nog verder. Veelvuldig zijn ik en anderen die zich puur op persoonlijke titel in dit debat mengen, ervan beschuldigd deel uit te maken van deze duistere lobby, die erop uit zou zijn met alle middelen anderen de mond te snoeren. Niet alleen Jan Wijenberg of Gretta Duisenberg, maar ook mensen die het voor Israël opnemen ontvangen geregeld haat mail en bedreigingen. Heimelijk zouden wij betrokken zijn bij het Internationale Zionistische Complot, dat tot doel heeft de wereld te overheersen door media, financiële en politieke instellingen in handen te krijgen, en dat mensen tegen elkaar opzet en oorlogen veroorzaakt om daar de winsten van op te strijken. Waren niet ook de Eerste en Tweede Wereldoorlog door dit Complot veroorzaakt, de VN erdoor gecreëerd, en de Russische Revolutie erdoor ontketend? Ook de kredietcrisis staat nu op haar conto. Uit een recent onderzoek van de Amerikaanse Anti Defamation League blijkt dat ruim 30% van de Europeanen meent dat Joden in de financiële wereld achter de kredietcrisis zitten, en 40% vindt dat Joden teveel macht in de zakenwereld hebben (dat lijkt mij sterk, maar misschien vergis ik me. De Anti-Defamation League is overigens meer een club met een politieke agenda dan een betrouwbare ‘onderzoeksinstelling’, FS). Ook is er een forse toename in het aantal antisemitische incidenten. De vele antisemitische reacties op internetfora, ook van gerenommeerde kranten, liegen er niet om. Joden worden daarin geregeld bedreigd en gesommeerd onmiddellijk en publiekelijk afstand te nemen van Israëls (vermeende) daden. Vergelijkingen van Israël met de nazi’s zijn bon ton geworden. De antisemitisme beschuldiging draagt inderdaad een zware lading, maar het toenemende antisemitisme moet juist vanwege het verleden zeer serieus worden genomen’.

Dat het antisemitisme serieus moet worden genomen, daarmee ben ik het eens. Waar ik het niet mee eens ben is dat de machtige Israël lobby een mythe is. Zie bijvoorbeeld eea van het voorgaande dat hier al ter sprake is gekomen. Ook de door Ratna aangehaalde Amerikaanse Anti Defamation League maakt deel uit van die zelfde Israël Lobby. Dit alles heeft niets te maken met antisemitische complottheorieën over de Protocollen van de Wijzen van Zion en meer van dat soort onzin, maar met hele concrete zaken, zoals Israël bijvoorbeeld haar PR heeft georganiseerd. En een aantal Joodse organisaties, in Nederland maar ook elders, zeker in Amerika, zijn daar bijzonder goed in, zo goed, dat ze ook veel macht hebben verworven. Wellicht zijn ook Ratna en Wouter bekend met het boek The Israel Lobby, van John J. Mearsheimer en Stephen M. Walt, twee gerenommeerde Amerikaanse politicologen. Hun boek wordt in brede kring als baanbrekend gezien, behalve wellicht in de kring van de Israël Lobby zelf. Ik zal hier niet op dit omvangrijke werk in gaan. Hier volstaat het wel om te verwijzen naar een documentaire van VPRO’s Tegenlicht, waarin de auteurs, medestanders (waaronder Tony Judt) en critici (waaronder Richard Pearle) werden geïnterviewd. Absolute aanrader, meer dan het kijken waard, zie hier de link (engelstalige versie).

En verder bestaat er ook de zogenaamde Hasbara Fellowship, een organisatie die vooral studenten recruteerd om Israël op campusses te promoten (‘hasbara’ zou ‘uitleggen’, of ‘voorlicchting’ in het Hebreeuws betekenen). Ik moet zeggen dat ik in eerste instantie aan de Hasbara dacht toen ik kennis nam van Ratna’s blogs. Alleen als je het handboek (gewoon op internet beschikbaar, zie hier of hier) leest dan is er een schokkend verschil met Ratna. In het handboek wordt voordurend benadrukt dat er niet een Israëlisch standpunt is en dat er een pluralistische kijk bestaat. Wat je ook van zo’n Hasbara handboek mag denken (het is bedoeld om de publieke opinie te beïnvloeden en Israëls verdedigers argumenten te geven waarmee zij hun tegenspelers zouden kunnen aftroeven), zo genuanceerd en gedifferentieerd als de Hasbara instructies zijn, zo schril en eendimensionaal zijn Ratna’s tirades. Als Ratna een Hasbara fellow zou zijn is ze zeker geen goeie. Een echte Hasbara fellow zou, volgens de instructies althans, nooit Israëlische mensenrechtenorganisaties zo koeioneren en zo’n beetje voor landverraders uitmaken, zoals Ratna regelmatig doet (Uri Avnery, B’thselem, maar ook Ilan Pappé). Het Hasbara handboek is op het eerste gezicht meer een moderne PR instructie dan een duistere handleiding voor het produceren van propaganda. Het heeft een erg hoog ‘laten we blij zijn met elkaar gehalte’ en probeert ook nog politiek correct uit de hoek te komen. Voorbeeld: ‘Jewish students in the Diaspora are not unconditional supporters of Israel, just as Israelis have different political preferences. Unfortunately, many Jewish students express their dissatisfaction with some government action or other by ignoring Israel, giving up on her just when she needs the most help and support. In our Hasbara Handbook we have rejected the old-fashioned position which states that every Jewish student must support everything that Israel does. Rather, we believe, Israel is an imperfect country, invariably run by imperfect governments. Mistakes are made, approaches are taken that are hard to understand, but one thing remains constant – the Jewish state has a right to exist, and her citizens have a right to safety’Voor veel mensen zal het misschien aanslaan, persoonlijk krijg ik altijd een beetje jeuk van voorschriften hoe je zou moeten reageren als er een complex vraagstuk aan de orde komt. Het is allemaal vrij sjablonerig en heeft bijna iets truttigs, zoals: ‘Practically speaking, this Hasbara Handbook has attempted to show that different positions exist on issues, and that the pro-Israel banner is very wide indeed. In general we have presented a fairly centrist line, in an attempt not to offend anybody, but we have included other opinions too, and attempted to remain aware of the subtleties of the debates. We have also explicitly tackled some of the dilemmas facing Jewish activists, and talked about when it’s legitimate to criticize Israel, what to do about policies one doesn’t agree with… and so on. We hope that the product is something that Jewish students feel comfortable with’. Maar dan, Ratna en Wouter let goed op:

‘Not everybody who attacks Israel is antisemitic. It is legitimate for those who oppose Israeli policies to express this opposition in public, just as it is legitimate for Israel activists to defend Israel. It is important to defend the right of those who disagree with Israeli policies to express their opinions, and to be clear that this is a legitimate part of public debate’. En vooral deze:’Where an act might have been motivated by antisemitism, but this is unclear, it is often worth expressing some form of disapproval, but refraining from leveling public charges of Antisemitism. Depending upon the local situation, it is often worth expressing personal upset, saying that one was “hurt, as a Jew” by the controversial act. Wrongly accusing people of Antisemitism can cheapen the charge, as well as being quite unfair. Expressing public disapproval helps to let people know that Jews care about what is said in pubic, and serves to maintain a red line of clear Antisemitism that respectable public figures know not to cross’. Knoop dat goed in je oren, Wouter en Ratna.

Het Hasbara handboek is over de gehele linie tamelijk politiek correct. Heel anders dan Ratna’s blogs, die vaak uitmunten in hysterische toonzetting en waar alles en iedereen die het niet met haar eens is wordt beschuldigd van antisemitisme. Het zelfde geldt voor Wouter, al is die in regel iets minder geraffineerd. Dus of het hier besproken duo nu echt de meest fantastische Hasbara leerlingen zijn? Ik heb zo mijn twijfels, al is de website http://www.hasbara.us/ weer wel een stukje vuiler, met banners als: ‘Tell Children the Truth’, waar de beeltenis van de Groot Mufti Haj Amin al-Husseini prijkt (die inderdaad korstondig met de Nazi’s heeft geflirt, zal ik in een nog te verschijnen artikel uitgebreid op in gaan maar zie ook mijn eerdere historisch overzicht van Irak. Maar zijn daarom alle Palestijnen fout en hebben ze daarom minder recht op hun land? Dezelfde redenering van Saddam Hoessein was een Iraki dus zijn alle Iraki’s fout. Het verhaal van de Groot Mufti wordt ook vaak door Ratna ingezet om de Palestijnen zwart te maken). Zie verder ook deze site, dit zou de ‘officiële’ Hasbara site zijn. Overigens zijn er vaak fragmenten van het Hasbara Handboek op internet terug te vinden, maar dan veelal zonder bronvermelding. Een passage, overigens met bronvermelding, maar met weglating van het beladen woord ‘Hasbara’ staat op de site van Rosa van der Wieken ‘No Antisemitism’, zie http://www.noantisemitism.org/?pageAlias=argumenten&curId=15. Je kunt je afvragen of dit bezwaarlijk is. Mijns inziens is dit wel degelijk problematisch. De strijd tegen antisemitisme lijkt me een serieuze zaak. Wat er dus wat mij betreft niet aan deugt is dat deze op zich goede zaak wordt vermengd met ‘sluikreclame’, of propaganda voor de Staat Israël. Deze site is natuurlijk een privé initiatief, maar het zou erg problematisch zijn als bijvoorbeeld de Anne Frank Stichting hetzelfde zou doen. Een grote aanrader is verder de documentaire Peace, Propaganda & the Promised Land (BBC, 2004), hier te bekijken. De geschiedenis en het systeem van de Hasbara worden hier uitgebreid doorgelicht. Met bijdragen van een aantal interessante experts, waaronder de beroemde Midden-Oosten correspondent Robert Fisk. Maar ook met Hanan Ashrawi en Noam Chomsky. Verder ook veel kritische Israeli’s, geluiden die je op Ratna’s blogs niet snel zult aantreffen. Ook een organisatie als Camera, vaak door Ratna aangeprezen, komt hier uitgebreid aan de orde en wordt kritisch tegen het licht gehouden. Maar itt in ieder geval het Hasbara Handbook druipen Ratna’s sites van de pathos. Voorbeeld, wat moet je met Ratna’s jankerige nieuwjaarswens?:

‘Wat zal 2010 brengen? Meer gemiste kansen, meer oorlogen, meer antizionistische leugens en meer ad hominem aanvallen op mensen die het voor Israël opnemen? (gelukkig doe jij niet aan ad hominem aanvallen, jij beschuldigt slechts iedereen die het niet met je eens is van antisemitisme, FS) Het zit er dik in (…) In Nederland stond in 2009 Dries van Agt wederom herhaaldelijk in de schijnwerpers, hoewel hij absoluut niks nieuws te melden had. Met een boek en een nieuwe organisatie kwam hij weer in alle kranten met uitgebreide en kritiekloze interviews, en natuurlijk kon hij ook bij Pauw en Witteman niet ontbreken, waar antizionisten een geliefd podium hebben. Hopelijk raken mensen en media in 2010 eindelijk eens uitgekeken op Van Agt, Von der Dunk, Van den Broek, Van Hooff en al die andere antizionisten met hun grote en kleine leugens over een klein land dat ze nooit wat heeft aangedaan. Het wordt hopelijk een jaar waarin kranten- en journaalredacties zich realiseren dat het boeiend is tegenover een pro-Palestijnse visie een stuk van Israëls kant te plaatsen, en dat na een reportage vanuit Gaza of een interview met een Palestijnse cameraman of een lid van de Goldstone commissie (dat is wel heel erg benedenmaats, je zou ze eigenlijk moeten weren, FS), een interview met iemand van het Sderot Media Centrum of iemand van Camera (zie je wel, FS) op zijn plaats zou zijn. Het wordt hopelijk ook een jaar waarin aansprekende publieke figuren zich eens voor Israël of in ieder geval tegen de huidige hetze gaan uitspreken’ (http://www.zionism-israel.com/blog/archives/00000421.html).

Tsja, wat moet je hier nu op zeggen? Verder roept ze links op om toch vooral ook naar de Israëlische kant van de zaak te kijken, zodat Wilders en co niet het monopolie hebben op het pro-Israëlische geluid. Maar ik vrees dat daar nu juist het probleem zit. De bezettingspolitiek van Israël valt niet meer te verdedigen, dus ook de mainstream begint zich heel langzaam een andere richting uit te bewegen (al is het natuurlijk nog lang niet zo ‘dramatisch’ als Ratna het voorstelt). Het probleem is meer dat Ratna zelf een extremist is geworden (en Wouter natuurlijk). En al kan ze nog zoveel dreigende antisemitisme beschuldigingen uiten, de geloofwaardigheid van het voor Israël zijn ten koste van alles (en vooral ten koste van de burgerrechten van de Palestijnen) is steeds meer op zijn retour. Gelukkig maar, al valt er nog veel te doen. Wat er niet deugt aan Ratna Pelle is dat ze niet recht door zee is en met haar blogs op een beetje een smoezelige manier probeert het internet in het Nederlandse taalgebied te vervuilen. Natuurlijk is het haar goed recht om het web vol te plempen; het internet is daar immers een fantastische vrijplaats voor. Een grote charmante anarchie, hoewel het ook verschrikkelijk veel bagger oplevert. Vroeger colporteerden de Jehova’s langs de deuren, nu slibben ze de google zoekmachines dicht. Israël Palestina info, met een Israëlisch en Palestijns vlaggetje. Zal wel een neutrale website zijn. Zowel recht op zelfbeschikking voor de Joden als de Palestijnen. Nee hoor, een bak propaganda. Om een laatste voorbeeld te geven; op de homepage van Israël-Palestina Info staat linkerkant een serie links, waaronder naar ‘United Civilians for Peace’. Wie echter achter die link kijkt, komt niet op de site van de vredesorganisatie zelf maar wordt getrakteerd op een serie verdachtmakingen tegen United Civilians for Peace, zie hier, waar wij oa kunnen lezen: ‘Het geld wordt verder besteed aan dure advertenties tegen Israël in landelijke dagbladen, opinie-onderzoeken onder de Nederlandse bevolking, glossy brochures, manifestaties met buitenlandse gasten zoals de antizionistische en zeer omstreden historicus Ilan Pappe (O ja, is dat zo? FS) en een rondreis door Nederland met een replica-muur’. Als je dit allemaal zo ziet, rijst toch de vraag of dit bizarre duo werkelijk denkt dat hun lezers zo dom zijn dat ze echt geloven dat het hier om een ‘info-blog’ gaat. Want het bovenstaande voorbeeld is wel een beetje van het niveau Mohammed Said al-Sahaf. Maar blijkbaar wel, want Ratna Pelle, ‘academica en publiciste en medewerkster van de website Israël-Palestina Info’ kan nog steeds publiceren in serieuze kranten als Trouw en de Volkskrant, of een fatsoenlijke regionale krant als de Gelderlander. Wat zij produceert is echter niets meer dan platte propaganda. Het kan dus geen kwaad om daar een keer stevig tegenin te gaan. Vandaar deze noodzakelijke dosis tegengif.

Verder rijst toch weer de vraag: Wat bezielt haar (en Wouter)? Door anderen (zoals Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid, in een surrealistische discussie met Ratna en Wouter en een zekere mevrouw Sijs (wellicht dezelfde als mevrouw Sijs van de Stichting W.A.A.R., blijkens de correspondentie met Zembla, zie hier en hier?), is al eerder geopperd dat Ratna Pelle vooral een epigoon zou zijn van Ami Isseroff, van www.mideastweb.org. Zie ook Isseroffs handleiding om Israël te verkopen, Justice for Jews and Israel; Making the case for Israel; An Introduction to Israel Advocacy, Activism and Information, dat grote gelijkenissen vertoont met het Hasbara handboek. Zij haalt Isseroff inderdaad regelmatig aan. In een bijdrage, met de veelzeggende titel De Hasbara Paradox, geeft zij deze lange passage weer:

‘But every Israeli and every Zionist and every Israel advocate must recognize that we are, and have been engaged in a media war for several years, that we are losing that war, and that the decline in Israel’s image is not a side issue to be handled only by some talking heads. The decline in Israel’s image is a strategic threat, perhaps as serious as, or more serious than, the Iranian nuclear threat, the Hamas and the Hezbollah. Those who do not yet understand that this issue is a strategic threat should consider for example, that a single mistake by the IDF or even the rumor of a mistake spread by the enemy, like the UNRWA school shelling that never was, can stop a war much more effectively than an armored division. Or consider that the effect of the constant barrage of demonization, left unanswered and uncorrected, may be to bring to power the supporters of Jimmy Carter, Lyndon Larouche and Professors Walt and Mearsheimer in the USA, and their even more vicious counterparts in Europe. The threat is not limited to “war crimes” allegations and distortions of human rights, nor is it confined to the UN or to political media. We are faced with everything from attempts to write the Jews out of history, to expressions of outrage about harmless Israeli tourism advertisements. And if you say anything about it, you are a neocon hardline Jew Zionist member of the Israel lobby. The propaganda appears in travel guides and travel magazines, literary reviews and just about everywhere you can imagine. Israel-Bashing has become embedded in world culture, just as anti-Semitism was once a cultural staple’. ( Israeli war crimes allegations: Doing our patriotic duty )

Dit is de kern van wat zij gelooft, althans als ik af moet gaan op haar enkele duizenden bijdragen op internet. De vraag of Israël misschien echt oorlogsmisdaden zou plegen, om maar een voorbeeld van Isseroff te noemen, komt niet in haar hoofd op. Het is allemaal maar ‘beeldvorming’, al kan ik me nauwelijks iemand bedenken die meer lijdt aan ‘beeldvorming’ dan Ratna Pelle zelf. Een plaat voor haar hoofd met een slechts een kijkgaatje met een bijzonder gekleurde lens, lijkt me het meest in de buurt komen. Haar ‘beeld’ van Israël is het beeld dat tot ruim in de jaren tachtig in Nederland bestond, dat van David en Goliath. Dat dit beeld is veranderd ziet zij niet als een correctie van de realiteit, maar als morele zwakte, waarin twijfel de boventoon voert. Vandaar haar agressieve stellingname en wat mij betreft haar griezelige blikvernauwing. En iedereen die niet met haar mee strijdt is al snel een verdachte ‘antizionist’, een ‘antiziosemiet’ of een ‘antisemiet’.

Toch wil ik bij wijze van afsluiting nog een opmerking van Isseroff aanhalen, waar ik mij verrassend goed in kan vinden:

‘Anti-Semitism applied only when appropriate and when its use can be defended. A person who is opposed to the Israeli occupation is not an anti-Semite unless they use anti-Semitic terminology and ideas. A person who claims “Zionists” control the world or the U.S. government really is an anti-Semite. Like the Holocaust, anti-Semitism has been overused and abused’.

uit Justice for Jews and Israel; Making the case for Israel; An Introduction to Israel Advocacy, Activism and Information, p. 14

100% mee eens! Dus, Ratna en Wouter, blijf wel bij de les. Jullie ’leermeester’ zegt het zelf. En als jullie verder antisemitisme willen bestrijden, mijn zegen hebben jullie. Maar richt je dan wel op echte antisemieten. Misschien sta ik dan nog wel aan jullie kant. Heb daar een tijdje terug ook het nodige aan bijgedragen zie hier, maar ook hier (en ook op dit blog, zie hier). En nogmaals, wat weten jullie van mijn eigen achtergrond . Het zou voor mij wel heel vreemd zijn als ik antisemitische denkbeelden zou koesteren (daarmee bedoel ik dus een racistische haat tegen Joden). Dus net zo goed tegen antisemitisme als jullie. Maar als het jullie meer gaat om een bezetting en wat mij betreft een apartheidspolitiek in stand te houden, dan sta ik lijnrecht tegenover jullie. Maar dat hadden jullie neem ik aan zelf al wel gemerkt,

verder vriendelijke groet, Floris Schreve

Tot zover Ratna en Wouter. Zij zijn echter niet de enige representanten van de Israël-Lobby in Nederland. Een goed overzicht werd gemaakt door J. Jan Willem van Waning, kapitein ter Zee bd en oud kamerlid voor D66. Zeer de moeite waard, hier te vinden: http://jjwvanwaning.wordpress.com/2007/08/25/de-zionistische-groot-israel-lobby-in-nederland-een-noodzakelijke-inventarisatie/

Ratna en Wouter in feestverpakking

Update 2015: een zeldzaam kiekje van Ratna en Wouter samen, in feestverpakking, oudjaar 2014 (andere twee personen onherkenbaar gemaakt). Bron: Facebook Tot zover Ratna en Wouter. Zij zijn echter niet de enige representanten van de Israël-Lobby in Nederland. Een goed overzicht werd gemaakt door  J. Jan Willem van Waning, kapitein ter Zee bd en oud kamerlid voor D66. Zeer de moeite waard, hier te vinden: http://jjwvanwaning.wordpress.com/2007/08/25/de-zionistische-groot-israel-lobby-in-nederland-een-noodzakelijke-inventarisatie/

Tagged with: , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Het ‘islam-debat’ in Nederland; de stand post-Fortuyn, pre-Wilders

Een cartoon van de in Nederland werkzame Iraakse tekenaar Kifah al-Reefi uit 2005

Onlangs vond ik het onderstaande stukje tekst terug, geschreven voor een paper in 2002. Het leek me wel aardig om het hier te publiceren. Het is in  ieder geval de stand van zaken na Fortuyn, maar nog van voor Wilders. En nog voor de moord op Theo van Gogh. Hem noem ik overigens ook. Ik moet zeggen dat ik voor de man zelf altijd wel enigszins een zwak had, al was ik het fundamenteel met hem oneens. Midden jaren negentig ben ik een keer met hem in debat gegaan voor Veronica ’s Call Radio, dat toen net van start ging. Om zeker te zijn van genoeg bellers had men een paar studentenhuizen gebeld met de vraag of er mensen geïnteresseerd waren om met Theo in debat te gaan, waaronder mijn toenmalige huis in Leiden. Op die manier ben ik toen, als ‘spontane beller’ (althans voor de luisteraars) met van Gogh in discussie gegaan over de stelling ‘de islam is de grootste bedreiging voor Nederland’. Volkomen onzin vond ik toen en nu maar dat ging er toen verrassend vriendelijk aan toe, ook toen ik hem jaren later een keer in de trein tegenkwam en wij over dit onderwerp een heel normaal gesprek hebben gevoerd. In die zin vond ik Fortuyn erger. Over Wilders zal ik het (voorlopig) nog even niet hebben. Maar goed, hier nog een oud stukje tekst van mij.  Miscchien is het nog steeds actueel.
Wat in ieder geval nog actueel is, is dat de beroemde hoogleraar Nasr Abu Zayd in Nederland eigenlijk nauwelijks aan het woord komt in ons ‘nationale islamdebat’, al zit hij hier in Leiden. Dat is nog steeds vreemd. Overigens weten de BBC en Al Jazeera hem regelmatig te vinden. Op Al Jazeera was het Abu Zayd die uitlegde wat er met Nederland aan de hand was sinds de opkomst van Fortuyn, de moord op van Gogh en de vertoning van Fitna. In Nederland zelf prefereert men kennelijk liever mensen als Pastors, vanuit de wetenschap Afshin Ellian, of soms die andere internationaal beroemde geleerde, Tariq Ramadan. Maar die is ook veel orthodoxer, dus wellicht bevestigt dit meer het verwachtingspatroon (en de behoefte) van het Nederlandse publiek. Op een geluid als dat van Abu Zayd zitten de media en het publiek kennelijk nog steeds niet te wachten, de roep om de broodnodige emancipatie van de moslims ten spijt.

Hier volgt de tekst (niet meer dan een uitsnede uit een veel langer betoog):

Inmiddels is de toon van de berichtgeving van rond de aanslagen van 11 september, de politieke situatie in het Midden Oosten en de islam in het algemeen, in de Nederlandse media, enigszins gekalmeerd (lente en zomer 2002). Zeker de berichtgeving over de Israëlische/ Palestijnse kwestie is sterk veranderd in het voordeel van de Palestijnen. Toch blijken er en aantal ‘blijvertjes’ te bestaan. In vele opzichten heeft de Nederlandse publieke opinie zich verhard. Dit blijkt vooral uit de opkomst van de Lijst Pim Fortuyn, die vanuit het niets zesentwintig zetels in de kamer wist te veroveren. Een belangrijk issue van de LPF is het tegengaan van de immigratie en de anti islamitische stellingname. Ook de gevestigde politieke partijen hebben hun standpunten verhard, zoals blijkt uit de toespraak van CDA lijsttrekker Jan Peter Balkenende, die stelde dat de multiculturele samenleving geen nastreefbaar doel is. Het aardige is dat Balkenende, net als Cliteur en Bolkestein, niet definieert wat hij met het begrip ‘cultuur’ bedoelt, laat staan met het begrip ‘multiculturele’ samenleving.
‘Politiek correct’ denken heeft opeens afgedaan voor ‘je moet zeggen wat je denkt’. Pim Fortuyn leek hierin voorop te lopen. Zo bepleitte hij, in de Volkskrant van 9 februari, desnoods de afschaffing van artikel 1 van de grondwet als deze de vrijheid van meningsuiting in de weg staat [1]. Over deze uitspraak is veel ophef ontstaan en Fortuyn moest uiteindelijk aftreden als lijsttrekker van Leefbaar Nederland. Ook is over deze kwestie al veel geschreven, dus ik wil er niet heel veel aandacht aan besteden. Overigens heeft hoogleraar rechtsfilosofie A. Soeteman erop gewezen dat artikel 1 van de grondwet niet eens over het verbod op discriminerende uitspraken gaat. Deze bepalingen zijn te vinden in het wetboek van strafrecht. “Fortuyn weet niet waar hij het over heeft”, concludeert Soeteman.[2]
In dit verband zijn Pim Fortuyns opvattingen over de islam interessanter. In 1996 schreef hij hier een boekje over, Tegen de islamisering van onze cultuur, dat in 2001 werd herdrukt, met een naschrift van imam Abdullah Haselhoef. Het meest opvallende van deze kleine publicatie is dat het nauwelijks over de islam gaat. Voor driekwart gaat dit boek over de emancipatiegeschiedenis van vrouwen en homoseksuelen in Nederland. Ook besteed het veel aandacht aan de veranderde maatschappelijke verhoudingen sinds de jaren zestig. Zeker deze gedeeltes zijn zeer lezenswaardig, maar het is dan ook Fortuyns eigen metier. Fortuyn schiet zijn doel echter voorbij als hij het over de islam in Nederland heeft. Uit niets blijkt dat hij hier serieus onderzoek naar heeft gedaan, noch verwijst hij naar andere onderzoeken. Dit is overigens een kenmerk van de gehele verhandeling, waardoor het als wetenschappelijke publicatie niet serieus kan worden genomen. Nu is dit natuurlijk niet noodzakelijk, alleen is het wel opmerkelijk dat Fortuyn anders doet suggereren. Op de flaptekst laat hij zich prof. dr. Pim Fortuyn noemen, onafhankelijk en kritisch wetenschapper.
In Tegen de islamisering van onze cultuur betoogt Fortuyn dat de meeste moslims in Nederland uit kansarme groepen komen. Doordat zij zich ook in Nederland aan de onderkant van de samenleving bevinden zou het wel eens kunnen zijn dat zij zich in de armen van het fundamentalisme laten drijven. Als je ziet wat het fundamentalisme in de islamitische wereld zelf allemaal aanricht kun je concluderen dat de situatie buitengewoon gevaarlijk is. Als adequate maatregel bepleit Fortuyn de sluiting van de Nederlandse grenzen, het opzeggen van Schengen en het vluchtelingenverdrag, en een Koude Oorlog tegen de Islamitische wereld. Als voorbeeld noemt hij de politiek van Ronald Reagan ten aanzien van de Sovjet Unie. Fortuyn stelt dat deze een belangrijke factor zou zijn geweest voor de val van het communisme. Waar hij dit laatste punt vandaan heeft vermeldt hij niet. Ook verzuimt hij het om deze opmerkelijke stelling historisch te onderbouwen.[3]
In zijn verhandeling over de islam in Nederland blijkt Fortuyn erg anekdotisch. Zo heeft hij het over zijn eigen seksuele contacten met homoseksuele moslims, die hij niet als positief heeft ervaren.[4] Nu bestaat er in de culturele antropologie wel zoiets als participerend onderzoek, maar nergens suggereert Fortuyn dat wij zijn escapades als zodanig serieus moeten nemen.
Wat betreft Fortuyns verklaring voor het ontstaan van het fundamentalisme; deze staat haaks op de conclusies van uitgebreide studies naar dit fenomeen. Uit veelomvattend wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het fundamentalisme niet ontstaat bij de onderlaag van de samenleving, maar verschijnsel is van de middenklasse, die zich vaak politiek voelt uitgesloten. Doordat de middenklasse door de veelal dictatoriale regimes in de islamitische wereld wordt uitgesloten van politieke participatie, lijkt het fundamentalisme een rechtvaardig alternatief, temeer omdat de meeste regimes in de islamitische wereld door niet gelovige, westerse krachten gesteund worden. Het regime van de Shah van Perzië en de daarop volgende islamitische revolutie is hier een klassiek voorbeeld van. Ook de grondleggers van de moderne soennitische fundamentalistische ideologie, Jamal ad-Dine al Afghani, Hassan al Banna en Said Qutb, min of meer de geestelijke vaders van Osama Bin Laden (al waren niet al deze denkers pleitbezorgers van geweld), hadden vooral aanhang binnen deze maatschappelijke klasse.[5] Tekenend is dat de plegers van de aanslagen van 11 september niet afkomstig waren uit de onderklasse van de Arabische wereld, maar allen goed opgeleide jongemannen waren, met een ogenschijnlijk redelijk toekomstperspectief. Recent is dit beeld weer bevestigd in een onderzoek naar de strijders van de Hezbollah en de Hamas, waaruit bleek dat deze militante bewegingen vooral aanhang hebben binnen de middenklasse.[6]
In wetenschappelijk opzicht is Fortuyns bijdrage weliswaar van weinig betekenis, in maatschappelijk opzicht echter des te meer. Hoewel wellicht weinig van zijn kiezers dit boek hebben gelezen is hij er wel in geslaagd om veel stemmen te winnen, met name op de issues ‘migratie’ en ‘islam’. Fortuyns uitspraken als: “Je ziet het in alle landen waar de islam de baas is. Ik vind het gewoon een achterlijke cultuur”, in het veel genoemde Volkskrant artikel heeft het electoraat niet weten af te schrikken. Integendeel, ondanks alle breed uitgemeten veroordelingen van bijna alle lijsttrekkers van de gevestigde partijen, heeft dit hem wellicht nog populairder gemaakt.
Ook leden van de LPF fractie, die na de tragische moord op Fortuyn in de tweede kamer zitting namen, werden vaak niet gehinderd door enige kennis van zaken wanneer het onderwerp ‘islam’ ter sprake kwam. Fractievoorzitter Mat Herben haalde wederom het argument van vrouwenbesnijdenis van stal om te stellen dat “de islam een achterlijke cultuur is”.[7] (opmerking: eerder in de oorspronkelijke tekst is al aan de orde geweest dat vrouwenbesnijdenis vooral een locaal fenomeen is uit de Hoorn van Afrika en soms Egypte, dat voorkomt bij zowel Koptische Christenen als moslims. Elders in de islamitische wereld komt vrouwenbesnijdenis niet voor. Het is dus geen islamistisch gebruik, maar een locaal verschijnsel).   Fractiesecretaris Joost Eerdmans noemde het Koerdische parlement “een uitwas van een cultuur die we hier niet moeten hebben”.[8] Opmerkelijk dat uitgerekend een parlement een uitwas van een cultuur wordt genoemd. Het gebrek aan democratie en de rechten van minderheden in de islamitische wereld lijkt mij hier eerder voor in aanmerking te komen, hoewel ik zeker niet zou willen beweren dat dit cultureel bepaald is.
Er kan gesteld worden dat de islam, of Nederlanders met een moslimachtergrond, op dit moment een ernstig imagoprobleem hebben. Internationale factoren spelen hier zeker een belangrijke rol in. Toch zijn ook binnenlandse incidenten een belangrijke factor die dit negatieve beeld keer op keer bevestigen. Genoemd kunnen worden de Aisja-affaire, de uitspraken van imam El Moumni over homoseksuelen en de politiek getinte preken van Syrische en Egyptische imams in een aantal Nederlandse moskeeën. Ook de aanhoudende berichten over kleine criminaliteit van Marokkaanse jongeren, met als meest beruchte voorbeeld de structurele berovingen op Station Amsterdam Lelylaan [9], dragen zeker bij aan het negatieve beeld dat men in Nederland van moslims heeft, al heeft het gedrag van deze Marokkaanse jongens weinig tot niets met de islam te maken.
Wellicht is een van de allergrootste problemen dat er zeer zelden een georganiseerd tegengeluid komt vanuit de islamitische gemeenschap. Voor het Nederlandse publiek zou dit kunnen worden uitgelegd als een stilzwijgende instemming. Nu bestaat het probleem dat de islam geen centrale organisatiestructuur kent, dus het is vrijwel onmogelijk om met de ‘vertegenwoordigers’ van de Nederlandse moslims te gaan praten, hoe graag ex-minister Roger van Boxtel dit ook wilde. In die zin is de islam een buitenbeentje binnen de van oudsher verzuilde Nederlandse traditie. Het grote nadeel van dit gebrek aan een organisatiestructuur is dat er hierdoor nauwelijks mogelijkheden zijn de almaar steeds negatievere beeldvorming te doorbreken. Verlichte intellectuelen van islamitische afkomst zijn er in Nederland volop voorhanden, alleen hebben zij even veel met radicale imams te maken als de autochtone Nederlander, dus is er voor hen weinig reden om ‘namens de islam’ het woord te voeren.[10]
Ondertussen lijken de verhoudingen zich steeds meer te verharden. Het beeld dat de islam een godsdienst is die uitsluitend bestaat uit ‘fundamentalisten’ is zeker het laatste jaar sterk toegenomen. Verschillende invloedrijke opiniemakers hebben hier flink aan bijgedragen. Zo stelde Pim Fortuyn in Tegen de islamisering van onze cultuur, dat liberale stromingen binnen de islam niet relevant zouden zijn, omdat het fundamentalisme zou overheersen en andere geluiden monddood zou maken. Als voorbeeld noemt hij de affaire rond de islamitische denker Nasr Abu Zayd, die vanwege zijn liberale interpretatie van de Koran gedwongen was Egypte te verlaten en nu hoogleraar is in Leiden. Overigens noemt Fortuyn de desbetreffende hoogleraar niet een keer bij zijn naam. Later, in een uitzending van Buitenhof, kon Fortuyn eveneens niet op zijn naam komen. Waar het hier echter om gaat is dat Fortuyns bewering simpelweg niet klopt en door vele belangwekkende publicaties wordt tegengesproken, niet in de laatste plaats door Abu Zayd zelf. [11]
Een ander soort geluid is dat het islamitische fundamentalisme de meest pure variant van de islam is en dat liberale interpretaties slechts een product zijn van ‘wishful thinking’, van goedpraterij en hypocrisie, die de werkelijke geloofsleer feitelijk geweld aandoen. Als de fundamentalisten inderdaad de enige juiste leer verkondigen, kan er worden geconcludeerd dat er in de moderne wereld voor de islam geen plaats meer is. Deze denkrichting wordt wel het essentialisme genoemd en verschilt in redeneertrant weinig van die van de fundamentalisten.
Degene die het afgelopen jaar het essentialistische standpunt het meest prominent in de media naar voren heeft gebracht is rechtsfilosoof Paul Cliteur, in zijn televisiecolumns in Buitenhof, hoewel er ook anderen waren met bijdragen dezelfde strekking.[12] Zo stelde Cliteur in zijn column van 4 november 2001, getiteld Sympathie voor fundamentalisme: “De orthodoxe imam El-Moumni vergeleek homoseksualiteit met een ziekte en plotseling dachten we in het land waar alles mocht en alles kon: hè, wij kunnen toch geschoffeerd worden (…) In een bepaald opzicht hebben El-Moumni, Hazelhoef en andere fundamentalisten natuurlijk wel gelijk. Hun interpretatie van de Heilige Schrift is namelijk heel wat minder hypocriet dan die van de overgrote meerderheid van de moderne gelovigen. Toen de Koran en de Bijbel werden geschreven waren de vrouwen vanzelfsprekend ondergeschikt aan de mannen, kregen homoseksuelen even vanzelfsprekend de doodstraf, was de aarde plat en stamden de mensen nog niet af van de apen. Is het dan vreemd dat de helft van de Tien Geboden regelrecht in strijd is met de moderne rechten van de mens? Dat was gewoon de geest van die tijd. Wat de fundamentalisten nu alleen maar doen, is dat serieus nemen”.[13]
In principe is er niets mis met deze redenering (hoewel er hier aan voorbij wordt gegaan dat fundamentalisme geen ‘pure’ religie is, maar een politieke ideologie [14]), tenminste als je uitsluitend van de tekst uitgaat zonder de specifieke context en reden van haar ontstaan. Ook sluit deze benadering alle moderne interpretatie methoden als hermeneutiek, of semiotiek uit en gaat er volledig aan voorbij dat een tekst in een andere context wellicht een andere betekenis kan krijgen en wellicht op een nieuwe manier gewaardeerd kan worden. Daar is niets hypocriets aan, dat heeft simpelweg te maken met hedendaagse wetenschappelijke inzichten wat betreft de wisselwerking van tekst en context.
Consequent doorgeredeneerd zouden grote vernieuwende Christelijke theologen als Albert Schweitzer, Hans Kung en Edward Schillebeeckx minstens even hypocriet zijn als ‘de moderne gelovigen’ waar Cliteur het over heeft. In die zin redeneert Paul Cliteur inderdaad op dezelfde manier als een fundamentalist als Said Qutb.[15] Tekenend is dat hij het in deze column ook opneemt voor de essentialistische (lees fundamentalistische) manier van redeneren.
Toch bestaan er ook binnen de islamitische wereld belangwekkende alternatieven. Inmiddels zijn daar door verschillende Korangeleerden diverse mogelijkheden ontwikkeld om tot een vernieuwing van het religieuze erfgoed te komen. Een van de meest belangrijkste representanten van deze ontwikkeling is de verlichte Egyptische Koraninterpretator Nasr Abu Zayd, thans hoogleraar in Leiden.
Oorspronkelijk was Abu Zayd hoogleraar aan de universiteit van Cairo, hoewel hij in het verleden ook in de Verenigde Staten en Japan heeft gedoceerd. Vanwege zijn onorthodoxe opvattingen over de interpretatie van de Koran raakte hij in conflict met de Moslimbroederschap, de belangrijkste ‘islamistische’ partij van Egypte (opgericht in 1929, door de eerder genoemde Hassan Al Banna, een van de grondleggers van het moderne soennitische fundamentalisme, overigens de grootvader van Tariq Ramadan, al suggereer ik hiermee niet dat zij hetzelfde gedachtegoed hebben), hoewel er vaak vergeten wordt dat Abu Zayd een grote internationale reputatie had opgebouwd en ook in Egypte zeer veel waardering oogstte. Een aantal orthodoxe gelovigen besloot tot een zeer onconventionele maatregel; zij stelden dat Abu Zayd een afvallige van het geloof was en spanden een rechtszaak aan waarmee zij trachtten Abu Zayds huwelijk te ontbinden. Volgens een bepaalde interpretatie van de Sharia is een afvallige van de islam gedwongen te scheiden, omdat het huwelijk dan onwettig zou zijn. Tegen ieders verwachting in werd het proces door de aanklagers gewonnen, een unieke zaak in de Egyptische rechtsgeschiedenis. Weliswaar nam de Egyptische overheid direct een wet aan die dit soort processen in de toekomst onmogelijk maakte, maar toen was het kwaad al geschied. De zaak kreeg ruime internationale aandacht. Uiteindelijk werd Abu Zayd naar Nederland gehaald, waar hij weer opnieuw met zijn vrouw trouwde. In Leiden zet hij nu zijn wetenschappelijke werk voort. In 2000 bezette hij de Cleveringa leerstoel, een bijzondere leerstoel bestemd voor wetenschappers die zich sterk hebben ingezet voor de mensenrechten of de vrijheid van meningsuiting.[16]
Abu Zayd stelt dat de Koran, net als iedere andere oude tekst, kan worden geïnterpreteerd volgens moderne wetehschappelijke methoden (hij pleit sterk voor de Hermeneutiek van Hans Georg Gadamer). Abu Zayds centrale stelling is dat het heel goed mogelijk is om op grond van de Koran tot een liberaal en tolerant wereldbeeld te komen. Door de nieuwste wetenschappelijke interpretatiemethoden los te laten op de Korantekst kunnen er interessante perspectieven ontstaan, zonder dat de interpretatie blasfemisch zou zijn voor gelovige moslims, zoals hij heeft uiteengezet in zijn publicatie Vernieuwing in het islamitisch denken.
Stel, de oorsprong van de Koran is goddelijk. Dit betekent dat deze oorsprong zich in het metafysische bevindt en dus geen object kan zijn van wetenschappelijk onderzoek. Toch heeft het goddelijke een manier nodig om zich in de fysieke wereld te manifesteren, anders zou het goddelijke voor de mens onkenbaar zijn. Voor iedere religie is dit een noodzakelijke voorwaarde. Bij het Christendom heeft het goddelijke zich gemanifesteerd in de vleeswording van God in Christus. Bij de Islam heeft geen vleeswording van het goddelijke plaatsgevonden, het intermediair tussen God en de mens is de openbaring van de Koran, een literaire tekst. In tegenstelling tot de goddelijke oorsprong kan de fysieke manifestatie van de tekst wel degelijk aan een wetenschappelijk onderzoek worden onderworpen en gezien worden in de context van plaats en tijd van het ontstaan. Abu Zayd stelt dat God een sadist zou zijn als hij zich niet in een bepaalde culturele context zou hebben openbaard; niemand zou immers zijn openbaring kunnen begrijpen.[17] Daarom moet de Korantekst dan ook telkens opnieuw worden gewogen tegen de veranderde omstandigheden, daar een tekst immers altijd weer een nieuwe relatie aangaat met de telkens veranderende culturele context. De intentie van de tekst is dan ook belangrijker dan de letter. Wanneer de Korantekst wordt gewogen tegen de omstandigheden van het zevende-eeuwse Arabië kan volgens Abu Zayd de Koran niet anders begrepen worden dan een pleidooi voor vrijheid, wijsheid en naastenliefde. Hij pleit er dan ook sterk voor om de Koran vanuit deze geest te interpreteren. Abu Zayd komt tot verrassende conclusies. Op grond van de Koran bepleit hij o.m. gelijke rechten tussen man en vrouw en de scheiding van ‘Kerk’ en staat.[18]
In die zin kan zijn werk ook gezien worden als een kritiek op het essentialistische en fundamentalistische denken. Abu Zayd stelt dat de rigide opvattingen van de fundamentalisten van de Koran een dood relikwie hebben gemaakt, dat slechts blindelings vereerd kan worden. Hij kiest dan duidelijk voor een alternatief, door de Koran als een levende tekst te zien die telkens weer een nieuwe verbinding aangaat met een almaar veranderende culturele context. De kern van zijn denken zit hem juist in dat hij enerzijds de Koran ziet als een literair werk met alle betekenislagen van dien, maar dat hij anderzijds niets afdoet aan de Goddelijke oorsprong van de Koran.
Nasr Abu Zayd is in de Nederlandse media tot nu toe nauwelijks aan het woord geweest, iets dat als een groot gemis kan worden gezien. Bijna een jaar na 11 september kan er gesteld worden dat dit vooral het jaar geweest is waarin Pim Fortuyn, Paul Cliteur, Leon de Winter, Theo van Gogh en Frits Bolkestein de toon zetten, in een toenemend vijandig klimaat.

Floris Schreve

Tip: zie voor de geschiedenis en het ontstaan van het gedachtegoed vane islamitische fundamentalisten als Osama Bin Laden enerzijds (over Said Qutb ea) en de ontwikkeling van het neo-conservatieve gedachtegoed anderzijds (over oa de Duitse/Amerikaanse filosoof Leo Strauss, de grondlegger van het neo-conservatisme), de fascinerende Channel 4 documentaire ‘The Power of Nightmares’ (2004). In drie delen hier online te bekijken.

Een van de meest verhelderende documentaires die ik ken over de beweegredenen van de moderne religieuze fundamentalisten (in dit geval wederom de islamitische, al worden er ook parallellen getrokken met het Christelijke en Joodse fundamentalisme) is de uitzending van VPRO’s Tegenlicht, ‘de Berg’. Hierin komt een groot aantal deskundigen aan het woord, zoals Karen Armstrong, Manuel Castells en Benjamin Barber, maar ook de Tsjetjeense rebellenleider en ‘fundamentalist’ Khozh-Ahmed Noukhaev. Wat je ook van zijn ideeën en daden mag vinden, hij weet zijn standpunten en beweegredenen zeer welsprekend en inzichtelijk voor het voetlicht te brengen en enige introspectie is hem ook niet vreemd. Dit geldt ook voor de van oorsprong Poolse en tot de islam bekeerde theoloog Mansour Jachimczyk, die namens Noukhaev het zg. ‘Institute for the Closed Society’ leidt (vrij naar het ‘Open Society Institute’ van George Soros). Deze ‘fundamentalisten’ zijn in ieder geval niet ‘achterlijk’, maar dat maakt het misschien nog verontrustender. Des te meer een reden om kennis te nemen van hun denkwereld. Een grote aanrader, hier terug te zien.

Wat betreft de overeenkomsten tussen islamitische fundamentalisten en Christelijke fundamentalisten, zoals bijv. Karen Armstrong vaak heeft benadrukt, is het wellicht ook aardig om de bijna schokkende documentaire ‘Jesus Camp’ te bekijken (Oscarnominatie 2006), over de Christen fundamentalisten in de Verenigde Staten (ook een rol weggelegd voor de beruchte dominee Ted Haggard). Zoals de jeugdpredikante Becky Fischer het zelf uitelegt, vinden deze Christenen dat ze best een voorbeeld kunnen nemen aan de hartstocht van fundamentalistische moslims. Wel is deze film veel meer een activistische film tegen, dan de eerste twee voorbeelden, die vooral proberen te verklaren. Maar ook als je daar doorheen kijkt, blijft het nog beklemmend genoeg. Hier in verschillende delen te bezichtigen (zie ook de beknopte informatie van wikipedia).

Zie over Nasr Abu Zayd verder, dit interview en  een artikel over Paul Cliteur versus Nasr Abu Zayd

Update 2 januari 2010: zie hier een eerdere versie van het proefschrift van Maria Trepp of hier een link naar het zg ‘Passage(n) Project’, een initiatief ontstaan aan de Universiteit Leiden, als een weerwoord tegen het (althans in de media) dominante ‘nieuwe conservatieve geluid’ van diezelfde universiteit (het is overigens ook mijn universiteit en binnen mijn vak is de trend gelukkig eerder het tegenovergestelde). Met rode oortjes gelezen.

Helemaal spectaculair is een debat tussen Tariq Ramadan en Frits Bolkestein, in Rotterdam, olv Ivo Opstelten. De link naar de uitzending van dit debat is te vinden in dit artikel van Tariq Ramadan op de site van de Volkskrant, dat nog veel meer lezenswaardigs en interessante verwijzingen bevat. De kans is groot dat ik nog een keer een gedetailleerde beschouwing schrijf over dit debat. Mijns inziens baseert Bolkestein zich, in zijn ronkende inleidende praatje, vooral op een bron. Dat is het niet geheel onomstreden artikel van de oriëntalist Bernard Lewis, hier te raadplegen.  Maar het debat is zeer de moeite waard. Grote aanrader!

Noten:

1. Frank Poorthuis en Hans Wansink, De Islam is een achterlijke cultuur, ‘de Volkskrant’, 9-2-2002 (zie http://www.volkskrant.nl/den_haag/article153195.ece/De_islam_is_een_achterlijke_cultuur).

2. Artikel 1? Hij weet niet waar hij het over heeft, ‘NRC Handelsblad’, 11februari, 2002 (zie http://www.nrc.nl/geslotendossiers/fortuyn/leefbaar_nederland/article1607888.ece/%60Artikel_1_Hij_weet_niet_waar_hij_het_over_heeft )

3. Pim Fortuyn, De islamisering van onze cultuur; Nederlandse identiteit als fundament, Karakter uitgevers BV, 2001, p. 20

4. Ibidem, p. 75

5. Hans Jansen, Nieuwe inleiding tot de Islam, Uitgeverij Coutinho, Bussum, 1998, p. 24, 149-165 en Karen Armstrong, De Strijd om god; een geschiedenis van het fundamentalisme, De Bezige Bij, Amsterdam, 2002, p. 271-273. Voor een uitgebreide beschrijving van de invloed van de ideeën van Hassan Al Banna en Said Qutb op de Egyptische samenleving, zie Nasr Hamid Abu Zayd, Mijn leven met de islam, Bulaaq, 2002.

6. De Volkskrant, 31-7-2002

7. Nova/Den Haag vandaag, Nederland 3, 3 juni 2002

8. Interview met Joost Eerdmans, Vrij Nederland, 26 juni 2002

9. Zie voor een uitvoerige reportage hierover, Joris van Casteren, De bodyguards van Lelylaan, de Groene Amsterdammer, 15-6-2002.

10. Als voorbeeld wil ik noemen dat een groot deel van de Iraakse intellectuele elite zich in Nederland bevindt. Zij hebben echter niets met de politieke islam van doen.

11. Fortuyn, p. 25. Voor de uitzending van Buitenhof zie Fortuyns discussie met Hans Jansen in de uitzending van 4-10-2001. Overigens heeft Abu Zayd zelf uitgebreid getuigenis gedaan van zijn belevenissen in Mijn leven met de islam, 2002. Hij gaat hier ook uitgebreid in op de situatie in Egypte en de academische vrijheid daar. Uit zijn verhaal blijkt dat de overgrote meerderheid van de universitaire gemeenschap achter hem stond en dat slechts door een kleine speling van het lot dit alles heeft kunnen gebeuren.

12. Paul Fentrop, Het gevaar van de islam, ‘HP de Tijd’, 27-9-2001 en in veel mindere mate Erik van Ree, Al-Qur’an; naïeve lezing van de Heilige Schrift, ‘de Groene Amsterdammer’, 13-10-2001

13. Buitenhof, VPRO, Nederland 3, 4-10-2001

14. Een belangrijke illustratie van dit gegeven is Said Qutbs bekendste publicatie Milestones, 1961 (Engelse versie hier online), overigens de belangrijkste inspiratiebron voor Osama Bin Laden. De Egyptische arts Ayman al-Zawahiri, Bin Ladens tweede man, was in zijn studententijd, begin jaren zestig, een van Qutbs naaste volgelingen. In dit werk spreekt Qutb van een stappenplan om de totale islamitische revolutie tot stand te brengen. Belangrijk is om op te merken dat dit niet een voorschrift is dat door oude religieuze teksten wordt gegeven; het betreft hier een concept van een revolutie die geheel past bij de moderne tijd. Armstrong, pp. 275-277, Hans Jansen, pp. 162-165.

15. Interessant is in dit verband de bespreking van Qutbs gedachtegoed door Karen Armstrong, pp. 274-280.

16. Nasr Abu Zayd, Vernieuwing in het islamitisch denken, pp. 11-34, Mijn leven met de islam, pp. 149-157

17. Nasr Abu Zayd, Vernieuwing in het islamitisch denken, pp. 74-75

18. ibidem, pp. 135-138

 

 

Afshin Ellian, Barack Obama en de neocon propaganda

Afgelopen week schreef Afshin Ellian een nogal negatief stuk over de verkiezing van Obama (http://www.elsevier.nl/web/10210272/Afshin-Ellian/Barack-Obama-is-vooral-een-reclameproduct.htm). Ellian staat vooral bekend als een vurige criticaster van bepaalde uitingsvormen van de islam. Itt Wilders en Verdonk ben ik zelf altijd erg vriendelijk geweest voor Ellian (en ook voor Ayaan Hirsi Ali). Reden is dat ik ze ergens wel begrijp en toch een bepaald ontzag heb voor hun ervaringen die mij enigszins nederig hebben gestemd in het vellen van een al te streng oordeel. Zij hebben een levensgeschiedenis die er niet om liegt. Door omstandigheden ken ik zelf veel mensen die te maken hebben gehad met brute repressieve regimes uit het Midden- Oosten of de islamitische wereld, al volgen weinigen van mijn contacten de lijn van het radicale verlichtingsfundamentalisten van beide publieke intellectuelen. Maar ik heb alle begrip voor iemand die na een ‘behandeling’ in de beruchte Iraanse Evin gevangenis een diepe afkeer heeft gekregen voor bepaalde uitingen van de islam (al heeft Ellian zelf een andere geschiedenis, maar nogmaals, mijn oordeel is mild). Overigens ken ik genoeg Iraniërs, ook die een verschrikkelijke geschiedenis hebben meegemaakt, die vinden dat Ellian soms wel erg op hol slaat.

Maar goed, politiek en Midden Oosten betekent automatisch polarisatie. Dat heeft alles te maken met de turbulente geschiedenis van dat deel van de wereld van sinds de val van het Osmaanse Rijk aan het eind van de Eerste Wereldoorlog tot het heden. Een voortdurende aanjager is het Israëlische Palestijnse conflict, maar ook de westerse steun aan diverse foute regimes gedurende de twintigste eeuw. Zeer complex allemaal.

Van Iraakse vrienden van mij heb ik weleens gezien hoe heftig de reacties soms waren als niet-Iraakse Arabieren (vooral Palestijnen, maar soms ook Marokkanen) Saddam Hussayn eigenlijk wel een mooie provocateur van het westen vonden. Net alsof het leven onder die despoot zo prettig was. Bovendien ook dom, want was Saddam niet ooit een prettige verdedigingswal tegen de islamitische republiek Iran? En vooral, nog wat langer geleden en dat weet bijna niemand meer, was de seculiere maar radicaal rechtse Ba’thpartij niet een aantrekkelijk alternatief voor het dreigende rode gevaar in Irak gedurende de koude oorlog? Irak kende een grote communistische partij en men vreesde in de westerse wereld eerder een linkse overname dan een rechtse. Dus het steunen van een ultra-rechtse, gedeeltelijk op het fascisme van Mussolini leunende, nationalistische partij was niet eens zo onaantrekkelijk om de invloed van de Sovjet Unie in het olierijke Midden Oosten tegen te gaan. Ook deze geschiedenis is wel heel vakkundig weggemoffeld. Een ‘overblijfsel’ van deze vergeten geschiedenis is dat er veel vroegere Iraakse communisten nu in Nederlandse ballingschap wonen. Ik ken er velen.

Maar dat de nuance soms ver te zoeken is in standpunten van mensen die het Midden Oosten hebben moeten ontvluchten begrijp ik wel. Alleen soms slaat het door.

Een duidelijk geval van doorslaan vond ik Ellians tirades tegen Barack Obama. Ellian weet er in een Elsevier column er zelfs een punt van te maken dat Obama’s tweede naam Hussain is. Natuurlijk heel geestig om te verwijzen naar een belachelijke toespraak die Saddam ooit heeft gehouden waarin hij aankondigde ooit het Witte Huis plat te zullen lopen (en nu krijgt Saddam postuum gelijk, lachen, gieren, brullen) maar het gehak op het feit dat Obama weleens moslim-roots zou kunnen hebben is wel een beetje pijnlijk. Osama Obama, dat soort onzin. Die heeft meneer Ellian zelf toch ook? Of moet ik nu heel erg op mijn tenen lopen om Ellians gevoelens niet te kwetsen. Heb er recent, maar voordat ik deze column van Ellian las, nog grappen over gemaakt met een Iraniër, ook een vluchteling uit de islamitische republiek. Die vond het alleen maar prachtig. We hebben trouwens hard gelachen om de felicitaties van Ahmeddine Najad, of is dat ook voor Ellian een bewijs dat Obama stiekeme banden onderhoudt met moslimfundamentalisten? Maar goed, die Iraanse vriend van mij was er gelukkig mee. Het kan dus toch, iemand met zo’n hybride achtergrond lukt het om president van Amerika te worden. Als Ellian daar nu eens blij mee zou zijn? Hij zou er meteen een prachtig argument bij hebben van hoe mooi, tolerant, etc. het vrije westen is in tegenstelling tot dat despotische, achterlijke, etc. Midden Oosten. Aanleiding genoeg voor een standaard Ellian riedel. Maar nee, Ellian houdt meer van de neocons. Goed is goed en kwaad is kwaad. Rechtlijnigheid, daar gaat het om. Dat ook Bush tot op zekere hoogte een religieus fundamentalist is, lijkt in Ellians geval bijna een pré. Maar wellicht was Ellian gelukkiger geweest met Sarah Palin.

Het toppunt vind ik wel dat Ellian Obama verwijt een scriptie (?!) te hebben geschreven bij de ‘Palestijnse radicaal’ Edward Said (een beroemde hoogleraar literatuurwetenschappen van Palestijnse afkomst aan de Columbia University, inmiddels overleden). Goed, in sommige kringen is Edward Said wat omstreden, niet in de laatste plaats bij de neoconservatieve hardliners. Maar Said was geen fundamentalist, juist een zeer strikte secularist van NB Christelijke Palestijnse afkomst. Wel was hij zeer kritisch naar Israël en het Amerikaanse Midden Oosten beleid. Ik heb in mijn eerdere bijdragen op mijn blog uitvoerig aandacht besteed aan Saids gedachtegoed en werken, sla die er ter achtergrond informatie maar op na.

Maar nu het vreemde, Obama is jurist en afgestudeerd aan Harvard. Edward Said was literatuurwetenschapper, verbonden aan de Columbia University. Heeft dus weinig met elkaar te maken. Het zou best kunnen zijn dat Obama een keer een keuzevak bij hem heeft gevolgd, maar op internet is daar niets van terug te vinden. Dat is vreemd, want als dit zo zou zijn zou Ellian vast niet de enige zijn die hier van gewag heeft gemaakt. Een zoektocht op internet levert één resultaat op. Op een schreeuwerige weblog ‘The Neocon’ staat een foto van Obama zittend naast Edward Said, geanimeerd converserend bij een diner van de Arab Community in Chicago in 1998, waar Edward Said blijkbaar ‘guest of honour’ was (http://neoconexpress.blogspot.com/2008/03/obama-edward-said-quick-question.html). Wat verschrikkelijk. Obama is dus toch een moslim die met ‘extremistische islamieten’ omgaat. De schreeuwerige tekst liegt er niet om.

Ik vrees dat Ellian toch één nare gewoonte uit het Midden Oosten niet heeft afgeleerd, hoe opzichtig hij ook met zijn westerse ‘reborn’ identiteit pronkt. Dat is zijn gevoeligheid voor paranoïde propaganda. Daarvan is in de dictatoriaal bestuurde landen in het Midden Oosten namelijk genoeg te vinden.

En dan Ellians opmerking dat de Amerikaanse media nogal links zijn. Welke media? The Nation is een links blad, maar wordt door een hele kleine minderheid gelezen. CNN? Lijkt me toch meer rechts van het midden voor Europese maatstaven. En Fox is natuurlijk extreem links.

Ik vind het geen onprettige gedachte als Obama inderdaad een keer zijn licht heeft opgestoken bij Edward Said. Wat je ook van zijn standpunten mag vinden, het was wel een van de meest markante denkers over de postkoloniale machtsverhoudingen. Voor een toekomstige president van de Verenigde Staten lijkt mij dat alleen maar gunstig. Als een president van de Verenigde Staten kritisch kan reflecteren op de westerse dominantie ten opzichte van de derde wereld. Beter kan toch niet? Wat moet dat een verademing zijn na het platvloerse wij/zij denken van George W Bush. En hopelijk valt het dan toch wel mee met Obama’s eenzijdigheid naar Israël en kan hij als Amerikaanse president een werkelijke rol van betekenis spelen als bemiddelaar voor vrede in het Midden Oosten.

Maar nee Ellian houdt meer van schreeuwerige clash of civilizations fundamentalisten. Zwart wit denken tot alles in een rokende puinhoop is veranderd. Het zijn nu juist dat soort fundamentalisten die het Midden Oosten kapotmaken, van kortzichtige Amerikaanse bezetters van Irak, krankzinnige kolonisten op de Westbank, despotische Arabische dictators en koningen t/m fanatici als Ahmeddine Najad. De ‘normale’ bewoners van dat deel van de wereld hebben daar sterk onder te lijden, iets waar Edward Said wel oog voor had. Hopelijk de nieuwe president van de Verenigde Staten nu ook.

En Ellian heeft zich in dit geval vergelijkbaar opgesteld als een dame die op een moment in de campagne McCain in grote verlegenheid bracht met de woorden: ‘He ’s an Arab’, Waarop MacCain haar terecht wees met de onhandige formulering: ‘No Mam, he is a decent citizen’(http://www.youtube.com/watch?v=0YIq5Q15L1o).

Er zijn veel Arabische Amerikanen, ook die er al generaties wonen. Allemaal good citizens. Edward Said was een van hen, maar voor Ellian blijkbaar een moslim extremist, terwijl Said nog Christen was ook. Misschien moet Ellian ook terecht gewezen worden door McCain.

Verder zal ik van Obama geen heilige maken. We moeten afwachten hoe zijn beleid zal zijn, maar het lijkt me een verademing na Bush. We zullen wel zien.

Floris Schreve

 

De gewraakte foto van Obama met Edward Said, tijdens een diner van de Arab American Community in Chicago in 1998.

Links naar artikelen en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld, gerelateerd aan mijn scriptie

Links naar twee artikelen van mijn hand en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (vl. Irak, maar ook over een Egyptenaar en twee Marokkanen). Ook wat links naar sites van kunstenaars en een vernieuwend en toonaangevend kunstinstituut in Jordanie. Al deze zaken hadden (zijdelings) te maken met mijn scriptie over hedendaagse kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland.

1. Saskia en Hassan gaan trouwen; Achnaton Nassar, een kunstenaar uit twee culturen

Een solo expositie van de in Nederland wonende en werkende Egyptische kunstenaar Achnaton Nassar, in de Universiteitsbibliotheek in Leiden, voorjaar 2001.

http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/Saskia_en_hassan/object1.htm#2

2. Out of Mesopotamia; de versplinterde identiteit van de Iraakse kunstenaars in de diaspora

Een artikel, oorspronkelijk verschenen in ‘Leidschift’, het tijdschrift van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Leiden. Over de ontwikkeling van de Iraakse moderne kunst, de verwording en het misbruik onder regime van de Ba’thpartij en de voortzetting van de Iraakse avant-garde in ballingschap, in Nederland, maar ook elders.

http://www.leidschrift.nl/artikelen/jaargang17/17-3/06%20SCHREVE.pdf

3. Beeldenstorm (Factor, IKON).

Wat was de relatie tussen kunst en massapropaganda in Irak onder het regime van de Ba’thpartij van Saddam Hussayn? vijf Iraakse kunstenaars in Nederland (Qassim Alsaedy, Ziad Haider, Ali Talib, Fawzi Rasul en Iman Ali) vertellen hun verhaal.

http://www.ikonrtv.nl/factor/index.asp?oId=924#

4. kunstenaar Qassim Alsaedy bezoekt na jaren weer Irak en maakte een lange film over zijn bevindingen (hier samengevat in een korte reportage in RAM, VPRO, 19-10-2003)

http://www.vpro.nl/programma/ram/afleveringen/14421835/items/14495412/

link naar Darat al-Funun

Een instituut en museum voor moderne en hedendaagse kunst in Amman, Jordanië, waar vele goede initiatieven worden genomen op het gebied van de hedendaagse kunst uit de regio. Naast natuurlijk de Jordaniers wordt deze instelling sterk gedragen door Palestijnen en Iraqi’s, waarvan er velen in Jordanie in ballingschap leven

http://www.daratalfunun.org/

website van de Marokkaanse kunstenaar Rachid Ben Ali http://www.witzenhausengallery.nl/artist.php?mgrp=0&idxArtist=185

website Marokkaanse kunstenaar Nour Eddine Jarram  http://www.noureddinejarram.nl/

links werk Qassim Alsaedy http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481 en http://qassim-alsaedy.com/biografie.html

De website van Ziad Haider (helaas overleden in 2006) http://www.ziadhaider.net/home.php

Verder voor de theoretische achtergrond waarin ik de kunst en de receptiegang heb geplaatst (voert wat ver om hier helemaal uit te leggen, zie de verschillende artikelen) een interview met Edward Said (op youtube). Hier deel 1, daarna doorklikken voor de volgende delen:

http://www.youtube.com/v/xwCOSkXR_Cw&hl=nl

Ziad Haider, zonder titel, 1997

Ziad Haider (al-Amara, 1954-Amsterdam, 2006), zonder titel, tekening, 1997. Deze tekening is een onderdeel van een serie werken die de kunstenaar maakte als herinnering aan zijn verblijf in de Abu Ghraib gevangenis, ten tijde van het regime van Saddam.

Floris Schreve

Zie op dit blog ook:

Iraakse kunstenaars in ballingschap

Drie kunstenaars uit de Arabische wereld

Hedendaagse kunst uit de Arabische Wereld en Iran (verschenen in Kunstbeeld, april 2011)

Modern and contemporary art from the Middle East and North Africa

Lezing moderne en hedendaagse kunst uit de Arabische wereld

Irak terug op de Biënnale van Venetië

An impression of the Arab contributions at the Venice Biennial

Ziad Haider (begeleidende tekst
tentoonstelling)

Qassim Alsaedy (begeleidende tekst tentoonstelling)

Interview met de Iraakse kunstenaar Qassim Alsaedy

Hoshyar Saeed Rasheed (beleidende tekst tentoonstelling)

Aras Kareem (begeleidende tekst tentoonstelling)

Denkend aan Bagdad- door Lien Heyting

Nedim Kufi en Ahmed Mater; twee bijzondere kunstenaars uit de Arabische wereld nu in Amsterdam

Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (Eutopia, 2011)

Zie ook mijn nieuwe Engelstalige blog over oa hedendaagse kunst uit de Arabische wereld On Global/Local Art

ICTango - De zakelijke communcatie specialist

Edward Said, Orientalism en de kritiek van Kanan Makiya

EEN BOTSING VAN BESCHAVINGEN OF EEN BOTSING VAN ONWETENDHEDEN?

 (fragment)

 

 

 

Nour-Eddine Jarram, zonder titel, olieverf op doek, 1991. Nour-Eddine Jarram is beeldend kunstenaar van Marokkaanse afkomst en woont en werkt sinds vijfentwintig jaar in Nederland (zie ook zijn site) .

 

 

 

 

11 SEPTEMBER, EDWARD SAID EN DE BEELDVORMING VAN HET ‘OOSTEN’ IN HET ‘WESTEN’

 

 

 

Floris Schreve

 

 

 

Inleiding

 

Op 11 september 2001 volgde ik, zoals vele andere Nederlanders, verbijsterd de gebeurtenissen in New York op televisie. In eerste instantie was ik zoals iedereen niet in staat om redelijk na te denken. Na de eerste schrik begon de vraag door mijn hoofd te spoken: wie heeft het gedaan en waarom? De beschuldigende vinger ging al heel snel naar Osama Bin Laden, hoewel er een enkel geluid was dat eventueel Irak erachter zou kunnen zitten.[i] De media namen de ‘Bin Laden-theorie’ echter klakkeloos over, al had niemand iets van bewijsmateriaal onder ogen gehad. Wat mij in de weken die volgden echter het meest frappeerde waren de vele ‘analyses’ en ‘meningen’ in de kranten en op de televisie van diverse ‘experts’ over de betekenis van dit conflict en hun oordeel wat betreft de Islam, het Midden Oosten of de Arabieren. Natuurlijk waren er vanaf het begin ook genuanceerde geluiden te horen, maar zij werden in regel overschreeuwd door een heilige verontwaardiging, of een regelrechte oproep tot wraak. In enkele gevallen werden tegengeluiden zelfs niet getolereerd, zie bijvoorbeeld Frits Bolkestein (‘niet mekkeren langs de zijlijn’), of de woedende uitval van Volkskrant-journaliste Anet Bleich naar Leila Jaffar van de Joods-Palestijnse Dialoog in het door de VPRO uitgezonden debat De onzichtbare vijand.[ii] “Wie niet voor ons is, is tegen ons”, had George Bush verklaard en sommige Nederlanders hadden kennelijk besloten om dit adagium na te volgen.

Voor mij persoonlijk was het najaar 2001 een vreemde periode. Een maand voor de aanslagen van 11 september had ik een punt gezet achter mijn afstudeerscriptie naar hedendaagse kunstenaars uit Arabische landen in Nederland. Naast dat ik vele van deze beeldende  kunstenaars, afkomstig uit Marokko, Egypte, Libanon, de Palestijnse gebieden en vooral Irak[iii] had geïnterviewd en inhoudelijk was ingegaan op hun werk heb ik het onderzochte materiaal tegen het licht gehouden van de beeldvorming de Arabische wereld in het westen. Hierbij ben ik ingegaan op de discussies over deze materie van de afgelopen twintig jaar. Alleen al voor de inhoud van het werk van enkelen van deze kunstenaars bleek de discussie over beeldvorming belang te zijn, zoals bijvoorbeeld voor het op de omslag getoonde werk van Nour-Eddine Jarram, laat staan voor de receptiegeschiedenis van deze veelal onbekende kunstenaars in Nederland.[iv] Het was daarom een vreemde ervaring dat het discours waar ik mij de voorgaande tijd zo intensief mee bezig had gehouden opeens het publieke debat bepaalde.

Het meest opvallende was dat veel van de reacties op de aanslagen feitelijk niets nieuws bevatten. Sterker nog, het soort geluiden dat na 11 september te horen was, was al drieëntwintig jaar eerder uitvoerig besproken en geanalyseerd. In 1978 publiceerde de Palestijns Amerikaanse hoogleraar literatuurwetenschappen Edward Said zijn studie Orientalism. Geheel tegen zijn eigen verwachtingen en die van de uitgever in, werd dit werk wereldberoemd. Het werd vertaald in veertien talen en maakte internationaal veel discussie los. Hoewel dit werk tot op de dag van vandaag niet onomstreden is, heeft het een grote invloed gehad op het aanzien van de cultuurwetenschappen.

Orientalism behandelt de beeldvorming van de ‘Oriënt’, het ‘Midden Oosten’ of de ‘Islamitische Wereld’ in het ‘Westen’ (Said stelt ook deze labels ter discussie). Aan de hand van een grote hoeveelheid wetenschappelijke, literaire en politieke teksten komt Said tot een vernietigend oordeel. Naar zijn mening zouden al deze teksten meer iets zeggen over koloniaal bepaalde vooroordelen van de auteurs dan over de werkelijkheid, die volgens Said veel dynamischer, complexer en pluriformer zou zijn dan het beeld zoals dat in het westen doorgaans bestaat. Sterker nog, hij stelt dat de ‘Oriënt’ als afgebakend gebied slechts een westerse constructie is;  bedoeld om het westen als een aparte en daarmee superieure entiteit te onderscheiden. Op die manier zou het beeld van ‘wij’ tegen ‘zij’ worden bevestigd.

Sinds Orientalism is er veel over deze kwestie verschenen. Aan de ene kant ontving Said veel bijval uit diverse sectoren van de cultuurwetenschappen (de literatuurwetenschap, de culturele antropologie, de filosofie, de sociologie, uit sommige sectoren van de arabistiek en een enkele keer uit de kunstwetenschap).  Saids ideeëngoed is zelfs cruciaal geweest voor het ontstaan van het fenomeen ‘postkoloniale studies’. In die zin is Orientalism dan ook discoursbepalend geweest.

Aan de andere kant ontving Said ook veel kritiek, met name vanuit de hoek van de arabistiek, de discipline die door Said in Orientalism juist het meest wordt bekritiseerd. Vooral de polemiek tussen Edward Said en de arabist Bernard Lewis in de New York Review of Books is zeer bekend geworden.

In dit verband zal ik vooral ingaan op de kritiek van de Irakese schrijver Kanan Makiya. Mijns inziens brengt Makiya’s kritiek een belangrijk verschijnsel aan het licht. Het laat zien dat Said, zowel met Orientalism maar ook met andere publicaties, duidelijk een bepaald doel voor ogen staat, maar andere doelen duidelijk niet. Zo is er wel degelijk een politieke crisis in de Arabische wereld (geen enkel Arabisch land kan bijvoorbeeld een democratie genoemd worden). Dit laatste wordt overigens ook door Edward Said niet ontkend (zoals in Culture and Imperialism), maar het zal in ieder geval duidelijk worden dat het Said vooral gaat om het ontzenuwen van het beeld dat er van de Arabische wereld in het westen bestaat, niet zo zeer om de problemen in de Arabische wereld zelf.[v] Sterker nog, Said heeft wel eens de neiging om dit laatste aspect te verdoezelen of te bagatelliseren. Om deze reden is hij zo heftig aangevallen door Kanan Makiya, die weer vanuit een ander perspectief spreekt, namelijk dat van de Irakese dissident en er dus wel degelijk belang bij heeft om ‘de vuile was’ buiten te hangen.

In deze kleine studie gaat het mij echter om de volgende probleemstelling: hoewel het gaat om nieuwe gebeurtenissen is de discussie over de Islam, de Arabieren of het Midden Oosten niet wezenlijk veranderd sinds de discussie over Orientalism. Naar aanleiding van de verschillende reacties op de aanslagen van 11 september kan worden geconcludeerd dat de verschijnselen die Edward Said in 1978 heeft beschreven in veel gevallen dezelfde zijn gebleven. Het gaat er mij duidelijk niet om de betekenis van de aanslagen zelf te analyseren; ik zal mij beperken tot de analyse van de beeldvorming in een aantal Nederlandse reacties, hoewel er een paar keer een vergelijking zal worden gemaakt met een buitenlandse reactie op de gebeurtenissen van 11 september zoals die Edward Said, Karen Armstrong, Benjamin Barber en Samuel Huntington.

De reacties op de aanslag die hier zullen worden besproken zijn wellicht niet representatief voor het totaal. Zo zijn er wel degelijk meer genuanceerde reacties verschenen. Genoemd moeten worden de hoogleraren P.S. van Koningsveld en Wasif Shadid, de arabist en jurist Maurits Berger en Ahmed Aboutaleb, directeur van Forum, voor multiculturele ontwikkeling. Het gaat mij echter vooral om de Nederlandse reacties die sterk generaliserend en anti-Islamitisch van aard waren. Deze waren echter niet alleen te vinden in de ‘obscure’ hoek; zo ging het hier vaak om prominente opiniedragers als Leon de Winter, Paul Cliteur, Frits Bolkestein en recentelijk Jan Peter Balkenende. Ik heb het dan nog niet eens over Pim Fortuyn, de inmiddels vermoorde lijsttrekker van de LPF, die o.m. met een sterke ‘anti-islamitische’ agenda een grote verkiezingswinst boekte. Ook de media waarin de te bespreken opinies werden gedebiteerd zijn allerminst discutabel en hebben een ‘degelijk’ imago. Zo ging het bijvoorbeeld om de NRC, Trouw, Vrij Nederland  en televisieprogramma’s als Het Journaal, Netwerk en Buitenhof.

Over de opzet het volgende: in het eerste hoofdstuk zal ik ingaan op Edward Saids Orientalism en beknopt de invloed bespreken van dit werk op de cultuurwetenschappen. In het tweede hoofdstuk zal er aandacht worden besteed aan de kritiek van Kanan Makiya, zoals hij die uiteen heeft gezet in zijn werk Cruelty and Silence. In hoofdstuk 3 wil ik beide visies naast elkaar leggen en zal er een poging worden gedaan om te analyseren wat de betekenis is van zowel Said, als Makiya. In het vierde hoofdstuk zullen de eerste reacties besproken worden op de aanslagen in de Verenigde Staten. Het vijfde hoofdstuk ten slotte, zal gaan over de invloed van de aanslagen op het Nederlandse discours, al zullen er ook parallellen worden gemaakt met internationale ontwikkelingen.

Dit vertoog heeft niet de pretentie volledig te zijn. Wel is het een eerste poging tot reflectie op hoe er in Nederland is gereageerd op de recente gebeurtenissen, die naar mijn mening hard nodig is, willen wij op een vreedzame wijze samenleven met verschillende migrantengroeperingen, die in Nederland aanwezig zijn. Hun aanwezigheid is immers een voldongen feit. Een klein beetje meer begrip voor elkaars positie kan daarom mijns inziens geen kwaad.

 

Hoofdstuk 1:

Edward Said, Orientalism en de postkoloniale denkrichting

Edward Wadie Said (Jeruzalem, 1935) studeerde in de Verenigde Staten literatuurwetenschappen en promoveerde op een proefschrift over Poolse/Engelse schrijver Joseph Conrad. In zijn proefschrift fascineerde hij zich sterk voor de vraag waarom een scherpe en kritische observator als Conrad in zijn roman Heart of darkness (1902) tot de volgende conclusie kon komen aangaande het westerse imperialisme: “Het veroveren van de aarde, wat meestal betekent dat ze wordt afgepakt van mensen met een andere huidskleur of met iets plattere neuzen dan wij, is geen fraaie aangelegenheid wanneer je het van al te dichtbij bekijkt. Wat het rechtvaardigt, is enkel en alleen het imperialisme als idee”.[vi] Kennelijk was het imperialisme zo diep verankerd in het culturele bewustzijn van de west Europeaan, dat zelfs iemand als Conrad dit ervaarde  als een vanzelfsprekendheid, hoewel hij, als een van de weinigen van zijn tijd, hier kritische kanttekeningen bij plaatste. Sterker nog, deze kritiek is een van de kernthema’s van Heart of darkness.

De vraag hoe dit allemaal mogelijk was en de uitgebreide studie die hierop volgde, culmineerde uiteindelijk in de publicatie van Orientalism in 1978. In dit werk, dat onverwacht zeer veel gelezen en besproken werd, opende Said de discussie over de verborgen koloniale aspecten in de westerse filologie en de cultuurwetenschappen. De belangrijkste inspiratiebronnen voor Said waren Discipline and Punishment (1972) en The archeology of knowledge (1975) van de Franse filosoof Michel Foucault en de publicaties van de Algerijnse psychiater Frantz Fanon, zoals de werken Les damnés de la Terre (1961) en White skins, black masks (1967).

Belangrijk is echter dat Saids denkbeelden sterk verschillen van deze twee denkers. Said beschouwt zichzelf als een overtuigde humanist. Dit in tegenstelling tot Foucault, die in navolging van Friedrich Nietzsche (zie Jehnseits von Gut und Böse, 1886), het vergaren van kennis zag als een instrument tot het verkrijgen van macht, waardoor hij de traditionele verlichtingsidealen deconstrueerde tot louter een instrument om de ander te overheersen. Hoewel Said zich distantieert van het antihumanisme van Foucault, is Orientalism wel degelijk een toepassing van zijn methoden om te analyseren hoezeer kennis en het vergaren van macht met elkaar samenhangen, waardoor er fundamentele vragen kunnen worden gesteld aangaande de objectiviteit van dit soort processen.[vii]

Wat betreft Fanon deelt Said zijn hevige antikolonialisme en de wil om de verborgen notie van de westerse superioriteit te ontzenuwen en een plaats te geven in het culturele bewustzijn van de gehele mensheid. Toch neemt hij afstand van de soms regelrechte oproep tot geweld, die Fanon in navolging van Marx en Sartre (met Sartre was hij goed bevriend) deed, in het kader van de grote wereldrevolutie, die hij nodig achtte voor de definitieve dekolonisatie van de wereld. Dit moet echter tegen het licht van de tijd worden gezien, toen ook door westerse intellectuelen dictators als Mao, als een redelijk alternatief werden gezien voor de oude kolonialistische structuur die de wereld van toen tot voor kort kende.

Orientalism is in de eerste plaats een studie van een ideeëngeschiedenis. Said stelt zelfs dat het concept Oriënt moest worden uitgevonden om de superioriteit van de west Europeaan zichtbaar te maken. De ‘westerling’ zou van nature een rationeel, door de verlichting geïnspireerd en altijd naar vooruitgang strevend wezen zijn, terwijl de ‘oosterling’ het tegendeel belichaamde in lethargie en enerzijds uitblinkt in romantische gepassioneerdheid, maar anderzijds zich van een wrede, despotische kant kan laten zien, vooral wat betreft religieuze dogma’s. Om dit aan te tonen deconstrueert Said de publicaties van de grondleggers van de arabistiek en islamologie, kortweg de oriëntalisten, als Sylvestre de Sacy, Ernest Renan, en de Leidse oriëntalist Christiaan Snouck Hugronje. Met name bij de laatste toont Said aan dat het hem wel degelijk te doen was om zijn opgedane kennis te laten inzetten om een machtsbasis op te bouwen in het Islamitische Nederlands Indië.[viii] Ook laat Said zien dat dit ideeëngoed niet beperkt was tot de wetenschappelijke oriëntalisten, maar ook zijn stempel drukte op de literatuur (Disraeli, Flaubert, Kipling en zelfs Dickens) en op een politiek denker als Karl Marx, op het eerste gezicht niet de grootste voorstander van het imperialisme. “Sie können sich nicht vertreten, sie müssen vertreten werden”, schreef Marx in Der ahtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte in 1869.[ix]

Volgens Said drukken de ideeën van al deze geëerde filologen nog altijd hun stempel op de westerse beeldvorming aangaande de ‘oriënt’. In zijn analyse van twintigste-eeuwse arabisten als H.A.R. Gibb en Bernard Lewis ziet hij nog steeds de visie terugkeren van de irrationele ‘oosterling’, die maar het beste onder controle kan worden gehouden door de rationele en daarmee superieure ‘westerling’. Illustratief is een door Said aangehaald citaat van Gibb. Deze prominente arabist stelde, weliswaar in 1945, maar nog altijd zeer veel aangehaald, het volgende: “It is true that there have been great philosophers among the Muslim peoples and that some of them were Arabs, but they were rare exceptions. The Arab mind, whether in relation to the outer world or in relation to the processes of thought, cannot throw off its intense feeling for the separateness and the individuality of concrete events. I believe, one of the main factors lying behind that ‘lack of a sense of law’, which Professor Macdonald regarded as the characteristic difference in the Oriental. It is this, too, which explains –what is so difficult for the Western student to grasp (until it is explained to him by the orientalists)- the aversion of the Muslims from the thought processes of rationalism. The rejection of rationalist modes of thought and the utilitarian ethic which is inseparable from them as its roots, therefore, not in the so-called ‘obscurantism’ of the Muslim theologians but in the atomism and directness of the Arab imagination”.[x]

Een ander duidelijk voorbeeld is een citaat van de oriëntalist Morroe Berger uit 1967: “The modern Middle East and North Africa is not a center of great cultural achievement, nor is it likely to become one in the near future. The study of the region or its languages, therefore, does not constitute its own reward so far as modern culture is concerned”.[xi]

Volgens Said gaat het hier om Oriëntalisme in zijn meest pure vorm. Naar zijn mening ligt de misvatting aan deze visies ten grondslag in het feit dat de hele islamitische wereld over een kam wordt geschoren, van Marokko tot en met Indonesië. Belangrijk is dat Said aantoont hoe dit soort ideeën tot zeer recent hebben doorgewerkt in zowel de literaire als wetenschappelijke canon, als wel in de politieke visie aangaande de Arabische wereld van het ‘westen’.

Een van de beroemdste passages uit Orientalism is het commentaar van Edward Said op een tekst van de arabist Bernard Lewis The Islamic concept of revolution. Het leverde een heftige pennenstrijd op in The New York Review of Books. Lewis: “In the Arabic-speaking countries a different word was for (revolution) thawra. The root th-w-r in classical Arabic meant to rise up (e.g . of a camel), to be stirred or excited, and hence, especially in Mahgribi usage, to rebel”.[xii]  Said over deze constatering: “Lewis’s association of thawra with a camel rising and generally with excitement (and not with a struggle on behalf of values) hints much more broadly than is usual for him that Arab is scarcely more than a sexual neurotic being. Each of the words or phrases he uses to describe revolution is tinged with sexuality: stirred, excited, rising up. But for the most part it is a ‘bad’ sexuality he ascribes to the Arab. In the end, since Arabs are really not equipped for serious action, their sexual excitement is no more noble than a camel’s rising up. Instead of revolution there is sedition, setting up a pretty sovereignty, and more excitement, which is as much as saying instead of copulation the Arab can only achieve foreplay, masturbation, coitus interruptus. These, I think, are Lewis’s implications, no matter how innocent his air of learning, or parlorlike his language. For since he is so sensitive to the nuances of words, he must aware that his words have nuances as well.”[xiii]

Volgens Said hebben de neerbuigende clichés die er over de ‘Oriënt’ bestaan een grote invloed gehad op de westerse filologie, de literatuur en de politiek. Hij ziet deze dit vooral als een restant van het imperialistische denken en pleit er dan ook sterk voor de achterliggende betekenislagen te ontrafelen, om deze zo te identificeren en te ontzenuwen.

Het ‘oriëntalisme’ zoals Said het beschrijft kent twee componenten. Aan de ene kant is er het romantische gezicht. Het is het beeld van de irrationele en wellustige oosterling, met andere woorden de Arabier uit 1001 nacht. Hieruit vloeit de tweede component van het oriëntalisme voort, die imperialistisch van aard is. Doordat de Oosterling irrationeel is en een religie aanhangt, die volkomen statisch is, is hij niet instaat zichzelf verder te ontwikkelen en moet daarom door het westen onder controle gehouden. Het bovenstaande is wellicht een erg versimpelde samenvatting van dit complex aan vooroordelen, maar Said toont met zeer veel voorbeelden aan dat dit ideeëngoed de basis is voor een enorme hoeveelheid historische maar ook hedendaagse wetenschappelijke, literaire en politieke teksten. is het corpus van oriëntalisme. Volgens Edward Said is dit gebaseerd op vier dogma’s. Said: “Let us recapitulate them here: one is the absolute and systematic difference between the West, which is rational, developed, humane, superior, and the Orient , which is aberrant, undeveloped, inferior. Another dogma is that abstractions about the Orient, particularly those based on texts representing a ‘classical’ Oriental civilization, are always preferable to direct evidence drawn from modern Oriental realities. A third dogma is that the Orient is eternal, uniform, and incapable to defining itself; therefore it is assumed that a highly generalized and systematic vocabulary from describing the Orient from a Western standpoint is inevitable and even scientifically ‘objective’. A fourth dogma is that the Orient is at bottom something either to be feared (the Yellow Peril, the Mongol hordes, the brown dominions) or to be controlled (by pacification, research and development, outright occupation whenever possible)”.[xiv]

Orientalism bracht een storm van reacties teweeg. Aan de ene kant vormde het de basis van een hele nieuwe tak binnen de filologie en de culturele studies, namelijk de postkoloniale studies. De belangrijkste exponenten van deze richting zoals Homi Bhabha, Gayatri Spivak, Stuart Hall,  Kwame Anthony Appaih, Charles Taylor en James Clifford gebruiken vaak Orientalism  als een van hun belangrijkste inspiratiebronnen. Hoewel het begrip postkolonialisme vooral een rol speelt binnen de literatuurwetenschappen, de filosofie en de sociologie, heeft het geleidelijk aan ook zijn opwachting gemaakt binnen de kunstwetenschap. Naast Homi Bhabha en James Clifford, hebben critici en curatoren als Thomas McEvilley, Lucy Lippard, Rasheed Araeen en zeker tegenwoordig ook Jean Hubert Martin en Okwui Enwezor hier internationaal een belangrijke bijdrage aan geleverd.

Toch heeft Orientalism zeer zware kritiek gekregen, met name uit de hoek van de islamologie en de arabistiek. De belangrijkste criticaster is Bernard Lewis, de arabist die overigens in Orientalism het meest kritisch besproken wordt. De meest saillante kritiek die Said uit deze hoek ontving was die van de Franse oriëntalist Maxime Rodinson, die stelde dat Said geen ‘pure Arabier’ is. Het is een typerende reactie van iemand waar begrippen als culturele interactie of culturele hybriditeit geheel niet in het referentiekader voorkomen, wat nu weer juist een van de kritische punten van Orientalism is. Sterker nog, het boek is zelfs geschreven om het publiek van dit soort processen bewust te maken, waardoor reacties als deze kunnen worden afgedaan als een achterhoedegevecht. Natuurlijk is er ook kritiek geweest die wel hout snijdt, zoals de hier uitvoerig te bespreken opvattingen van Kanan Makiya. Verder is het kritische vertoog over het fenomeen postkoloniale studies in het algemeen van de Franse filosoof Alain Finkielkraut zeer interessant, dat naar mijn mening een aantal zeer terechte punten bevat. In zijn essay Tolerantie, de laatste tiran uit 1998 stelt hij dat het culturele debat van de laatste jaren is verworden tot een eisenpakket om erkenning, van allerlei minderheden, die zich in de loop der tijd gepasseerd voelen. Door verdraagzaamheid te ‘eisen’ en niet meer in discussie te willen gaan, heeft de tolerantie een tiranniek gezicht gekregen. Finkielkraut spreekt in dit verband dan ook van ‘de Verenigde Naties van identiteiten’.[xv] Dit laatste punt heeft niet direct wat met Edward Said te maken, maar  wel met een proces dat hij mede in gang heeft gezet.

Het debat over deze kwestie is tot op de dag van vandaag niet verstomd. Said heeft hier in de loop der jaren in verschillende publicaties natuurlijk zelf ook weer op gereageerd. Zijn belangrijkste werk op dit gebied is Culture and Imperialism (1993). Dit werk bespreekt overigens ook uitvoerig culturele uitingen uit de niet-Westerse wereld, zoals het oeuvre van Salman Rushdie. Wat betreft de uitvoerige kritiek op Orientalism zal ik me slechts beperken tot bronnen die verder ook voor dit onderzoek ook van belang zijn.

 

Hoofdstuk 2:

Verzwegen wreedheid

Kritiek op Saids Orientalism is er in de loop der tijd genoeg geweest, uit zeer diverse hoeken. Zoals eerder vermeld heeft ook Said weer gereageerd op deze kritiek en gaat de discussie tot op het moment van vandaag nog altijd voort. Overigens gaat het niet alleen om Orientalism; Said heeft ook over andere zaken uitvoerig geschreven en stelling genomen, met name wat betreft de Palestijnse kwestie. Zo nam hij voor een tijd zitting in de Palestijnse Raad, een belangrijk politiek adviesorgaan van Arafat.  Hoewel hij tegenwoordig een van de belangrijkste critici van Arafat en zijn PLO is, waarvan hij vooral getuigenis deed in zijn meest recente boek The end of the peace process; Oslo and after (2000), is dit een feit dat hem regelmatig wordt nagedragen. Over het in brand steken van zijn kamer door een orthodox Joodse student wil ik het niet hebben, net zo min over het feit dat hij in Israëlische media is afgeschilderd als ‘the professor of terror’.

In dit verband wil ik slechts een belangrijke criticus van Said bespreken, namelijk de Irakese schrijver Kanan Makiya.. Onder het pseudoniem Samir Al Khalil schreef hij naast The Monument; art, vulgarity and responsibility in Iraq (1991) een verhandeling over verstrengeling van kunst en propaganda in Irak, waardoor de kunsten binnen Irak volledig geperverteerd zouden zijn, ook  Republic of fear; the politics of modern Iraq (1989). Dit boek, dat de volle gruwelijkheid van het Irak onder het Ba’ath-regime van Saddam Hoessein beschrijft[xvi], bleef in de eerste jaren vrijwel onopgemerkt. Het werd opeens een bestseller toen in 1991 de golfoorlog uitbrak. Overigens werd er toen door veel Arabische intellectuelen gespeculeerd wie er achter Samir Al Khalil zat. Een Arabier kon immers onmogelijk zo kritisch zijn over mede Arabieren moest het wel in het beste geval een Irakese Jood zijn, of in het slechtste geval een agent van de Mossad. In juni 1992 maakte Kanan Makiya zichzelf bekend aan de Harvard University en bleek de verbijstering alom dat hij een Irakese Shiïet was. De ‘Mossad-theorie’ heeft overigens diep wortel geschoten; zelfs in 2000 wist nota bene een Nederlander, die veel door Irak heeft gereisd, mij nog te vertellen dat Samir Al Khalil waarschijnlijk een agent van de Israëlische geheime dienst was, waardoor zijn boeken ten zeerste gewantrouwd dienden te worden.

Op dit moment kan Kanan Makiya echter worden aangemerkt als een van de meest prominente intellectuelen van de Irakese dissidentengemeenschap in ballingschap. Tegenwoordig woont hij afwisselend in de Verenigde Staten en Engeland. Makiya werd geboren in Bagdad, als zoon van de beroemdste architect van Irak van voor de Ba’athistische dictatuur, Mohammed Makiya, thans wonend in Londen, maar nog altijd bekend als een van de belangrijkste vernieuwers van de Islamitische architectuur en ook werkzaam als kunstcriticus. Makiya trad in de voetsporen van zijn vader en werd eveneens architect. Sinds hij vanaf de jaren tachtig in het westen woont, is hij echter vooral bekend geworden als kunstcriticus en auteur over de huidige politieke situatie van Irak. Aanvankelijk was hij actief in de Palestijnse beweging, later zou hij zich ontwikkelen tot een van de meest principiële critici van de dictatoriale systemen die over de Arabische Wereld heersen. Hij geldt als een zeer felle polemist van het werk van Said, hoewel hij zelf veel minder bekend is dan zijn beroemde tegenspeler. Toch zou ik hem willen kenschetsen als een van de belangrijkste Arabische intellectuelen, die in het westen actief is. Zijn soms in pro-Palestijnse of pro-Arabische kring controversiële standpunten, die echter van een grondige intellectuele basis getuigen, gelden naar mijn mening als zeer belangrijk en ontlenen vooral hun importantie omdat dit het zeer zelden gehoorde geluid is van de grote groep Irakese ballingen in West Europa en de Verenigde Staten, veelal gepasseerd in het postkoloniale discours. Zijn stem moet worden gezien als de stem van de vergeten Irakese dissidenten van het hoogste intellectuele niveau. Zo was hij bijvoorbeeld de belangrijkste initiatiefnemer van Charter 91, een manifest dat in navolging van het Tsjechische Charta 77 (van Vaclav Havel), een demilitarisering van Irak bepleit en de opbouw van een ‘Civil Society’ op democratische wijze. In de jaren tachtig waarschuwde hij in Republic of fear zijn publiek al voor het Irakese Ba’athisme, waarvan het gewelddadige karakter bijzonder serieus moest worden genomen. De geschiedenis heeft hem uiteindelijk gelijk gegeven.

Het denken van Makiya staat haaks op het denken van Said. Het beste kan ik dit illustreren aan de door hemzelf aangehaalde beroemde introductie van Orientalism in Verzwegen Wreedheid. Het gaat hier om de eerste zinnen. Said: “On a visit to Beirut during the terrible war of 1975-1976 a French journalist wrote regretfully of the gutted downtown area that ‘it had once seemed to belong to the Orient of Chateaubriand and Nerval’. He was right about the place, of course, especially so far a European was concerned. The Orient was almost a European invention, and had been since antiquity a place of romance, exotic beings, haunting memories and landscapes, remarkable experiences. Now it was disappearing; in a sense it had happened, its time was over”.[xvii]

Juist dit eerste gedeelte van de introductie en de context waarin Makiya deze tekst bespreekt, toont het verschil aan tussen Said en Makiya. Terwijl Said zich vooral richt op de beeldvorming van de ‘Oriënt’ in het westen, vraagt Makiya zich af waarom de summiere beschrijving van de Libanese burgeroorlog letterlijk de enige beschrijving van de hedendaagse situatie van de Arabische Wereld is, in deze verder zeer omvangrijke studie. Hij stelt zelfs dat vanaf dat moment de werkelijke wereld van de Arabieren uit het boek verdwijnt en dat veel Libanezen deze al dan niet fictieve Oriënt van Nerval en Chateaubriand wellicht net zo missen als die Franse journalist.[xviii] Hiermee heeft hij een interessant punt te pakken; ikzelf heb in Orientalism niets kunnen vinden, dat naar de hedendaagse politieke situatie van de Arabische Wereld verwijst. In principe zou dit nog niet eens zoveel uitmaken, daar Orientalism vooral een uiteenzetting is van een historisch fenomeen in de westerse ideeëngeschiedenis, ware het niet dat Said deze inzet om hedendaagse verschijnselen te verklaren. Met deze redenering verwijdert Makiya enigszins de angel uit Saids betoog.[xix]

Hier komen wij op Makiya’s belangrijkste punt, namelijk de verzwegen wreedheid, zoals hij dit in het gelijknamige boek uiteen heeft gezet. Verzwegen Wreedheid (Cruelty and Silence) bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft een serie indrukwekkende interviews en beschrijvingen van slachtoffers van de golfoorlog en van wat er daarvoor in Irak is gebeurd, toen de wereld de andere kant uit keek. Aan het woord laat Makiya onder meer een Koeweiti, een sjiïetische opstandeling en een Koerdisch slachtoffer van de Anfal operaties uit 1988. Met name het laatste interview is buitengewoon indrukwekkend. Het gaat hier om de toenmalig twaalfjarige Koerdische jongen Taimoer, de enige die voor zover bekend de massa-executies op de Koerden overleefde, omdat hij weliswaar  zwaargewond maar toch onopgemerkt wist te ontsnappen uit de massagraven en hiervan getuigenis heeft gedaan. Na een vrijwel emotieloze en een soms bijna klinische uiteenzetting over aan welke gruwelijkheden hij is blootgesteld (Taimoer werd met zijn familie afgevoerd en naar zuid Irak gedeporteerd, de woestijn in gereden, waar iedereen in een kuil werd geworpen, om vervolgens geëxecuteerd te worden. Hij wist echter uit het nog niet gedichte massagraf te ontsnappen en vluchtte de woestijn in, waar hij onderdook bij een bedoeïenen familie, die ervoor zorgde dat hij na zijn herstel kon terugkeren naar Koerdistan), is vooral het eind van dit interview zeer veelzeggend en geeft het veel te denken. Makiya geeft het in de letterlijke interviewvorm weer en ik zal het dan ook als zodanig citeren: “Als je kon kiezen, wat zou je dan nu met je leven willen doen?” “Een bekend persoon zijn”. “Een bekend persoon?”. “Ja”. “Bekend om wat?”. “De Anfal”. “Wil je liever bekend staan om de Anfal of bekend zijn als een peshmerga?” (Koerdische guerrillastrijder, F.S.). “Om Anfal”. “Wat bedoel je met ‘bekend’ zijn om Anfal?”. “Ik wil dat de wereld weet wat er met mij is gebeurd”.[xx]

In het tweede deel beschrijft Makiya de reacties van Arabische intellectuelen op deze geschiedenis van onbeschrijfelijke wreedheden.  Volgens Makiya hebben Arabische intellectuelen, enkele uitzonderingen daargelaten, de neiging om excessen uit hun deel van de wereld te verzwijgen, of goed te praten, Edward Said voorop, maar bijvoorbeeld ook een schrijver als Abd ar-Rahman Moenif, de dichters Mahmoud Darwish en Nizar Khabani en, wat betreft de golfoorlog, zelfs een kritisch denker als de bekende dichter Adonis. Makiya stelt dat al deze schrijvers en wetenschappers vooral het westen de schuld geven van alles wat er mis is gegaan, terwijl ze de werkelijkheid onder ogen moeten zien en hun verantwoordelijkheid moeten nemen om deze misstanden aan te klagen.

De introductie van Verzwegen Wreedheid beschrijft het uitbreken van de golfoorlog en de reacties van Arabische intellectuelen of van het fenomeen ‘pro-arabische’ intellectuelen. Volgens Makiya betekende het uitbreken van de Koeweit-crisis een hectische periode voor de hele wereld, maar dwong tegelijkertijd vele Arabische intellectuelen kleur te bekennen. Makiya: “De wreedheid van het Irakese Ba’athisme werd plotseling zichtbaar en maakte de meest grove emoties los onder hen die zich geroepen voelden het woord te doen”. In dit verband is de reactie van Said interessant. Makiya: “Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan bekritiseerde Edward Said Republic of Fear als een project dat diende om ‘de stelling te verbreiden dat vetes en geweld in het Midden Oosten te wijten zijn aan, relatief gezien, prehistorische oorzaken die in de genen van deze mensen (de Arabieren) zijn verankerd’. Edward Said is hoogleraar aan de Columbia University en wellicht de meest prominente Arabische intellectueel van het westelijk halfrond. ‘Samir Al Khalil’, zei hij in een interview over de golfoorlog, ‘was in feite een ‘proefkonijn-getuige’ die de rol van autochtone informant op zich had genomen, maar daarmee in feite de belangen van Amerikaanse beleidsmakers diende’. In zulke woorden ligt meer wanhoop en hopeloosheid besloten dan in een hele bibliotheek met boeken gewijd aan de wreedheid van dictators in het Midden Oosten en de verschrikkelijke prijs die mensen betalen voor hun oorlogen. Politiek actief zijn, en de zin van politieke actie in de Arabische Wereld willen heroveren, betekent weigeren een gevangene van dit soort taal te worden”.[xxi]

Het is inmiddels duidelijk geworden, hoezeer deze twee denkers van elkaar verschillen. Dit ligt niet alleen in het feit dat zij beiden wat betreft dezelfde onderwerpen de nadruk leggen op hun eigen thema’s, maar ook dat zij een geheel andere ethiek hanteren. Said gaat in zijn nawoord bij de herdruk van Orientalism uit 1995 nauwelijks in op Makiya’s kritiek. Hij noemt hem slechts een ‘Bernard Lewis adept’ en dat hij slechts wil aantonen dat  Orientalism een poging is om het westen zwart te maken. Said: “It is benighted to say that Orientalism is a conspiracy or to suggest that ‘the West’ is evil: both are among the fatuities that Lewis and one of his epigones, the Iraqi publicist Kanan Makiya, have had the temerety to ascribe to me” [xxii]. Verder blijft Makiya onbehandeld. In Verzwegen Wreedheid wordt Lewis maar een keer aangehaald als “niet bepaald een vriend van de hedendaagse Arabische politiek”. Dat Makiya dit ook niet is moge duidelijk zijn. Toch lijkt het mij evident dat Said de argumenten van Makiya hiermee niet weerlegt. Sterker nog, het feit dat Makya hem dit soort zaken zou toeschrijven heb ik, althans in Verzwegen Wreedheid, niet kunnen terugvinden.

In dit kader wil ik de door Makiya aangehaalde opmerkingen van Said wat betreft de Anfal-operaties aanhalen. Said in de London Review of Books op 7 maart 1991: “De bewering dat Irak zijn eigen burgers vergaste is vaak herhaald. Dit is op zijn best onzeker. Er is tenminste een rapport van het War College, dat werd opgesteld toen Irak nog een bondgenoot van de V.S. was, dat beweert dat de gifgasaanval tegen de Koerden in Halabdja het werk was van Iran. Er zijn tegenwoordig maar weinig mensen die melding maken van zulke berichten in de media”.  Makiya stelt dat het wel heel erg ver gaat dat Said nota bene een document van het Amerikaanse defensie apparaat aanhaalt om de Anfal-operaties ter discussie te stellen, iets dat tegenwoordig niet meer ter discussie staat. Hij had er beter aan gedaan om op grond van dit document de hypocrisie van de Amerikaanse regering aan te tonen. Het bewijst immers de dubbele moraal van de Amerikaanse politiek om de Ba’athistische regering in Bagdad wel te steunen in een oorlog tegen ‘aartsvijand’ Iran, maar deze politiek wordt direct verlaten wanneer Irak ten strijde trekt tegen ‘oliepartner’ As Sabbah, de emirdynastie van Koeweit[xxiii] Het meest belangrijke is echter dat Saids opmerkingen wel zeer schrijnend zijn, als wij dit zien in het licht van Makiya’s interview met Taimoer.

  

Hoofdstuk 3

 

De kwestie Said versus Makiya

 

Het belangrijkste verschil tussen Said en Makiya zit hem vooral in het gebied waarop zij hun pijlen richten. Voor Said is dit de beeldvorming van de Arabische wereld in het westen, of de eurocentrische/ imperialistische visie op de geschiedenis. Daarbij komt kijken dat Said zich vaak heeft opgeworpen als een (ongebonden) belangenbehartiger van de Palestijnse zaak. Zeer belangrijk is Saids notie van ‘het recht op een eigen verhaal’.[xxiv]   Hij wijst er vaak nadrukkelijk op het belang van een tegengeluid inzake de Palestijnse kwestie, ten opzichte van de dominante westerse cultuur, die meestal slechts oor heeft voor het Israëlische standpunt. Natuurlijk is er in de loop van de tijd wel veel veranderd op dit gebied, voornamelijk door de Oslo akkoorden, maar zeker ook door de invloed van Saids ideeëngoed.

Belangrijk is om op te merken waar het er bij Said duidelijk niet om gaat, namelijk het aanklagen van misstanden in de Arabische wereld zelf. Hij verwijst in een aantal geschriften wel degelijk naar politieke uitwassen binnen de Arabische wereld, maar doet dit dan vooral binnen de context van de westerse ‘imperialistische’ belangen, vaak niet geheel ten onrechte. Zo werd voor de Koeweitcrisis het bewind van Saddam Hoessein door het westen gesteund, terwijl de mensenrechtenschendingen toen zeker niet minder waren, dan in de periode erna. In Culture and Imperialism heeft Said er op gewezen dat er tijdens de golfoorlog sprake was van een grootscheepse propagandaoorlog tegen Irak. Een door Said aangehaald citaat uit Foreign affairs spreekt voor zich: “No sooner had the Arab/Muslim world said farewell to the wrath and passion of the Ayatollah Khomeini’s crusade than an other contender rose in Bagdad. The new claimant was made of material different from the turbaned saviour from Qum: Saddam Hussayn was not a writer of treatises in Islamic government nor a product of high learning in religious seminaries. Not for him were the drawn out ideological struggles for the hearts and minds of the faithful. He came from a brittle land, a frontier country between Persia and Arabia, with little claim to culture and books and grand ideas. The new contender was a despot, a ruthless and skilled warden who had tamed his domain and turned it into a large prison”.[xxv]

Said wijst er fijntjes op dat Bagdad bijvoorbeeld de hoofdstad was van het rijk van de Abbasssidische Kaliefen, een van de hoogtepunten van de Islamitische beschaving. Dan hebben wij het nog niet gehad over dat Irak het land is van de Eufraat en de Tigris, waar ooit de Mesopotamische culturen bloeiden, de oudste beschavingen van de mensheid. Said stelt dat Saoedie Arabië, dat in hetzelfde artikel geprezen wordt wellicht meer een “brittle land, with a little claim to culture, books and new ideas” is dan Irak ooit in de geschiedenis geweest is (alhoewel Said er ook op wijst dat de heiligste plaatsen van de Islam in dit gebied liggen).[xxvi] Vanuit het perspectief van mijn eigen onderzoek naar de moderne Irakese kunst durf ik te stellen dat, ook wat betreft de twintigste eeuw, de beweringen in Foreign Affairs absurd zijn. Gedurende een aantal decennia was Irak zelfs een van de meest toonaangevende landen op het gebied van de moderne kunst in de Arabische wereld.[xxvii] Ook leverde Irak een van de grootste Arabische dichters van de twintigste eeuw, Mudhaffar Al Nawab, die sinds de Ba’ath revolutie van 1968 letterlijk als een nomade zwerft over de hele wereld.[xxviii] 

Dit wil niet zeggen dat er met Irak niets aan de hand is. De eerder aangehaalde bagatellisering van Edward Said wat betreft de Anfal-operaties kunnen als ridicuul worden afgedaan. Het argument dat Edward Said gebruikt om zijn bewering te staven, een document van de Amerikaanse regering, is weliswaar vaker gebruikt om de Anfal te ontkennen (met name in de links radicale/ anti-Amerikaanse hoek[xxix]), maar wordt duidelijk door de feiten tegengesproken. Inmiddels zijn er genoeg documenten door de Irakese oppositie verzameld die onomstotelijk aantonen dat de Anfal wel degelijk heeft plaatsgevonden, in opdracht van de Irakese regering, inclusief het bombarderen van de stad Halabdja. Het is inmiddels zelfs twee keer toegegeven door de neef van Saddam Hoessein, Ali Hassan Al Madjied, die de leiding had over deze genocide campagne, thans Iraks minister van Defensie.[xxx] Zelf wil ik hier nog aan toevoegen dat ik, vanwege mijn onderzoek, twee naar Nederland gevluchte Irakese kunstenaars heb leren kennen die in 1988 in Noord Irak waren. Zij hebben de chemische bombardementen ternauwernood overleefd.[xxxi]

Het ontkennen van de Anfal (in feite de vergeten Koerdische ‘Holocaust’ uit 1988) kan dan ook mijns inziens als zeer kwalijk worden gekenschetst. De directeur van het ‘Institut du Kurde’, te Parijs, Kendal Nezan, schreef in het voorwoord van de tentoonstelling Peintres d’ Anfal: “The tragedy, which burst in the world’s consciousness during the Exodus of April 1991, will mark the collective memory of the Kurdish people for a long time to come. Kurdish history will remain divided into ‘before’ and ‘after’ the Anfal (…) Western audiences are thus being given the opportunity to discover an artistic witness to one of the most tragic episode of the century, a century which invited genocide and which has been particularly rich in massacres and mass atrocities, dictated by fanaticism, intolerance, racism, and other ideological delusions”.[xxxii]

Wat betreft het bovenstaande heeft Edward Said zich van een heel ander gezicht laten zien, dan wat men in regel binnen de ‘progressieve’ sector van de alfawetenschappen van hem zou verwachten. Overigens staat Kanan Makiya niet alleen met zijn kritiek; er zijn meer oppositioneel gezinde Irakese intellectuelen die Said ronduit als hypocriet bestempelen.[xxxiii]

In Verzwegen Wreedheid wordt Orientalism zwaar onder vuur genomen. Makiya citeert Orientalism in de volgende context: “In een tijd dat grote delen van de rest van de wereld (Oost Europa, Latijns Amerika, China, Zuid Afrika) de mensenrechten en de democratie begonnen te ontdekken en het gevecht aangingen met de dictaturen van eigen bodem en de stalinistische bureaucratieën, waren de beste en begaafdste Palestijnen bezig geleerde boeken te schrijven die berustten op verklaringen als: ‘…alle academische kennis over India en Egypte is op de een of andere manier bevlekt met en gevormd door dit grove politieke feit (het imperialisme). Dat is wat ik beweer in deze studie van het oriëntalisme. Het is daarom juist, dat elke Europeaan in alles wat hij maar over de Oriënt te zeggen had, derhalve een racist, imperialist en bijna een totaal etnocentrist was’. Edward Saids boek Orientalism was een intellectueel project dat een hele generatie jonge Arabische wetenschappers beïnvloedde. Het bepaalde in de jaren tachtig ook de inhoud van westers universitair onderzoek naar het Midden Oosten. Het oorspronkelijke boek is nooit als kritiek op de huidige Arabische politiek bedoeld geweest, maar voedde de ingewortelde, populistische rancunepolitiek tegen het Westen. De in dat boek geanalyseerde verdraaiing van de werkelijkheid van het Midden Oosten dateerde uit de achttiende en negentiende eeuw, maar werd door jonge Arabische en ‘pro-Arabische’ wetenschappers omgesmeed tot een intellectuele en politieke agenda die geen voeling had met de werkelijke behoeften van de Arabieren. Die leefden immers in een wereld waar de wreedheid en niet het imperialisme hand over hand toenam”.[xxxiv]

Opmerkelijk is dat Edward Said nooit inhoudelijk gereageerd heeft op Makiya’s kritiek. Hij zwijgt zijn belangrijkste Arabische criticaster dood of doet hem slechts honend af. In Culture and Imperialism stelt Said bijvoorbeeld: On the one hand, no one in the dominant public space had paid much attention to Iraq as society, culture, or history until August 1991; then the outpouring quick-fix books and television programmes could hardly be stopped. Typically Republic of fear appeared in 1989, unnoticed. Its author later became a celebrity not because his book makes a scholarly contribution-he does not pretend otherwise-but because its obsessive and monochromatic ‘portrait’ of Iraq perfectly suits the need for dehumanized, ahistorical, and demonological representation of a country as the embodiment of an Arab Hitler. To be non-western (the reifying labels are themselves symptomatic) is ontologically thus to be unfortunate in nearly every way, before the facts, to be at worst a maniac, and at the best a follower, a lazy consumer who, as Naipaul says somewhere, can use but could never have invented the telephone”.[xxxv]

Los van de vraag of ik het eens ben met de algemene strekking van dit citaat, kun je je afvragen of dit alles wel op Kanan Makiya van toepassing is. Afgaande op het voorgaande (zoals de ‘Anfal-ontkenning’) kan er geconcludeerd worden dat Edward Said, wat betreft Irak, soms meer à-historisch te werk gaat dan Kanan Makiya. Over Saids bewering dat Republic of fear geen wetenschappelijke pretentie heeft, zou ik niet al te zeker zijn. De Leidse arabist Hans Jansen bijvoorbeeld noemt Republic of fear ‘het standaardwerk’ over het Irak van de Ba’ath.[xxxvi]

Elders doet Edward Said Kanan Makiya af als ‘Uncle Ahmed’. Het is tekenend hoe de discussie over het Midden Oosten, op Amerikaanse universiteiten althans, totaal is gepolitiseerd.[xxxvii]

Hoewel uit het voorgaande is gebleken dat Said en Makiya elkaar zeer hevig bestrijden denk ik dat hun beide visies waardevol zijn. Naar mijn mening sluiten ze elkaar niet uit maar vullen ze elkaar aan, los van alle polemieken. Belangrijk is om te realiseren dat beide auteurs twee volstrekt verschillende doelstellingen hebben. Het werk van Edward Said is zeker buitengewoon waardevol, zolang het de westerse beeldvorming van de ‘Oriënt’ betreft. Het moge duidelijk zijn dat Orientalism of Culture and Imperialism geen volledige verklaring bieden voor verschijnselen als Saddam Hoessein of Osama Bin Laden. Wel weet hij de vinger te leggen op het verwrongen beeld dat er in het westen bestaat van de Arabische wereld. Ik neig ertoe het niet eens te zijn met Kanan Makiya dat de verschijnselen die in Orientalism worden besproken geen geldigheid meer hebben, hoe belangrijk het werk van Makiya verder ook is. Door mijn afstudeeronderzoek bijvoorbeeld ben ik op vrij veel zaken gestuit die heel goed aan de hand van Orientalism zijn te verklaren. Alleen al het werk op zich van sommige kunstenaars uit Arabische landen (zoals het op de titelpagina getoonde voorbeeld van Nour-Eddine Jarram) laat zien dat deze thematiek wel degelijk relevant is. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de receptiegeschiedenis van deze kunstenaars in Nederland. Uit eigen ervaring weet ik hoe onthutsend het beeld is, dat men in Nederland soms heeft van alles wat te maken heeft met de Arabische cultuur.[xxxviii] Het lijkt mij daarom buitengewoon zinvol om de reacties op de gebeurtenissen van 11 september te analyseren tegen de achtergrond van Orientalism.

Tot zover dit fragment van mijn verhandeling over Orientalism uit 2001. Zie hieronder een uitgebreid interview met Edward Said over Orientalism

Zie hieronder Edward Saids voordracht ‘The Myth of the Clash of Civilizations’, waarin hij het werk van Huntington behandelt:


[i] Zie Hans Jansen, Osama Bin Laden kan pion Irak zijn, het Financiëele Dagblad, 14-9-2001, of Ina Friedman, Aanval VS/wie steekt er achter?, Trouw, 17-9-2001 (interview met de Israëlische  Irakspecialist Amatsia Baram). Verder is er sterk gesuggereerd door de verenigde Irakese oppositie in ballingschap, het zogenaamde Irakese Nationaal Congres (INC), dat Saddam Hoessein achter de aanslagen zat. Bewijzen hebben zij echter niet kunnen leveren en er is dan ook sterke kritiek geleverd op het INC door verschillende Irak kenners als de historicus Charles Tripp en het voormalig hoofd wapen inspecties van de VN, Scott Ritter.

Wat in dit verband wel interessant is zijn de verbanden tussen de eerste aanslag op het WTC uit 1993 en de Irakese geheime dienst. De belangrijkste dader van deze aanslag, Ramzi Yussuf, zit inmiddels gevangen in de Verenigde Staten. Hoewel de bewijzen juridisch nooit zijn hardgemaakt, heeft arabiste Laurie Milroie, in haar publicatie The politics of revenge; Saddam’s never ended war (Washington, 1998), overtuigende argumenten aangeleverd dat Ramzi Yussuf een Irakese geheim agent was.

Update 2010. Bovenstaande opmerking schreef ik in 2001, nadat ik me uitgebreid had laten informeren door iemand die ik zeker een expert zou willen noemen (een bekende Nederlandse arabist, wiens kennis ik zeer hoog acht, al deel ik veel van zijn opinies niet). Achteraf blijkt dit verhaal niet steekhoudend te zijn en zat Laurie Milroie er in meer opzichten naast. Ze geloofde ook (maar wie niet?) dat Irak nog over  grote hoeveelheden massavernietigingswapens beschikte, al waren er toen ook al berouwbare tegengeluiden (bijvoorbeeld van iemand die het echt kon weten als Scott Ritter). Maar was dus allemaal onzin. Dus bij deze een kleine correctie op mijn opmerking uit 2001.

[ii] Uitzendingen Buitenhof, VPRO, 14-9-2001 en De onzichtbare vijand, VPRO, 14-9-2001

[iii] Er bevinden zich tegen de tachtig beeldende kunstenaars uit Irak in Nederland. De meeste van hen zijn begin jaren negentig naar Nederland gekomen als politiek vluchteling, hoewel er een klein aantal al eerder in Nederland actief was. De Irakese ballingengemeenschap is zeer complex, qua onderlinge verdeeldheid en politieke loyaliteit. Ik zag mij daarom ook genoodzaakt de Irakese journalist en kunstcriticus Ismael Zayer, de Koerdische politicoloog Fuad Hussein en Herman Divendal, coördinator van de mensenrechtenorganisatie AIDA, te raadplegen. Juist voor het onderzoeken van deze specifieke groep ballingen is het hele Midden Oosten debat zeer relevant, met name de kwestie Said versus Makiya. Simpel uitgedrukt gaat het hier om de kwestie ‘het westen heeft een imperialistische agenda in het Midden Oosten’ versus de slachtoffers van een ‘anti-imperialisch’ regime. In mijn scriptie heb ik de conclusie getrokken dat deze kunstenaars in feite in een gat vallen, tussen beide ‘tegenpolen’.

[iv] Floris Schreve, Van oriëntalisme naar een kans voor nieuwe ontmoetingen; hedendaagse kunstenaars uit Arabische landen in Nederland, afstudeerscriptie Universiteit Leiden, 2001. Voor een ander voorbeeld van een kunstenaar, voor wie de beeldvorming van het ‘oosten’ in het ‘westen’ ten zeerste relevant is verwijs ik naar de tentoonstellingscatalogus Saskia en Hassan gaan trouwen; Achnaton Nassar, een kunstenaar uit twee culturen, met bijdragen van Achnaton Nassar, Floris Schreve, Hans Sizoo, met een voorwoord van Kitty Zijlmans, Universiteitsbibliotheek Leiden, 2001.

[v] Edward Said, Culture and Imperialism, Chatto and Windus, 1993, p. 355.

[vi] Edward Said, denker over grenzen, (J. Rutten, red.), Boom, Haarlem, 1999, p. 16.

[vii] Edward Said, Orientalism; western conceptions of the orient, Londen 1978 (reprint 1995), p. 3, 14.

[viii] Ibidem, p. 209-210

[ix] Ibidem p. 21

[x] Ibidem, p. 105-106.

[xi] Ibidem, p. 288.

[xii] Ibidem, p. 314

[xiii] Ibidem p. 315-316

[xiv] Ibidem, p. 300-301

[xv] Alain Finkielkraut, De Terreur van de tolerantie, De Groene Amsterdammer, 2-12-1998.

[xvi] Ba’ath betekent in het Arabisch herrijzenis. De ‘Ba’ath’ ideologie werd in de jaren veertig ontwikkeld door de Christelijke Syriër Michel Aflaq. Uiteindelijk is de Ba’ath partij er in geslaagd om in Syrië en Irak de macht te grijpen. Ook in Libanon en Jordanië is de Ba’ath partij actief; zij het dat het daar om marginale groeperingen gaat. Overigens bestaat er een hardnekkig misverstand over deze ideologie, zij zou immers Islamitisch van aard zijn. Dit is niet juist. Deze stroming is van pragmatische seculiere aard en kenmerkt zich  door een extreem ‘Pan-Arabisch’ nationalisme.  Aflaqs voornaamste inspiratiebron was immers Mussolini’s fascisme. Aflaq: “Nationalism is love before anything else. He who loves doesn’t ask for reasons. And if he were to ask, he would not find them. He who cannot love except for a clear reason, has already had this love wither away in himself and die”. De ABSLP van Saddam Hoessein (Arabic Ba’athi Socialist Leaders Party) heeft er alles aan gedaan om het Islamitische fundamentalisme sterk te onderdrukken.

[xvii] Orientalism, p. 1

[xviii] Kanan Makiya, Verzwegen Wreedheid, Amsterdam, 1993, p. 294.

[xix] Ibidem, p. 341

[xx] Ibidem, p.207.

[xxi] Ibidem, p. 19.

[xxii] Orientalism, 346.

[xxiii] Makiya, p. 379-380.

[xxiv] Edward Said; denker over grenzen, p. 22

[xxv] Culture and Imperialism, p. 359

[xxvi] Ibidem, p. 359-360

[xxvii] Floris Schreve, Van Oriëntalisme naar een kans voor nieuwe ontmoetingen, hoofdstuk 1, p. 8-31

[xxviii] Mudhaffar Al Nawab heeft een keer opgetreden in Nederland op het festival Irak, een cultuur in ballingschap, georganiseerd door AIDA. Een lezenswaardig verslag van dit gebeuren is het artikel van Marijn van der Jagt, Een dichter die alle tegenstellingen overstijgt; Al Nawabs zintuigen functioneren het best bij gevaar, de Volkskrant, 13-12-1996.

[xxix] Een duidelijk voorbeeld van deze strategie wordt toegepast in Rendez-vous in Bagdad, EPO, Antwerpen, 1996. Het gaat hier om een verslag van links georiënteerde Belgische intellectuelen, die een bezoek aan Bagdad brengen om de kwalijke gevolgen van het embargo te ‘onderzoeken’. In hun unanieme veroordeling van het embargo achten zij het noodzakelijk om herhaaldelijk Saddam Hoesseins bewind te bagatelliseren of zelfs te prijzen. Zo worden de Koerdische opstandelingen ‘verraders’ genoemd, p. 20. De Anfal wordt slechts één keer besproken en wordt op grond van hetzelfde document ‘ontkend’,  p. 20-21. Saillant is ook dat in het ‘historisch overzicht’ bij het jaar 1988 de Anfal niet wordt vermeld, hoewel daar toch, in een periode van vier maanden, tussen de 100.000 (officiële cijfers van de regering in Bagdad) en de 180.000 (cijfers van de Koerdische oppositie) Koerden zijn vermoord, p. 235 (cijfers slachtoffers van de Anfal, Makiya, p. 175).

Voor verdere lectuur wat betreft de ‘Anfal-ontkenning’ wil ik verwijzen naar Ramsey Clark (voormalig minister van justitie van de V.S. in de regering Johnson, tegenwoordig een van de belangrijkste woordvoerders van extreem links in Amerika), The fire this time; US war crimes in the Gulf, Thundermouth Press, New York, 1992. Ook hij baseert zich op het desbetreffende document (Army War College Team, Department of Defence, Washington, 1988) om de Anfal te ontkennen.

[xxx] Makiya, p. 176-177

[xxxi] Het betreft de beeldende kunstenaars Aras Kareem en Qassim Alsaedy. De Koerdische kunstenaar Aras Kareem komt uit Suleimanya (Noord Irak) en heeft een groot deel van zijn familie verloren tijdens de Anfal-operaties. Na de golfoorlog was hij actief in de Koerdische opstand en werd hij gezocht door de Irakese geheime dienst, waardoor hij permanent moest onderduiken. In 1993 lukte het hem om met zijn vrouw en twee kinderen naar Nederland te vluchten.

Qassim Alsaedy komt oorspronkelijk uit Bagdad en is van Arabische afkomst. Hij was leerling van Shakir Hassan Al Sa’aid, een van de grootste vernieuwers van de Irakese kunst van de twintigste eeuw. Tijdens zijn studententijd (1969-1974) sloot Alsaedy zich aan bij de linkse oppositie tegen het Ba’ath bewind. Hiervoor heeft hij lange tijd in de gevangenis moeten doorbrengen. Alsaedy maakte eind jaren zeventig furore als kunstenaar in Libanon en Syrië. Begin jaren tachtig besloot hij terug te keren naar Irak, om samen met de Koerdische guerrilla mee te werken aan de bevrijding van zijn land. Na 1988 week Alsaedy uit naar Libië, werd docent aan de kunstacademie van Tripolie, maar raakte na zeven jaar opnieuw in politieke problemen. In 1995 vluchtte hij naar Nederland.

[xxxii] Art d’ Anfal, Institut du Kurde, Parijs, 1995, p. 3. Deelnemer aan deze tentoonstelling was o.m. de hier boven genoemde Koerdische kunstenaar Aras Kareem, die tegenwoordig in Nederland woont.

[xxxiii] De in Nederland werkzame Koerdische politicoloog, Fuad Hussein, verklaarde mij: “Edward Said is hypocriet. Op een symposium aan de Universiteit van Amsterdam verklaarde hij dat de Arabische wereld in het westen te negatief wordt afgeschilderd. Toen ik hem na afloop onder vier ogen sprak, zei hij mij dat hij nooit van zijn leven in Irak zou willen wonen, daar hij de dictatuur van Saddam Hoessein te verwerpelijk vindt. Zoiets zegt hij nooit in het openbaar”. De in Nederland wonende Irakese journalist Ismael Zayer (oa. politiek commentator van de Arabische krant Al Hayat, uitgegeven te Londen)  zei mij het volgende: “While he was playing the piano and writing books about the negative influence of imperialism, in the mean time, we were fighting against a regime which calls itself ‘anti-imperialistic’.  We risked our lives at the moment that he denied the crimes of the Ba’ath. When we were in prison, Said told the world, that Saddam was not the criminal, but mainly the west”. Overigens zijn zowel Fuad Hussein als Ismael Zayer goed bevriend met Kanan Makiya.

[xxxiv] Makiya, p. 337-338.

[xxxv] Culture and Imperialism, p.367-368

[xxxvi] Hans Jansen, Nieuwe Inleiding tot de Islam, Coutinho, 1998, p. 229.

[xxxvii] Norvell B. De Atkene, Daniel Pipes, Middle Eastern Studies; what went wrong?, ‘Academic Questions’, Winter 95-96.

[xxxviii] Ter illustratie kan ik vele kritieken noemen uit diverse kranten. Een belangrijk voorbeeld hiervan is Janneke Wesseling, kunstcritica van de NRC. Het is verbijsterend hoe zij telkens weer de plank weet mis te slaan wanneer het niet-westerse hedendaagse kunst betreft, zoals blijkt uit haar recensies van Kunstwelten im Dialog (1999), Continental Shift (2000), 12 Hedendaagse Arabische kunstenaars (2001) en Unpacking Europe (2002). Ook verschillende culturele instellingen (musea en galeries) hebben hier duidelijk moeite mee. Verder zijn sommige kunstenaars bij tijd en wijle behandeld op een wijze die dicht tegen het racisme aanschurkt. Als voorbeeld kan ik noemen de gemeente Vlaardingen die heeft getracht een expositie te verbieden van de Palestijnse kunstenaar Jamal Khamis en de openingstoespraak van een tentoonstelling van de Irakese kunstenaar Salman Al Basri, door Frits Bolkestein. Bolkestein verklaarde oa. dat hij hoopte dat de kunstenaar weer zo snel mogelijk naar Irak kon vertrekken. Verder zei hij niets van kunst te weten, maar wilde hij wel vertellen hoe hij persoonlijk Saddam Hoessein had ontmoet. Het meest extreme voorbeeld waar ik op ben gestuit is de kwestie van de Egyptische kunstenaar Achnaton Nassar en de vreemdelingenpolitie. Deze politiedienst achtte het nodig het werk van Nassar in een kluis te verstoppen omdat het gezagsondermijnend zou zijn.  Toen ik samen met Achnaton Nassar dit feit aan het licht had gebracht en het gepubliceerd kreeg in Trouw, verklaarde de politie van Amsterdam, bij monde van woordvoerder Klaas Wilting, dat het werk ‘aanstootgevend voor Moslims zou zijn’. Ook is de affaire rond de opera Aïsja is mijns inziens te verklaren uit een ‘goedbedoelde’ vorm van oriëntalisme. Waarom een imam raadplegen als het om het realiseren van een theaterproductie gaat? Het antwoord is simpel; puur omdat het met de islam te maken heeft. Ter vergelijking, geen uitgever zou op het idee komen om Bisschop Eyck van Groningen te raadplegen, wanneer het om een roman van Reve zou gaan. Al deze zaken heb ik echter uitvoerig in mijn afstudeerscriptie besproken. Het betreft het gehele vierde hoofdstuk en grote delen van het vijfde hoofdstuk.

// <![CDATA[
http://knockknock.punt.nl/knockknock/register_new.php?Site=10720″&gt;

%d bloggers liken dit: