Mijn hersenspinsels en gedachtekronkels

Openingswoord expositie Mowaffk al-Sawad – موفق السواد

mowaffk flyer

 

Openingswoord expositie Mowaffk al-Sawad “Het Gewiste”, Gallery Out in the Field, Amsterdam, 13 januari, 2019

موفق السواد

Mowaffk al-Sawad komt uit Irak, maar is al geruime tijd actief in Nederland, als dichter, schrijver en voor deze gelegenheid het meest relevant, ook als beeldend kunstenaar. Het meest bekend is hij geworden van zijn brievenroman ‘Stemmen onder de zon’ (Uitgeverij de Passage, Groningen, 2002). Verder heeft is zijn poëtische werk in verschillende dichtbundels verschenen. Zo lang hij actief is geweest als dichter heeft hij ook geschilderd, al is het pas sinds kort dat hij met dit werk naar buiten treedt.
Mowaffk werd in 1971 geboren in Basra, de grootste stad van zuid Irak, waar de Eufraat en de Tigris samenvloeien en uitmonden in de Perzische golf. Op zijn negentiende, toen hij net was begonnen aan zijn studie theaterwetenschappen aan de universiteit van Basra, annexeerde het Iraakse leger Koeweit, gevolgd door de Amerikaanse aanval in 1991, voor de Iraki’s de tweede Golfoorlog (de eerste Golfoorlog was de oorlog tussen Irak en Iran, van 1980 tot 1988).

mowaffk 1
Toen de Amerikaanse bommen het Iraakse leger uit Koeweit verdreven en de veelal dienstplichtige soldaten, die tegen hun zin Saddams oorlog uitvochten, halsoverkop in Basra arriveerden, brak daar de grote opstand tegen het Iraakse regime uit, niet in de laatste plaats vanwege de beruchte oproep van President George Bush sr. : “But there is another way to end the killing, to stop the bloodshed. And that is the Iraqi people have to take matters in their own hand and to force Saddam Husayn, the dictator, to step aside”. De terugkerende Iraakse troepen en de bevolking van de zuidelijke steden gaven, net als de Koerden in het noorden, gehoor aan die oproep, in der veronderstelling dat ze door de Amerikaanse tropenen op z’n minst beschermd zouden worden. Ook Mowaffk was, met andere studenten van de universiteit van Basra, zeer actief in de opstand tegen het Iraakse regime.

mowaffk 2
Binnen de kortste keren sloeg het regime terug. De opstandelingen waren geen partij voor de helikopters en tanks van de Republikeinse Garde. Vele opstandelingen, waaronder Mowaffk en zijn broer Ali, vluchtten de stad uit, de woestijn in en stuitten daar op de Amerikaanse troepen. De Amerikaanse soldaten hadden de strikte orders om de verzoeken om hulp niet in te willigen. Wel beloofden zij om grote aantallen opstandelingen in Saudi Arabië in veiligheid te brengen.

mowaffk 3
Aangekomen in Saudi Arabië droegen de Amerikanen de gevluchte Iraakse opstandelingen over aan het Saudische leger, dat hen opsloot in de beruchte kampen Rafha en Artawiyya. In het laatste kamp kwamen Mowaffk en zijn broer terecht, met zo’n 20.000 andere Iraakse vluchtelingen. Tot 1993 zaten zij daar, vergeten door de wereld, onder een onmenselijk regime van de Saudische kampbewakers, die hen als slaven behandelden en soms zelfs gevangenen voor flessen whisky verkocht aan de Iraakse geheime dienst. In 1993 wist een van de gevangenen te ontsnappen en Ryadh te bereiken. Vanuit het kantoor van BBC World lichtte hij de VN in en vanaf dat moment werd de wereld zich van hun bestaan bewust en werden de voormalige gevangenen door de VN verdeeld over verschillende landen. Mowaffk en zijn broer Ali werden aan Nederland toegewezen en zo kwam Mowaffk in Groningen terecht.

Mowaffk 4.jpg
Sinds zijn vestiging in Nederland, eerst in Groningen, later Amsterdam, heeft Mowaffk al-Sawad aan een veelzijdig oeuvre gewerkt, als schrijver, dichter en beeldend kunstenaar. Het meest bekend is Stemmen onder de zon (de Passage, 2002), zijn ‘brievenroman’, over zijn tijd in Saudi Arabië. Daarnaast publiceerde hij enkele dichtbundels (zoals Een middag wit als melk, uitgeverij Bornmeer, 2002) en werden er gedichten van hem gepubliceerd in verschillende verzamelwerken (zoals Dwaallicht, tien Iraakse dichters in Nederland, de Passage, 2006).

mowaffk 5
Mowaffk dicht zowel in het Nederlands als in het Arabisch. Dat dichten in twee talen betekent dat hij altijd een vertaalslag moet maken om een bepaald idee, een gevoel of wat dan ook uit te drukken. En onvermijdelijk dat in dat proces van vertalen ook iets van het origineel verloren gaat. Juist het dichten in ‘vertalingen’ heeft hem hier als geen ander van bewust gemaakt. Dit verlies in de vertaling- in Mowaffk al Sawads omschrijving “Het Gewiste” is dan ook het centrale thema in zijn beeldende kunst.
Voor de westerse kijker die niet bekend is met de Arabische taal of het alfabet, lijkt het alsof zijn schilderijen zijn bezaaid met Arabische teksten. Maar dat is schijn. Hoewel veel van de tekens doen denken aan Arabische letters, zijn het geen geschreven Arabische woorden, of geschreven woorden en zinnen in wat voor taal dan ook.
Mowaffk ziet zijn veelal in het wit opdoemende tekens als een voorstadium van de taal, of een voorstadium van het beeld. Misschien een vollediger of kernachtiger weergave/omschrijving dan mogelijk is het concrete geschreven woord of beeld. Want in de uiteindelijke materialisatie, de definitieve verschijningsvorm van taal en beeld, gaat er, zoals in elke vertaling, ook iets verloren. “Het gewiste”, aldus Mowaffk al-Sawad. Als een belangrijke inspiratiebron noemt hij de abstracte vormen van Juan Miro. Hij heeft hier eerder ook een gedicht aan gewijd. Uit zijn bundel ‘Een middag wit als melk’ (uitgeverij Bornmeer, Leeuwarden, 2002, p. 29):

De Kinderen van Juan Miro in hun Witte Tuin

Laat hem weggaan. Mijn fragiele lijf
ver, ver weg.
Laat hem gaan spelen met de kinderen van Juan Miro in hun witte tuin,
Waar handen zijn die niet kunnen zien,
voeten die vervagen,
het kleed dat weg is,
de dwalende schorpioenen,
en de slapende vlinder.
Waarheen, zuiderling, die vreemd is
In de steden van het noorden?
Welke ramp laat je nu smelten op je lippen,
Welke ruimte zal
Deze pijnlijke plaats van jou omvatten?
Glijd maar,
Alle kanten zijn omsingeld
En de blauwe punt is wazig.
Glijd maar,
De tuin is nog steeds wit en de vlinder vliegt bijna weg

 

mowaffk 6

 

Ogenschijnlijk staan de werken van Mowaffk al-Sawad in de traditie van de moderne kunst van de Arabische wereld waarin de Arabische letter of het teken centraal staat. Zoals bij de grote en zeer invloedrijke Iraakse kunstenaar Shakir Hassan al-Said (1925-2004). Of de Libische kunstenaar Ali Omar Ermes (1945). Of de Algerijnse kunstenaar Rachid Koraichi (1947)- met de laatste heeft het werk van Mowaffk al-Sawad nog de meeste formele overeenkomst. Maar er is een belangrijk verschil met deze ‘Arabische modernisten’ (door Brahim Alaoui, curator bij het Institut du Monde Arabe in Parijs, “l’Ecole de Signe” genoemd, de school van het teken). De werken van Mowaffk al-Sawad hebben een geheel ander conceptueel uitgangspunt, dan de grote Arabische modernisten die een verbinding zochten tussen de eigen kalligrafische traditie en de twintigste-eeuwse abstracte kunst.

mowaffk 7
De poging van Mowaffk al Sawad om het ‘gewiste’ te vangen zou je bijna Platoons kunnen noemen. Denk maar aan de metafoor van de Grot. Overigens is de Platoonse filosofie voor zowel de islamitische als de westerse traditie van groot belang geweest. En het is in beide tradities waarin Mowaffk al-Sawad, als kunstenaar en als dichter, opereert.

Floris Schreve
Amsterdam, 13 januari 2019

 

De tentoonstelling:

 

 

 

Exhibition of Mahmoud Sabri in London (25th June – 6th July, La Galleria Pall Mall)

محمود صبري

M.Sabri_1[1]

Mahmoud Sabri (1927-2012)

This summer (25th June – 6th July) a very unique and special exhibition will be held in London: ‘Mahmoud Sabri; a retrospective’. Mahmoud Sabri (1927-2012) was one of the leading artists of Iraq, for many one of ‘the big three’ who were crucial for the Iraqi modern art movement, as mentioned by the Iraqi artist Ali Assaf (Rome), in the introduction of ‘Acqua Ferita’ (‘Wounded Water’), the catalogue of the Iraqi Pavilion at the Venice Biennial of 2011 (see also here on this blog). Unless the other two, Jewad Selim and Shakir Hassan al-Said (also discussed a few times on this blog, like here) the role of Mahmoud Sabri seems almost being erased from history. In most literature he isn’t even mentioned, or at least as a footnote, without showing one of his works. Also for me it was not easy to find a proper reproduction of one of his works, till around 2010, when his daughter Yasmin Sabri (working as a computer scientist based in London) launched a website with many of his works and writings.

The main reason that Sabri seems to be forgotten is that he was a dissident of the regime of the Ba’thparty from the very first moment. When the Ba’thists for the first time came to power, in 1963 , Sabri wrote a manifesto in which he stipulated the fascist nature of the new regime. Immediately after he went into exile. For decades he lived in Prague, during the years of the Cold War, so out of sight of Western critics and exhibition-makers, who started gradually to pay some interest in the modern art of the Middle East. Also later he became for many too much an outsider or exile, to be discussed in the history of the modern art movement of Iraq or the Middle East in general. Although he lived the last decade of his live in London, where many initiatives took place in the field of contemporary art of the Middle East, both in literature as in several exhibitions, his importance for the Iraqi modern art and contemporary art wasn’t really recognised.

He was never forgotten by many Iraqi artists. Very often I heard, when I was interviewing the Iraqi artists in exile here in the Netherlands, that Sabri was one of the greatest pioneers and an important key-figure, in pushing the Iraqi modern art forward. Many of them consider Sabri as a symbolic teacher and a source of inspiration. For example, when in 2000 thirty Iraqi artists, based in the Netherlands, came together to held a group exhibition in The Hague, they dedicated this initiative to Mahmoud Sabri.

For me it is a great pleasure to announce this wonderful initiative by Yasmin Sabri and Lamice el-Amari, professor theatre studies based in Berlin. Later this month I will visit this exhibition myself and will write an extensive article on Mahmoud Sabri, in which I also will discuss this exhibition.

From http://www.lagalleria.org/section697199.html:

 97percent_human[1]

Mahmoud Sabri, 97 percent Human

Mahmoud Sabri

Mahmoud Sabri – A Retrospective

An exhibition of the pioneering Iraqi artist Mahmoud Sabri
25th June – 6th July

The exhibition features the work of the pioneering Iraqi artist Mahmoud Sabri (1927 – 2012) and takes us through his lifetime journey, from his early work that reflected the suffering of the Iraqi people to his pursuit of a new form of art that represented the atomic level of reality revealed by modern science which he termed “Quantum Realism”.
At the age of forty, Sabri started working on the relationship between art and science, and its link to social development. In 1971 he published his Manifesto of the New Art of Quantum Realism (QR). QR is the application of the scientific method in the field of art and graphically represents the complex processes in nature. In his words, “Art is now the last area of human activity to which the scientific method is still not applied”.
His Quantum Realism collection is displayed for the first time in the UK. The exhibition presents a unique opportunity to see a comprehensive collection of Sabri’s work spanning over 4 decades.
Mahmoud Sabri was born in Baghdad in 1927, he studied social sciences at Loughborough University in the late forties. While in England, his interest in painting developed and he attended evening art classes. Following university, he worked in banking and at the early age of 32 he became the deputy head of the largest national bank in Iraq, the Al-Rafidain Bank. He resigned from the bank to take the responsibility for establishing the first Exhibitions Department in Iraq and to set up the first international exhibition in Baghdad in 1960. Following that, he decided to focus on painting, resigned from his job and went to study art academically at the Surikov Institute for Art in Moscow 1961-1963. After the Baathist coup d’état in Iraq (1963), he moved to Prague to join the Committee for the Defence of the Iraqi People. His paintings during that period reflected the suffering of the Iraqi people under that regime. From the late 60s he started working on Quantum Realism and continued to develop it until his death in April 2012 in the UK.
Mahmoud Sabri was a member of the Iraqi Avant-garde artists group. He was a founder member of the Society of Iraqi Artists. He had several publications on art, philosophy and politics (in Arabic and English). He lived most of his life in exile. (More info on QR on www.quantumrealism.co.uk )

Events
29th June, 14:00 – 15:30: Artist Satta Hashem will give a lecture and a guided tour of Sabri’s work
3rd July, 18.00 – 20.00: Symposium – Mahmoud Sabri and art in Iraq. Includes a panel discussion and documentary films

The exhibition is open 25th June – 6th July, 2013
Mon -Saturday: 11:00 – 19:00
Sunday 30th Jun: 12:00 – 18:00
Saturday 6th Jul: 11:00 – 17:00

 

La Galleria Pall Mall
30, Royal Opera Arcade
London SW1Y4UY

Extract_from_Watani_My_Country-60s[1]

Mahmoud Sabri, extract from ‘Watani’ (My Country), 1960’s

Mother[1]

Mahmoud Sabri, ‘Mother’

Hydrogen_Atom_-_1990s[1]

Mahmoud Sabri, Hydrogyn Atom (1990’s)

Air_-2[1]

Mahmoud Sabri, Air- 2

Water_._Salt_and_Vinegar[1]

Mahmoud Sabri, Water, Salt and Vinegar

More is coming after I visited the exhibition myself. See for more information: http://www.lagalleria.org/section697199.html

More on Mahmoud Sabri: www.quantumrealism.co.uk

Update (2-7-2013): An impression of the exhibition (more details will follow later)

Exif_JPEG_PICTURE

Exif_JPEG_PICTURE

Mahumoud Sabri, The Hero, oil on canvas, 1963

Exif_JPEG_PICTURE

Exif_JPEG_PICTURE

 

Exif_JPEG_PICTURE

Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE Exif_JPEG_PICTURE

photos by Floris Schreve

Een democratische omwenteling in de Arabische Wereld? Deel 8– 8 ثورة ديمقراطية في العالم العربي؟ جزء

Posted in Uncategorized by Floris Schreve on 22 februari 2011

nieuws en artikelenoverzicht van de actuele gebeurtenissen in de Arabische wereld deel 8 (zie ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6 en deel 7)

 

 

Voor de nieuwste ontwikkelingen, bekijk hieronder: 

Al-Jazeera English live

 

Palestinian Authority closes Al-Jazeera office

klik op bovenstaand logo

Uit Nafas art Magazine (http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2010/why_not/images/09_ahmed_basiony):

 

UiU – home  |  email  |  masthead  |  newsletter, facebook  |  search  |  rss  |  عربيdeu
 

//

Nafas Art Magazine Institute for Foreign Cultural Relations

//

Nafas / Why Not? / Images 9 of 24

Ahmed Basiony

Ahmed Basiony
Ahmed Basiony
 

  Symmetric system (30 days of running in the place). 2010
Video, performance© Photo: Courtesy of Exhibition Organizers
  Ahmed Basiony
* 1978 Cairo, Egypt.
Killed during a demonstration on Tahrir Square, 28 January 2011.
 
 

Ahmed Basiony

  * 1978 Cairo, Egypt.
Killed during a demonstration on Tahrir Square, 28 January 2011.Photos and information in UiU and Nafas:Why Not?Contemporary Art from Egypt. Exhibition at Palace of Arts, Cairo. Photos and curatorial statement.
By Mohammed Talaat
February 2010 
  Ahmed Basiony

See also:Egypt – Nafas Art Magazine
Articles in the country archive of the online magazine.Egypt: Art
The visual arts in Universes in Universe.Egypt: Curators
Curatorial projects and texts featured in UiU

 
// <![CDATA[
document.write(“ “);
// ]]>

 http://english.aljazeera.net/news/africa/2011/02/201122261251456133.html      

Fresh violence rages in Libya

 

Protesters say security forces using warplanes and live fire ‘massacred’ them, as UN warns of possible ‘war crimes’.

Last Modified: 22 Feb 2011 12:13 GMT
Libyan forces loyal to Muammar Gaddafi are waging a bloody operation to keep him in power, with residents reporting gunfire in parts of the capital Tripoli and other cities, while other citizens, including the country’s former ambassador to India, are saying that warplanes were used to “bomb” protesters.Nearly 300 people are reported to have been killed in continuing violence in the capital and across the north African country as demonstrations enter their second week.Navi Pillay, the UN high commissioner for human rights, has warned that the widespread attacks against civilians “amount to crimes against humanity”, and called for an international investigation in possible human rights violations.

LIVE BLOG

Witnesses in Tripoli told Al Jazeera that fighter jets had bombed portions of the city in fresh attacks on Monday night. The bombing focused on ammunition depots and control centres around the capital.

Helicopter gunships were also used, they said, to fire on the streets in order to scare demonstrators away.

Several witnesses said that “mercenaries” were firing on civilians in the city, while pro-Gaddafi forces warned people not to leave their homes via loudspeakers mounted on cars.

Residents of the Tajura neighbourhood, east of Tripoli, said that dead bodies are still lying on the streets from earlier violence. At least 61 people were killed in the capital on Monday, witnesses told Al Jazeeera.

‘Indiscriminate bombing’

Protests in the oil-rich African country, which Gaddafi has ruled for 41 years, began on February 14, but picked up momentum after a brutal government crackdown following a “Day of Rage” on February 17. Demonstrators say they have now taken control of several important towns, including the city of Benghazi, which saw days of bloody clashes between protesters and government forces.

There has been a heavy government crackdown on protests, however, and demonstrators at a huge anti-government march in the capital on Monday afternoon said they came under attack from fighter jets and security forces using live ammunition.

“What we are witnessing today is unimaginable. Warplanes and helicopters are indiscriminately bombing one area after another. There are many, many dead,” Adel Mohamed Saleh said in a live broadcast.

“Anyone who moves, even if they are in their car, they will hit you.”

Ali al-Essawi, who resigned as Libyan ambassador to India, also told Al Jazeera on Tuesday that fighter jets had been used by the government to bomb civilians.

He said live fire was being used against protesters, and that foreigners had been hired to fight on behalf of the government. The former ambassador called the violence “a massacre”, and called on the UN to block Libyan airspace in order to “protect the people”.

‘Genocide’

The country’s state broadcaster quoted Saif al-Islam Gaddafi, the son of the Libyan leader, and widely seen as his political heir, as saying that armed forces had “bombarded arms depots situated far from populated areas”. He denied that air strikes had taken place in Tripoli and Benghazi.

The government says that it is battling “dens of terrorists”.

Earlier, Ibrahim Dabbashi, Libya’s deputy ambassador to the United Nations, said Gaddafi had started a “genocide against the Libyan people”.

During Monday’s protests, gunfire was heard across the capital, with protesters seen attacking police stations and government buildings, including the offices of the state broadcaster.

Witnesses told the AFP news agency that there had been a “massacre” in Tajura district, with gunmen seen firing “indiscriminately”.

In Fashlum district, helicopters were seen landing with what witnesses described as “mercenaries” disembarking and attacking those on the street.

Mohammed Abdul-Malek, a London-based opposition activist who has been in touch with residents, said that snipers have taken positions on roofs in an apparent bid to stop people joining the protests.

Several witnesses who spoke to the Associated Press news agency said that pro-Gaddafi gunmen were firing from moving cars at both people and buildings.

State television on Tuesday dismissed allegations that security forces were killing protesters as “lies and rumours”.

Benghazi situation dire

Benghazi, Libya’s second city, which had been the focal point of violence in recent days, has now been taken over by anti-government protesters, after military units deserted their posts and joined the demonstrators.

Doctors there, however, say that they are running short of medical supplies.

Dr Ahmed, at the city’s main hospital, told Al Jazeera that they were running short of medical supplies, medication and blood.

He said that the violence in Benghazi had left “bodies that are divided in three, four parts. Only legs, and only hands,”.

While no casualties had been reported in the city on Tuesday, he estimated the number of people killed in Benghazi alone over the last five days to be near 300.

He also said that when military forces who had defected from Gaddafi’s government entered an army base, they found evidence of soldiers having been executed, reportedly for refusing to fire on civilians.

The runway at the city’s airport has been destroyed, according to the Egyptian foreign minister, and planes can therefore not land there.

Possible ‘crimes against humanity’

According to the Paris-based International Federation for Human Rights (IFHR), protesters are also in control of Sirte, Tobruk in the east, as well as Misrata, Khoms, Tarhounah, Zenten, Al-Zawiya and Zouara.

On Sunday, the US-based rights group Human Rights Watch said that at least 233 people were killed in the violence. Added to that are at least 61 people who died on Monday, which brings the toll since violence began on February 17 to at least 294.

Pillay, the UN’s human rights chief, called on Tuesday for an international investigation into the violence in the country, saying that it was possible that “crimes against humanity” had been perpetrated by the Libyan government.

In a statement, Pillay called for an immediate halt to human rights violations, and denounced the use of machine guns, snipers and military warplanes against civilians.

Evacuations

Meanwhile, Royal Dutch Shell, a major oil company, said on Tuesday that all of its expatriate employees and their depenedents living in Libya have now been relocated.

Emirates airlines and British Airways suspended all flights to Tripoli on Tuesday, citing the violence in the country, even as Italy, France, Turkey, Greece and several other countries were preparing to send aircraft to evacuate their nationals from the country.

Two Turkish ships that were sent to evacuate citizens were not allowed to dock at Tripoli, and one of them then sailed to Benghazi in an attempt to dock there, Anita McNaught, Al Jazeera’s correspondent in Istanbul, reported.  

Credit ratings agency Standard & Poor’s became the second agency in as many days to downgrade Libya on Tuesday, as it cut the country’s rating from A- to BBB+.

 
Source:
Al Jazeera and agencies

 

 

Empire
 

Social networks, social revolution

 

Youtube, Facebook and Twitter have become the new weapons of mass mobilisation.

Empire Last Modified: 16 Feb 2011 15:56 GMT
Information is power, but 21st century technology has unleashed an information revolution, and now the genie is out of the bottle.

In Depth
  ‘Information Wars’ on Al Jazeera
  Filming Empire at Columbia’s Journalism school

Youtube, Facebook and Twitter have become the new weapons of mass mobilisation; geeks have taken on dictators; bloggers are dissidents; and social networks have become rallying forces for social justice.

As people around the world challenge authorities, from Iran to Tunisia, Egypt to Yemen, entire societies are being transformed as ordinary citizens see the difference, imagine the alternative, and come together to organise for a better future.

So, are social networks triggering social revolution? And where will the next domino fall?

Empire finds out.

Joining Marwan Bishara to discuss these issues are: Carl Bernstein, a Pulitzer Prize-winning investigative journalist; Amy Goodman, the host and executive producer of Democracy Now!; Professor Emily Bell, the director of digital journalism at Columbia University; Evgeny Morozov, the author of The Net Delusion: The Dark Side of Internet Freedom; Professor Clay Shirky, the author of Cognitive Surplus: Creativity and Generosity in a Connected Age.

This episode of Empire can be seen from Thursday, February 17, at the following times GMT: Thursday: 0630, 2030; Friday: 1230; Saturday: 0130; Sunday: 0630, 2030.

Update van de NOS:

Onlusten Libië houden aan

Achtergronden en hoofdrolspelers »

Libië »

Bahrein »

Marokko »

Egypte »

Jemen »

Tunesië »

Algerije »

Jordanië »

Koeweit »

Video en audio »

Video

// In Eindhoven staat er een vliegtuig klaar om zo’n 100 Nederlanders uit Libië te halen.

  • Vliegtuig Luchtmacht klaar voor vertrek naar LibiëIn Eindhoven staat er een vliegtuig klaar om zo’n 100 Nederlanders uit Libië te halen.
  • Situatie in Libië wordt steeds chaotischerHet verzet tegen het bewind van de Libische leider Kadhafi is overgeslagen naar de hoofdstad Tripoli. Zijn… (meer) minister van Justitie is afgetreden, Libische ambassadeurs leggen hun functie neer. Volgens onbevestigde berichten zouden nu zelfs bombardementen worden ingezet om het verzet te breken. Het is moeilijk om een heel precies beeld te krijgen van wat zich afspeelt in Libië. Voor buitenlandse journalisten is het zo goed als onmogelijk het land binnen te komen. Wat we weten, horen we vooral van ooggetuigen. Voor beelden zijn we afhankelijk van wat Libiërs via het internet naar buiten kunnen brengen.
  • Nicole le Fever over situatie in LibiëNicole le Fever volgt de ontwikkelingen in Libië vanuit Amman. Een gesprek met haar.
  • Verhalen van ooggetuigen uit LibiëWat er zich dus precies afspeelt in Libië is erg onduidelijk. Er zijn nauwelijks journalisten in het land,… (meer) ze mogen er niet in, en telefoons doen het niet of nauwelijks. Een paar inwoners konden vandaag toch met buitenlandse media spreken.
  • Muamar Kadhafi, al 42 jaar aan de macht in LibiëEr is geen machthebber in de Arabische wereld die-het langer uithield dan Kadhafi. Hij is al 42 jaar aan de… (meer) macht.
  • Het Marokkaanse volk wil … ?Vandaag werd in de Marokkaanse hoofdstad Rabat geprotesteerd tegen de regering. Maar verslaggever Gerri… (meer) Eickhof hoorde er vooral een kakafonie aan eisen.
  •  

    http://english.aljazeera.net/indepth/features/2011/02/2011221171619799536.html
     

    Breaking the sound barrier on Libya

     

    Through a combination of new technology and courage, Libyans make sure the world knows about their protests.

    Yasmine Ryan Last Modified: 21 Feb 2011 18:05 GMT
    Getting information out of Libya has been difficult, but human rights groups are doing their best to follow developments 

    Security forces may well have massacred protesters with characteristic brutality in Tripoli, the Libyan capital.

    Libyan authorities went to extreme lengths to stop news of the killings from getting out. Helicopters rained bullets down on people in the streets below on Monday afternoon, fighter jets launched strikes on protesters, while snipers reportedly fired from building tops, human rights groups said.

    Yet, with help from satellite phones and Twitter, the news made its way out of the country as killings were underway.

    Ahmed Elgazir, a human rights researcher with the Libyan News Centre (LNC) in Geneva, told Al Jazeera that he had received a call for help from a woman witnessing the massacre in progress on a satellite phone.

    The phone lines in to the country have been blocked, making it impossible to verify the information. Libyans on Twitter, however, sent desperate pleas for assistance.

    The killings in Tripoli came the day after a televised speech by Saif Gaddafi, a son of the Libyan leader Muammar Gaddafi, warning of civil war if protests continue.”Libya is at a crossroads. If we do not agree today on reforms … rivers of blood will run through Libya,” he said.

    Elgazir condemned Saif Gaddafi’s speech a “ploy by the regime” to incite violence. The streets of Tripoli had been calm until the speech on Sunday night, the researcher said.

    “We hold him responsible for all the deaths that have happened in Tripoli since,” he said, adding that violence in cities including Benghazi, Baida and Zawia has only served to turn local security forces against the regime.

    Al Jazeera was also suffering interference on the Arabsat satellite frequency, which Libyans were previously able to turn to as a main source of information on the protests. The news network traced the source of the jamming to a Libyan intelligence building south of the capital.

    Heather Morayef, a Libya researcher for Human Rights Watch (HRW), agreed that the difficulty in communicating with people on the ground was making it hard to monitor the situation.

    Based on information from local hospitals, HRW has estimated that security forces carried out at least 233 unlawful killings in the town of Benghazi. It has been difficult to estimate the number killings in Tripoli on Sunday night and Monday.

    Despite recent killings, human rights groups are hopeful. “It has been fantastic, not just the fact that the world is finally interested in Libya, but also the courage of Libyans to actually take personal risks,” Morayef said.

    “In 1996, Gaddafi’s regime killed 1,200 prisoners on one day because the world didn’t know about it,” she explained in a phone interview.

    As recently as 2006, when security forces killed approximately 20 demonstrators outside the Italian embassy in Tripoli, the regime was able to keep the deaths under wraps.

    Five years later, Gaddafi’s government no longer enjoys the same impunity, rights groups said. New technology has empowered Libyans and they appear to have taken courage from successful uprisings in neighbouring Tunisia and Egypt.

    There has also been a new found willingness to speak to the media, despite the high risk of repercussion.

    On Monday, for instance, the house of Jumaa al-Asti, a senior official with the general union of trade and industry, was surrounded by security forces.

    Al-Asti appears to have drawn negative attention from security forces after he criticised Gaddafi’s regime in an interview with Al Jazeera.

    Bacre Ndiaye, director of the Human Rights Council at the Office of the High Commissioner for Human Rights, a United Nations organisation, told Al Jazeera that his office is facing difficulties accessing information about the situation on the ground in Libya.

    “There is obstruction to international communication, the use of the internet,” he said. “We’ve never had an office there, and we have very little source of independent information.”

    Ndiaye said the number of people killed is likely to be much higher than initial estimates.

    Yet he noted that, despite the violence, Libyans have not backed down in their demands for fundamental political change.
     
    “What we have seen all over [the region], is wall of fear has crumbled, people are no longer fearing to ask for their rights,” Ndiaye said.

     
    Source:
    Al Jazeera

     

    Letter from Cairo

    On the Square

    Were the Egyptian protesters right to trust the military?

    by Wendell Steavenson February 28, 2011

    Cairo

    Cairo’s Tahrir Square on the night of February 11th, following the announcement that Hosni Mubarak was leaving office. Protesters hugged soldiers, who climbed out of their tanks to join the party. Photograph by Benedicte Kurzen.

    Read more http://www.newyorker.com/reporting/2011/02/28/110228fa_fact_steavenson#ixzz1EhsiHQ8M

    http://english.aljazeera.net/news/africa/2011/02/201122216458913596.html

     

    Defiant Gaddafi vows to fight on

     

    In televised speech, Libyan leader blames youths inspired by region’s revolutions for unrest and vows to die a “martyr”.

    Last Modified: 22 Feb 2011 16:53 GMT
    Muammar Gaddafi, the Libyan leader, has vowed to fight on and die a “martyr”, calling on his supporters to take back the streets from protesters demanding his ouster, shouting and pounding his fist in a furious speech on state TV.Gaddafi, clad in brown robes and turban, spoke on Tuesday from a podium set up in the entrance of a bombed-out building that appeared to be his Tripoli residence hit by US air raids in the 1980s and left unrepaired as a monument of defiance.”I am a fighter, a revolutionary from tents … I will die as a martyr at the end,” he said.”I have not yet ordered the use of force, not yet ordered one bullet to be fired … when I do, everything will burn.”He called on supporters to take to the streets to attack protesters. “You men and women who love Gaddafi …get out of your homes and fill the streets,” he said. “Leave your homes and attack them in their lairs … Starting tomorrow the cordons will be lifted, go out and fight them.””From tonight to tomorrow, all the young men should form local committees for popular security,” he said, telling them to wear a green armband to identify themselves. “The Libyan people and the popular revolution will control Libya.”The speech, which appeared to have been taped earlier, was aired on a screen to hundreds of supporters massed in Tripoli’s central Green Square.Shouting in the rambling speech, Gaddafi declared himself “a warrior” and proclaimed: “Libya wants glory, Libya wants to be at the pinnacle, at the pinnacle of the world”.At times the camera panned out to show a towering gold-coloured monument in front of the building, showing a fist crushing a fighter jet with an American flag on it – a view that also gave the strange image of Gaddafi speaking alone from behind a podium in the building’s dilapidated lobby, with no audience in front of him. 
     
    Source:
    Agencies

    http://english.aljazeera.net/indepth/opinion/2011/02/2011219122242386295.html

    Opinion

     

    The project for a new Arab century

     

    The birth pangs of a new Middle East are being felt, but not in the way many outsiders envisioned.

    Mohammed Khan Last Modified: 22 Feb 2011 15:17 GMT
    One constituency the US has long ignored in the Arab world is the people [GALLO/GETTY] 

    No sooner did former US president George W. Bush come into power in January 2001 than a much vaunted neo-conservative doctrine came into full swing, wreaking havoc across the Middle East. Throughout the eight years of the Bush presidency, the levers of power – the political, the economic, the scholarly and, importantly, the military – were all employed towards one ultimate goal: The project for the new American century.

    Bush’s neo-con backers had prepared the manual for his presidency well before time. With their man in power, the greatest force of Western power since the Roman Empire set about changing the world in the name of neo-conservatism, to “promote American global leadership”, we were told.

    At the receiving end of the mighty American military-industrial complex were the people of the Arab world. The basic premise was to utilise maximum US force, power and influence to create a new Middle East, one obedient to the interests and objectives of the US. The central focus was the preservation of the superiority of Israel and the utilisation of American hard-power to eliminate any threats posed to it. The benign undercurrent, we were told, was the need to spread democracy across the region. After all, democracies do not fight wars against one other.

    The scorecard of the Bush doctrine is there for all to see: “Shock and awe” was unleashed against Iraq in the pursuit of this project; the Palestinians in Gaza were collectively imprisoned for having the audacity to vote for Hamas; Lebanon was brutalised by Israel with the tacit backing of the US in an effort to destroy Hezbollah; Iran became the new public enemy number one (after Iraq had been dealt with of course); the Gulf states went along quietly arming themselves in the name of stability and North African dictators were given free rein to fight “Islamism” – also in the name of stability.

    With American hyper-power on full display over this period, there was little doubting the contention that in the realm of international relations, “the end of history” was indeed being reached in the absence of any challenger to the formidable US military might. “Liberty” to Arabs, it seemed, was being brought on the back of American battle tanks. The destruction wrought on the region over this period was apparently “the birth pangs” of a new Middle East.

    It’s the people, stupid

    How times change. The human and capital cost, however, of the Iraq adventure almost bled the US economy dry. The invasion became so bogged down that the political will to continue the war soon weakened. The thought of expanding the military adventure to other lands similarly evaporated. Post-Bush, the Americans were now left grappling with “soft-power”, to persuade, to diplomatically engage with Arab/Iranian leaderships in order to resolve disputes. In the midst of this power play in the region, one constituency which the US had long ignored (and continues to ignore) is the people.

    Toppling disobedient leaders and oiling the wheels of pliant ones proved useful so long as the populations of these countries remained voiceless. As the people begin to find their voices, however, the Middle East as we have long known it is beginning to alter. Unfortunately for the decision-makers in the US (and their policy advisers and legions of “intellectual” think tanks) the dramatic changes are not in the direction that they had conceived.

    The catalyst for the political earthquake that we are currently witnessing was a massive popular uprising in Tunisia at the end of 2010. Emboldened by the overthrow of the brutal regime of Zine El Abidine Ben Ali, the people of Egypt then took to the streets demanding reform. In just 18 days, Egyptian civil society, which we had been told by regional “experts” either did not exist or was spineless, broke the shackles of oppression and overcame a dictator whose regime had become synonymous with abuse and corruption. Egypt had finally been released from 30 years of political imprisonment.

    That Hosni Mubarak continued to breed fear about the “chaos” that his removal would unleash and his foreign backers continued to maintain the need for “stability” and “orderly” change, showed the total lack of understanding on their part of the momentous changes that were being played out. The revolutionary bug has now spread across the wider region with people in Algeria, Yemen, Bahrain and Libya currently battling despotism, while leaderships in Jordan, Syria and Morocco (to name but a few) consider ways of preventing the tide of “people power” from sweeping their shores.

    ‘Islands of stability’

    Consider for a moment the extent to which various US administrations have suffered from an ailment which, for wont of a better description, we will call “foot in mouth syndrome”. The shah of Iran was an “island of stability” in the troubled Middle East, according to the then US president, Jimmy Carter. A short time after these illustrious words were spoken, Shah Mohammed Reza Pahlavi was dethroned; Iran had witnessed an Islamic revolution and US policy in the country was found lacking. Around the time that Iran’s new Islamic leadership swept to power, Egypt too was undergoing change, this time in the form of the presidency of Hosni Mubarak who came to power in 1981 following his predecessor’s assassination.

    However, after almost 30 years of stern one-man rule, Egyptian civil society revolted against Mubarak’s despotism, seeking his ouster in January 2011, precisely a decade after Bush’s first inauguration. What were the very first utterances of the US administration under Barack Obama, as protesters gathered on Egypt’s streets? “Our assessment is that the Egyptian government is stable …” said Hillary Clinton, the US secretary of state. Her assessment, reminiscent of the meanderings about Iran, could not have been more wrong.

    The islands of stability that the US has traditionally favoured are not the same sort that the people of the Arab world have desired. While Iraq under Saddam Hussein was ripe for invasion and “democratic change”, the hunger for reform on the part of populations in other parts of the region also subjected to Saddam-like repression was not felt by the US. Where the American military brought democracy to Iraq, the Arab people are now battling to bring democracy to themselves. Should we then be surprised that the neo-con intellectual machine that planned change in the Middle East under Bush is now largely silent? While their project has failed, a new Arab people’s project is beginning to blossom.

    If any clear evidence of US opposition to the people’s wishes in the region were needed, the Obama administration willingly obliged on February 18. The UN Security Council (UNSC) held a vote to condemn Israeli settlement building in the occupied West Bank as illegal and to demand an immediate end to all such activity. Settlement building is a particular sore among Palestinians and the wider Arab population. While 14 out of the 15 UNSC members backed the resolution, the US issued its first veto under Obama, damning the Palestinian Territories to further Israeli expansionism – well in keeping with the American spirit of defying global opinion. The PR spin on the veto will no doubt attempt to portray the US measure as some sort of noble endeavour. The nobleness was certainly in Israel’s favour.

    Moment in history
    When I was an undergraduate, the most fascinating, most closely scrutinised event that all students of the Middle East were exposed to was the 1979 Islamic revolution in Iran. That was a truly momentous event. The repercussions for the Middle East were staggering. Political Islam came to the fore as an academic discipline. The political power play in the region shifted with alliances quickly emerging against Iran for fear that its brand of revolutionary zeal would spread. That revolution continues to captivate.
    More than 30 years later, however, the new crop of undergraduates will be evaluating perhaps an even more momentous event: That of February 11, 2011, when Egypt, the Arab world’s most populous nation, one at the core of the region’s political, economic and security affairs, defeated its very own despotism, rid itself of fear and raised expectations of a new era of political relations in the Middle East. Incidentally, Mubarak was forced out precisely 32 years from the day when the shah of Iran was deposed.
    While the people of Tunisia wrote the introduction to what we can call the unfolding “project for the new Arab century”, the people of Egypt have just completed its defining first chapter. What conclusions can be drawn from these historic events is far too early to gauge. What is certain, however, is that many more chapters will be written before the political dust settles. Safe to say, nevertheless, that the birth pangs of a new Middle East are now definitely being felt, but not in ways that many outsiders imagined.
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

     

     

     

      

     
     
     
     

     

    Mohammed Khan is a political analyst based in the UAE.
    The views expressed in this article are the author’s own and do not necessarily reflect Al Jazeera’s editorial policy.
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

     

     

     

      

     
     
     
     

     

     
     

     

    Volledige toespraak HIER

    Verslag toespraak Khadaffi (NOS,http://nos.nl/artikel/220656-live-protest-in-libie-22-februari.html ):

    16.51 uur: Kadhafi spreekt

    Kadhafi is zijn toespraak begonnen. Hij lijkt boos en geeft “agenten en lafaards” de schuld van de rellen van de afgelopen dagen. Volgens Kadhafi willen de Libiërs geen revolutie. Hij bekritiseert Arabische media. Volgens Kadhafi is Libië het leidende land in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. “Alleen Muamar Kadhafi is de leider van de revolutie.”

    16.59 uur: ‘Ik zal het land niet verlaten’

    Kadhafi zal niet vrijwillig vertrekken, zei hij. “Ik zal in Libië sterven als een martelaar.” Hij hoort thuis in Libië, net als zijn voorvaderen. Naar eigen zeggen is Kadhafi een bedoeïenenstrijder die Libië de glorie heeft gebracht. In zijn toespraak noemt hij ook ‘de baarden’, kennelijk verwijzend naar het islamitische verzet in zijn land. Het protest in het oosten van het land zou islamitisch geïnspireerd zijn. Hij zucht.

    17.04 uur: Bombardementen uit 1986

    Kadhafi benadrukt dat hij praat uit het huis dat in 1986 is gebombardeerd door de Amerikanen. Hij vraagt aan zijn tegenstanders, vooral het islamitische verzet, waar zij waren toen hij het opnam tegen de VS en Groot-Brittannië.

    17.08 uur: Kadhafi raast maar door

    Kadhafi lijkt nog niet van stoppen te weten. Hij roemt zijn eigen verleden in allerlei oorlogen die hij heeft gestreden. Hij beschuldigt aan drugs verslaafde jongeren ervan dat zij activiteiten kopiëren uit Tunesië en Egypte.

    17.15 uur: ‘Ik zal doorvechten’

    Kadhafi: “Ik zal doorvechten voor het Libische volk tot mijn laatste druppel bloed.” Hij zei dat hij tot nu toe geen geweld heeft gebruikt, maar niet zal aarzelen om dat te doen als dat nodig is. Kadhafi kondigt aan dat er morgen nieuwe volkscomité worden ingesteld. Hij roept zijn aanhang op om morgen de straat op te gaan om hem te steunen. De betogers zijn in Kadhafi’s ogen “ratten, huurlingen en misdadigers” die het Libische volk niet vertegenwoordigen, maar erop uit zijn om Libië te veranderen in een “nieuw Afghanistan”.

    17.20 uur: Groen boek

    Hij pakt zijn groene boek erbij en begint wetten en straffen voor te lezen, zo lijkt het. Hij zegt dat opposanten zonder mededogen worden geëxecuteerd. Het kan nog wel even gaan duren zo. Toespraak uiteraard ook te volgen op Journaal24.

    17.26 uur: Jeltsin, Tiananmenplein

    Hij gaat maar door. Noemt opstanden in Rusland en China. De Libische staatstelevisie laat in een splitscreen de aanhang van Kadhafi zien die op een plein staat te zwaaien met portretten en vlaggen. Hij spreekt ook uitgebreid over Irak.

    17.35 uur: Hij gaat maar door

    Hij leest nu voor van een papier. Hij is inmiddels veertig minuten aan het woord.

    17.39 uur: ‘Staat van ontkenning’

    Wael Ghonim, één van de initiatiefnemers van de opstand in Egypte twittert:

    “#Qaddafi is living in a denial just like the other dictators. Same shit different asshole.”

    17.44 uur: Lang

    We naderen het uur. Al-Jazeera heeft inmiddels een nieuwe tolk ingezet. Kadhafi spreekt uitgebreid over zijn verzet tegen Amerika in de jaren tachtig. Hij hemelt ook andere geweldige prestaties uit het verleden op.

    17.51 uur: Uur

    Kadhafi is nu een uur aan het woord. Eigenlijk is het niet duidelijk of het live is of is opgenomen. Hij neemt een slokje water, kennelijk om de stembanden nog eens te smeren.

    17.56 uur: Spreekt betogers weer toe

    Kadhafi vraagt zich af wat de betogers toch bezielt. Ze hebben toch alles? Welvaart, voorspoed. Waarom zouden ze het land te gronde richten. Noemde hij daar het woord ‘tenslotte’? Kennelijk ook nog een technisch foutje, waardoor hij iets moet herhalen. Hij zegt dat de jongeren, onder invloed van buitenlandse agenten, onmogelijk het land kunnen verwoesten. En willen de Libiërs dan dat het land wordt geleid door mannen met baarden? (zie hier de grote overeenkomst met Wilders, maar ook Afshin Ellian, Hans Jansen en alle Hasbarabloggers, FS)

    18.00 uur: Al-Jazeera houdt ermee op

    Al-Jazeera schakelt terug naar de presentator. Ook wij laten de toespraak nu ook maar even voor wat het is.

    18.07 uur: Eindelijk afgelopen

    Oh, nu toch afgelopen. Na ruim een uur is Kadhafi uitgesproken. Aan het eind steekt hij zijn vuist omhoog. Hij wordt omhelsd door enkele aanhangers. Daarna stapt hij in een auto en rijdt weg, omringd door juichende aanhangers.

    http://english.aljazeera.net/indepth/opinion/2011/02/2011222181341136101.html

    The King of King’s speech

     

    Al Jazeera’s senior policy analyst says Gaddafi’s threats were no different from those of any foreign occupier.

    Marwan Bishara Last Modified: 22 Feb 2011 19:25 GMT
    Gaddafi has ruled Libya for the past 42 years with an iron fist, but insists he has no official role [EPA] 

    Muammar Gaddafi is dangerously in denial. Alas, he’s been that way for a long time.
     
    Gaddafi has ruled Libya for the past 42 years with iron fist, but insists he has no official role and therefore couldn’t resign. Otherwise, he would have done that long ago!
     
    He thinks of himself as Zaim – a guru leader – or the king of kings of Africa as referred to himself repeatedly the last couple of years.
     
    How do you resign from greatness, he wondered! After recounting his heroism, sacrifice and courage over the last few decades.
     
    In reality, he wasted his country’s fortunes, misused its sources and violated its people. He misspent hundreds of billions of dollars in revenues from oil.
     
    He commands the state budget along with his family, and yet he insists he has no money, no fortune and no belonging to give away.
     
    Why would he need any of that when he de facto had claim on the whole country.
     
    One is speechless listening to him telling Libyans: Go ahead take back your oil.
     
    Like father like son
     
    Gaddafi senior, like Gaddafi junior before him on Monday, went on rambling endlessly in Tuesday’s televised address, with little coherence, many threats and more political blackmail.
     
    Speaking to both domestic audience and Western decision makers, he raised the spectre of civil war, bloodbath and the threat of al-Qaeda takeover in various parts of the country.
     
    He warned he would use all or any means to prevent the breakdown of Libya.
     
    Over the last few days, his regime has killed hundreds and reportedly using his air force to bomb Libyan cities, but insists he hasn’t ordered the use of force yet.
     
    But he did threaten to kill all those participating in the ongoing upheaval, in accordance with the Libyan law, as he put it.
     
    Worse, he threatened to burn the land, behaving as if his rule was a foreign occupation.
     
    For many years, Qaddafi, his family and tribe have maintained their rule through the maintenance and deformation of the very tribal order he’s been warning against.
     
    He’s used political blackmail and financial bribes and unveiled threats of force to stay at the helm of the regime.
     
    In the process, much of the country’s wealth was wasted. And so was any chance of development as his dictatorship suppressed pluralism, creativity and freedom of expression.
     
    Meanwhile, unemployment in this “rentier economy” has shot from one-fourth to one-third unemployment year after year.
     
    Gaddafi has turned a country rich in oil to a poor country in more than one way.
     
    Dangerous call to arms
     
    While Gaddafi admitted that the police has refused to confront or shoot at the demonstrations, he called on his loyal and violent “popular committees” to defend his “revolution”, either individually or by joining forces with members of their tribes.
     
    Certainly, the most deadly and dangerous force in the coming days will be those popular committees and their association with the private militias of Gaddafi’s regime, his sons, cousins and tribe.
     
    It seems that these  well-armed and well-financed militias have been carrying out the worst violence against the peaceful demonstrators. Possibly aided by mercenaries from various neighbouring countries.
     
    Unless the Libyan army puts an end to the violations and violence of the militias, the ongoing confrontation might continue to escalate.

    Alas, there is little information as to today’s relationship between the army and the militias, but one suspects it shouldn’t be a good one as the militias have been used primarily to keep the army in check.
     
    That’s why Arab and international decision makers must try and deter the escalation of violence by making it clear that those committing the crimes against the Libyan people will have no future in their country, but would eventually be punished for their crimes.
     
    And that the army has a responsibility to protect the people and the unity of the country.

     
    Source:
    Al Jazeera

    http://english.aljazeera.net/indepth/opinion/2011/02/20112131580638716.html

    Opinion

     

    From protest to revolution

     

    Anger at inequality isn’t confined to Tunisia or Egypt – where uprisings give a blueprint for other nations.

    Dan Hind Last Modified: 20 Feb 2011 17:36 GMT
    An Egyptian passes revolutionary graffiti in Cairo. But with members of Mubarak’s government remaining in the cabinet, what will the uprising mean for the country – and for oppressed masses across the world? [GALLO/GETTY]  

    The popular uprising in Egypt is still less than three weeks old. We still cannot know how it will end – whether the ruling party will make some concessions and cling on to power within a new government – or whether a united opposition will sweep away Mubarak’s apparatus. And we cannot tell what kind of regime will emerge.

    The revolutions that overthrew the Soviet system in Central and Eastern Europe did not always empower the dissidents who risked the most in the struggle for freedom. Former secret policemen and their allies in organised crime often proved more adept in the years that followed than the idealists they once tormented.

    But for all the uncertainty, Egypt has already shaken the region and the world. For those watching in Europe and the US, it has put an end to any lazy notion that the alternative to corrupt dictatorship in the Middle East is chaos or Islamic extremism. The worldly realists, with their regretful talk of the need for moderation, now stand exposed as power-worshipping fantasists. The Christians and Muslims crying “one hand, one hand”, as they call for an end to Mubarak’s tyranny have made a farce of decades of Western commentary and analysis.

    Standing as one

    The regime itself did all it could to encourage sectarian tension in the country, while its supporters in the West pretended it was a bulwark against religious violence. But, despite all the efforts to destroy civil society through torture and the organised suspicion of a police state, people have found each other.

    Millions are being transformed by the experience of a public life without fear. In the words of one of the protestors, Wael Gawdat: “At Tahrir Square you see different Egyptians from the ones you see on the subway or the bus. No fights and no discomfort from the crowded setting. In short, Egypt is more beautiful in Tahrir Square.”

    The decision of the Egyptian people to take responsibility for their future – their decision to become citizens – enlivens, even delights. This is a movement that isn’t being orchestrated by leaders in the way we have been led to expect. People are acting as though they are free and so becoming free.

    The Egyptians, like the Tunisians – like people all over the world – want a share in the vast wealth that their rulers and a handful of insiders have hoarded for themselves. They want dignity and a life they can call their own. For the moment they are not afraid and they are united. They are showing us the truth of David Hume’s remark that our rulers ‘have nothing to support them but opinion’. The Egyptian people no longer believed the Mubarak regime was as good as any other that might be established. They have seen for themselves that there can be stability without torture.

    Rejecting injustice

    They do not believe that the distribution of property is just and they do not accept the legitimacy of their government. They have changed their opinion of what is possible and right. Every day of freedom they enjoy is a message to the rest of us; things do not have to be as they are.

    So the Egyptians and the Tunisians have swept away the prejudices that have so long confused and corrupted the understanding of people in the West. More than that, they have also reminded Europeans and American what political action can achieve – and what it feels like to be free.

    We have long been entranced by the idea that shopping and voting once every four years for one wing or other of the pro-business party would be enough to give us the good life. Vast public relations campaigns fostered the sense that a better future could be had, if only we chose wisely from the list of approved candidates. All the while the rich have taken more and left the rest of us to struggle with insecurity, anxiety and mounting debts. The people in Cairo didn’t look to charismatic politicians or party machines to do the work for them. They moved faster than their leaders.

    You can do it, too

    In the West, there have been stirrings of dissent as the scale of the economic crisis becomes apparent and the reassurances of the mainstream media – that good times are just around the corner, come to sound ever more threadbare. Students, and young people in particular, have already shaken off the wishful passivity of the previous generation. But for the most part the outrage and sense of betrayal have expressed themselves in ways that pose no real threat to the governing establishment or the opulent minority who control it.

    The Tea Party in the United States and Conservatives in Britain promise change while working to ensure that everything that matters stays the same. The right in both countries has benefited from the failure of their centrist opponents to address the fundamental causes of recession, unemployment and social breakdown. It is as though the entire political establishment has adopted the stultifying uniformity of a one-party state. There is a bankruptcy of policy and of principle that will, perhaps, finally compel us to take matters into our own hands.

    In the presidential campaign of 2008, Barack Obama never tired of telling voters they were the change they had been looking for. The people of Tunisia and Egypt have turned a clever slogan into an undeniable fact. They did not wait for permission to take action. If we want another world we must all learn from them.

    Can we look beyond the stereotypes offered by our media, and see that the Egyptians and the Tunisians are now daring us to be free?

    Yes, we can.

    Dan Hind has worked in publishing since 1998 and is the author of two well-acclaimed books: The Return of the Public and The Threat to Reason. He is also a regular contributor to The Guardian.

    Follow him on Twitter: @danhind

    Hind’s ‘The Return of the Public’ was first published by Verso, the UK publishing house.   

    The views expressed in this article are the author’s own and do not necessarily reflect Al Jazeera’s editorial policy.

     
    Source:
    Al Jazeera

    http://english.aljazeera.net/indepth/spotlight/2011/02/2011222121213770475.html

    Spotlight
     

    Region in turmoil

     

    Tunisia, Egypt, Libya, Bahrain: A roundup of the popular protests that have swept the region over the last two months.

    Last Modified: 22 Feb 2011

    Click on a country for more information. Click on a highlighted country above for Al Jazeera’s coverage of those protests.

    The world’s attention has been focused on a handful of countries – Tunisia, Egypt, Bahrain and Libya – since the first popular protests broke out in Tunisia in December. But nearly a dozen countries in the region have seen political unrest, and the protest movement shows no signs of stopping.

    Below is a summary of the demonstrations so far, and links to our coverage. You can also click a country on the map above for more information.

    Tunisia

    Protesters in Tunisia ousted Zine El Abidine Ben Ali, their president for more than 23 years, after nearly a month of protests.

    The protests started when a street vendor, Mohamed Bouazizi, set himself on fire after his cart was confiscated by police. His anger – over unemployment, poverty and corruption – resonated in Tunisia, and led to weeks of street protests against Ben Ali’s autocratic government. Security forces cracked down brutally on many of the protests, with more than 200 people killed. But the rallies continued, and Ben Ali eventually fled the country for exile in Saudi Arabia.

    His departure on January 14 has not stopped the protest movement, though: Many Tunisians continue to demand the ouster of Mohamed Ghannouchi, the prime minister, and fellow members of the Constitutional Democratic Rally (Ben Ali’s party) who remain in power.

    Egypt

    After Ben Ali, Egyptian president Hosni Mubarak was the second Arab autocrat to resign, his nearly 30-year rule brought to an end by 18 days of protests.

    The revolt began on January 25, when tens of thousands of protesters marched against Mubarak’s government. A “day of rage” on January 28 drew even larger crowds in downtown Cairo, where they were attacked brutally by Egyptian security forces. They stood their ground, though, and the police eventually withdrew, ceding control of Tahrir Square to the protesters.

    That led to a two-week standoff between the protesters and the government, with the former occupying Tahrir Square and fending off a sustained assault from government-sponsored thugs. Mubarak was at first defiant, pledging reforms – he sacked his cabinet and appointed a vice president, longtime intelligence chief Omar Suleiman – but vowing to remain in office. In a televised address on February 10, he promised to finish his term.

    Behind the scenes, though, Mubarak had clearly lost the support of the military, and Suleiman announced his departure in a brief statement less than 24 hours later.

    Egyptians have continued to stage rallies, though, with hundreds of thousands demanding that the new military government pursue real democratic reforms.

    Libya

    Longtime autocrat Muammar Gaddafi has reportedly lost control of eastern Libya, and his army, supported by foreign mercenaries, is waging a savage war against civilians.

    Small protests in January led to larger rallies in mid-February, mostly in the east – in Benghazi, Libya’s second city, and other towns like Al-Bayda. The protests continued to grow over the next few days, with thousands of people in the streets on February 17 and 18 – and dozens dead, many killed by snipers.

    Less than a week later, Benghazi was reportedly in the hands of the protesters, and demonstrations had spread to the capital Tripoli. Eyewitnesses reported Libyan military jets bombing civilians, and gangs of mercenaries roaming the streets, firing indiscriminately.

    Gaddafi’s 42-year rule, the longest in the Arab world, has been sustained by widespread political repression and human rights abuses. Protesters are also angry about his economic mismanagement: Libya has vast oil wealth – more than half of its GDP comes from oil – but that money has not filtered down. Unemployment is high, particularly among the country’s youth, which accounts for more than one-third of the population.

    Algeria

    The Algerian government has so far kept a lid on protests, most of which have been centered in the capital, Algiers.

    Demonstrators staged several scattered rallies in January, mostly over unemployment and inflation. They planned a major rally in the capital on February 12, when a crowd – estimates of its size vary between 2,000 and 10,000 – faced off with nearly 30,000 riot police who sealed off the city. Dozens of people were arrested, but the rally remained peaceful; demonstrators chanetd slogans like “Bouteflika out,” referring to president Abdelaziz Bouteflika, Algeria’s ruler for the last 12 years.

    A second rally, on February 19, attracted a smaller crowd – in the hundreds – which was again outnumbered by riot police. The government also suspended train service and set up roadblocks outside the capital. Several people were arrested.

    Bouteflika has tried to head off further protests by promising to lift the country’s decades-old emergency law.

    Morocco

    The first significant protests in Morocco broke out on February 20, when tens of thousands of people (37,000, according to the country’s interior minister) took to the streets. They were organised by a loose coalition of human rights groups, journalists and labor unions.

    Demonstrators demanded not the ouster of King Mohammed VI, but instead a series of more modest reforms. They want the king to give up some of his powers – right now, he can dismiss parliament and impose a state of emergency – and to dismiss his current cabinet. “The king should reign, not rule,” read one banner held by protesters.

    The rallies were peaceful, though acts of vandalism did happen afterwards: Dozens of banks were burned down, along with more than 50 other buildings. (The culprits are unknown.)

    Mohammed has promised “irreversible” political reforms, though he has yet to offer any specifics.

    Jordan

    Protests in Jordan started in mid-January, when thousands of demonstrators staged rallies in Amman and six other cities. Their grievances were mostly economic: Food prices continue to rise, as does the country’s double-digit inflation rate.

    Jordan’s King Abdullah tried to defuse the protests earlier this month by sacking his entire cabinet. The new prime minister, Marouf Bakhit, promised “real economic and political reforms.”

    But the firing – Abdullah’s perennial response to domestic unrest – did little to dampen the protests. Thousands of people took to the streets once again on February 18 to demand constitutional reforms and lower food prices. At least eight people were injured during that rally.

    Bahrain

    Anti-government protests have continued for a week, and show no sign of stopping. The demonstrations began on February 14, when thousands converged on Pearl Roundabout to protest against the government; they were later dispersed by security forces who used deadly force.

    In the following days, funeral marches and other rallies also came under fire by police; they have since been withdrawn, and the army has allowed peaceful rallies to continue in the roundabout.

    Protesters started out calling for economic and political reform, but many demonstrators are now calling for the ouster of King Hamad bin Isa Al Khalifa.

    The protest movement largely draws from Bahrain’s Shia population, a majority group that often complains of oppression from the country’s Sunni rulers. They argue that the king’s economic policies favor the Sunni minority. Khalifa tried to defuse tensions by giving each Bahraini family a gift of 1,000 dinars (US $2,650), but the move won him little support.

    Yemen

    Rallies in Yemen have continued for nearly two weeks, with the bulk of the protesters concentrated in Sana’a, the capital; the southern city of Aden; and Taiz, in the east. Their grievances are numerous: As much as one-third of the country is unemployed, and the public blames government corruption for squandering billions in oil wealth.

    Yemeni president Ali Abdullah Saleh conceded little during a news conference in the Yemeni capital on Monday. He promised reforms, but warned against what he called “coups and seizing power through anarchy and killing.” He also offered a dialogue with opposition parties, an offer that was quickly rejected.

    He has also likened the protests to a “virus” sweeping the country. His security forces have responded to the rallies with deadly force, particularly in Aden, where at least ten people have been killed.

    Iraq

    Thousands of people have rallied in the northern province of Sulaymaniyah during four days of protests over corruption and the economy. At least five people have been killed, and dozens more injured, by Kurdish security forces who opened fire on the crowds.

    Several other small protests have popped up across the country in recent days: Nearly 1,000 people in Basra demanded electricity and other services; 300 people in Fallujah demanded that the governor be sacked; dozens in Nassiriyah complained about unemployment.

    Iraqi protesters, unlike their counterparts in many other countries, are not (yet) calling for the government’s ouster. Instead, they’re demanding better basic services: electricity, food, and an effort to stamp out corruption.

    In response to the unrest, the Iraqi parliament adjourned for a week, its members instructed to travel home and meet with constituents – an odd response, perhaps, given that the government’s inaction is a leading cause of popular anger.

    Iran

    Opposition movements in Iran have tried to stage several protests in recent days, and the movement’s two unofficial leaders – Mir Hossein Mousavi and Mehdi Karroubi – remain under house arrest.

    The first round of protests, on February 14, drew people to the streets for the first time in months. At least two people were killed, and several others wounded, according to Iranian officials.

    Tens of thousands of people then tried to rally on Sunday, but were met by riot police wielding steel batons and clubs. Three more people were killed. More protests may be planned for the coming days, and Iranians have resorted to “silent protests,” small marches aimed at avoiding conflict with the security forces.

     
    Source:
    Al Jazeera

    http://english.aljazeera.net/news/middleeast/2011/02/201122221459380916.html

    Students killed at Yemen rally

     

    Protests turn deadly as the president’s supporters open fire on anti-government demonstrators in the capital, Sanaa.

    Last Modified: 22 Feb 2011 23:19 GMT
    A protester displays the message ‘Irhal’ (leave) written on his arm, meant for President Saleh [Reuters] 

    Two students have been killed in Yemen after more than 1,000 anti-government protesters rallied near Sanaa University.

    Witnesses said supporters of Ali Abdullah Saleh, the Yemeni president, opened fire at the protesters late on Tuesday night.

    Tom Finns, the editor of Yemen Times, quoted a doctor as saying the two students died from bullet wounds and that 20 others were injured, some by bullets and some by rocks being thrown.

    Finns told Al Jazeera that police had surrounded the scene and at least five ambulances had left carrying the injured. 

    Earlier in the day, clashes broke out as a crowd of about 4,000 anti-government protesters moved close to where Saleh’s loyalists were bunkered down.

    About 1,000 students had spent a second night camped at a square near Sanaa University, dubbed Al-Huriya (Liberty) Square, where they have erected a huge tent.

    Across the country, tens of thousands rallied on Tuesday calling for Saleh’s resignation.

    Continued violence

    Demonstrators, inspired by revolts in Tunisia and Egypt, have been protesting for almost two weeks against the rule of Saleh, in power since 1978.

    On Monday, witnesses said a teenager was killed and four people wounded in a clash with soldiers in the country’s southern city of Aden.

    Officers stood by as demonstrators marched in the eastern town of al-Shiher, chanting “Down, down with Saleh”.

    In Taiz, Yemen’s second-largest city, thousands of protesters marched in the Safir Square. An activist, Ahmed Ghilan, said hundreds have been camping in the square for more than a week, renaming it “Freedom Square”.

    In Aden, schools closed, most government employees were not working and many shops were closed as hundreds gathered for another round of protests.

    But mounting pressure has so far yielded little result as Saleh insists he will only step down after national elections are held in 2013.

    He has said protesters demanding an end to his rule could not achieve their goal through “anarchy and killing”.

    He said on Monday that he had ordered troops not to fire at anti-government protesters, except in self-defence, but medical officials say at least 12 people had been killed in demonstrations before the latest deaths were reported on Tuesday.

    A spokesman for the opposition rebuffed Saleh’s offer of dialogue, while an influential group of Muslim religious leaders called for a national unity government that would lead the country to elections.

     
    Source:
    Agencies

    http://english.aljazeera.net/indepth/opinion/2011/02/201122271939751816.html

    Opinion
     

    Sins of the father, sins of the son

     

    While Gaddafi has relied on empty revolutionary slogans to maintain power, his son looks to oil money for his.

    Lamis Andoni Last Modified: 22 Feb 2011 10:53 GMT
    The Libyan leader has presented himself as the champion of the Palestinian cause [GALLO/GETTY] 

    The sheer brutality of the Libyan suppression of anti-government protests has exposed the fallacy of the post-colonial Arab dictatorships, which have relied on revolutionary slogans as their source of legitimacy.

    Ever since his ascension to power, through a military coup, in 1969, Colonel Muammar Gaddafi has used every piece of revolutionary rhetoric in the book to justify his actions, which include consolidating power in the hands of his relatives and close associates and creating a network of security forces and militias to coerce Libyans into conforming to the whims of his cruel regime.

    Through his support for revolutionary movements in different parts of the world – ones, of course, which did not endanger his own rule – he has sought to portray himself as the ‘defender of the oppressed’, earning the wrath of the West in the process. But the people now courageously defying his regime’s savage suppression are sending the message that anti-Western slogans, even if occasionally backed up by support for just causes, can no longer sustain oppressive regimes in the region.

    A new era is underway in which leaders will be judged on their ability to represent the aspirations of the people and in which they will be held accountable for their actions. Issuing rallying cries against a foreign enemy, even when that enemy is very real, while inflicting injustice on one’s own people will no longer be permitted.

    Post-colonial Arab regimes, including those that rode the waves of or even at one point genuinely represented anti-colonial resistance, have had to resort to a reliance on secret police and draconian laws to subordinate their subjects. The lesson is clear: Without a representative democracy, Arab republics have metamorphosed into ugly hereditary dynasties that treat their countries like their own private companies.

    While trampling over the interests of his own people, Gaddafi has modeled himself as the champion of the Palestinian cause, reverting to the most fiery verbal attacks on Israel. But this is a recurring theme in a region where leaders must pay lip service to the plight of the Palestinians in order to give their regime the stamp of ‘legitimacy’. Gaddafi’s ‘support’, however, did not prevent him from deporting Palestinians living in Libya, leaving them stranded in the dessert, when he sought to “punish the Palestinian leadership” for negotiating with Israel.

    But even more cynical than his “pro-Palestinian” stand is his exploitation of the plight of the African people by anointing himself the leader of the continent. It is tragic, if reports prove to be true, that he used migrant sub-Saharan African labourers against the Libyan protesters. But it is, sadly, very believable that a ruthless dictator, driven hysterical by the prospect of losing his wealth and power, might pit the poor and marginalised against the poor and oppressed.

    The darling of the West

    Seif al-Islam, Gaddafi’s son who appeared on Libyan state television to warn that the demonstrators threatened to sink Libya into civil war, unlike his father, does not need to pretend to endorse the world’s underprivileged. For his power derives from something altogether different.

    When Seif warned that “rivers of blood” would flow if the protests did not stop, he was giving himself the right, merely by virtue of being his father’s son, to dismiss the grievances of millions of people and to issue outrageous threats.

    Seif may look and sound more sophisticated than his erratic father, but his performance was one of a feudal lord unable to fathom why his serfs would defy his authority.

    He has no need to employ his father’s tactic of invoking vacuous revolutionary rhetoric, for Gaddafi has successfully used the country’s Revolutionary Command Council and Revolutionary Committees – which are supposed to represent the interests of the people – to cement the power of his family and as tools with which to subjugate the masses.

    But Seif’s role has been secured not only by his power within the country. According to Vivienne Walt, a writer for Time Magazine, since the lifting of Western sanctions against Libya in 2005, Seif has acted “as an assurance” to the oil companies that have poured millions of dollars into the country.

    “In interviews with oil executives, all say that Seif is the person whom they would most like to see running Libya. He has made occasional appearances at the World Economic Forum. And during two visits to Libya, I’ve seen countless corporate executives from the US and Europe line up for appointments with Seif,” she recently wrote.

    It is little wonder Seif feels confident enough to make threats against the Libyan people without possessing so much as an official title. His position as the darling of the West, he clearly believes, entitles him to trample on the lives of others. And it may also explain the West’s hesitation over unequivocally condemning the sheer brutality of the Libyan regime.

    Thus, while the father ensured his grip on power by building a dictatorship with a claim to “revolutionary legitimacy,” Seif has been expected to secure the Western stamp of legitimacy by keeping the door to the country’s main source of wealth open for the oil companies to exploit.

    The father’s repression in the name of the revolution and the son’s status as an agent for the oil companies has created an oil-rich country where one-third of the population live below the poverty line and 30 per cent are unemployed. This is Gaddafi’s Libya.

    But the Libyan people are now shouting a loud goodbye to the Libya of Gaddafi and his family and, with great sacrifices, are building a new, freer country.

    Lamis Andoni is an analyst and commentator on Middle Eastern and Palestinian affairs.
    The views expressed in this article are the author’s own and do not necessarily reflect Al Jazeera’s editorial policy.
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

     

     

     

      

     
     
     
     

     

     
    Source:
    Al Jazeera
     

     

     

    Home

    Mubarakism Without Mubarak

    Why Egypt’s Military Will Not Embrace Democracy

     

    February 11, 2011

    Egyptian President Hosni Mubarak gave into the demands of the protesters today, leaving Cairo and stepping down from power. That came hours after a speech, broadcast live across the world yesterday, in which he refused to do so. Earlier that day, the Supreme Military Council released a statement — labeled its “first” communiqué — that stated that the military would ensure a peaceful transition of Mubarak out of office. In practice, it appears that power has passed into the hands of the armed forces. This act was the latest in the military’s creep from applauded bystander to steering force in this month’s protests in Egypt. Since the protest movement first took shape on January 25, the military has, with infinite patience, extended and deepened its physical control of the area around Tahrir Square (the focal point of the protests) with concrete barriers, large steel plates, and rolls of razor wire. In itself, the military’s growing footprint was the next act in a slow-motion coup — a return of the army from indirect to direct control — the groundwork for which was laid in 1952.

    The West may be worried that the crisis will bring democracy too quickly to Egypt and empower the Muslim Brotherhood. But the real concern is that the regime will only shed its corrupt civilians, leaving its military component as the only player left standing. Indeed, when General Omar Suleiman, the recently appointed vice president to whom Mubarak entrusted presidential powers last night, threatened on February 9 that the Egyptian people must choose between either the current regime or a military coup, he only increased the sense that the country was being held hostage.

    The Egyptian political system under Mubarak is the direct descendant of the republic established in the wake of the 1952 military coup that brought Gamal Abdel Nasser and the Free Officers to power. Nasser and the officers abolished Egypt’s limited parliamentary monarchy and ousted an entire generation of civilian political and judicial figures from public life. They created their own republic stocked with loyal military figures. Their one experiment with technocratic governance, allowing Egyptian legal experts to write a new basic document, was a failure. The experts’ draft had provisions for a strong parliament and limited presidency, which the officers deemed too liberal. They literally threw it into the wastebasket and started over, writing a constitution that placed immense power in the hands of the president.

    Such an arrangement would prove to work out well for the military, as every Egyptian president since 1953 has been an army officer. For two generations, the military was able, through the president, to funnel most of the country’s resources toward national security, arming for a series of ultimately disastrous wars with Israel. These defeats, combined with the government’s neglect of the economy, nearly drove the country to bankruptcy. Popular revolt erupted between 1975 and 1977 over the government’s economic policies. To regain control, the military turned its attention away from war and toward development. It gradually withdrew from direct control over politics, ceding power to domestic security forces and the other powerful backer of Egypt’s ruling party — small groups of civilian businessmen who benefited from their privileged access to government sales and purchases to expand their own fortunes.

    HIER verder lezen

    http://english.aljazeera.net/programmes/rizkhan/2011/02/201122273958118658.html

    Riz Khan

     

    Libya’s lucrative ties

     

    As world leaders condemn violence against protesters, what is at stake for Western nations with close ties to Gaddafi?

    Riz Khan Last Modified: 22 Feb 2011 12:52 GMT
    Britain has been criticised for negotiating a string of oil and arms deals with Libya in recent years [GALLO/GETTY] 

    Why did the UK government on Monday cancel eight arms export licences for Libya?

    This comes after a warning from a legal adviser to the UN Commission on Human Rights who suggested that Britain may be found guilty of “complicity” for the killings of protesters by Muammar Gaddafi’s regime.

    JOIN THE DEBATE

    Send us your views and get your voice on the air

    In the third quarter of 2010 alone, according to the Campaign Against Arms trade, the UK licensed over $6mn worth of ammunition to Libya, including sniper rifles and crowd control ammunition, which is suspected to have been used by the regime to suppress demonstrators.

    Although the UK has condemned the violent attacks on Libya’s protesters, in the past it has turned a blind eye to the country’s dubious human rights record for fear of risking lucrative oil, trade and arms deals.

    On Tuesday we examine the relationship between the two countries with Sir Richard Dalton, the former British ambassador to Libya; Dr. Mohamed al-Magariaf, the co-founder of the National Front for the Salvation of Libya; and Hafed al-Ghwell, a Libyan-American analyst.

    You can join the conversation. Watch this episode of Riz Khan live on Tuesday, February 22, at 1930GMT. Repeats can be seen on Wednesday at 0430GMT, 0830GMT and 1430GMT.

     
    Source:
    Al Jazeera

     

    The Arab Revolts: Ten Tentative Observations

    by Mouin Rabbani

    [Arab dictators. Image by Saeb Khalil] [Arab dictators. Image by Saeb Khalil]

    The extraordinary developments in Tunisia and Egypt during the first six weeks of this year, and more recently in Bahrain, Libya, Yemen and elsewhere, have inaugurated a revolutionary moment in the Arab world not experienced since 1958. If sustained uprisings continue and spread, it has the potential to develop into an Arab 1848. Based on what we have witnessed thus far, the following observations appear relevant:

    1. The Arab world is a fundamentally different beast than Eastern Europe during the late 1980s. The latter was ruled by virtually identical regimes, organized within a single collective framework whose individual members were tightly controlled by an outside, crisis-riven power increasingly unable and unwilling to sustain its domination. By contrast, Arab regimes differ markedly in structure and character, the Arab League has played no role in either political integration or socio-economic harmonization, and the United States – still the dominant power in the Middle East – attaches strategic significance to maintaining and strengthening its regional position, as well as that of Israel.

    Whereas in Eastern Europe the demolition of the Berlin Wall symbolized the disintegration of not only the GDR but all regimes between the Danube and the USSR, the ouster of Ben Ali in Tunisia did not cause Mubarak’s downfall any more than change in Cairo is producing regime collapse in Libya or leading to the dissolution of the League of Arab States. More to the point, neither the Tunisian nor Egyptian regimes have yet been fundamentally transformed, and may even survive the current upheavals relatively intact. (The nature of the Libyan case is somewhat of an anomaly, with regime survival or comprehensive disintegration the only apparent options.)

    2. Many if not most Arab regimes are facing similar crises, which can be summarized as increasing popular alienation and resentment fueled by neo-liberal reforms. These reforms have translated into growing socio-economic hardship and disparities as the economy and indeed the state itself is appropriated by corrupt crony capitalist cliques; brutalization by arbitrary states whose security forces have become fundamentally lawless in pursuit of their primary function of regime maintenance; leaders that gratuitously trample institutions underfoot to sustain power and bequeath it to successors of their choice – more often than not blood relatives; and craven subservience to Washington despite its regional wars and occupations, as well as increasingly visible collusion with Israel proportional to the Jewish state’s growing extremism.

    Even the pretense of minimal Arab consensus on core issues such as Palestine has collapsed, and collectively the Arab states not only no longer exercise influence on the world stage, but have seen their regional role diminish as well, while Israel, Turkey and Iran have become the only local players of note. In a nutshell, Arab regimes no longer experience crises of legitimacy, because they have lost it irrevocably. In perception as well as reality, with respect to the political system as well as socio-economic policy, reform – in the sense of gradual, controlled change initiated and supervised by those in power – is not an option. Meaningful change is possible only through regime transformation.

    Furthermore, the contemporary Arab state in its various manifestations is incapable of self-generated transformation. This applies no less to Lebanon, whose elites have proven unwilling and unable to implement de-confessionalization as agreed in the 1989 Taif Agreement. With Iraq having demonstrated the catastrophic consequences of foreign intervention, sustained pressure by indigenous forces – perhaps only mass popular pressure – has emerged as the only viable formula.

    3. Arguably, the Tunisian uprising succeeded because no one anticipated that it could. An increasingly rapacious, repressive and narrowly-based ruling clique that seems to have lost its capacity for threat recognition, proved incapable of pro-actively deploying sufficient carrots and sticks to defuse the uprising. The violence it did unleash and extravagant promises it made – as well as their timing – only added fuel to the fire of revolt. Faced with a choice between removing their leader and imminent regime collapse, Tunisia’s elites and their Western sponsors hastily and unceremoniously forced Ben Ali out of the country.

    4. Although Egypt’s Mubarak was also initially slow to respond, he had the benefit of a significantly broader, better organized and more deeply entrenched regime whose preservation additionally remains an American strategic priority. Given the severity of the threat to his continued rule, Mubarak played his cards reasonably enough to at least avoid a fate identical to Ben Ali.

    After the initial gambit of unleashing the police and then battalions of thugs failed, Mubarak’s appointment of intelligence chief Omar Sulaiman to the vice presidency – vacant since Mubarak left it in 1981 – was never meant to appease the growing number of demonstrators demanding his immediate departure. Rather, Mubarak acted in order to retain the military (and Sulaiman’s) loyalty. By sacrificing the succession prospects of his wolverine son Gamal to the security establishment (and by extension restraining the boy’s insatiable cohorts), Mubarak père calculated that his generals would crush the uprising in order to consummate the deal. (He presumably intended to use the aftermath to re-insert Gamal into the equation, perhaps by scapegoating those that saved him.)

    With Washington positively giddy over Sulaiman’s appointment, the scenario was foiled only by the Egyptian people. Indeed, their escalatory response to Mubarak’s successive maneuvers – a resounding rejection of both reform and regime legitimacy – appears to have led the generals to conclude that the scale of the bloodbath required to crush the rebellion would at the very least shatter the military’s institutional coherence. No less alarmingly for them and for Washington in particular, Mubarak seemed determined to drag Sulaiman down with him if he wasn’t given a satisfactory exit.

    If in Tunisia the revolt’s arrival in the capital set alarm bells ringing, it appears that in Egypt the spread of mass protests beyond Cairo and Alexandria played an equally significant role. As towns and cities in the Suez Canal zone, Nile Delta, Sinai, and then Upper Egypt and even the Western Desert joined the uprising, and growing numbers of workers in state industries and institutions went on strike, it became clear Mubarak had to go, and go immediately. Since in contrast to Ben Ali he retained sufficient authority to prevent his own deportation, and therefore the ability to threaten his generals with genuine regime change, he was able to negotiate a less ignominious end in time to escape the massive crowds gathering around his palace, but apparently too late to fulfill Sulaiman’s leadership ambitions. Given that Sulaiman and Gamal between them effectively governed Egypt in recent years, their ouster (yet to be definitively confirmed in Sulaiman’s case) is of perhaps greater significance than Mubarak’s.

    5. The success of the Tunisian uprising inspired and helped spark the Egyptian revolt rather than produced the conditions for it. Indeed, there had been a steady growth of activism and unrest in Egypt for a number of years, which began to spike in the wake of the police murder of Khaled Said in Alexandria in June 2010 and then the December 31 government-organized bombing of a church in that same city. The Tunisian revolution, in other words, sprouted so easily on the banks of the Nile because it landed on fertile soil. The same can be said about protests and incipient rebellions in other Arab states in recent weeks and months. It is noteworthy that neither Tunisia nor even Egypt have – in contrast to Arab revolutionaries in the 1950s and 1960s – sought to export their experience. Rather, other Arabs have been taking the initiative to import what they perceive as a successful model for transformation.

    6. If Tunisia has largely existed on the Arab periphery, Egypt forms its very heart and soul, and the success of the Egyptian uprising is therefore of regional and strategic significance – a political earthquake. Indeed, where the ouster of Ben Ali was celebrated in the region on the grounds that an Arab tyrant had been deposed, many non-Egyptian Arabs responded to the fall of Mubarak as if they had themselves been his subjects – which in a sense they were.

    The impact of Egypt could already be observed the day Mubarak’s rule ended. Where Arab governments largely acted to suppress celebrations of Ben Ali’s removal, there were scant attempts to interfere with the popular euphoria that greeted the success of the Egyptian uprising. To the contrary, governments from Algiers to Ramallah to Sana’a rushed to demonstrate that– like Ben Ali – they “understood” the message emanating from their populations. And the message, of course, is that if Mubarak can fall then no autocrat is safe.

    In the coming months and years, it can reasonably be expected that Egypt will seek to re-assert a leading role among Arab states, and whether alone or in concert with others seek to balance Israeli, Turkish and Iranian influence in the region.

    7. Absent genuine regime change in Cairo, it appears unlikely that Egypt will formally renounce its peace treaty with Israel. It may however seek to restore unfettered sovereignty to Sinai by renegotiating key aspects of this agreement. More importantly, it seems inconceivable that Egypt will or can continue to play the role of regional strategic partner of Israel that was the hallmark of the Mubarak era. Rather, Egypt is likely to begin treating its relations with Israel as a bilateral matter. This in turn will place significant pressure on Israel’s relations with other Arab states, as well as the framework for domination through negotiation established with the Palestinians.

    8. The Tunisian and Egyptian uprisings, and incipient rebellions in a number of other Arab states, suggest that a new generation has come of political age and is seizing the initiative. Organized, even disciplined, but not constituted through traditional party or movement structures, the region’s protesting populations appear to be led by coalitions of networks, more often than not informal ones. This suggests that Arab regimes have been so successful in eradicating and marginalizing traditional opposition that their opponents today lack the kind of leaders who exercise meaningful control over a critical mass of followers, and whose removal or co-optation can therefore have a meaningful impact at ground level. Ironically, in his desperate last days the only party leaders Mubarak found to negotiate with represented little more than themselves.

    9. The current rebellions in the Arab world have been overwhelmingly secular in character and participation has spanned the entire demographic and social spectrum. This is likely to have a lasting political and cultural impact, particularly if this trend continues, and may form a turning point in the fortunes of Islamist movements who for almost three decades have dominated opposition to the established Arab order and foreign domination.

    10. The key issue in the coming months and years is not whether Arab states organize free and fair parliamentary elections and obtain certificates of good democratic conduct. Many probably will. Rather, the core question is whether the security establishment will continue to dominate the state or become an instrument that is subordinate to it. Most Arab states have in fact become police regimes in the literal sense of the word. Their militaries, while remaining enormously influential, have been politically neutralized, often by leaders who emerged from its ranks and – recognizing better than others the threat officer corps can pose – have relied on the forces of the Interior Ministry rather than soldiers to sustain their rule.

    That Ben Ali, himself a former Interior Minister, was the first to fly, and that intelligence chief Sulaiman may share a similar fate gives cause for optimism. By the same token, those who have seen Ben Ali and Mubarak fall can be expected to cling to power more tenaciously if effectively challenged. Qaddafi, whose head appears well on its way to a rusty pitchfork parading through the streets of Tripoli, is but a horrific case in point.

    http://english.aljazeera.net/news/middleeast/2011/02/2011210172519776830.html

     

    http://english.aljazeera.net/news/africa/2011/02/20112235434767487.html

    Gaddafi defiant as state teeters

     

    Libyan leader vows to ‘fight on’ as his government loses control of key parts in the country and as top officials quit.

    Last Modified: 23 Feb 2011 08:54 GMT
    Protesters are said to be in control of several cities in Libya’s east [Reuters] 

    Muammer Gaddafi, the Libyan leader, clings to power in the face of mass protests demanding  his resignation, as parts of the country’s state structure appear to be disintegrating around him.

    Fears are growing that Libya’s state apparatus, once seen as a powerful and coherent entity, is facing collapse as key officials quit the government, with some joining the protesters, and as international isolation mounts.

    Speaking in a televised address on Tuesday evening, Gaddafi vowed to fight on and die a “martyr” on Libyan soil. He called on his supporters to take back the streets on Wednesday from protesters who are demanding that he step down.

    LIVE BLOG

    He also claimed that he had “not yet ordered the use of force”, warning that “when I do, everything will burn”.

    Gaddafi, who termed the protests an “armed rebellion”, said that security cordons set up by police and the military would be lifted on Wednesday, telling his supporters to “go out and fight [anti-government protesters]”.

    He blamed the uprising in the country on “Islamists”, and warned that an “Islamic emirate” has already been set up in Bayda and Derna, where he threatened the use of extreme force.

    “I am a fighter, a revolutionary from tents … I will die as a martyr at the end,” Gaddafi, who has been in power for 41 years, said.

    Several hundred people held a pro-Gaddafi rally in central Tripoli on Tuesday night, cheering the Libyan leader as he made his speech.

    Demonstrators in the eastern city of Benghazi, which is now controlled by anti-government protesters, angrily threw shoes at a screen showing the address.

    ‘Indications of state collapse’

    While Gaddafi has insisted that the country is stable, however, international leaders have warned that the growing violence and increasing numbers of government and military renouncements of Gaddafi’s leadership indicate that the state structure is in critical danger.

    William Hague, the British foreign minister, has said that there are “many indications of the structure of the state collapsing in Libya”.

    “The resignation of so many ambassadors and diplomats, reports of ministers changing sides within Libya itself, shows the system is in a very serious crisis,” he said.  

    Libyan diplomats across the world have either resigned in protest at the use of violence (including the alleged use of warplanes on civilian targets) against citizens, or renounced Gaddafi’s leadership, saying that they stand with the protesters.

    Late on Tuesday night, General Abdul-Fatah Younis, the country’s interior minister, became the latest government official to stand down, saying that he was resigning to support what he termed as the “February 17 revolution”.

    He urged the Libyan army to join the people and their “legitimate demands”.

    On Wednesday, Youssef Sawani, a senior aide to Saif al-Islam Gaddafi, one of Muammer Gaddafi’s sons, resigned from his post “to express dismay against violence”, Reuters reported.

    Earlier, Mustapha Abdeljalil, the country’s justice minister, had resigned in protest at the “excessive use of violence” against protesters, and diplomat’s at Libya’s mission to the United Nations called on the Libyan army to help remove “the tyrant Muammar Gaddafi”.

    A group of army officers has also issued a statement urging soldiers to “join the people” and remove Gaddafi from power.

    Protesters ‘take’ towns

    Swathes of the country now appear to be out of Gaddafi’s control. Benghazi, the country’s second largest city, was “taken” by protesters after days of bloody clashes, and soldiers posted there are reported to have deserted and joined the anti-government forces.

    On Wednesday morning, Kharey, a local resident, told Al Jazeera that “normal traffic” was flowing on Benghazi’s streets, but that demonstrations may take place at midday near court buildings.

    He said that people in Benghazi were forming committees to manage the affairs of the city, and that similar committees were being set up in the towns of Beyda and Derna.

    IN VIDEO
    The Libyan government has accused Qatar, Al Jazeera’s host country, of spreading “lies” and fomenting unrest

    Several other cities in the country’s east are said to be under the control of protesters, including Tobruk, where a former army major told the Reuters news agency: “All the eastern regions are out of Gaddafi’s control … the people and the army are hand-in-hand here.”

    The Paris-based International Federation for Human Rights says that protesters also control Sirte, Misrata, Khoms, Tarhounah, Zenten, Al-Zawiya and Zouara.

    The Warfalla tribe, the largest in the country, has also joined calls from other tribes for Gaddafi to stand down.

    Global isolation

    The country is also facing growing international isolation, and late on Tuesday, the United Nations Security Council expressed “grave concern” at the situation in the country, condemning the use of force against civilians.

    A statement signed by all 15 members of the council said that the UNSC “deplored the repression against peaceful demonstrators, and expressed deep regret at the deaths of hundreds of civilians”.

    The council called for “steps to address the legitimate demands of the population”.

    Also on Tuesday, the Arab League barred Libya from attending meetings of the bloc until it stops cracking down on anti-government protesters. The league strongly condemned what it called crimes against civilians, the recruiting of foreign mercenaries and the use of live ammunition, according to a statement read by Amr Moussa, the body’s secretary-general.

    On Wednesday, the African Union conducted a “security meeting” on the situation in Libya.

    Peru, meanwhile, has severed diplomatic ties with Gaddafi’s government, while several countries, including Britain, the United States, Italy, France, Turkey, India, Sri lanka, Nepal, Bangladesh and Greece have put into place arrangements for the evacuation of their citizens from the country.

    Hillary Clinton, the US secretary of state, said on Tuesday that the use of violence was “completely unacceptable”, while Angela Merkel, the German chancellor, said it “amounted to [Gaddafi] declaring war on his own people”.

    Violence rages

    The UNSC’s statement stopped short of declaring Libyan airspace a no-fly zone, after diplomats called for the step to be taken following reports that warplanes had been used throughout Monday to bomb civilian targets in Tripoli.

    Violence has continued to rage in Libya since an anti-government crackdown on demonstrations began on February 17. Human Rights Watch, a US-based rights watchdog, says that at least 295 people have been killed since violence began.

    Naji Abu-Ghrouss, an interior ministry official, said 197 civilians and 111 in the military have been killed in violence so far.

    Witnesses in Tripoli and other cities have reported that foreign mercenaries have been patrolling the streets, firing indiscriminately on those they encounter in a bid to keep people off the streets. In addition, air strikes have also been reported against civilian targets.

    The government claims that while warplanes have been used in recent days, they were targeting arms depots and that the targets were not in residential areas.

    On Tuesday, Navi Pillay, the UN’s high commissioner for human rights, said that widespread and systematic attacks against civilians “may amount to crimes against humanity”.

    Protesters and tribesmen in Ajdabiya, a key city near the country’s oil fields, say they are protecting facilities and fields.

    On Tuesday, two international oil companies – Italy’s Eni and Spain’s Repsol-YPF – shut down operations, while Royal Dutch Shell said that it was preparing to evacuate employees.

     
    Source:
    Al Jazeera and agencies

    http://english.aljazeera.net/indepth/opinion/2011/02/2011222211617377989.html

    Opinion

     

    Is the West Bank next?

     
    If Israel refuses to accept a viable peace deal, the revolt sweeping the Arab world will arrive in Palestine.
    MJ Rosenberg Last Modified: 22 Feb 2011 21:41 GMT
    Prime Minister Binyamin Netanyahu expects the US to protect Israel from a Palestinian rebellion, writer says  [EPA]  

    If Binyamin Netanyahu’s govenment, and its lobby in Washington, were rational they would be rushing to plan Israel’s evacuation from the occupied territories, and encouraging the establishment of a Palestinian state in the West Bank, Gaza and East Jerusalem. 

    That is because they would understand that the Arab revolution will not stop at the gates of the West Bank, especially when it is the occupation that unites virtually all Arabs and Muslims in common fury.

    As for the Palestinians themselves, they are watching the revolutions with a combination of joy and humiliation.  Other Arabs are freeing themselves from local tyrants while they remain under a foreign occupation that grows more onerous every day -particularly in East Jerusalem. While other Arabs revel in what they have accomplished, the Palestinians remain, and are regarded as, victims.

    It is not going to last. The Palestinians will revolt, just as the other Arabs have, and the occupation will end. 

    But it is up to the Israelis to help decide how it will end (just as it was up to the Mubarak government and Egyptian army to decide whether the regime would go down in blood and flames or accept the inevitable).

    Gaza mistakes

    For Israel, that means accepting the terms of the Arab League Initiative (incorporating United Nations Resolutions 242 and 338) and trade the occupied lands for full peace and normalisation of relations with the entire Arab world. Or it can hang on to an unsustainable status quo.

    They can wait for the eruption, thinking they can contain it and ignoring the fact that the weaponry they can use against any foreign invaders cannot be used against an occupied civilian population. That is especially true in the age of Al Jazeera and of Twitter, Facebook, and the rest.

    Right-wing Israelis and their lobby in Washington invariably respond to this argument by saying that it is impossible to leave the West Bank, pointing to the experience in Gaza. They withdrew only to have their own land beyond the border shelled by militants who seized control as Israeli Defence Forces (IDF) troops left for home.

    That is true and it might indeed happen again if the Israeli occupation is ended as a result of a popular uprising.

    But Gaza is only an applicable precedent if Israel leaves without negotiating the terms of its departure. Israel left Gaza when Palestinians made the price of staying too high. But, rather than negotiating its way out, Israel just left. 

    Colonial mentality

    In an act of colossal and typical arrogance Ariel Sharon, the former prime minister, withdrew unilaterally. Not only did he refuse to negotiate the terms of the withdrawal with Mahmoud Abbas, the Palestinian president, Sharon refused even to give the Palestinian Authority (PA) advance notice of the day and time of their departure.

    Had they done so, the PA would have been in place to prevent the havoc that ensued. But they weren’t. Sharon, utterly contemptuous of Palestinians, behaved as if Israel was 19th century Belgium and Palestine was the Congo. No consultations with the natives were even contemplated.

    The Israeli government would have to be absolutely out of its mind to allow a repeat of that experience. But that would likely happen if Israel is forced out rather than negotiating its way out.

    Fortunately, both the Israelis and the Palestinians already have worked out detailed plans to ensure mutual security following an Israeli withdrawal. In fact, the Palestinian Authority already utilizes those plans to maintain West Bank security and, with Israeli help, prevents attacks on Israel from territories its control.

    The same modalities would have to be worked out with the Hamas authorities in Gaza. Hamas has repeatedly said that it would accept the terms of any agreement with Israel worked out by the Palestinian Authority and approved by the Palestinian people in a referendum.

    What is Israel waiting for? 

    Can it honestly look at the way the Middle East has evolved in 2011 and believe that the occupation can last forever? Can it have so little respect for Palestinians that it believes them incapable of doing what Egyptians, Libyans, and Tunisians have done?

    Or is it that Netanyahu simply counts on the United States to come to its assistance when the inevitable happens. That would be a big mistake. It is one thing for the United States to get pressured by the Israeli lobby into vetoing a resolution on settlements. It is quite another to think that anything the United States does can preserve the occupation.

    US protection

    In fact, after last week’s votes, it is doubtful that the Palestinian people (other than a few big shots) even care what the United States thinks anymore. 

    No, it is up to Israel to defend Israel. And that means ending the occupation, on terms worked out with the Palestinians, rather than allowing it to end in violence that could cross the border and threaten the survival of Israel itself. 

    Why can’t Israel see that? Have the fanatics in the Israeli government (the settlers and the religious parties) decided that it better to have no Israel at all than an Israel without the West Bank and its settlements? 

    Because that is how Israel is behaving: as if Ariel, Hebron, and Maale Adumim are worth more than Tel Aviv, Haifa, and the Jewish parts of Jerusalem.

    It’s a kind of insanity.

    MJ Rosenberg is a senior foreign policy fellow at Media Matters Action Network. The above article first appeared in Foreign Policy Matters, a part of the Media Matters Action Network. Follow MJ’s work on Facebook or on Twitter.

    The views expressed in this article are the author’s own and do not necessarily reflect Al Jazeera’s editorial policy.

     
    Source:
    Al Jazeera

    http://english.aljazeera.net/programmes/insidestory/2011/02/201122283511473839.html

    Inside Story

     

    Libya: Ready for civil war?

     

    As protests spread across the country, Seif al-Islam Gaddafi vowed that the regime would “fight to the last bullet”.

    Inside Story Last Modified: 22 Feb 2011 12:44 GMT
    The uprising in Libya appears to be growing by the day, and represents the biggest challenge to leader Muammar Gaddafi since he took power in 1969.The unrest has spread to the capital Tripoli for the first time since protests began and the second largest city of Benghazi is reportedly out of government control.
     
    A major tribe in Libya was reported to have turned against Gaddafi, and a number of Libyan diplomats resigned their posts in protest for using force against demonstrators.In the regime’s first comment on the demonstrations, Seif al-Islam Gaddafi, Muammar Gaddafi’s son, appeared on state television on Sunday night offering significant political reforms.He says that his father will remain in power and is fully backed by the army. Seif al-Islam also vowed that the regime would “fight to the last bullet” against “seditious elements”. He put only two choices in front of the people: Either to accept reforms or be ready for civil war.As thousands of protesters call for Gaddafi to step down, what is behind these latest statements? Will the uprising turn into civil war?Inside Story, with presenter Hazem Sika, discusses with guests Dana Moss, a fellow at the Washington Institute for Near East Policy; Abubaker Deghayes, a Libyan human rights activist; and Hans Koechler, the official UN observer for the Lockerbie trial and the president of the International Progress Organisation.This episode of Inside Story aired from Monday, February 21, 2011.
     
    Source:
    Al Jazeera

    Gaddafi daughter denies fleeing

     

    Aisha, Gaddafi’s daughter, appears on state television, denying the report she tried to flee to Malta.

    Last Modified: 23 Feb 2011 17:45 GMT
    The plane reportedly carrying Gaddafi’s daughter circled overhead Malta before being turned back 

    Aisha, Muammar Gaddafi’s daughter, has appeared on state television, denying a report she tried to flee to Malta.

    “I am steadfastly here,” she said on Wednesday.

    Earlier, there were reports a Libyan plane carrying the daughter of the Libyan leader, was turned back from Malta after it was denied permission to land.

    “The [crew] initially said they had 14 people on board. They were circling overhead saying they were running low on fuel,” Cal Perry, Al Jazeera’s correspondent in Malta, said.

    “At that point the ambassador from Libya who was here in Malta was called in to take part in the negotiations on whether or not they were going to allow this plane to land.

    “As he entered the talks it became clear from the pilots that Aisha Gaddhafi, Muammar Gaddhafi’s only daughter, was aboard the plane. The government said it was an unscheduled flight, it doesn’t matter who is on board; they said it cannot land and diverted the plane back to Libya.”

    Maltese government sources said however, that it had no information that she was on a plane which was refused permission to land or that the Libyan ambassador was involved in any negotiations.

    Libya has been in turmoil since mass protests broke out against Gaddafi’s 42-year-old rule in the eastern Libyan city of Benghazi more than a week ago. 

    The protests, which have spread to other cities despite the authorities cracking down on the protesters, is the biggest challenge that Gaddafi has faced during his long rule. The protesters now control much of the country and many senior officials have deserted Gaddafi.

    Relatives fleeing?

    Wednesday’s reports of attempted landing on Malta fueled speculation over whether family members of Gaddafi sought to flee.

    The attempted landing came a day after a private Libyan jet carrying the Lebanese wife of one of Gaddafi’s sons was prevented from landing at Beirut airport in Lebanon, the Voice of Lebanon radio reported on Wednesday.

    It said Hannibal Gaddafi’s wife and several members of the Libyan ruling family were aboard the jet that was denied permission to land at Rafik Hariri international airport on Tuesday.

    Several Libyan regime figures could have been among the plane’s passengers, the radio station said.

    Lebanon’s Safir daily said that the plane was due to take off from the Libyan capital before midnight but Lebanese authorities asked Libya to unveil the identity of the 10 people on board before allowing the jet to land.

    When the Libyans ignored the Lebanese request, authorities in Beirut ordered airport officials to ask the pilot to divert the plane to a nearby country, either Syria or Cyprus.

     
    Source:
    Al Jazeera and agencies
     
     

     

    Kort historisch overzicht Irak

    Kort historisch overzicht Irak

    (geschreven als ‘steuntje’/handout bij mijn lezing van 19 mei jl, zie hier, begeleidend artikel hier)

    1920- Val van het Osmaanse Rijk en stichting van de Staat Irak. Irak wordt een monarchie onder Brits mandaat. Faisal I, zoon van de Sharif van Mekka (ook bekend uit Lawrence of Arabia) wordt de eerste koning van Irak
    1932- Formele onafhankelijkheid. Irak blijft echter door allerlei afgedwongen verdragen aan de Britse belangen gebonden
    1941- Met behulp van Nazi Duitsland pleegt de nationalistische generaal Rashid Ali al-Khailani een coup. Datzelfde jaar wordt het Rashid Ali regime door de Britten weer verdreven. Deze coup zou de een belangrijke inspiratiebron zijn voor de oprichting van de Ba’thpartij in Syrië, door de Christen Michel Aflaq
    1958- Een staatsgreep van het leger maakt een einde aan de monarchie en de Britse invloed. Onder leiding van generaal Abdul Karim Qasim wordt de eerste republiek gesticht. Irak wordt een militaire dictatuur, die sterk door de Sovjet Unie wordt gesteund
    1959- Mislukte moordaanslag op president Qasim door de Ba’thpartij. Een van de plegers is de jonge activist Saddam Hoessein. Hij vlucht daarna naar Egypte, maar heeft met deze daad naam gemaakt in de Ba’thpartij en in militante nationalistische kring
    1963- Staatsgreep van de Ba’thpartij, met vrijwel zekere steun van het westen (Amerika, zie bijv. dit artikel uit de New York Times). Het op de Sovjet Unie leunende bewind komt ten val en generaal Qasim wordt geëxecuteerd. De Ba’thi’s beginnen een niets ontziende terreurcampagne, waarin Saddam Hoessein een belangrijke rol speelt. In hetzelfde jaar grijpt het leger in en wordt de Ba’thpartij weer uit de regering gezet. Generaal Abdul Rahman Arif wordt president. In 1966 komt hij om het leven bij een ongeluk en hij wordt opgevolgd door zijn broer Abd as-Salam Arif
    1967-Nederlaag tegen Israël en een opleving van radicale nationalistische krachten in de Arabische wereld
    1968- Tweede staatsgreep van de Ba’thpartij. Generaal Ahmed Hasan al-Bakr wordt president. Saddam Hoessein is in het begin zijn naaste medewerker en krijgt na verloop van tijd de formele functie van al-Bakrs plaatsvervanger.
    1979- Saddam Hoessein schuift al-Bakr aan de kant en wordt president van Irak. In een serie partijcongressen en showprocessen zuivert hij de Ba’thpartij van alle mogelijke concurrenten.
    1980-1988- Oorlog met Iran. Irak valt Iran binnen, om de controle over de monding van de Eufraat en de Tigris in de Perzische golf veilig te stellen. In 1988 eindigt de oorlog in een patstelling, zonder dat een van de partijen iets heeft bereikt.
    1988-jaar van de Anfal-campagnes tegen de Koerden. Naast gifgasaanvallen op een aantal Koerdische steden en dorpen, waarvan die op Halabja het meest berucht is geworden, poogt het Iraakse regime het Koerdische platteland te zuiveren middels massadeportaties en executies. 180.000 Koerden komen om het leven.
    1990- Irak valt Koeweit binnen. In 1991 worden de Iraakse troepen door een coalitie onder leiding van Amerika weer uit Koeweit verdreven. Het Iraakse volk, zowel in het zuiden als in het noorden komt massaal in opstand tegen het Ba’thregime, maar wordt door Amerika in de steek gelaten. Meer dan 100.000 Iraki’s komen om.
    1991-2003 jaren van het embargo. Het regime blijft zitten en het Iraakse volk lijdt bittere armoede
    2003- Invasie van Amerika en bondgenoten onder het voorwendsel van mogelijk aanwezige massavernietigingswapens. Het Ba’thregime en Saddam Hoessein komen ten val.

    Floris Schreve

    Voor de uitgebreide versie (met uitvoerige literatuurlijst, weblinks en andere bronnen), zie: https://fhs1973.wordpress.com/2008/07/15/historisch-overzicht-irak/. Hieronder viif tekeningen van de in Nederland wonende Iraakse cartoonist Kifah al-Reefi (uit de periode 2003-2005) die denk ik geen enkele toelichting behoeven. De beelden spreken voor zich.

    Hier een documentaire van History Channel, waarin 4500 jaar geschiedenis van Mesopotamië/Irak wordt samengevat in anderhalf uur:

    Floris Schreve

    De avonturen van Bolkestein in Irak

     

    ‘Maar ik wil u wel vertellen hoe ik Saddam Hoessein ontmoette’

     

     

    De kunstenaar, de dictator en Frits Bolkestein

     

    Toen ik mijn onderzoek verrichtte naar kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (waarvan een aanzienlijk deel bestaat uit veelal gevluchte kunstenaars uit Irak), vond ik in de archieven van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD, verbonden aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag), het onderstaande artikel uit de Telegraaf  uit 1997. Ik geef hier de complete tekst weer, met uitzondering van de naam van de kunstenaar, die wat mij betreft slechts een slachtoffer was van omstandigheden waar hij zelf weinig aan kon doen. De Telegraaf van 26 augustus 1997 (p. 4):

     Bolkestein voor allochtoon

    Het was drukkend warm weer. Maar de liberale leider mr. drs. Frits Bolkestein had zich toch in pak en stropdas gehesen om een tentoonstelling te openen in de galerie van Tom Okker in de Amsterdamse Nieuwe Spiegelstraat.

    ‘Ik heb geen verstand van kunst en matig mij dan ook geen oordeel aan over het werk van… [de kunstenaar]’, zei de fractievoorzitter van de VVD. Bolkestein haalde nogal vaak het nieuws met heel verstandige uitspraken over allochtonen en asielzoekers en de kunstenaar behoort tot deze categorie.

    ‘Ik ben blij dat u hier de vrijheid en de rust hebt gevonden om uw kunst te beoefenen’, zo zei Bolkestein, maar hij voegde daar later aan toe dat hij hoopte dat de kunstenaar als in Irak de vrijheid en democratie ‘hersteld’ zijn- nou ja, hersteld, je vraagt je af of die er ooit geweest zijn- hij weer naar zijn geboorteland terug kan keren.

    Bolkestein liet dus een beschouwing over kunst achterwege. ‘Maar ik wil u wel vertellen hoe ik voor het eerst Saddam Hoessein ontmoette’.

    Prikkeldraad

    Dat bleek in de tijd te zijn dat hij staatsecretaris van Economische Zaken was, die zich in het buitenland minister mocht noemen. Er was een grote handelsbeurs in Bagdad en Saddam zou de ministers ontvangen. Eerst werden ze naar een gebouw gebracht, waar de straat was afgezet met prikkeldraad en een legertje soldaten.

    Na een uur werd verteld dat de ontvangst elders zou plaatsvinden. Dat zijn zo de bekende schijnbewegingen van een dictator, die bang is voor zijn hachje. ‘In het nieuwe gebouw zat ik naast mijn collega van Saoedi-Arabië op een bankje en wie schetst mijn verbazing dat Saddam tussen ons in kwam zitten’.

    Bolkestein kreeg een uur lang op zijn lazer, want voor Nederland zat in die tijd Max van der Stoel in de Veiligheidsraad van de UNO en deze had een voostel ingediend om de verschrikkelijke oorlog tussen Iran en Irak te beëindigen. Een oorlog waar hele generaties aan werden opgeofferd.

    Het voorstel was uiteraard een compromis, waarbij beide partijen wat moesten toegeven. Saddam vond het een schande, dat Nederland van hem enige tegemoetkoming verwachtte en stak dat niet onder stoelen of banken. Op dit bankje moest de toenmalige Nederlandse bewindsman het ontgelden.

    Tot 21 september kunt u de kunst van de Irakees in de galerie bewonderen en… kopen als u het mooi vindt’. 

    Tot zover dit korte, maar onthullende en vooral buitengewoon lompe artikel uit de Telegraaf. Het komt zelden voor dat er over zo’n korte en compacte tekst zoveel te zeggen valt. En ik vrees dat het niet in positieve zin is, zowel over het artikel zelf als over het beschreven ‘evenement’. Het is zelfs zo extreem, wellicht een kandidaat voor de ‘De Moeder aller foute artikelen’, om maar een toepasselijke kwalificatie toe te kennen, dat je bijna niet zou weten waar je moet beginnen. Zoveel is er mis. Maar laat ik een poging wagen om systematisch een aantal aspecten van dit relaas nader te belichten. Want los van dat het een beetje onbeschoft van Bolkestein was om de wens uit te spreken dat de kunstenaar weer zo snel mogelijk zou vertrekken (op zijn eigen feestje), zou je de kwestie ook kunnen omkeren: wat deed Bolkestein zelf in Irak? Misschien waren de redenen van Bolkesteins bezoek aan Irak wel heel wat minder legitiem dan het verblijf van deze kunstenaar in Nederland. Het zou zomaar kunnen. Hij was daar in ieder geval voor iets meer dan om ervan te genieten dat ze daar ‘minister’ tegen hem zeiden… Ik wil in dit verband ook nog wel wijzen op een artikel uit de Volkskrant uit dezelfde periode, waarin Bolkestein een sluiting van de grenzen bepleit voor asielzoekers uit Irak, zie http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article737725.ece/VVD-kamerlid_Irak-uitlating_Bolkestein_aangezet. Kan het smaakvoller, meneer Bolkestein? Want het lijkt me dat als er iemand zich moet verantwoorden in de kwestie Irak bent u het wel, zoals snel zal blijken.

    Het was pas een paar jaar nadat ik het verslag van die gedenkwaardige opening uit de Telegraaf in het RKD vond, toen ik via een uitzending van VPRO’s Argos weer iets vernam van deze vreemde ontmoeting tussen Frits Bolkestein en Saddam Hoessein, die inmiddels, hoewel nog niet veel in de media bediscussieerd, op zijn zachtst gezegd wat controversieel geworden was. Hier een aantal achtergronden. Over een kunstenaar en balling tegen wil en dank, een wrede dictator die niet altijd de grote vijand van het westen was en een overijverige staatssecretaris van Economische Zaken, die, verblind door het sluiten van lucratieve handelsovereenkomsten en daarmee de dubieuze Nederlandse handel met een van de meest verdorven regimes ter wereld sterk heeft bevorderd, niets wilde weten van mensenrechtenschendingen en grove oorlogsmisdaden en daar achteraf geen enkele spijt van heeft betuigd. Integendeel, zie het bovenstaande artikel uit de Telegraaf. En bovendien ook nog klaagt dat er we in Nederland met te veel vluchtelingen voor dat regime te maken hebben.

    De kunstenaar

    Er wonen en werken zo’n tachtig beeldende kunstenaars uit Irak in Nederland. Dit aantal is spectaculair hoog. De reden van hun verblijf in Nederland heeft natuurlijk alles te maken met de omstandigheden in hun geboorteland en de situatie, zoals die door het regime van Saddam Hoessein gecreëerd was. Verrassend is natuurlijk wel dat er, ondanks die omstandigheden, zoveel kunstenaars zijn.

    Elders heb ik op dit blog al veel over de ontwikkeling van de moderne kunst van Irak geschreven. Vanaf eind jaren veertig/begin jaren vijftig begon zich in Irak een bloeiende kunstscene te ontwikkelen. Deze was toonaangevend voor het hele Midden Oosten. Hoewel Irak nooit een echte democratie was (daar moet ik Bolkestein wel gelijk in geven), was het beslist niet altijd even bar en boos als het onder het regime van de Ba’thpartij (aan de macht sinds 1968, Saddam president vanaf 1979). Er waren vanaf de jaren vijftig verschillende avant-garde bewegingen, die zich ook manifesteerden met allerlei beginselverklaringen en manifesten. De eerste was die van Jewad Selim (eigenlijk de ‘vader van de Iraakse moderne kunst’), de ‘Bagdadgroep voor Eigentijdse Kunst’. Maar later ontstonden er meer bewegingen en locale stromingen zoals de zg. ‘One Dimension Group’. Een van deze bewegingen was ook ‘The Shaddow Group’ (Jamaa’et al-Dhil). Van de laatste beweging, die het levenslicht zag vanaf de tweede helft van de jaren zestig, was de kunstenaar waar het hier om gaat een belangrijke representant, zelfs een van de kernleden. Ik wil de naam van de kunstenaar hier buiten beschouwing laten, maar hij wordt genoemd in een aantal belangrijke overzichtswerken over de moderne kunst van Irak, of zelfs over de moderne kunst van de Arabische of islamitische wereld als geheel, zoals in de publicaties van Brahim Alaoui, Art Contemporain Arabe (Institut du Monde Arabe, Parijs, 1988) of Wijdan Ali, Contemporary Art of the Islamic World (Amman/ Londen, 1989). Ook in het recentere overzichtswerk van Maysaloun Faraj (red.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art (Saqi Books, Londen, 2002) komt deze kunstenaar uitgebreid aan bod.

    Het gaat hier dus om een kunstenaar die in ‘betere tijden’ al zijn sporen ruimschoots verdiend had, binnen Irak, maar ook in het buitenland. Er zijn overigens meer Iraakse kunstenaars in Nederland met een soortgelijke loopbaan. In andere bijdragen heb ik er ook al een paar genoemd. Deze kunstenaar is overigens op dit blog nog nergens ter sprake gekomen en ik heb zijn naam nog niet in een van mijn eerdere bijdragen genoemd die elders op internet zijn verschenen. Vooralsnog wil ik dat zo houden. In dit verband staat immers deze pijnlijke affaire centraal en niet het werk van deze specifieke kunstenaar. Bovendien had het zo’n beetje iedere kunstenaar uit Irak in Nederland kunnen overkomen, dus het zegt ook niets over deze kunstenaar. Zoals Bolkestein het zelf al aangaf: over kunst wilde hij het niet hebben, hij wilde alleen, na wat misplaatste opmerkingen over ‘asielzoekers’, wat sappige anekdotes kwijt over zijn ontmoeting met Saddam Hoessein en zijn officiële contacten met diens regime, iets waar hij tegenwoordig niets meer over wil zeggen, sinds er over die ontmoeting door bepaalde media wat pijnlijke kritische vragen zijn gesteld. Daarover later meer.

    In een ander verband wil ik met liefde nog een keer uitgebreid ingaan op het werk van deze kunstenaar, de man en zijn werk verdienen dit zonder meer. Zijn persoon wil ik er nu buiten laten. Wel kan ik zeggen dat zijn werk totaal niet politiek van aard is en ook niets te maken heeft met de akeligheden waar Frits Bolkestein mee kwam aanzetten. Hij maakt vooral heel erg mooi abstract werk, gelaagd en poëtisch van opbouw met ingetogen maar soms intense kleuren, waarin af en toe elementen van lettertekens zijn verwerkt. Zijn werken drukken van alles uit, maar hebben geen concrete politieke lading, of het is een melancholisch verlangen en zorgen om een vaderland dat nu vrijwel verwoest is.

    Hooguit moet ik hier nog verder toelichten hoe deze kunstenaar, bijna vanuit het niets, opeens in deze galerie aan de Spiegelgracht terecht kwam, een circuit waar bij mijn weten zelden een Iraakse of een gevluchte kunstenaar terecht komt.

    Wat ik uit mijn documentatie over deze tentoonstelling kan afleiden (vooral samengesteld door Jaski Art Gallery zelf, want wat je ook van deze show mocht vinden, dat hadden zij uitstekend voor elkaar), is dat de directie van het AZC waar deze kunstenaar verbleef, enorm zijn nek voor hem heeft uitgestoken. Toen men er achter kwam dat deze man, die volstrekt berooid in Nederland arriveerde, een bijzonder begaafde beeldende kunstenaar was, had men op het terrein van het AZC een schuurtje als atelier  ingericht en hem aan materiaal geholpen. Dit bleek een heilzame daad te zijn, want binnen de kortste keren ging de kunstenaar weer  aan het werk. De medewerkers van dit AZC, ergens diep in de provincie, waren erg onder de indruk van het resultaat en zochten contact met diverse kunstinstellingen en galeries. En warempel, een dure, zij het naar mijn smaak wat commerciële galerie als Jaski uit het chique Spiegelgracht circuit wilde graag met de kunstenaar in zee. Zo kwam het dat deze kunstenaar, die van Nederland niets meer had gezien dan de vluchtelingenopvang, plotsklaps in een circuit belandde waar normaal gesproken slechts Appels en Corneilles worden verhandeld. De kunstenaar, die toen geen woord Nederlands sprak en op dat moment totaal niet op de hoogte was van de culturele infrastructuur in Nederland, wist natuurlijk niet wat hem overkwam. En natuurlijk zei hij ja- wie zou dat niet doen in die situatie? Ogenschijnlijk een kans uit duizenden om zo je entree te maken in het Nederlandse kunstcircuit, zo zullen de kunstenaar en degenen die zich om hem bekommerden hebben gedacht. En in bepaalde opzichten was dat ook terecht. Dus zo kwam deze, weliswaar in Irak beroemde, maar in Nederland volstrekt onbekende kunstenaar terecht in de hogere regionen van het commerciële Nederlandse kunstcircuit. Alleen wat bezielde de oud-tennissers en tegenwoordig galeriehouders Tom Okker en Nico Koster? Ging het ze werkelijk om deze kunstenaar, of wilden ze hem opvoeren als een figurant in een sensationele Frits Bolkestein show?  Hoewel de documentatie bij deze expositie absoluut goed op orde was (er verscheen een mooie folder met een goed achtergrondartikel, zeker als je bedenkt dat goede literatuur over de moderne kunst van Irak niet heel erg bekend is in brede kring en niet in iedere boekhandel of bibliotheek te bemachtigen is- daarvoor dus alle lof), begrijp ik met de beste wil van de wereld niet dat zij uitgerekend Frits Bolkestein vroegen om deze expositie ‘feestelijk’ te openen. Bolkestein had net naam gemaakt met de eerste ‘taboe-doorbrekende’ opmerkingen over ‘de multiculturele samenleving’, ‘de islam’, ‘integratie’ en ‘de vluchtelingenproblematiek’ (sinds kort is dhr Bolkestein weer bijzonder actief met het afgeven van verklaringen dat de ‘westerse cultuur’, superieur is aan ‘de islam’, zie dit recente voorbeeld, of zie deze video van een debat met Tariq Ramadan, waaruit blijkt dat Bolkestein niets van Ramadan heeft gelezen en mijns inziens zijn verhaal verder vrijwel uitsluitend baseert op slechts een  ietwat omstreden artikel van Bernard Lewis, The Roots of the Muslim Rage). Wilden zij Bolkestein graag een podium bieden en werd daarvoor deze individuele kunstenaar gebruikt, die, nog maar net in Nederland aanwezig, geen idee had wat er speelde? Of was het pure sensatiezucht om meer publiciteit te genereren? Want wie wil dat niet zien, een vluchteling met een ‘islamitische achtergrond’ die wordt toegesproken door de grote ‘taboebreker’ Frits Bolkestein. Succes verzekerd en de Telegraaf is dan zeker niet te beroerd om een pittig verslagje te schrijven. Het heeft er alle schijn van dat deze kunstenaar gewoon als een decorstuk of een figurant werd ingezet, als het niet door de galeriehouders was, dan zeker door Frits Bolkestein, de politicus die zichzelf graag als een intellectueel afschildert. ‘Ik heb geen verstand van kunst en matig mij dan ook geen oordeel aan over het werk van…(…) ‘Maar ik wil u wel vertellen hoe ik voor het eerst Saddam Hoessein ontmoette’.

    Toen in 1997 kon Bolkestein hier nog goede sier mee maken, in het Spiegelgracht circuit en in de Telegraaf. Nu, in het tijdperk dat een Frans van Anraat inmiddels strafrechtelijk is veroordeeld en achter de tralies zit, zwijgt de vroegere Staatssecretaris van Buitenlandse Handel liever. Want zijn bezoek aan Bagdad blijkt een onderdeel te zijn van een tamelijk duistere geschiedenis. Al handelde van Anraat vooral op eigen initiatief en overtrad hij ook toen de wet (ik verwijs hier graag naar het gedegen boek van oorlogscorrespondent Arnold Karskens, Geen cent spijt, de jacht op de oorlogsmisdadiger Frans van Anraat, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, dat ik bij deze zeer kan aanbevelen); vele westerse regeringen maakten in die tijd net zo goed vuile handen in het zakendoen met Saddam. In die lijn past ook Bolkesteins bezoek, al staat dit los van de criminele activiteiten van Frans van Anraat. Maar aan de andere kant, hoe uitzonderlijk was van Anraat als zelfs regeringen bijna hetzelfde deden?

    De dictator

    Over Saddam Hoessein is veel verschenen, ook in de media. Zoveel, dat het bijna vermoeiend is. De kwaliteit van de vloed aan informatie is op zijn zachtst gezegd nogal wisselend. Al zijn er genoeg sensationele verhalen bekend over al zijn misdaden uit de tijd van zijn presidentschap (en dan vooral van na 1991, toen hij opeens de paria van de ‘vrije wereld’ werd), toch valt het me op dat er tussen alle ruis weinig gedegen achtergrondartikelen zijn verschenen over de geschiedenis van deze inmiddels geëxecuteerde mysterieuze potentaat, die plotseling wereldnieuws werd toen hij in 1991 Koeweit binnenviel. Natuurlijk, er zijn veel zinnige bijdragen verschenen over de achtergrond van deze vroegere president van Irak, maar die lijken vaak ondergesneeuwd te zijn in een heleboel oppervlakkigheid. Vandaar dat ik hier nog wat aandacht aan hem zal besteden, met enige focus op zijn relatie met de westerse wereld (waaronder Nederland) in de jaren tachtig, toen hij ook Frits Bolkestein op bezoek kreeg. Dus hier een kleine geschiedenis van Saddam Hoessein tot 1983:

    Saddam Husayn Abdal-Majid al-Awyat (al-Tikriti) werd waarschijnlijk in 1937 geboren, in het gehucht al-Awya, in de buurt van de stad Tikrit. Zijn vader, Husayn Abid al-Majid, nam voor de geboorte al de benen, iets dat in het traditionele Bedoeïenen- milieu van Saddams familie als een grote schande werd gezien. Zijn stiefvader, overigens ook familie, Hassan Ibrahim, maar vooral bekend geworden als ‘Hassan de Leugenaar’, mishandelde het kind en liet hem vaak weten dat hij eigenlijk maar een bastaard was. Zoals Saddam het zelf waarschijnlijk openhartig heeft verteld aan zijn officiële biografen, zoals Amir Iskander, die een propagandistische hagiografie schreef, kwam het voor hem als een bevrijding dat zijn oom Khairallah Tulfah, de broer van zijn moeder, zich over hem ontfermde en hem in zijn gezin opnam. Bovendien was zijn oom Khairallah, die in de stad Tikrit woonde, de enige uit de directe familie die het armoedige boerenmilieu van Saddams ouders  achter zich had weten te laten. Hij was ooit toegetreden tot de militaire academie en had het gebracht tot onderofficier. Irak was in die dagen officieel een monarchie, onder de Hashemitische dynastie (dezelfde Koninklijke familie van Jordanië), maar in de praktijk een door de Britten gecontroleerd (al was het Britse mandaat, ingesteld in 1920, officieel net ingetrokken). Juist in het militaire milieu van Saddams oom waren de anti-Britse sentimenten sterk aanwezig. In 1941 lukte het een aantal hoge officieren, onder leiding van generaal Rashid Ali al-Khailani, een coup te plegen. Deze coup werd gesteund door Nazi-Duitsland. In hetzelfde jaar verdreef een grote Britse troepenmacht dit Duitsgezinde regime weer en werd de monarchie weer hersteld. De oom van Saddam was een van de onderofficieren die vanwege hun steun aan het Rashid Ali bewind in de gevangenis belandde. Toen Khairallah Tulfah vrij kwam werd hij, inmiddels oneervol ontslagen uit het leger, onderwijzer in Tikrit. Zijn hele leven bleef hij vol wrok over zijn mislukte militaire carrière en vooral een groot bewonderaar van Nazi-Duitsland. Hij schreef in die tijd ook een manifest met de veelzeggende titel ‘De drie dingen die nooit door God geschapen hadden mogen worden; Joden, Perzen en vliegen’. De haat tegen ‘Joden’ en ‘Perzen’ zou Saddam zijn hele leven koesteren; zelfs toen hij in 2006 werd geëxecuteerd waren zijn laatste woorden onder meer ‘Dood aan de Perzen en leve de Arabische natie’ (de laatste kreet is overigens een typische Ba’th slogan).

    Maar voor de jonge Saddam was zijn oom dus zijn belangrijkste held, waaraan hij zich graag optrok. Saddam trouwde zelfs met zijn dochter, Sayyida Tulfah, de moeder van oa Uday en Qusay. Zij was dus Saddams volle nicht. Jaren later zouden de relaties bijzonder slecht worden toen Saddam Khairallahs zoon en de broer van zijn vrouw Sayyida, Adnan Khairallah Tulfah, die minister van defensie was geworden, om het leven liet brengen gedurende een interne partijzuivering (hij kwam zogenaamd om het leven bij een helikopterongeluk en zou formeel in de gratie blijven, want zo’n familieaffaire zou wel erg pijnlijk zijn). Maar dat was pas in 1986. Voor de jonge Saddam was zijn oom Khairallah zijn belangrijkste voorbeeld.

    Ook Saddam wilde niets liever dan zijn opleiding vervolgen aan de militaire academie in Bagdad. Hij werd afgewezen en volgde in plaats daarvan een rechtenstudie en was vooral actief in het clandestiene extreem nationalistische milieu, waar hij zich vooral ontpopte tot beroepsrevolutionair. Hij sloot zich aan bij de Ba’thpartij, een toen nog marginale beweging. Deze partij, gesticht door de Christen Michel Aflaq in Syrië, stond een seculiere en extreem nationalistische ideologie voor (alleen geen ‘Iraaks nationalisme’, maar wel een ‘Pan-Arabisch nationalisme’), wederom geïnspireerd door het Europese fascisme. Wat de Ba’thi’s in die tijd vooral onderscheidde, naast hun militante Pan-Arabisme, was hun sterke afkeer van het communisme. Dat was in Irak zeker relevant, want in die tijd kende Irak een weliswaar clandestiene, maar grote communistische partij. Voor de velen die het Ba’thisme situeren in de communistische hoek; dit is dus niet correct. De Ba’thpartij was zelfs een uitgesproken anticommunistische beweging, hoezeer Saddam ook persoonlijk een bewonderaar van Stalin was en dat gedurende een bepaalde tijd de Ba’thi’s enige steun kregen vanuit het Sovjet kamp. Toch wil ik in dit verband wijzen op Saddams anticommunisme; het was juist daarom dat verschillende westerse landen voor een bepaalde periode gedurende de Koude Oorlog geïnteresseerd waren in een goede verstandhouding met het Iraakse regime- zie bijvoorbeeld het latere bezoek van Frits Bolkestein, waar ik nog uitgebreid op terugkom.

    Maar hoe dan ook, in 1958 kwam de revolutie die een eind maakte aan de monarchie en de Britse invloed. Een groep van hoge militairen, die zich naar Nasser de ‘Vrije Officieren’ noemden, grepen de macht middels een bloedige staatsgreep, waarbij vrijwel de volledige Koninklijke familie om het leven kwam (alleen Prins Sharif Ali bin al Hussein, die in het buitenland verbleef, overleefde het en werd later, gedurende de jaren van de heerschappij van de Ba’thpartij, een belangrijke woordvoerder van de Iraakse oppositie in ballingschap, t/m de Amerikaanse invasie van 2003) . De Ba’thi’s waren aanvankelijk enthousiast over de machtsgreep van het leger, maar dat was de communistische partij ook, die toen bovengronds kwam. De president van de nieuwe republiek, brigade generaal Abdul Karim Qasim, zocht aansluiting bij de Sovjet Unie en brak daarmee met de pro-Westerse koers die Irak was gevaren onder de monarchie. De Ba’thi’s hadden geen schijn van kans om in de macht te delen. Dus begon de Ba’thpartij ook te complotteren tegen het nieuwe militaire bewind. In 1959 stelden zij een moordcommando samen om President Qasim te executeren. Een van de deelnemers was de jonge activist Saddam Hoessein. De aanslag mislukte en Saddam vluchtte naar Cairo. Naast dat hij daar zijn rechtenstudie voltooide, was hij ook actief binnen de groep van Iraakse ballingen die af wilden rekenen met president Qasim. Het was in die tijd dat hij ook regelmatig de Amerikaanse ambassade bezocht; want ook Amerika wilde van de pro-Russische Qasim af en zocht actief contact met Iraakse groeperingen, die mogelijk een alternatief konden bieden.

    In 1963 lukte het de Ba’thpartij (voluit Arabic Ba’thist Socialist Leaders Party, ABSLP) om middels de meest bloedige coup uit de Iraakse geschiedenis aan de macht te komen. De Ba’thi’s die in ballingschap verbleven, waaronder Saddam, keerden terug naar Irak. Het jaar 1963 stond in het teken van de grote afrekening en Saddam was een van degenen die leiding gaf aan de terreurcampagne. Het vroegere Koninklijke paleis werd ingericht als gevangenis en kreeg al snel de bijnaam al-Qasr an-Nihayyah, het ‘Paleis van het Einde’, dat in gebruik bleef tot in de jaren tachtig de nog beruchtere Abu Ghraib open ging. De situatie liep in het jaar van de eerste Ba’thcoup echter zo uit de hand dat uiteindelijk de legerleiding eind 1963 een tegencoup pleegde en de Ba’thi’s afzette. Saddam belandde voor een paar jaar in de gevangenis. Onder het regime van de gebroeders Arif (Abdul Rahman Arif, president 1963-1966 en Ab-as Salam Arif, president 1966-1968) werd er weer een pro-westerse koers ingezet, tot 1967, toen de verzamelde Arabische legers een nederlaag tegen Israël leden in de zesdaagse oorlog. Irak had nauwelijks meegedaan (de Iraakse hulptroepen arriveerden zelfs te laat) en het Arif regime werd in militante kring al snel verdacht van opzettelijke sabotage. Het was in het klimaat van de Arabische nederlaag tegen Israël dat er in 1968 een voedingsbodem bestond voor de tweede Ba’thcoup, met steun van elementen uit het leger. Deze verliep aanvankelijk zonder bloedvergieten; president Abd-as Salam Arif werd op het vliegtuig naar het buitenland gezet en de al wat oudere generaal en Ba’thlid Ahmed Hasan al-Bakr en zelfs een ver familielid (eigenlijk ‘clangenoot’) van Saddam, werd de nieuwe president van Irak. Er zijn overigens verschillende getuigenissen, uit diverse bronnen, dat er wederom sprake was aan CIA steun voor de Ba’thcoup. Said Aburish heeft hier het eea over geschreven, maar er zijn ook fascinerende getuigenissen van toenmalige soldaten, die hebben verklaard dat er in de nacht voor de coup op grote schaal Amerikaanse wapendroppings plaatsvonden. Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar de memoires van Ala Bashir, de latere lijfarts van Saddam, maar toen dienstplichtig soldaat (en overigens ook kunstenaar, zie http://www.alabashir.com/ , zij het dat dit wat mij betreft niet het beste is wat Irak op dit gebied te bieden heeft). Bij mijn weten is hier echter nog niet het definitieve woord over gezegd. Zie verder dit  propagandaclipje van het vroegere Iraakse persbureau INA, ter herdenking van ‘de glorieuze 17 juli revolutie’. Alle hoofdrolspelers uit die tijd komen langs. Deze geschiedenis is overigens erg complex; Irak was formeel ‘ongebonden’ gedurende de Koude Oorlog, maar zigzagde voortdurend tussen beide kampen door. De belangrijkste literatuur over deze complexe geschiedenis is, naast Kanan Makiya’s Republic of Fear (1989, University of California Press, gepubliceerd onder het pseudoniem Samir al-Khalil), het magnum opus van Hanna Batatu, The old landed commercial classes and revolutionary movements of Iraq; a history of its communists, Ba’thists and Free Officers (Princeton University Press, 1978), in Nederland helaas alleen te raadplegen in Universiteitsbibliotheken of de KB. Zie overigens ook deze uitzending van RAM, het vroegere kunstprogramma van de VPRO, waarin fragmenten worden uitgezonden van een film die de Nederlandse/Iraakse kunstenaar Qassim Alsaedy (met wie ik goed bevriend ben, overigens niet de kunstenaar waar het in dit verhaal om gaat) maakte over het culturele en intellectuele leven na de val van het regime. Daarin vertellen Iraakse boekhandelaren hoe dit verboden boek clandestien in Irak circuleerde.

    In ieder geval was de koers van het nieuwe bewind aanvankelijk meer pro-Sovjet dan pro-Westers (al waren er ook hartelijke contacten met Frankrijk). In die tijd leerden diverse buitenlandse gezagsdragers, waaronder Jacques Chirac, voor het eerst Saddam Hoessein kennen. Saddam was in die tijd een soort naaste assistent van de president, maar werkte stug door aan zijn netwerk, waarbij hij zijn rivalen dikwijls meedogenloos elimineerde en werd al snel vice-president. In de Koude oorlogsverhoudingen was Irak in die tijd officieel neutraal; er werden zowel contacten onderhouden met de Sovjet Unie, als met sommige westerse landen. Deze betrekkingen zouden sterk verbeteren toen Saddam Hoessein in 1979 plotseling Ahmed Hasan al-Bakr aan de kant zette en zelf president werd. Eerst volgde er een grote interne partijzuivering; naar Stalinistisch voorbeeld organiseerde Saddam een serie showprocessen, waarin hij zijn belangrijkste rivalen binnen de partij uit de weg ruimde. Van deze zuivering werd een film gemaakt, die naar alle partijafdelingen werd gestuurd, zodat er geen twijfel over kon bestaan wie er vanaf nu de baas was. Een paar stukjes van deze beruchte film zijn hier (Arabisch, niet ondertiteld, maar de strekking is duidelijk) en hier (korter fragment wel ondertiteld met commentaar van Christopher Hitchens) te bekijken. Op een speciaal congres van de Ba’thpartij worden de namen voorgelezen van de vermeende samenzweerders tegen Saddam, die vervolgens de zaal worden uitgeleid om direct geëxecuteerd te worden. Saddam kijkt toe, soms veinzend alsof hij huilt en soms grijnzend terwijl hij een dikke sigaar rookt. Als je de sfeer van die bijeenkomst, zoals die in die film naar voren komt op je in laat werken, kun je enigszins begrijpen waarom het bekendste werk van de Iraakse dissidente schrijver Kanan Makiya, een van de eerste standaardwerken over het Irak van de Ba’th, Republic of Fear heet (gepubliceerd in 1989, onder het pseudoniem Samir al-Khalil). Verder kun je aan deze film goed zien in welk opzicht Saddam een bewonderaar van Stalin was. Dat was dus niet zo zeer om ideologische redenen, maar eerder om ‘methodische’ redenen, al schijnt Saddam rond die tijd een keer gezegd te hebben: ‘Wij hebben geen Stalinistische methodes nodig om ons van onze vijanden te ontdoen. Wij hebben onze eigen Ba’thmethodes’. Er bestaat een bekende anekdote van Jalal Talabani, de huidige president van Irak maar toen de leider van de Popular Union of Kurdistan (PUK), een van de rebellerende Koerdische partijen (samen met de KDP, de Koerdische Democratische Partij, van Mullah Mustafa Barzani en zijn zoon Massoud Barzani, de tegenwoordige leider, die nu president van de regio Koerdistan is). Na het sluiten van een bestand in Bagdad  in 1977 nodigde Saddam Jalal Talabani uit op zijn privékantoor. Talabani zag tot zijn verbazing dat Saddam een hele boekenkast had ingericht met literatuur over Stalin. Op zijn opmerking: ‘Maar meneer de vice-president, u bent toch geen communist?’ antwoordde Saddam: ‘En u dacht dat Stalin een echte communist was? Dan heeft u Stalin niet goed begrepen’.

    De betrekkingen met het westen werden pas sterk verbeterd toen in buurland Iran in 1979 de islamitische revolutie plaatsvond en het regime van de Shah werd afgezet. Het westen en dan vooral Amerika, was in een keer een belangrijke bondgenoot in de regio kwijt. Het nieuwe regime van de Ayatollahs keerde zich fel tegen Amerika, zie de langdurige gijzeling van het Amerikaanse ambassade personeel, die uiteindelijk president Jimmy Carter zijn herverkiezing kostte en plaats moest maken voor Ronald Reagan.

    Toen Saddam Hoessein in 1980 Iran binnenviel keek de wereld aanvankelijk toe. In de westerse wereld waren er toen geen speciale banden met Irak, op Frankrijk na (vooral Chirac, toen premier, onderhield hartelijke betrekkingen met Saddam Hoessein). Maar nu het westen in Iran de sterkste bondgenoot in de regio verloren had (de Shah werd door sterke Amerikaanse steun in het zadel gehouden, maar sinds hij vertrokken was, klonk het iedere vrijdag in de moskeeën ‘dood aan Amerika’), was men toch op zoek naar nieuwe partners. De Iraakse Ba’thi’s, ooit ondersteund als tegenkracht tegen het dreigende gevaar van een communistische machtsovername in Irak (en Irak had een van de grootste communistische partijen van het Midden Oosten), maar waren later zelf tamelijk vriendschappelijk met de Sovjet Unie geworden, begonnen weer een interessante kandidaat te worden. Zie over deze ‘partnerswitch’ deze  uitzending van Andere Tijden, die wel een overzichtelijk, zij het een wat globaal beeld schetst. Zie ook dit interview met Robert Fisk, ook buitengewoon veelzeggend over de westerse flexibiliteit in de bejegening van Saddam Hoessein door de jaren heen.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Donald Rumsfeld schudt de hand van Saddam Hoessein bij zijn bezoek aan Bagdad in 1983 als speciaal gezant van president Ronald Reagan

     

     

    Maar nog voordat de regering van president Reagan niemand minder dan Donald Rumsfeld als speciaal gezant naar Saddam Hoessein stuurde om de betrekkingen aan te halen (zie deze uitzending van Netwerk ), was Nederland al voor geweest met een eigen speciale gezant, in oktober 1983. Dat was Frits Bolkestein, staatssecretaris voor Buitenlandse Handel in het kabinet Lubbers I.

    Frits Bolkestein en Saddam Hoessein

    In 1991, toen Saddam Hoessein net Koeweit was binnengevallen en het oog van de wereld plotseling gericht was op dit ‘nieuwe kwaad’ in Bagdad, werd de toenmalige fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, Frits Bolkestein, in een uitzending van NOS Laat (de voorloper van Nova), oktober 1991, in de studio geïnterviewd door Charles Groenhuizen. Zij het iets minder uitvoerig dan in het bovenstaande artikel uit de Telegraaf, vertelde Bolkestein toen ook over zijn bezoek aan de Iraakse dictator.

    Bolkestein: ‘Het is een buitengewoon onaangename man. Ik was toen staatssecretaris van Buitenlandse Handel en heb in die hoedanigheid Saddam Hoessein en ook een paar van zijn ministers ontmoet. Ik kan niet anders zeggen, het was een lugubere bijeenkomst, het is een luguber regime’. Op de vraag van Charles Groenhuizen: ‘Wat is er zo luguber aan de man zelf als je hem spreekt?’, antwoordde Bolkestein: ‘Het absolute gebrek aan medemenselijkheid dat hij uitstraalt. Geen enkele terughoudendheid wat betreft de wijze waarop hij andere mensen behandelt’. Groenhuizen: ‘Want hij was toen nog volop verwikkeld in de oorlog met Iran, waarbij ook gifgas werd gebruikt’. Bolkestein: ‘Zeker, iedereen weet toch ook wat voor regime het is, hoe ze de Koerden bestrijden met mosterdgas, hoe ze de oorlog tegen Iran zijn begonnen, hoe ze de eigen bevolking onderdrukken’.

    Helaas vroeg Charles Groenhuizen toen niet door. Want als Bolkestein kennelijk zo goed op de hoogte was van de misdaden van dit regime, wat had hij daar toen te zoeken, vooral als Staatssecretaris van Buitenlandse Handel? Helaas een gemiste kans voor het toenmalige NOS Laat, waar ze Bolkestein live in de studio hadden, dus een prachtige gelegenheid om hem daarover stevig aan de tand te voelen, al was de actualiteit op dat moment natuurlijk Saddams bezetting van Koeweit.

    Wie wel diep in dit dossier zijn gedoken en wel de nodige kritische kanttekeningen hebben gemaakt, is de redactie van het onderzoeksjournalistieke radioprogramma Argos (VPRO). Aan dit programma ontleen ik ook de bovenstaande conversatie met Groenhuizen (terug te luisteren op: http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?referer=10442372&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&portalid=ochtenden&media=13664044&mediatype=audio, na 16 minuten).

    Argos maakte een ijzingwekkende reconstructie van het dit vergeten stukje geschiedenis van de Nederlandse/Iraakse betrekkingen. Ik kan iedereen ten zeerste aanraden dit hele verhaal te beluisteren (aflevering 4 april 2003). Naast dat het ontluisterend is, is het ook bloedspannend. De onderstaande citaten zijn grotendeels afkomstig uit deze uitzending (soms uit een vervolgaflevering, maar dat zal, met link, duidelijk worden aangegeven). Hier wil ik een aantal opmerkelijke zaken uit deze en andere afleveringen van Argos doornemen, die aan deze zaak gewijd waren.

    In 1983, toen de Irak/Iran oorlog op zijn hoogtepunt was, bracht staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, Frits Bolkestein, namens het Ministerie van Economische Zaken een bezoek aan Bagdad. Het doel van zijn bezoek was om met de Iraakse regering een overeenkomst te sluiten voor economische samenwerking. Overigens was dit niet eens heel uitzonderlijk voor een westers land; veel westerse landen verstevigden in die tijd de  betrekkingen met het bewind van de Ba’thpartij. Daar waren natuurlijk twee redenen voor. In de eerste plaats was Iran als bondgenoot in de regio weggevallen, vanwege het bewind van de Mullahs. Saddam Hoessein was de eerste die, vanwege zijn aanval op Iran, die mogelijk in staat was om dit bewind te verzwakken. En verder moet er niet vergeten worden dat Irak de op een na grootste olievoorraad ter wereld heeft. Alleen Saoedi-Arabië beschikt over grotere oliereserves. De zucht naar olie en de macht over de aan en afvoer is overigens de belangrijkste rode draad uit de geschiedenis van Irak gedurende de twintigste eeuw geweest. Zie daarvoor mijn eerdere op dit blog verschenen Historische overzicht van Irak .

    Overigens waren niet alleen de westerse mogendheden met Irak bezig, ook de Sovjet Unie en haar bondgenoten richtten zich nog altijd sterk op Irak. Officieel was Irak neutraal in de Koude Oorlog en was het zelfs een prominent lid van de zg Unie van Ongebonden Landen met als belangrijkste medeleden Indonesië en India. Maar nu het zich in een oorlog met het uitgesproken anti-westerse Iran van de Mullahs had gestort, was het vanuit het perspectief van de Koude Oorlog niet onhandig om goede betrekkingen met Saddams Irak te onderhouden. En dat wist het Iraakse bewind maar al te goed, al verspeelde het die positie in een keer met de annexatie van Koeweit; achteraf Saddams grootste strategische blunder uit zijn carrière, die hem in een klap alle goodwill van de internationale gemeenschap deed verspelen en hem opzadelde met militaire acties en sancties tegen zijn bewind (en vooral ook zijn land, die veel leed hebben berokkend aan het Iraakse volk, dat je moeilijk alle misdaden van Saddam in de schoenen kunt schuiven), tot de definitieve invasie in 2003, die zijn einde betekende.

    Maar zover was het in 1983 nog lang niet. De Palestijnse schrijver en journalist Said K. Aburish, die een gedegen biografie van Saddam Hoessein schreef (Saddam Hussein; the politics of revenge, Bloomsbury Publishing, Londen, 2000, van alle biografieën wat mij betreft de beste tot nu toe, zeker beter dan de recentere biografie van Con Coughlin), heeft in zijn hoofdstuk ‘Marching to Halabja’ een ontstellend lange reeks namen opgesomd van westerse politici en regeringen, maar ook grote bedrijven, die stonden te dringen om bij het Ba’thregime zoete broodjes te bakken in de hoop op gunstige deals. In een uitzending van Nova (26 februari 2003, uit deze reportage blijkt overigens dat Aburish sceptisch is over nog bestaande massavernietigingswapens, terwijl in de studio Mient Jan Faber nog volop overtuigd is ) zei Aburish in een interview het volgende: ‘Saddam Husayn had great plans with Iraq. He wanted to push Iraq into the 20th century. But there were conditions attached most people would not except. If that meant eliminating half of the population, he was willing to do that. His project of eradicating analphabetism in Iraq was absolutely one of the most successful ever in history. And he did receive an award of the Unesco’ (de Kropeska-award in 1977, FS) (…) Iraq offered potential’. Over de levering van dubieuze chemicaliën, zogenaamd voor Iraks industriële opbouw, maar eigenlijk bestemd voor oorlogsdoeleinden, zegt Aburish: ‘The United States knew about it, Great Britain knew about it, everybody knew. Nobody raised any objection’.  

    In het plaatje dat Aburish hierboven schetst past ook het bezoek van Bolkestein, al noemt Aburish dit kleine voorval niet in zijn boek (Nederland was leek toen nog niet zo belangrijk, want het verhaal van Frans van Anraat, die toch echt de grootste leverancier van chemicaliën voor Saddams wapenarsenaal blijkt te zijn geweest gedurende de tweede helft van de jaren tachtig, was in 2000 nog niet boven water gekomen en wordt dus niet door Aburish genoemd). Maar Bolkesteins eigen motivering, die hij gaf toen zijn overeenkomst met het regime door de Tweede Kamer moest worden gesluisd, lag geheel in de lijn van de beschrijving van Aburish. Op deze brief aan de kamer kom ik nog terug.

    Laten we de paar belangrijkste punten eruit lichten, die in de uitzendingen van Argos naar voren zijn gebracht, in eerste instantie de uitzending van 4 april 2003.

    De uitzending begint met een paar uitspraken van Nederlandse politici aan de vooravond van de Amerikaanse aanval, waaronder Balkenende, Zalm en de Hoop Scheffer. Zij benadrukken vooral dat Saddam Hoessein een wrede dictator is, die de mensenrechten systematisch schendt. De retorische vraag van Argos luidt: Waren deze mensenrechten altijd het belangrijkste wanneer het de naar Irak te voeren politiek betrof? ‘Deze lotsverbondenheid van sommige voorstanders van de oorlog is vaak van recenter datum dan zij doen voorkomen’, stelt Argos. ‘Argos vandaag over een onverwerkt verleden en korte geheugens’.

    De uitzending gaat van start met een passage van Henk Kamp, minister van defensie namens de VVD in het kabinet Balkenende II, in het EO programma het Elfde Uur. Kamp somt voor Andries Knevel een aantal van Saddams grootste misdaden op om de oorlog te rechtvaardigen, waaronder de oorlog tegen Iran en de gifgasaanvallen tegen de Koerden. ‘Ik vind het heel mooi van Amerika dat ze daar iets aan willen doen’, aldus Henk Kamp. Argos maakt de vergelijking met Donald Rumsfeld, die de strijd tegen Saddam heeft omschreven als ‘een kruistocht tegen het kwaad’. Maar uit documenten, die vorig jaar beschikbaar kwamen, bleek dat Rumsfeld twintig jaar daarvoor heel anders aankeek tegen dit kwaad. Vervolgens wordt er verwezen naar de eerder genoemde uitzending van Netwerk, waaruit een geluidsfragment wordt uitgezonden. Rumsfeld was dus een afgezant van de regering Reagan, die de banden met Irak weer kwam herstellen en het Iraakse regime zelfs een lucratief contract aanbood voor samenwerking op het gebied van civiele technologie, al ging het hier om ‘dual use technology’. Technologie die voor civiele doeleinden bestemd is, maar ook militair kan worden toegepast.

    Wat mij betreft is hier het meest opmerkelijk, dat van Anraat, weliswaar illegaal, precies hetzelfde te werk ging. In het boek van Karskens kunnen wij voortdurend lezen hoe hij ‘civiel materieel’ leverde, maar dat deze ook ‘militair’ (zij het tegen het oorlogsrecht in, want het ging om gifgas) kon worden toegepast. Maar Rumsfelds contract leverde ook de mogelijkheid tot het aanschaffen van nucleair basismateriaal en spullen voor het bouwen van een rakettenfabriek.

    Vervolgens passeert het eerder genoemde passage van Bolkestein uit NOS Laat (Nova). Argos vermeldt dat net voordat Rumsfeld Irak aandeed in oktober 1983 Frits Bolkestein Bagdad bezocht met een soortgelijke missie. Argos gaat nu terug naar en eerdere uitzending (hun eerste over dit onderwerp, niet meer online te beluisteren, alleen in deze herhaling) van 21 november 1997. Deze begint met een passage van Jacques de Milliano, toen voorzitter van Artsen Zonder Grenzen, die net Halabja had bezocht, kort na de beruchte chemische aanval. De Milliano: ‘Meer dan vijfduizend lijken, vrouwen, mannen en kinderen, in Pompeji-achtige houdingen lagen verspreid door de stad en waren vergast. Hier was mosterdgas, zenuwgas en blauwzuurgas gebruikt. De wereld zweeg echter’.

    Dan volgt een citaat van Bolkesteins wetsvoorstel aan de Tweede Kamer, voor de speciale handelsovereenkomst met Irak. Uit de brief van Bolkestein: ‘De onderhavige, op 31 oktober te Bagdad overeengekomen overeenkomst is tot stand gekomen op voorstel van Nederland. Zij beoogt de mogelijke economische en technische samenwerking met Irak te vergroten’, aldus Bolkestein aan de Tweede kamer.

    Bolkestein was op 23 oktober, toen de oorlog met Iran op zijn hoogtepunt was, op bezoek geweest in Bagdad, onder de titel ‘minister van buitenlandse handel’ (het klopt dus precies met wat hij op de opening in Jaski Art Gallery vertelde). Hij had een ontmoeting met Saddam Hoessein gehad en had een samenwerkingsverdrag met zijn regime gesloten. Bolkestein: ‘Irak behoort met haar ruim dertien miljoen inwoners tot de grote Arabische landen en is dankzij de grote olierijkdom financieel in staat om de economische opbouw in versneld tempo door te voeren. Het Iraakse streven is om op zowel industrieel als op landbouwgebied  te komen tot een zo hoogst mogelijke graad van zelfvoorziening, waarbij de nadruk thans ligt op de zware en basis industrie, zoals staal, petrochemie, kunstmest en plastics. Op technologisch terrein streeft Irak naar de meest geavanceerde producten, hetgeen mede de reden is dat Irak zich meer en meer op het westen oriënteert’. Omdat de Iraakse overheid de belangrijkste opdrachtgever is, zo licht Bolkestein toe, is het zo belangrijk om nauwer samen te werken met die overheid, dus het regime van de Ba’thpartij en Saddam Hoessein. Bolkestein vervolgt: ‘Wij achten nauwe samenwerking met Irak van belang, niet alleen ter ondersteuning van de exportbelangen van het Koninkrijk, doch tevens omdat een goede relatie met landen die zijn aangesloten bij de OPEC, waarvan Irak een vooraanstaand lid is, in het belang lijkt te zijn van evenwichtige internationale verhoudingen, zowel op politiek (! FS) als op economisch gebied’. Over de oorlog met Iran, of de grootschalige mensenrechtenschendingen, rept Bolkestein met geen woord.

    De volgende passages zijn het betere rode oortjeswerk, zeker als je deze in het licht ziet van de geschiedenis van de vuile handen in de kwestie Irak. Bolkestein: ‘Irak wil niet volstaan met de toezegging dat op dit gebied voornamelijk samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven zou kunnen worden bevorderd, doch verlangde dat in de beoogde overeenkomst zou worden bevestigd dat Irak ook mag rekenen op faciliteiten op technisch gebied, buiten het verband met transacties met het bedrijfsleven. Aan deze wens is van Nederlandse zijde tegemoetgekomen. Indien van de zijde van Irak bij de Nederlandse autoriteiten zou worden verzocht om eraan mede te werken dat ondernemingen of instellingen, die erover beschikken, ook technologische gegevens ter beschikking zullen komen, zal van geval tot geval beoordeeld worden, of deze medewerking kan worden gegeven.’

    Kamervragen

    Bolkestein wilde, aldus Argos, deze overeenkomst stilletjes door de Tweede Kamer laten ratificeren. Maar dat lukt niet probleemloos. Ria Beckers, toen fractievoorzitter van de PPR, later opgegaan in Groen Links, waarvan zij ook de eerste fractievoorzitter was (zij is in 2006  overleden), steekt daar een stokje voor en roept Bolkestein naar de kamer. In Argos legt zij telefonisch uit waarom. Ria Beckers: ‘Waar het om ging was dat er al een jaar of vier/vijf een verschrikkelijke oorlog aan de gang was tussen Iran en Irak, waar intussen meer dan een miljoen mensen waren omgekomen en wat echt een hele smerige oorlog was. Het is dan natuurlijk wel een heel vreemd politiek signaal, als de hele wereld en de Veiligheidsraad bezig is om ze te proberen van elkaar af te krijgen en die oorlog te beëindigen, dat je dan zo’n overeenkomst tot economische samenwerking gaat ratificeren. Dat had Bolkestein dus stilzwijgend willen doen. Dat gaat meestal met dat soort verdragen, tenzij de kamer vijftig handtekeningen verzamelt en het dan alsnog op de agenda plaatst. Dat hebben we toen gedaan (…) De grote kloof tussen Bolkestein en een deel van de kamer was toen: hoe kun je, terwijl er zo’n oorlog aan de gang is, die niemand wil en waar iedereen van vindt dat die beëindigd moet worden, waarvan we dagelijks in de kranten lezen wat er allemaal gebeurt en de mensenrechten op grove wijze geschonden worden, hoe kun je doen alsof er niets aan de hand is en gewoon gaan samenwerken met Irak?’

    Beckers wijst er verder op dat het ook nog ging om samenwerking op het gebied van economische steun en technologie die eventueel voor Irak interessant zou kunnen zijn, juist vanwege die oorlog. Het belangrijkste punt van Beckers is vooral het volgende. Beckers: ‘Door de discussie heen speelde ook dat het weliswaar uitgesloten was om zg strategische goederen te leveren, dus zaken waarvan je direct kunt aannemen dat die in de oorlog gebruikt kunnen gaan worden. Maar er zijn, en dat geldt vooral voor Irak, allerlei ondefinieerbare gifstoffen, of bestanddelen, die mogelijk gebruikt kunnen worden voor chemische wapens. Die staan niet op die strategische goederenlijst. Landbouwgif bijvoorbeeld valt niet onder strategische goederen, maar daar kun je wel een heleboel mee doen’. Achteraf is gebleken dat Beckers gelijk heeft gekregen, want landbouwgif is vaak door het Iraakse regime als dekmantel gebruikt om aan grondstoffen voor chemische wapens te komen, daar zijn Said Aburish, maar ook Arnold Karskens heel duidelijk over (Said Aburish heeft gesteld dat Irak wel door de meest extreme sprinkhanenplagen moest zijn geteisterd, zoveel pesticiden had het nodig).

    Op initiatief van Ria Beckers wordt het verdrag met Irak op 16 november 1984 besproken in de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. De discussie loopt door tot in 1985 en mondt uiteindelijk in april 1986 uit in een plenair debat. Al die tijd houdt Bolkestein voet bij stuk en staat hij achter zijn verdrag met het regime van Saddam Hoessein en verwerpt hij alle kritische kanttekeningen vanuit de kamer. Bolkestein: ‘Dat Nederland, door de levering van bepaalde diensten of goederen, betrokken zou raken bij de oorlog, komt ons niet waarschijnlijk voor. Het bestaan van een overeenkomst als de onderhavige, doet dit ons inziens niets anders zijn. Door de leden van de PvdA fractie is gewezen op het belang dat Irak hecht aan de overdracht van technologische kennis op het gebied van de zware industrie. Zij verbonden hieraan de vraag of de vergroting van het militaire potentieel van Irak, die als gevolg daarvan naar hun mening voor de hand zou liggen, te rijmen is met de Nederlandse politiek van volstrekte neutraliteit. In antwoord op deze vraag zouden wij erop willen wijzen dat, indien men iedere bijdrage aan de economie van een land te beschouwen als tevens te zijn een bijdrage aan het militaire potentieel, deze consequentie slechts door middel van een totaal embargo zou kunnen worden ontgaan. Een politiek van volstrekte neutraliteit brengt daarentegen ons inziens met zich mede dat zoveel mogelijk normale betrekkingen met alle betrokkenen worden onderhouden. Een overeenkomst als de onderhavige is daarom daarmee alleszins te rijmen’.

    Los van het vreselijke ambtelijke jargon (maar goed, Bolkestein vervulde hier een bestuurlijke rol), is dit een bijna profetische tekst. Een paar jaar later was het inderdaad zover en kreeg Irak te maken met een wurgend embargo. Ook dit embargo heeft ontegenzeggelijk veel leed veroorzaakt, maar dan nog lijkt mij het sluiten van een lucratief handelscontract weer het andere uiterste. Net alsof er geen tussenweg mogelijk zou zijn, denk ik dan.

    Maar verder met Bolkestein, die de verschillende vragenstellers van repliek bedient: ‘Strikt logisch redenerend kan men juistheid ontlenen aan de redenering van de heer van der Spek (kamerlid van de PSP, later opgegaan in Groen Links, FS), dat alle handelingen met de buitenwereld een oorlogsbevestigend karakter hebben  niet ontkennen. Het is echter weinig realistisch om dat standpunt in de praktijk te brengen. Meneer de Voorzitter, mevrouw Beckers verwijt de regering dat zij haar ogen sluit voor het conflict met Irak en Iran. Dat is niet waar. We hebben ons, zo actief als dat maar kon, met dat conflict bemoeid. We hebben getracht te bemiddelen, maar zijn daar niet in geslaagd. Het is moeilijk in te zien wat Nederland verder kan doen. Evenmin is duidelijk dat uitstel van dit verdrag kan bijdragen aan een beëindiging van deze oorlog’.

    Als je deze uitsmijter weer in het licht van de geschiedenis plaatst is deze wel buitengewoon cynisch en misplaatst. De Amerikaanse interventie van 2003, die bijna enthousiast door de VVD gesteund werd (alhoewel, niet door Bolkestein, dat moet gezegd worden), vond voor veel minder plaats en dat lijkt me toch iets drastischer dan het eventueel ontzeggen van een lucratief handelscontract.

    Maar het wordt steeds interessanter. De vraag komt namelijk op hoeveel Nederland op dat moment eigenlijk wist van de Iraakse oorlogsmisdaden, die ook toen in die oorlog werden gepleegd (de grote gifgasaanvallen op de Koerden, gedurende de zg Anfal Campagne, zouden later plaatsvinden). Argos laat hierover Robert Soeterik aan het woord, Irak deskundige en verbonden aan MERA (Middle East Research Associates).  Op de vraag van Argos, of dit verdrag het Iraakse regime in het idee heeft versterkt om door te kunnen gaan op de ingeslagen weg, geeft Robert Soeterik de volgende reactie: ‘Het afsluiten van het handelsakkoord vond plaats ten tijde van de Iraake-Iraanse oorlog. Irak was in 1980 Iran binnengevallen, maar werd daar in het voorjaar van 1982 door de Iraanse strijdkrachten weer uit verdreven. Er ontstond een grote schrik in het westen. Men vreesde dat een overwinning van Iran de politieke islam, die toen in alle hevigheid was opgekomen, een grote overwinning zou bezorgen. Er ontstond een sfeer, vooral in het westen, dat men Irak te hulp moest komen’.

    Argos: ‘De overeenkomst die Nederland met Irak had gesloten paste dus erg in dat beeld?’ Soeterik: ‘Ja, en het kon natuurlijk ook door het regime in Irak niet anders geïnterpreteerd worden als een vorm van steun. Als je in een oorlogssituatie zegt: wij zijn niet voor het voortzetten van die oorlog en er moet een politieke regeling worden getroffen, dan zou je dat onder andere kunnen uitdrukken door te zeggen ‘Een land in oorlog, daar sluiten we geen verdrag mee tot economische samenwerking’. Dus dat dit wel gebeurde en dan vooral in die belangrijke fase van de oorlog, kan niet anders geïnterpreteerd worden dan politieke steun in de rug van het Iraakse regime. Overigens, in een latere fase van de oorlog is men nog veel verder gegaan. Toen is het niet alleen bij economische steun gebleven, maar is er ook nog militair geïntervenieerd ten gunste van Irak door mijnenjagers en ander marine materiaal naar de golf te sturen’.

    Argos: ‘Door welke landen gebeurde dat?’ Soeterik: ‘Naast Nederland was naar ik meen Frankrijk, de Verenigde Staten en ook België bij betrokken en eigenlijk was het in de praktijk zo dat die vlooteenheden, die daar uit het westen naartoe gestuurd werden, de taak kregen om het zuidelijke gedeelte van de golf te beschermen tegen Iraanse luchtaanvallen, terwijl omgekeerd de Iraakse luchtmacht geen strobreed in de weg werd gelegd, om het noordelijke gedeelte, wat de Iraanse territoriale wateren zijn, waar ook veel oliefaciliteiten zijn, waar veel scheepvaartverkeer is, om dat straffeloos te kunnen aanvallen. Verder, deze economische steun ging gepaard met veel kredieten, want Irak zat tegen het eind van de oorlog heel diep in de schulden aan het westen, ik meen iets van tachtig miljard dollar. Dus dit en die militaire hulp waren allemaal zaken die het regime op dat moment een steun in de rug gegeven hebben’. Argos: ‘En dus net als die moeilijke periode voor Irak begonnen is komt, minister Bolkestein naar Bagdad?’ Soeterik: ‘Ja, ten tijde van het afsluiten van het akkoord tussen Nederland en Irak, dat handels-technische akkoord, was natuurlijk ook in politieke kringen in Nederland bekend wat de situatie in het land zelf was. Amnesty International en later Human Rights Watch hebben zeer uitgebreid de zeer slechte mensenrechtensituatie in Irak gedocumenteerd’.

    Argos citeert uit het jaarverslag van Amnesty International van 1983: ‘In 1983 bezocht een officiële missie van Amnesty Irak. Ze spraken er over het vastzetten van oppositieleden, de vele executies van politieke gevangenen, de wijdverspreide praktijk van martelen en het niet nakomen van rechten van gevangenen. Tussen 1978 en 1981  zijn 520 executies bij Amnesty bekend, waarvan 22 gevallen van mensen die bezweken aan de gevolgen van marteling in de periode 1976-1981. Een permanente bron van zorg was het lot van honderden Iraanse burgers, waaronder kinderen, vrouwen en ouderen, die in gevangenenkampen zitten sinds het begin van de oorlog. In 1983 meldde het Rode Kruis dat honderden van deze gevangenen voor hen verborgen werden gehouden en dat onder degenen die ze konden bezoeken, een slechte behandeling werd geconstateerd’.

    Argos: ‘In de discussie met de Tweede Kamer over het verdrag met Irak negeert staatssecretaris Bolkestein de situatie van de mensenrechten totaal. In zijn nota’s gaat hij er gewoonweg niet op in. Pas in zijn nota uit 1986, tijdens het plenaire kamerdebat, moet hij er wel op ingaan, want bijvoorbeeld Ria Beckers blijft erop aandringen dat toch ook de mensenrechten moeten meewegen. Maar veel woorden maakt Bolkestein er niet aan vuil. Bolkestein: ‘De toestand van de mensenrechten is vele malen beschreven in dag- en weekbladen. Wij zijn allen op de hoogte van die toestand. Het heeft weinig zin daarover uit te wijden. Wat ik heb gezegd over het verband tussen deze overeenkomst en oorlog, geldt ook voor het verband tussen deze overeenkomst en de schending van de mensenrechten.  Natuurlijk heeft mevrouw Beckers het grootste gelijk van de wereld, als zij zegt dat bij die oorlog, zoals bij elke oorlog, de mensenrechten  worden geschonden op een wijze die haar gelijke nauwelijks kent. Dat is juist, maar het sluiten van deze overeenkomst kan helaas niets veranderen aan die oorlogstoestand’. Om er dan jolig aan toe te voegen: ‘Meneer de voorzitter, mevrouw Beckers wil dat de Nederlandse regering de brand zal blussen, de slachtoffers uit de brand zal halen. De regering zou dat uiteraard graag doen. Het is echter niet gemakkelijk te verwerkelijken. Als mevrouw Beckers suggesties heeft, zou ik die graag horen. We doen wat we kunnen!’

    Dit laatste is wel buitengewoon misplaatst, wat mij betreft van hetzelfde soort als snoeven tegen die gevluchte Iraakse kunstenaar wat voor een verschrikkelijk interessante ontmoeting hij had met Saddam Hoessein (‘en hopelijk kunt u zo snel mogelijk weer naar uw vaderland terugkeren, wanneer de democratie weer hersteld is- nou ja ‘hersteld’, als ie er ooit geweest is’).

    Maar verder met het politieke debat van toen. Ria Beckers over deze laatste uitsmijter van Bolkestein: ‘Het gekke was dat de meest recente nota over de mensenrechten, dat was een nota van 1979 en dus ook van een CDA en VVD kabinet. En dat was helemaal niet zo’n slechte nota en daar werd ook ruim aandacht besteed wat je moet doen met economische betrekkingen als de mensenrechten ergens in grove mate geschonden werden. Daar stonden allerlei economische maatregelen in. Daar stond zeker niet tussen dat je economische samenwerkingsovereenkomsten moest afsluiten. Dat was zo’n beetje het tegenovergestelde’.

    Irak-deskundige Robert Soeterik: ‘De Nederlandse regering had het bijvoorbeeld ook nog kunnen weten aan de hand van de stromen vluchtelingen, die vanaf midden jaren zeventig, vooral Iraakse Koerden, die naar Nederland waren gekomen.  Later is er nog zo’n piek geweest rond het uitbreken van de oorlog tussen Irak en Iran in 1980. Men was dus op de hoogte van die slechte situatie’.  Argos: ‘En dat waren ook vluchtelingen, waarvan het vluchtelingenschap erkend was?’  Soeterik: ‘Zeker, dat waren erkende politieke vluchtelingen en het patroon is algemeen geweest dat men de mensenrechtensituatie onderschikt heeft willen maken aan handelsbelangen en politieke steun aan Irak, om het in staat te stellen de oorlog met Iran voort te zetten  om een overwinning van de politieke islam te verhinderen’. Argos: ‘Maar toen Nederland in 1983 dat verdrag tot economische en politieke samenwerking met Irak afsloot, wist men heel goed wat er op het gebied van de mensenrechten aan de hand was?’ Soeterik: ‘Daar kan geen twijfel over bestaan’.

    Argos: ‘In april 1985 dient Ria Beckers een motie in die Bolkestein en de regering vraagt om het in werking treden van het verdrag op zijn minst op te schorten. Maar Bolkestein ontraadt de motie en ze wordt uiteindelijk verworpen, omdat de regeringspartijen Bolkestein steunen. Vijf jaar later, in augustus 1990 valt Irak Koeweit binnen en het westen, onder leiding van de Verenigde Staten, keert zich geschrokken tegen Irak. En dan presenteert Bolkestein ineens een heel andere beoordeling van het Irak van Saddam Hoessein. In het televisieprogramma NOS Laat vertelt hij over zijn ontmoeting met Saddam in oktober 1983, de gelegenheid dus, waarbij Bolkestein het verdrag met Irak overeenkwam’.

    Bolkestein: ‘Het is een buitengewoon onaangename man. Ik was toen staatssecretaris van Buitenlandse Handel. Toen heb ik dus zowel Saddam Hoessein als een paar van zijn ministers ontmoet. Ik kan niet anders zeggen, het was een lugubere bijeenkomst. Het is een luguber regime’. Charles Groenhuizen: ‘Wat is er luguber aan de man als je van mond tot mond met hem praat?’ Bolkestein: ‘Het absolute gebrek aan medemenselijkheid dat hij uitstraalt. Geen enkele terughoudendheid wat betreft de wijze waarop hij andere mensen behandelt’. Groenhuizen: ‘Want hij was toen nog volop verwikkeld in de oorlog met Iran, waarbij hij ook gifgas heeft gebruikt’. Bolkestein: ‘Zeker, iedereen weet ook wat voor regime het is, hoe ze de Koerden bestrijden met mosterdgas, hoe ze de oorlog tegen Iran zijn begonnen, hoe ze de eigen bevolking onderdrukken’.

    Argos: ‘Bolkestein wordt dan in 1990, ondanks al deze op dat moment geëtaleerde kennis over moord, onderdrukking, marteling, het gebruik van gifgas en de gruwelijke oorlog tegen Iran, niet gevraagd hoe het dan kon dat hij enkele jaren eerder, gesteund door de regeringspartijen CDA en VVD, wel een economisch samenwerkingsverdrag afsloot met deze lugubere lieden. Ook de journalistiek is maar kort van memorie’.

    Aldus Argos, in deze onthullende en buitengewoon waardevolle en ook nog bloedspannende uitzending, waarvoor wat mij betreft alle hulde  (hier nogmaals de link).

    En Frits Bolkestein? Die weigerde ieder commentaar. Het interessante is dat deze uitzending gemaakt werd op 21 november 1997. Slechts een krappe drie maanden daarvoor, op 26 augustus 1997, had Bolkestein nog staan pochen over zijn persoonlijke ontmoeting met de lugubere lieden van Saddams regime voor het Spiegelgracht publiek en de Telegraaf, over de rug van een kunstenaar die nu juist voor dat regime gevlucht was. En de kunstenaar zelf? Die was toen nogal overdonderd door deze happening. Dit was in ieder geval niet wat hij had verwacht toen hij debuteerde in het land waar hij dacht een vrijhaven te vinden. Dat heb ik zo’n zeven jaar na zijn gedenkwaardige opening in Jaski op een gelegenheid in het Wereldmuseum te  Rotterdam nog van hemzelf mogen vernemen. Bij mijn weten gaat het de kunstenaar overigens goed en heeft hij inmiddels ook hier zijn plek weten te veroveren. Al is hij vooral actief in Nederland binnen het Iraakse circuit en nog maar een heel klein beetje daarbuiten, maar dat geldt voor veel van zijn landgenoten.

    Over mensenrechten en ‘een graantje meepikken’

    Wie wel hebben gereageerd, nog in dezelfde uitzending (dus in de uitzending van 2004, waarin het bovenstaande behandelde gedeelte uit de uitzending 1997 werd herhaald), zijn partijgenoot Hans van Baalen en de CDAer Camiel Eurlings, beide toen woordvoerder over de kwestie ‘aanval op Irak’ van hun fractie in de Tweede Kamer. Wat je ook van hun reacties mag vinden, zeker alle waardering dat ze het wel hebben aangedurfd, want makkelijk leek me dat niet, zeker voor Hans van Baalen, ooit een leerling van Bolkestein.

    Maar Argos vervolgt: ‘Bolkestein is na zijn staatsecretariaat, ook nog minister van defensie geweest in het kabinet Lubbers II. Een van zijn opvolgers, als VVD bewindsman op defensie, is de VVD minister Henk Kamp. Kamp: ‘De afgelopen jaren heeft die Saddam en zijn kliek ervoor gezorgd dat er bijna twee miljoen mensen overleden zijn. De Shiieten in het zuiden, de Koerden in het noorden, een miljoen Iraniërs. Ik denk dat het voor de mensen in Irak heel belangrijk is dat hij weg gaat. Ik vind het heel mooi (!! FS) van Amerika, dat zij het enige land in de wereld zijn, dat ze dit kunnen doen, dat ze dat ook willen doen, dat ze bereid zijn om daarin het voortouw te nemen. Ik moet er niet aan denken dat er een wereld is, waarin er geen land is dat bereid is om dit soort dingen te doen’ (dit alles vanwege massavernietigingswapens die er niet meer waren, terwijl toen er nog wel massavernietigingswapens waren en die ook werden ingezet er een handelscontract werd afgesloten door een bewindsman van diezelfde partij, maar dit terzijde, FS).

    Argos: ‘Uiteraard hebben we nu en ook al in  1997 Bolkestein om een reactie gevraagd, maar die heeft net als toen, laten weten dat hij ons niet te woord kon staan. Ik praat nu verder met twee leden van de tweede kamer, Camiel Eurlings van het CDA, buitenlandwoordvoerder en het gezicht van het CDA wat Irak betreft, en Hans van Baalen van de VVD, al jaren binnen zijn partij actief op het gebied van buitenlands beleid, defensie en mensenrechten. Uw partijen steunen beiden politiek gezien de coalitie in deze oorlog tegen Irak. Meneer van Baalen , uw partij, de VVD, had dat ook militair willen doen?

    Hans van Baalen: ‘Dat klopt. Wij hebben steeds gezegd: politieke steun, dat betekent ook dat je overweegt om een militaire bijdrage te leveren. Niet dat de Amerikanen zullen vragen om ons in de voorste linies op te treden, maar wel om bijvoorbeeld humanitaire steun te bieden in de bevrijde gebieden. Dat zou je per geval moeten bekijken, maar dat was in de Nederlandse situatie zeer helaas niet mogelijk’.

    Argos: ‘En voor het CDA geldt hetzelfde, meneer Eurlings?’

    Camiel Eurlings: ‘We hebben zelf gezegd, we steunen politiek deze oorlog. Militair is ons geen ander verzoek gedaan dan datgene wat wij nu bijvoorbeeld in Turkije doen en u weet hoe het toetsingskader is, na Srebrenica. We hebben gewoon een afspraak dat als je echt actief in de strijd mee wil doen, dat je een hele grote steun in het parlement nodig hebt. Die ontbreekt, dus kun je dat niet op een verantwoorde manier doen, dus dat was voor ons niet aan de orde’.

    Argos: ‘De rol van mensenrechten, het stoppen van de onderdrukking, marteling, etc. Is dat voor u beiden belangrijk in uw opstelling tov. deze oorlog?’

    Eurlings: ‘Zeer belangrijk. Als ik even heel kort mag reageren, ook op uw reportage, kijk u heeft groot gelijk dat de internationale diplomatie vaak wisselende standpunten heeft en soms ook niet geheel van hypocrisie is gespeend’.

    Argos: ‘De Nederlandse regering in dit geval’.

    Eurlings: ‘Nee, dat gaat veel verder want u stelt het heel nadrukkelijk op de Nederlandse regering, maar u moet toch weten dat het hele westen in de Irak / Iran oorlog ‘de vijand van je vijand is je vriend’ beschouwde. En de grootste vijand was Iran. Men was heel bang dat dit land het hele Midden Oosten zou gaan beheersen en heeft toen heel lang de Irakese kaart gespeeld. Maar waar u heel makkelijk aan voorbij gaat is dat ons land sinds 1991 er alles aan gedaan heeft om in Irak veranderingen te krijgen. We zijn de grootste donor, ook op het gebied van humanitaire vlak en waar u ook een beetje gemakkelijk aan voorbij gaat, want u maakt zich terecht druk om die mensenrechten, want daar gaat het nu ook om’.

    Argos: ‘Daar ging het in de jaren tachtig ook al om’.

    Eurlings: ‘Ja, maar dat is al twintig jaar geleden en u gaat heel makkelijk voorbij aan de inspanningen van de laatste twaalf jaar, waar u misschien ook wat meer aandacht aan zou kunnen besteden is, als wij dan zeggen, je mag er niet hypocriet mee omgaan en je mag die mensenrechten niet ondergeschikt maken aan economische belangen. Wat vindt u er dan van, stel ik u als wedervraag, dat het afgelopen najaar, we hebben het dus over 2002, een land als Rusland, door sommige anti-oorlogsmensen in Nederland zo geprezen, dat die nog hebben gepoogd een handelsakkoord  met Saddam te sluiten? Dat een land als Frankrijk, dat zich zo edel voordoet, dik in de Irakese olie zit en daarmee het regime, tot en met deze oorlog, totaal financieel heeft gesteund. Dat is nu juist het punt dat wij hebben willen maken, laat dat zo niet verder doorgaan en ik vind dat daar wel wat meer aandacht voor had mogen zijn’.

    Argos: ‘U stelt de vraag aan mij, maar ik ben helemaal geen partij in deze zaak. Ik kijk gewoon naar een stuk geschiedenis van de opstelling van de Nederlandse regering in kwestie Irak. Meneer van Baalen, uw partijgenoot Minister Kamp verwees deze week nog speciaal naar de slachtoffers van de oorlog van Irak tegen Iran, dat inderdaad een gruwelijke oorlog was, al is dat een beetje vergeten. Maar daar zijn meer dan een miljoen doden gevallen in die oorlog, die begonnen was door het regime in Irak. Is dat niet een beetje cynisch als hij juist op dit moment daar naar verwijst als je terugkijkt naar de opstelling ten tijde van die oorlog door bijvoorbeeld uw partijgenoot meneer Bolkestein?’

    Van Baalen: ‘Kijk, heel concreet, internationale politiek is helaas cynisch. En u hebt het al heel duidelijk aangegeven in uw programma: mensenrechten hebben geen rol van betekenis gespeeld in de afgelopen vijfentwintig jaar. Camiel Eurlings heeft het er net over dat, ja, ‘de vijand van je vijand is je vriend’. Dat was die periode van de Koude Oorlog, van de islamitische revolutie. Dat praat ik niet goed’.

    Argos: ‘Maar is dat nu anders dan?’

    Van Baalen: ‘Ik praat niet goed hoe er met de mensenrechten is omgegaan. Absoluut niet. Men wist veel. Maar dat betekent niet dat je dan nu niet voor de mensenrechten moet opkomen. De fouten in het verleden betekenen niet dat je kunt zeggen: Helaas, de mensenrechten spelen dan ook nu geen rol’.

    Argos: ‘Maar wat is dan dat argument, laten we zeggen, nu wordt die mensenrechtenkaart dan wel uitgespeeld. Maar hoe lang duurt dat en als de belangen weer anders liggen, gaat dan ook weer de vijand van mijn vijand weer mijn vriend worden?’

    van Baalen: ‘Nou, het is nu niet de periode van die machtsblokken en van het kiezen tussen ‘kwaad’ en ‘kwader’. Nogmaals, het is cynisch, maar op dit moment spelen de mensenrechten een grote rol en spelen vooral de massavernietigingswapens van Saddam een grote rol (van Baalen kon toen nog niet weten dat er niets gevonden zou worden, FS) en daarom kunnen wij ook achter de Amerikaanse politiek staan’.

    Argos: ‘Vorige week hoorde ik defensiedeskundige Rob de Wijk, bij Nova op de televisie en die  zei: toen ging het ook over het lot van het Iraakse volk en de mensenrechten en die zei van ‘kom, laten we alsjeblieft hierover ophouden. Het gaat helemaal niet om mensenrechten, ook in dit geval niet. Het gaat gewoon om belangen. Om machtspolitieke belangen, om economische belangen’.

    Van Baalen: ‘Het gaat om heel veel belangen, het gaat om machtsbelangen, economische belangen, maar het gaat óók om mensenrechten en het gaat óók om massavernietigingswapens. Dus het moet niet zo zijn, omdat er ook andere belangen zijn, dat de mensenrechten dan nu niet tellen’.

    Argos: ‘Maar die situatie in de jaren tachtig, toen meneer Bolkestein naar Irak ging, dan zegt u: ja het ging om allerlei machtspolitieke belangen. Je had de strijd van Irak met Iran, maar er speelde ook toen in zijn uitspraken van toen, ook in de kamer, heel duidelijk door dat ook economische belangen belangrijk waren, blijkbaar’.

    Van Baalen: ‘Men wilde met Irak banden onderhouden, in ieder geval dat deden de Fransen, dat deden de Amerikanen, dat deden de Russen en dat betekende dat in dat geheel…’

    Argos: ‘Dus Nederland deed het ook?’

    Van Baalen: ‘Nederland wilde ook een graantje meepikken, om dat cynische woord maar te gebruiken, en Nederland wilde in ieder geval zorgen dat Irak niet zou vallen. En dat laatste is, hoe cynisch ook, je had niet moeten voorstellen dat de islamitische revolutie was overgeslagen naar Irak en andere delen van het Midden Oosten. Nogmaals, het is cynisch, het is pijnlijk, moreel niet goed te praten, maar  het is wel te begrijpen’.

    Argos: ‘Meneer Eurlings, is dat niet een probleem dat de mensenrechten, daar is iedereen het wel over eens dat die in dit soort situaties een belangrijke rol moeten spelen, maar dat je toch elke keer weer ziet, als je de geschiedenis van de afgelopen vijftig jaar en van na de Tweede Wereldoorlog bekijkt, dat in allerlei conflicten de mensenrechten toch heel vaak weer het onderspit delven, als het gaat om de opstelling van allerlei westerse regeringen?

    Eurlings: ‘Ja, dat ben ik helemaal met u eens en ik heb net gezegd het is altijd makkelijk om achteraf te spreken, maar je ziet ook in het geval van Afghanistan dat het Westen en ook Amerika de Taliban mede aan de macht heeft geholpen, dus je ziet daar heel veel hypocrisie. Ik heb dat daarnet  niet willen verbloemen, maar wat ik wel zeg is: je kunt twee dingen doen. Je kunt zeggen, omdat er twintig jaar geleden misschien anders mee had moeten worden omgegaan- ik zeg de laatste jaren proberen we het wel- maar omdat het twintig jaar geleden fout is gegaan doen we nu ook maar niks’.

    Argos: ‘Maar het gaat mij erom, wat is de waar de van de opstelling van U? Waaruit blijkt dat het zo makkelijk weer kan veranderen?’

    Eurlings: ‘De waarde zou moeten zijn, dat we deze oorlog in Irak nu niet alleen gebruiken om alleen in Irak vrede, veiligheid en democratie te brengen, maar dat we dat ook als leidraad houden in alle toekomstige conflicten, die mogelijk zouden kunnen komen. Dat betekent dus dat je , om te beginnen, en dat zal de komende week de diplomatieke strijd worden, en daar komt ook een stuk geloofwaardigheid om de hoek, dat je de VN de lead moet geven op het moment dat Irak bevrijd is en dat er een nieuwe resolutie komt voor wederopbouw op basis van democratie en mensenrechten en dus niet op economische belangen’.

    Argos: ‘Maar dan bent u toch helemaal afhankelijk van of de Amerikanen dat toestaan, want zo zijn de verhoudingen toch op dit moment?’

    Eurlings: ‘De verhoudingen zijn op dit moment, door het Europese gerommel in eigen huis, wij geen vuist kunnen maken en als wij ons hier nu gaan verenigen- en Tony Blair heeft hierin echt een goede lijn te pakken- die gaat ook tegen Amerika in en die zegt: ‘De VN, de mensenrechten en de Irakezen zelf moeten centraal staan’- als wij ons daarachter verenigen, ben ik ervan overtuigd dat we resultaten zullen bereiken, maar dan moeten we wel ophouden met hier te liggen kibbelen en ook met te veel terug te kijken naar het verleden. We moeten ervan leren, maar we moeten ook vooruit. Als ik nog een ding mag zeggen, ik was eergisterenavond bij een bijeenkomst van Cordaid en Pax Christi en daar liet men Irakezen zelf aan het woord. Koerden uit het noorden, Shiieten uit het zuiden, maar ook Soennieten uit Bagdad. Die mensen zeiden: ‘natuurlijk zijn we bang voor die oorlog en het is verschrikkelijk voor onze familie daar, maar in 1991 hebben jullie het niet afgemaakt en hebben jullie ons met Saddam laten zitten. Dus alsjeblieft, zet nu door en geef ons weer een toekomst en ik denk dat het nu de toekomst van die mensen zelf, dat het daar nu om zou moeten gaan’.

    Het aardige is dat ik zelf van de vele Iraki’s hetzelfde heb gehoord, maar dan met een verschil: ‘In 1991 is het niet afgemaakt, toen zijn we met Saddam blijven zitten en hebben jullie ons in de steek gelaten. Dus wie zegt dat we jullie nu wel kunnen vertrouwen? Het is iets dat we uiteindelijk zelf moeten doen’. Volgens mij was dit zo’n beetje de communis opinio, met uitzondering van veel Koerden, die wel voor militair ingrijpen waren. Zie daarover ook zeker deze uitzending van Zembla ‘Kanonnenvoer van Saddam’, waarin vel Iraki’s zelf aan het woord komen. Het geluid dat daarin naar voren komt, klopt precies met mijn eigen waarneming bij de Iraki’s die ik ken (waarvan er een paar overigens ook in die uitzending van Zembla aan het woord kwamen, zoals de dichter Naji Rahim en de schrijver en dichter Mowaffk al-Sawad, die de opstand van 1991 van heel nabij hebben meegemaakt en er zelfs in hebben geparticipeerd). Onder de Iraki’s die ik ken en zoals ik het heb meegemaakt gedurende de Amerikaanse inval en de periode daarna, zijn er wel momenten geweest van grote uitgelatenheid, bijvoorbeeld toen het regime op 9 april 2004 daadwerkelijk viel en met de arrestatie van Saddam Hoessein, al werd die stemming weer snel overschaduwd door de mindere kanten van de Amerikaanse bezetting. In het algemeen is het leven van de familieleden van de Iraki’s die ik ken er niet makkelijker op geworden en het is vooral die zorg die nu overheerst. Maar dit terzijde. Verder met de discussie:

    Argos: ‘Meneer van Baalen, zou het niet veel realistischer zijn om te zeggen: ‘Mensenrechten spelen soms een rol, maar andere belangen spelen ook een rol’, zoals meneer Bolkestein eigenlijk ook zei in de kamer. Dat is toch eigenlijk veel eerlijker?’

    Hans van Baalen: ‘Je moet eerlijk zijn en dus de toetssteen nu is dus nu: met wie zaken wordt gedaan in het post-Saddam tijdperk , als we nu, na die oorlog, zaken gaan doen met mensen met vuile handen, met een heel kwalijk verleden, dan maken we ons ongeloofwaardig, dus we worden nu getest. Maar je moet wel eerlijk zijn. In de periode van de Koude Oorlog waren de mensenrechten het slachtoffer, aan beide zijden. Alleen de keuze ‘tegen Rusland’ , ‘tegen Iran’, was een eerlijke keuze’.

    Argos: ‘Dat was een eerlijke keuze, ondanks dat er op dat moment  miljoenen mensen het slachtoffer waren van het regime in Irak?’

    van Baalen: ‘Het was een vreselijke keuze, maar wat had het westen dan moeten doen?’ Argos: ‘En ook dat het regime in Irak met spullen werd ondersteund waar nu dan die vernietigingswapens gemaakt zouden zijn?’

    van Baalen: ‘Dat is een afschuwelijke keuze geweest, maar…’

    Argos: ‘Dat was toch niet nodig?’

    van Baalen: ‘Maar het was west tegen oost, het was Rusland en China tegen de rest van de wereld en in die keuze zijn er moreel hele vervelende dingen gebeurd, die ik betreur, maar die niet anders konden’.

    Argos: ‘Maar om in de discussie over de oorlog met morele argumenten te komen- mensen die tegen de oorlog zijn worden althans vaak met morele argumenten terecht gewezen- dus misschien is het wel zo slim om dat morele gehalte er een beetje uit te halen?’

    Van Baalen: ‘U heeft net in het gesprek, noch met de heer Eurlings, noch met mij, een soort ‘moral highground’ gehoord, dat wij ons allerlei morele zaken toe-eigenen. Dat moeten anderen ook niet doen. We moeten ons nu richten op de wederopbouw van dit land’

    Tot zover dit gesprek met deze twee Kamerleden en ook de uitzending van Argos van 4 april 2003. Erg verheffend is het allemaal niet, al moet ik zeggen dat ik wel enige waardering heb voor sommige bijdragen van Hans van Baalen (al ben ik het meestal niet eens met zijn analyse van de huidige situatie). Maar van Baalen is wel eerlijk over de rol van Bolkestein en het siert hem dat hij Argos hierover gewoon te woord heeft gestaan, itt Bolkestein zelf. Bolkestein was op dat moment weliswaar Europees Commissaris, maar Bolkestein heeft ook niet willen reageren in 1997, toen hij fractievoorzitter van de VVD was (en toen in dezelfde tijd ook die tentoonstelling opende, waar hij geen last had van enige terughoudendheid).  Maar van Baalen is niet zo stuitend hypocriet als bijvoorbeeld Henk Kamp. Nog eenmaal: ‘De afgelopen jaren heeft die Saddam en zijn kliek ervoor gezorgd dat er bijna twee miljoen mensen overleden zijn. De Shiieten in het zuiden, de Koerden in het noorden, een miljoen Iraniërs. Ik denk dat het voor de mensen in Irak heel belangrijk is dat hij weg gaat. Ik vind het heel mooi van Amerika, dat zij het enige land in de wereld zijn, dat ze dit kunnen doen, dat ze dat ook willen doen, dat ze bereid zijn om daarin het voortouw te nemen. Ik moet er niet aan denken dat er een wereld is, waarin er geen land is dat bereid is om dit soort dingen te doen’.

    In tegenstelling tot Kamp (en ook Eurlings, die wel gelijk heeft wat betreft Rusland en Frankrijk, maar dat doet niets af aan de Amerikaanse bijbedoelingen) geeft van Baalen wel eerlijk toe dat het ‘ook om belangen gaat’. Deden maar meer VVDers dat maar. Ik ben het verder natuurlijk volledig met van Baalen eens dat er geen reden is om nu niet voor de mensenrechten op te komen, omdat dit de afgelopen twintig jaar te weinig of niet is gebeurd. Vanzelfsprekend. Alleen, worden mensenrechten nu niet ingezet om andere motieven te verhullen? Ik vrees dat ik iets sceptischer ben dan Hans van Baalen en is inmiddels ook wel gebleken dat daar enige grond voor is (zie bijvoorbeeld het Abu Ghraib schandaal, om er maar een kwestie uit te lichten).

    Dit is overigens niet het enige wat er over de rol van Bolkestein te zeggen valt. Want ook het ministerie van Buitenlandse Zaken had bedenkingen bij het door Bolkestein voorgestane Irak beleid. Hans van den Broek had fundamentele problemen met de ingeslagen weg van Bolkestein. Toch moest hier nog een flinke machtstrijd voor worden gevoerd, die grotendeels achter de schermen plaatsvond. Er was dus ook een meningsverschil binnen de regering, waarin de positie van Bolkestein wederom niet bepaald een schoonheidsprijs verdient.

    Maar eerst de een andere urgente kwestie. Wat wisten we toen over de misdaden van Saddam in het algemeen en zijn chemische wapens in het bijzonder?

    Hebben we het geweten?  de oud-ambassadeur vertelt

    Argos heeft meer afleveringen aan deze zaak gewijd, waarbij ook andere aspecten van deze schimmige relatie met Irak zijn belicht. Ik wil hier nog ingaan op twee afleveringen uit het voorjaar van 2007. Een aflevering wil ik hier nog in zijn geheel behandelen. Er zit wat herhaling in, maar ik zal de belangrijkste punten eruit lichten en soms voluit citeren. Via de links kunnen uiteraard de volledige afleveringen worden teruggeluisterd. Hier volgt de uitzending van 21 april 2006 (http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?media=28051413&refernr=26677680&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&mediatype=audio&portalid=ochtenden):

    Aan het begin volgen er een paar fragmenten. Eerst van Nova (Clairy Polak): ‘Saddam Hoessein stond vandaag terecht voor de moord op meer dan 140 mensen in het stadje Dujail, in 1982. Er zal nog een reeks van aanklachten volgen voor misdaden tegen de menselijkheid, genocide,  de gifgasaanval op de Koerden in Halabja’.

    Dan Frank Slijper, onderzoeker naar de geschiedenis van de Nederlandse wapenhandel: ‘Het is Economische Zaken die voortdurend probeert op de rem te trappen, voortdurend blijkt te bagatelliseren wat de risico’s zijn en voortdurend  de belangen van de handel van het bedrijfsleven in het oog heeft. Dat moet vooral niet te veel geschaad worden’.

    Oud-Ambassadeur Jhr. David Schorer: ‘Saddam is al in 1982 begonnen met het inzetten van strijdgassen. De vijand wordt vernietigd als insecten, zoiets dergelijks werd er dan gezegd. Daaruit kon je afleiden dat er strijdgassen werden gebruikt’.

    Argos: ‘In het proces tegen Saddam Hoessein staat sinds deze maand de aanklacht van genocide centraal. Met name het inzetten van gifgas in de jaren tachtig. In Nederland was er vorig jaar al volop aandacht voor de gifgaspraktijken van het Saddam-regime. Op 23 december veroordeelde de Haagse rechtbank de Nederlandse chemicaliënhandelaar Frans van Anraat voor vijftien jaar cel, wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden, omdat hij Irak had voorzien van grondstoffen voor chemische wapens.

    Geluidsfragment van het vonnis van de rechtbank: ‘Vast is komen te staan dat verdachte bewust en op louter winstbejag een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het chemische wapenprogramma van Irak in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Zijn bijdrage heeft een groot aantal met mosterdgas uitgevoerde aanvallen op weerloze burgers mogelijk gemaakt, althans vergemakkelijkt. Deze aanvallen vormen zeer ernstige oorlogsmisdrijven’.

    Argos: ‘Bewust en uit louter winstbejag’, aldus de rechtbank. Maar gaat de Nederlandse betrokkenheid niet veel verder dan de winstbelustheid van één zakenman?  Is ook de Nederlandse overheid verantwoordelijk?  Hoe was het handelsklimaat met Irak? Wie wist wat en wanneer? Werd er jarenlang bewust niets ondernomen? En wat is de rol van Frits Bolkestein, die in de eerste helft van de jaren tachtig als Staatsecretaris van Economische Zaken verantwoordelijk was voor de handel met het buitenland? In Argos: Nederland en het gifgas voor Saddam Hoessein. Met onder andere vertrouwelijke documenten uit het Ministerie van Economische Zaken en een ex-diplomaat die heel openhartig vertelt over zijn periode als ambassadeur van Nederland in Bagdad’.

    Oud Ambassadeur Schorer: ‘Met export kun je ontzettend rommelen. Je exporteert naar een willekeurig ander land en ondertussen gaat het toch door naar het land waar die vergunning niet voor was afgegeven. Wij hadden er natuurlijk geen zicht op wat er allemaal in Irak binnenkwam’.

    Vervolgens komt er een korte reportage. ‘Het kantoor van de Dienst In en Uitvoer vergunningen is gevestigd aan de Engelse Kamp in Groningen. Dat is aan de rand van de Zuidelijke Ringweg. Het zijn drie grote kantoorkolossen en in een van hen, nr. 6, daar is deze Centrale Dienst In en Uitvoer gehuisvest. Ik ben op zoek naar de uitvoervergunningen die afgegeven zijn in de periode 1980-1989  voor de handel in chemicaliën aan een land als Irak’. 

    Argos-verslaggever Leo Siepe is bij de Centrale Dienst In en Uitvoer, een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, op zoek naar exportvergunningen en andere documenten naar Irak over de eerste helft uit de jaren tachtig. Maar hij krijgt nul op het rekest. De stukken zijn niet meer aanwezig. Noch bij de centrale dienst in Groningen, noch bij het ministerie in  Den Haag, zo luidt het opmerkelijke antwoord van een woordvoerder.

    We willen die stukken inzien, omdat ze het begin beslaan van de oorlog tussen Irak en Iran. Dat was een zeer bloedig conflict, dat begon toen het Irak van Saddam Hoessein op 22 september 1980 het buurland Iran binnenviel. In Iran was een jaar eerder het islamitische bewind van Ayatollah Khomeiny  aan de macht gekomen. Na meer dan een miljoen doden en een nog veel groter aantal gewonden en grote verwoestingen, zou de oorlog pas eindigen in augustus 1988.  Tijdens de oorlog zette Irak, al vanaf het begin, op grote schaal chemische wapens in, waaronder mosterdgas, sarin en VX gas. Officier van justitie Teeven refereerde daaraan, tijdens het proces tegen van Anraat.

    Fred Teeven: ‘De gemaakte mosterdgas en zenuwgassen hebben tenminste vele tienduizenden slachtoffers gemaakt in Irak en Iran en bij die slachtoffers een hevig lijden veroorzaakt, dat op de dag van vandaag nog voortduurt’.

    Argos: ‘We nemen geen genoegen met het antwoord van Economische Zaken dat al die stukken uit die periode er niet meer zijn en doen een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur en dan blijkt dat toch een groot aantal documenten uit die bewuste periode boven water komen. Vertrouwelijke codeberichten, geheime verslagen en interne briefwisselingen tussen bewindslieden. Ook gaan we op zoek naar betrokken overheidsfunctionarissen uit die periode en we komen terecht bij ex-diplomaat David Schorer, die van 1980 tot 1984 Nederlands ambassadeur in Bagdad was.

    Oud ambassadeur Schorer: ‘Irak was toen net in oorlog, een oorlog die ze zelf min of meer hadden geprovoceerd, met Iran. Om politieke steun te krijgen, in het buitenland, in het westen, maar ook in het eigen land, zette Saddam een enorm ambitieus economisch programma op, waarvoor natuurlijk alles moest worden geïmporteerd’.

    Argos: ‘U zegt Irak had vanwege die oorlog enorm veel potentieel, er moest veel worden ingevoerd. Vandaar dat er ook veel vraag was naar producten uit het westen, waaronder uit Nederland. Er kwamen dus ook heel veel Nederlandse bedrijven in Bagdad langs?’

    Oud ambassadeur Schorer: ‘Ja, inderdaad. In het begin niet, maar naarmate de situatie in Bagdad wat rustiger en voorspelbaarder werd, kwamen er steeds meer bedrijven langs, die graag wilden weten of ze wat konden doen in Irak.

    Argos: ‘Wat voor bedrijven waren dat?’

    Schorer: ‘Van alles. Er werd een keer per jaar een jaarbeurs gehouden en als je daar een stand had, dan kon je vrijwel zeker zijn dat je een grote order kreeg. En ook bedrijven die al een grote order hadden, werd ook gevraagd om daar een stand te hebben, alleen al voor de goodwill’.

    Argos: ‘De door oud-ambassadeur Schorer genoemde jaarbeurs is de ‘Baghdad International Fair’. Deze beurs komt ook terug in en verslag dat twee hoge ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken hebben opgesteld nav hun bezoek aan Bagdad van 2 t/m 12 februari 1980:

    ‘De Baghdad International Fair is een troetelkind van Hassan Ali, Minister van Handel, en daardoor een belangrijk evenement’.

    Argos: ‘Hassan Ali is een van de machtige mensen binnen het Saddam-bewind en daarom laten de Nederlandse ambtenaren erop volgen:

    ‘Het verdient dan ook aanbeveling dat Nederland zich sterk manifesteert op deze tentoonstelling’.

    Argos: ‘Aldus deze ambtenaren van Economische Zaken in februari 1980′.

    ‘In een confidentieel codebericht, dat de Nederlandse ambassade in juli van dat jaar naar Den Haag stuurt, staat te lezen: ‘Op het spel staat, naast de olievoorzieningen van Shell, de Nederlandse export naar Irak en Nederlandse deelneming aan irrigatie, bouw en landbouwprojecten, waarvoor aan Iraakse kant belangstelling bestaat. Hierbij dient bedacht dat Nederland Irak economisch meer nodig heeft dan omgekeerd’.

    Later dat jaar begint Irak de oorlog tegen Iran. Maar ook dan blijft de toon van de stukken van het ministerie van Economische Zaken juichend over het Irak van Saddam Hoessein. Over het jaar 1981 bijvoorbeeld, valt er te lezen onder het kopje ‘Irak, de grote sprong voorwaarts’ (hoe toepasselijk, werp zeker nog een blik op dit   eerder getoonde propaganda filmpje van de Ba’thpartij, FS):

    ‘1981 is voor Irak een jaar van ongekende economische expansie geweest. Het regime heeft zich onder meer ten doel gesteld, ondanks de oorlog met Iran, aan de internationale  gemeenschap te tonen dat deze oorlog ’s lands ontwikkeling niet heeft afgeremd, maar integendeel, juist een geweldige impuls heeft gegeven. De situatie is te vergelijken met de boomjaren van de golfstaten’.

    Argos: ‘Er wordt op aangedrongen om met Irak een verdrag te sluiten inzake economische en technische samenwerking. Dat kan een bijdrage leveren aan de versteviging van de positie van het Nederlandse bedrijfsleven op de Iraakse markt’, aldus het interne stuk over de Iraakse markt. In de jaren tachtig namen de activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in Irak inderdaad snel toe. Dat vertelt oud-ambassadeur Schorer. Op wat voor terreinen?

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Steeds meer verschillende bedrijven. Echt van alles’.

    Argos: ‘Maar nu kan ik me voorstellen, toen die oorlog van Irak met Iran al aan de gang was (in 1980 begonnen en duurde tot 1988), dat er ook Nederlandse bedrijven geïnteresseerd waren om militaire goederen te leveren?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja, maar dat kon natuurlijk niet. En als dat het geval was, dan ging dat buiten de ambassade om’.

    Argos: ‘Daar kwam u niet mee in aanraking?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Nee, want daar moesten we natuurlijk buiten blijven, omdat de officiële lijn was, dat Nederland neutraal was in die oorlog en dat we noch aan Iran, noch aan Irak, militaire goederen leverden.

    Argos: ‘Maar dat was officieel zegt u. Maar officieus?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Tja, we vermoedden soms weleens wat’.

    Argos: ‘Wat vermoedde u dan?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Nou, dat er wel nachtkijkers naar Irak zijn gegaan, bijvoorbeeld’.

    Argos: ‘Oud-ambassadeur Schorer doelt hier op de illegale levering van nachtzichtkijkers aan het Iraakse leger, door het Nederlandse bedrijf Old Delft. Dit soort leveranties aan Irak, met een militair karakter, vanuit Nederland, kwam in de jaren tachtig wel meer voor, vertelt Paul Rusman. Hij is universitair hoofddocent rechtstheorie aan de Universiteit Groningen. Samen met onderzoeker Ko Colijn (oa. van Vrij Nederland, FS), publiceerde hij Het Nederlandse wapenexportbeleid van 1963 tot 1983.

    Paul Rusman: ‘De oorlog van Irak tegen Iran heeft natuurlijk veel ongewenste exporten veroorzaakt naar dat gebied, want het was echt een grote oorlog, met miljoenen soldaten, bijna een soort ‘Tweede Wereldoorlogje’. Dat betekende dat er geweldige hoeveelheden materiaal naartoe ging. Er kwam veel uit Europa, dus ook uit Nederland. In principe is Nederland een handelsland, alles wat niet verboden is mag, dat is zo’n beetje het uitgangspunt’.

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Met export kun je ontzettend rommelen. Je exporteert naar een willekeurig ander land en ondertussen gaat het toch door naar het land waar die vergunning niet voor was afgegeven (dezelfde methode die van Anraat met zijn inmiddels door de rechter bekrachtigde illegale activiteiten toepaste, FS). Wij hadden er natuurlijk geen zicht op wat er allemaal in Irak binnenkwam’.

    Argos: ‘Schorer erkent dus dat er op het gebied van export veel mogelijk was, ook als het militaire spullen betrof, die officieel niet aan Irak geleverd mochten worden. Maar hoe zat dat dan met grondstoffen die voor zowel civiele als militaire doeleinden gebruikt konden worden? (ook hier was van Anraat handig in, zie het boek van Arnold Karskens, FS), de zogeheten ‘dual use’ goederen, zo stellen we in het gesprek aan de orde. Zoals bijvoorbeeld verschillende chemicaliën’.

    Argos: ‘Werden er ook door Nederlandse bedrijven chemicaliën geleverd aan Irak?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja’

    Argos: ‘En welke bedrijven waren dat?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Nou, er waren er wel een of twee. Maar ik wilde hier eigenlijk niet de namen noemen. Maar dat weet men wel‘.

    Argos: ‘Melchemie en KBS dat waren twee bedrijven die in die tijd…?

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja,….van Melchemie heb ik wel gehoord, ja’

    Argos: ‘En had Melchemie ook een dochteronderneming in Bagdad?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Nee, voor zover ik weet kwam daar alleen een vertegenwoordiger. Wij hebben hem een of twee keer gezien.’

    Argos: ‘Kwam van Frans van Anraat ook regelmatig bij u langs?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. Ze kwamen ook weleens langs voor verlenging van hun paspoort en dan zag ik ze niet. Maar ik heb begrepen dat hij pas later kwam, waarschijnlijk toen die eerder genoemden waren afgehaakt. Toen moest Irak nog ergens anders zaken mee doen en toen zijn ze misschien met van Anraat begonnen’.      

    Argos: ‘Wat was dan de rol van de ambassade in deze?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Die mensen kwamen bij ons langs en dan vertelden ze dat ze goede zaken deden en verder lieten ze zich niet uit over de precieze inhoud van die contracten, maar ze wilden graag even laten zien dat ze er waren’.

    Hierna volgt een passage die in de hiervoor besproken aflevering  aan de orde is geweest: Het verslag van Staatsecretaris Bolkestein van Economische Zaken:

    ‘Irak behoort met haar ruim dertien miljoen inwoners tot de grote Arabische landen en is dankzij de grote olierijkdom financieel in staat om de economische opbouw in versneld tempo door te voeren. Het Iraakse streven is om op zowel industrieel als op landbouwgebied  te komen tot een zo hoogst mogelijke graad van zelfvoorziening, waarbij de nadruk thans ligt op de zware en basis industrie, zoals staal, petrochemie, kunstmest en plastics. Op technologisch terrein streeft Irak naar de meest geavanceerde producten, hetgeen mede de reden is dat Irak zich meer en meer op het westen oriënteert. Wij achten nauwe samenwerking met Irak van belang, niet alleen ter ondersteuning van de exportbelangen van het Koninkrijk, doch tevens omdat een goede relatie met landen die zijn aangesloten bij de OPEC, waarvan Irak een vooraanstaand lid is, in het belang lijkt te zijn van evenwichtige internationale verhoudingen, zowel op politiek als op economisch gebied’.

    Argos: De Iraakse overheid was de belangrijkste opdrachtgever. Daarom was zo’n verdrag met de Iraakse staat van cruciaal belang, legt oud ambassadeur David Schorer uit, die bij het afsluiten van de overeenkomst in 1983 aanwezig was:

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Alles verliep via de staat en voor ieder product bestond zo wat een eigen staatsorganisatie. En die staatsorganisaties werden weer van bovenaf geleid en aangestuurd’.

    Argos: ‘Daarom vindt Bolkestein het in 1983 geen probleem om zo nauw samen te werken met die Iraakse overheid, dat wil zeggen, met het regime van Saddam Hoessein. De reis van Bolkestein naar Bagdad speelt zich af van eind oktober tot begin november 1983. Terwijl de staatssecretaris uitgebreide contacten legt met de hoogste Iraakse industriële en politieke autoriteiten, weet men in Den Haag al lang dat diezelfde Iraakse machthebbers op grote schaal chemische wapens gebruiken, in de oorlog met Iran. Dat krijgen we te horen van oud-diplomaat Schorer, toen onze man in Bagdad.

    Oud-ambassadeur Schorer: Saddam is in 1982 al begonnen met het inzetten van strijdgassen en dat werd ook min of meer aangekondigd in de kranten. Als er werd gezegd: ‘De vijand wordt vernietigd als insecten’, of iets dergelijks, daar kon je uit afleiden dat er strijdgassen werden gebruikt. Dat bleek ook achteraf het geval.

    Argos: ‘Dat rapporteerde U ook aan uw superieuren in Den Haag?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja, uiteraard’.

    Argos: ‘In zogenaamde codeberichten?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja, het meeste ging toch allemaal via de code’.

    Argos: ‘En in die codeberichten werd dan vermeld dat Irak bezig was om strijdgassen in te zetten tegen bevolkingsgroepen?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja, maar dat werd ook al op de nieuwsbureaus verspreid’.

    Argos: ‘En wanneer gebeurde dat dan? Dat gebeurde dus al in de tijd dat u ambassadeur was, 1980-1984?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja, al in 1982′

    Argos: ‘Dus in 1982 heeft u al codeberichten gestuurd naar Nederland met de mededeling dat er gifgas werd ingezet tegen bevolkingsgroepen?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Ja, maar in de strijd tegen Iran’.

    Argos: ‘En hoe reageerde men hier bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Er werd goed nota van genomen’.

    Argos: ‘Deze lezing van de oud-ambassadeur Schorer maakt korte metten met de voorstelling van zaken die in het westen nog steeds wordt uitgedragen dat men hier in het westen het gifgas gebruik in de oorlog van Irak met Iran nog niet zo in de gaten zou hebben gehad. Schorer ondervond overigens in 1982 dat Den Haag niet zoveel deed met de verontrustende informatie, die hij vanuit Bagdad opstuurde.

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Om nou te zeggen, dat kwam met grote letters in de pers, nee. Daar sliep men niet minder goed van’.

    Argos: ‘Maar als u zegt: daar werd goede nota van genomen bij Buitenlandse Zaken. Betekende dat dan ook dat men bedrijven op de hoogte bracht over het gebruik van die gassen?’

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘Dat zou ik niet kunnen zeggen. In ieder geval is dat de taak van Economische Zaken geweest en hoe die daarmee om zijn gegaan, daar weet ik niks van. Daar heb ik geen hoogte van, wat er in Den Haag met onze informatie werd gedaan. Dat werd ons ook niet verteld’.

    Argos: ‘Er was in de jaren tachtig alle reden voor de Nederlandse autoriteiten, om de Nederlandse leveranciers van chemicaliën aan Irak te benaderen. Want al tijdens het bezoek van twee hoge ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken in februari 1980 aan Bagdad brachten, kregen zij te horen dat een aantal Nederlandse leveranciers contacten had met het staatsbedrijf dat in Irak de import van chemicaliën regelde. Dat valt te lezen in het uitgebreide verslag dat de twee ambtenaren van hun reis hebben gemaakt. Volgens ambassadeur Schorer waren er in die jaren nog wel meer signalen, waardoor Den Haag volop op de hoogte moest zijn van het gifgasgebruik door Irak.

    Oud-ambassadeur Schorer: ‘In 1983 is er een soort luchtbrug geweest tussen Teheran en plaatsen in Londen en Gent onder andere, Antwerpen, waar gifgasslachtoffers met brandwonden werden behandeld’.

    Een strijd tussen ministeries en een overijverige staatssecretaris die handel wil drijven ten koste van alles

    Argos: ‘Ook al waarschuwt ambassadeur Schorer al in 1982 uitgebreid dat chemicaliën worden gebruikt voor de aanmaak van chemische wapens, niet eerder dan april 1984 onderneemt Nederland maatregelen. En overigens gebeurt dit pas nadat de Verenigde Staten en Engeland Nederland zwaar onder druk hebben gezet. Frank Slijper vertelt waaruit die druk bestond. Slijper is onderzoeker van de internationale wapenhandel en co-auteur van het boek Explosieve materie, over de Nederlandse wapenexport:

    Frank Slijper: ‘Dat gebeurde eigenlijk alleen maar omdat er op dat moment door de Amerikanen een KLM toestel in Amerika wordt tegengehouden, met allerlei chemicaliën aan boord voor Irak. Vanuit Nederland was niet de beslissing gekomen om die chemicaliën opeens vergunningsplichtig  te maken, dat kwam onder Amerikaanse druk. Ik denk dat dit toch tekenend is voor de mentaliteit hier in Nederland gedurende de jaren tachtig van als er maar handel gedreven kon worden, dan was dat eigenlijk prima’.

    Argos: ‘De actie van de Amerikanen heeft wel onmiddellijk effect. Op 3 april 1984 krijgt Staatssecretaris van Economische zaken, Frits Bolkestein, met spoed een interne nota van de directeur generaal van Buitenlandse Economische Betrekkingen van zijn ministerie:

    ‘De Amerikaanse regering heeft enige chemische producten, waarvan het gebruik in Irak voor gifgas wordt aangenomen, onder vergunning gesteld en heeft haar bondgenoten gevraagd om ook maatregelen te treffen. Tegelijk is zowel van Engelse, als van Amerikaanse zijde, onder de aandacht van de Nederlandse regering gebracht, dat enige Nederlandse bedrijven eveneens contracten hebben afgesloten. Het gaat om de levering van een van de bedoelde producten aan Irak, waar zij voor vervaardiging en gebruik van gifgas zou worden aangewend’.

    De hoge ambtenaar voegt er nog aan toe: ‘De zaak is politiek urgent. Ook de Minister President lijkt zeer geporteerd voor een onmiddellijk ingrijpen’, om er onmiddellijk op te laten volgen: ‘de betreffende producten zijn gedeeltelijk te beschouwen als ‘multi-purpose’, met andere woorden er kunnen ook andere goederen dan gifgassen van worden gemaakt. Voorts bestaan er vermoedelijk nog vele andere producten, waarvan deze productie mogelijk is. Het lijstje is derhalve tamelijk willekeurig. Het schept rechtsongelijkheid om de uitvoer van de ene grondstof te verbieden en de andere niet’.

    Argos: ‘Het Ministerie van Economische Zaken ligt dus vanaf het begin af aan dwars. EZ probeert de pogingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om een controlesysteem op te zetten, zoveel mogelijk af te remmen. Buitenlandse Zaken wil voorkomen dat Irak grondstoffen blijft aangeleverd krijgen, om chemische wapens te produceren. Maar EZ ziet niets in het opstellen van een uitgebreide lijst van chemische stoffen die pas mogen worden uitgevoerd als er een vergunning is verleend. Toch weet men bij het Ministerie van Economische Zaken maar al te goed dat Nederlandse bedrijven vermoedelijk een rol spelen bij de Iraakse gifgasproductie, zo blijkt uit een interne notitie van 6 april 1984. Die dient ter voorbereiding van de Minister van EZ op de ministerraad, die op die dag met de hoogste spoed over de heikele kwestie vergadert:

    ‘Irak heeft in Nederland orders geplaatst voor chemicaliën, die gebruikt kunnen worden voor de productie van chemische wapens. Het betreft zeven stoffen, waarvan er drie in Nederland geproduceerd worden. Buitenlandse Zaken spreekt over ‘bedrijven’. Dit moet zijn ‘handelaren’. De chemische industrie pleit voor een systeem dat zich beperkt tot de strijdende partijen’.

    Ágos: ‘Ook in een geheim rapport over ‘Gebruik chemische strijdmiddelen in het conflict Iran-Irak’, dat een werkgroep van ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken al eerder heeft opgesteld, praat men onomwonden over aanwijzingen dat Nederlandse bedrijven betrokken zouden zijn bij de levering van chemische strijdmiddelen. Tijdens dat overleg, in die ambtelijke werkgroep, komen stoffen ter sprake die voor de productie van chemische wapens kunnen worden gebruikt, maar ook in meer of minder ruime mate voor een civiele toepassing. In het geheime rapport wordt daarover gezegd:

    ‘Voor deze laatste vijf stoffen, zijn bij Nederlandse bedrijven door Irak orders geplaatst voor zulke grote hoeveelheden (! FS), dat civiele toepassing is uitgesloten’.

    Argos: ‘Het is dus overduidelijk dat deze stoffen bestemd zijn voor de productie van gifgassen. Desondanks voelen de ambtenaren van Economische Zaken er niets voor om de uitvoer van deze stoffen naar Irak, aan banden te leggen. Zij stellen in de werkgroep, aldus het rapport:

    ‘Gezien de civiele toepassingen, lijkt een exportverbod van deze stoffen niet gewenst. Voorts is, gezien de wereldwijde productiecapaciteit en de wijze van vervaardiging, zulks ook zeker niet effectief’.

    Argos: ‘Dit standpunt wordt ook door de minister van Economische Zaken naar voren gebracht in de ministerraad, maar Buitenlandse Zaken wil hier niets van weten. Daar wil men dat er veel meer stoffen op de lijst komen, waarvoor een uitvoervergunning verplicht wordt:

    ‘De ‘Multi-purpose goederen’, dat wil zeggen ‘op zichzelf onschuldig en voor vele doeleinden bruikbaar’,  die tevens kunnen dienen voor de fabricage van gifgas en waar Nederlandse ondernemingen contracten hebben voor de levering aan Irak, of op het punt staan orders te verkrijgen’.

    Argos: ‘Ondanks de druk van Economische Zaken wordt er door de Amerikanen halsoverkop een voorlopige voorziening getroffen. Op 18 april 1984 wordt de wijziging van het uitvoerbeleid van kracht, waarbij 11 chemische stoffen vergunningplichtig worden. Maar ook daarna blijft Economische Zaken dwarsliggen en zint men op mogelijkheden om de lijst terug te draaien van 11 naar 5 stoffen. Staatssecretaris Bolkestein krijgt een week later van zijn ambtenaren te horen dat de uitkomsten van overleg in Europees verband nieuwe kansen biedt. Ze schrijven: ‘De uitgebreide lijst van Nederlandse verboden stoffen bleek niet aanvaardbaar voor de meeste landen. Uiteindelijk bleek overeenstemming te bestaan over vijf stoffen, die reeds op onze nationale lijst staan’.

    Ook in daarop volgend Europees overleg blijft die situatie zo. Bolkestein grijpt dit onmiddellijk aan en schrijft op 17 juli 1984 aan Minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek:

    ‘Nu er een duidelijke consensus in EG verband is ontstaan over het controleren van de uitvoer van een vijftal chemische stoffen welke geschikt zijn voor de uitvoer van chemische wapens, lijkt het mij gewenst om de uitvoercontroles van de eerder genoemde elf producten, terug te brengen naar vijf stoffen’.   

    Argos: ‘Zelfs de Benelux wordt er door Bolkestein bijgesleept om zijn zin te krijgen’.   

    Bolkestein: ‘Onze Benelux partners hanteren eveneens de beperkte lijst van vijf stoffen, zodat uit het oogpunt van het Benelux verdrag, aanpassing onzerzijds noodzakelijk is. België en Luxemburg zijn niet genegen om van deze EG consensuslijst af te stappen’.

    Argos: ‘Maar Minister van den Broek van Buitenlandse Zaken geeft geen duimbreed toe. Hij blijft bij de lijst van elf stoffen ‘Uiteraard’, zo schrijft van den Broek, ‘hecht ook hij aan overeenstemming in Europees verband. Maar het alternatief van de vijf stoffen beschouw ik als onwenselijk, omdat inmiddels, zoals verwacht kon worden, aanwijzingen zijn verkregen dat Irak sleutelvoorlopers voor chemische wapens probeert te bestellen, die niet op de lijst van vijf voorkomen, maar wel op de Nederlandse lijst van elf’.

    Ook al blijft Bolkestein ook daarna nieuwe brieven schrijven (?! Waarom zo gebrand op het leveren van chemicaliën aan Irak? FS), van den Broek houdt voet bij stuk. Op 15 november 1984 verschijnt in het Staatsblad het definitieve besluit om elf chemische stoffen te onderwerpen aan controle door exportvergunningen. Het besluit is mede ondertekend door Bolkestein, die ondanks alle oppositie, bakzeil heeft moeten halen. Over de slachtoffers van de gifgasaanvallen wordt op Economische Zaken in geen enkele van de nota’s en de interne stukken gerept’.

    Wat mij nog het meest verbaast is waarom Bolkestein en zijn ambtenaren zo blijven drammen om zoveel mogelijk chemicaliën naar Irak te kunnen blijven exporteren. Met de kennis van nu is het helemaal te bizar voor woorden, maar ook in het licht van toen, terwijl het om de productie van chemische wapens ging, niet een kleinigheidje dus, is het wat mij betreft volstrekt onbegrijpelijk. Had die reis en de ontmoeting met Saddams functionarissen dan zo de handelslust in Bolkestein aangewakkerd?  Interessant is het allemaal wel. Maar verder met Argos:

    Frank Slijper: ‘Ik denk dat het meest opmerkelijke is, is de verschillende houding en aanpak van aan de ene kant het Ministerie van Economische Zaken en aan de andere kant het Ministerie van Buitenlandse Zaken’

    Argos: ‘Onderzoeker van de wapenhandel Frank Slijper. We hebben alle interne stukken en brieven aan hem ter beoordeling voorgelegd. Achter die papieren gaat een fikse strijd schuil, die tot nu toe altijd verborgen is gebleven achter de muren van de ministeries en de ministerraad. Slijper verbaast zich erover hoe ver Economische Zaken in sommige gevallen ging in pogingen om handelsbeperkingen tegen te gaan (ik verbaas me er als volslagen leek ook over, FS).

    Frank Slijper: ‘Dat komt in een van die stukken ook aan de orde. Men heeft uitgevonden dat Irak in Nederland een zevental soorten chemicaliën bestelt, die een toepassing hebben in chemische wapenprogramma’s. Als je dat constateert, dan kan de conclusie toch niet anders zijn van ‘die handel moeten we stoppen, want wij hebben geen enkele garantie dat deze chemicaliën civiel gebruikt worden’. Economische Zaken stelt zich heel erg op het standpunt van ‘dit zijn multi-purpose chemicaliën, met vooral een civiele toepassing. Het is absoluut niet bewezen dat deze chemicaliën militair gebruikt gaan worden. Eigenlijk, we moeten niet gekke Henkie zijn en alles heel voorzichtig gaan verbieden, terwijl andere landen diezelfde chemicaliën wel toestaan om te exporteren naar Irak.’

    Argos: ‘Frank Slijper houdt speciaal toenmalig staatssecretaris Bolkestein verantwoordelijk voor die harde opstelling van Economische Zaken. 

    Frank Slijper: ‘Buitenlandse economische betrekkingen, dat was de portefeuille die Bolkestein als staatssecretaris van buitenlandse Handel had. Juist dat deel van Economische Zaken, dat van de buitenlandse betrekkingen, die is het meest terughoudend in de uitbreiding van de vergunningsplicht van chemicaliën’.

    Argos: ‘Terwijl Bolkestein in maart 1984 achter de schermen in de ministerraad bakzeil haalt, blijft hij in de Tweede Kamer uitdragen dat handel drijven met het Irak van Saddam Hoessein geen enkel probleem is. Dat blijkt als de overeenkomst tot economische en politieke samenwerking met Irak, die Bolkestein in november 1983 in Bagdad overeen is gekomen, eerst in de kamer moet worden besproken.  In het parlementaire debat dat daar later op volgt, zegt Bolkestein:

    ‘Dat Nederland, door de levering van bepaalde diensten of goederen, betrokken zou raken bij de oorlog, komt ons niet waarschijnlijk voor. Het bestaan van een overeenkomst als de onderhavige, doet dit ons inziens niets anders zijn. De toestand van de mensenrechten is vele malen beschreven in dag en weekbladen. Het heeft weinig zin om daarover verder uit te wijden. Wat ik heb gezegd over het verband tussen deze overeenkomst en oorlog, geldt ook voor het verband tussen deze overeenkomst en de schending van de mensenrechten’

    Dit laatste stukje was al gepasseerd bij de bespreking van de eerste aflevering, maar het wordt steeds gekker als je bedenkt dat hij inmiddels al in de ministerraad was teruggefloten door Hans van den Broek. Wat bezielde Bolkestein om zo door te blijven drammen op zijn mooie handelsovereenkomst met Saddam Hoessein? En die totale overijverigheid om een zo lang mogelijke lijst met chemicaliën te kunnen blijven exporteren naar het regime in Bagdad? Het antwoord is natuurlijk dat poen de allesbepalende factor was en dat oorlogsmisdaden en mensenrechten gewoon niet van belang waren. En Bolkestein schildert zichzelf graag af als ‘koopman’, zoals Ria Beckers al opmerkte. De vraag is alleen of je dan geloofwaardig bent als je ethische praatjes gaat verkopen, waar Bolkestein tegenwoordig kampioen in is.

    Tot zover deze aflevering van Argos. Hierna wordt weer opnieuw zijn latere conversatie uit 1990 met Charles Groenhuizen in NOS Laat herhaald, over

    zijn ontmoeting met Saddam Hoessein:

    Bolkestein: ‘Het is een buitengewoon onaangename man. Ik was toen staatssecretaris van Buitenlandse Handel. Toen heb ik dus zowel Saddam Hoessein als een paar van zijn ministers ontmoet. Ik kan niet anders zeggen, het was een lugubere bijeenkomst. Het is een luguber regime’.

    Charles Groenhuizen: ‘Wat is er luguber aan de man als je van mond tot mond met hem praat?’

    Bolkestein: ‘Het absolute gebrek aan medemenselijkheid dat hij uitstraalt. Geen enkele terughoudendheid wat betreft de wijze waarop hij andere mensen behandelt’.

    Groenhuizen: ‘Want hij was toen nog volop verwikkeld in de oorlog met Iran, waarbij hij ook gifgas heeft gebruikt’.

    Bolkestein: ‘Zeker, iedereen weet ook wat voor regime het is, hoe ze de Koerden bestrijden met mosterdgas, hoe ze de oorlog tegen Iran zijn begonnen, hoe ze de eigen bevolking onderdrukken’.

    De hele uitzending is hier te raadplegen: http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?media=28051413&refernr=26677680&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&mediatype=audio&portalid=ochtenden#

     

    Verdere ontwikkelingen gedurende de jaren tachtig en een wrange samenloop van omstandigheden

    Hierna volgt nog een paar fragmenten uit de derde aflevering van Argos, die aan deze kwestie is gewijd. Het gaat hier om de uitzending van 28 april 2006 (voor een groot deel bestaat deze uitzending uit een samenvatting van de vorige uitzendingen). http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?media=28147921&refernr=27321958&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&mediatype=audio&portalid=ochtenden#

    De uitzending begint met een aantal terugblikken, op de eerdere twee afleveringen. Ik zal dat hier overslaan, maar ik kan ze op zich wel aanraden om die nog een keer terug te luisteren. De eerste en de tweede afleveringen zijn daarin geïntegreerd en geven een samenhangend beeld. Ook de motie van Ria Bekkers in de Tweede kamer komt weer ter sprake. Ik geef het laatste stukje weer (op  24.19 minuten):

    In 1985 diende Ria Beckers een motie in die staatsecretaris Bolkestein en de regering vroeg het in werking treden van het verdrag op zijn minst op te schorten. Maar Bolkestein ontraadde de motie en ze werd uiteindelijk verworpen, omdat de regeringspartijen Bolkestein steunden. Ria Beckers trok daaruit de volgende conclusie:

    Ria Beckers:  ‘Ik moet zeggen dat…Nederland is altijd koopman geweest en Bolkestein is ook een koopman en als je met dit soort zaken geld kunt verdienen, dan vindt hij dat niet erg’.

    Hierna gaat Argos door op hoe het verder ging gedurende de jaren tachtig:

    Argos: ‘Na 1985 kwamen de handelsbetrekkingen tussen Nederland en Irak op een laag pitje te staan. Niet omdat Nederland principiële bezwaren had gekregen om met het regime van Saddam Hoessein zaken te doen, maar omdat Irak steeds minder aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. De oorlog met Iran duurde nog steeds voort, de verwoestingen werden steeds groter en Irak was daardoor in grote financiële problemen gekomen. Voor Nederlandse bedrijven was dat land daarom niet aantrekkelijk. Toch hield Nederland op regeringsniveau de contacten met Irak in stand en dat leidde in 1988 tot een wel heel cynische samenloop van gebeurtenissen’.

    Jacques de Milliano: ‘Meer dan vijfduizend lijken, vrouwen, kinderen en mannen, in Pompeji-achtige houdingen, lagen verspreid door de stad en waren vergast. Hier was mosterdgas, zenuwgas en blauwzuurgas gebruikt. De wereld zweeg echter’.

    Argos: ‘Jacques de Milliano van Artsen Zonder Grenzen. Hij doet verslag van de gruwelen die hij heeft aangetroffen in maart 1988 in Noord Irak. Op 15 maart is het Iraakse leger daar in opdracht van Saddam Hoessein begonnen met de beruchte gifgasaanval op de Koerdische stad Halabja, dichtbij de grens met Iran.

    Op diezelfde dag, 15 maart 1988, begint in Den Haag de Iraakse onderminister voor handel, Dr. Kubais S. Abdul Fatah, aan een driedaags bezoek aan Nederland. Hij heeft ontmoetingen met Nederlandse financiële experts, topambtenaren van Economische Zaken en met CDA politica Yvonne van Rooij, de opvolger van Frits Bolkestein als Staatssecretaris van Economische Zaken. Wij beschikken over het uitgebreide verslag dat het Ministerie van Economische Zaken van deze bespreking heeft gemaakt. Daaruit blijkt dat er wel met de Iraakse onderminister wordt gesproken over de achterstallige betalingen van Irak, maar niet over de mensenrechten en de gruwelijkheden in de oorlog met Iran, laat staan over de Iraakse gifgasaanval, die op dat moment gaande is in Halabja. In een intern memorandum van 17 maart 1988, ter voorbereiding van een van de besprekingen met onderminister Kubais later die dag, staat te lezen:

    ‘Het door Irak gepropageerde motto luidt: ‘De landen, die in een moeilijke periode de vrienden van Irak blijken te zijn, zullen hier in een later stadium de vruchten van kunnen plukken, wanneer de oorlog eenmaal voorbij is en de economie van het olierijke Irak weer zal kunnen opbloeien. Irak zal dan immers, bij het verlenen van opdrachten, immers weten wie haar ware vrienden zijn geweest’. De Directeur Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen, heeft tijdens zijn besprekingen met Dr. Kubais, op 16 dezer, begrip getoond voor deze stelling’.   

    Argos: ‘Op de dag van dit memorandum, 17 maart 1988, gaat de gifgasaanval op Halabja zijn derde dag in. Het is vanwege deze gifgasaanval, dat meer dan zeventien jaar later, op 17 december 2005, de Nederlandse chemicaliënhandelaar Frans van Anraat door de Haagse rechtbank tot vijftien jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld, voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden.

    Vonnis van de rechter: ‘Vast is komen te staan dat verdachte, uit louter winstbejag, essentiële bijgedragen heeft geleverd aan het chemische wapenprogramma van Irak, in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Zijn bijdrage heeft grote met mosterdgas uitgevoerde aanvallen op weerloze burgers mogelijk gemaakt, althans vergemakkelijkt. Deze aanvallen vormen zeer ernstige oorlogsmisdrijven’.   

    Wie draagt welke verantwoordelijkheid?

     Argos: ‘De zaak van Anraat wordt nauwgezet gevolgd door Herman van der Wilt, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Gisteren spraken wij met van der Wilt. Wij legden hem de situatie voor dat deze individuele handelaar is veroordeeld, maar we vroegen hem: hoe zit het met de positie van de Nederlandse overheid, gezien onze bevindingen van vorige week? Hij vertelde toen dat de Staat zelf moeilijk strafrechtelijk te vervolgen is, dat heeft te maken met allerlei jurisprudentie, maar vervolgens was de vraag: hoe zit het dan met mensen binnen dat overheidsapparaat, die een belangrijke rol hebben gespeeld, bijvoorbeeld , zoals in deze zaak, Staatssecretaris Bolkestein?’

    Herman van der Wilt: ‘Je zou kunnen zeggen dat hij faciliterend bezig is geweest, want hij heeft destijds, zoals ik heb begrepen uit de stukken, dat er wel een conflict was tussen Buitenlandse Zaken, die  wat dat betreft een veel strakkere en zuiverder koers wilden varen en Economische Zaken, die het vooral ging om de pegels en zich verder wat minder bekommerden om de internationale humanitaire gevolgen daarvan. En dan zou je kunnen zeggen, ja goed, als een departement dat faciliteert, is dat wel dubieus, dat is het minste wat je ervan kunt zeggen. Of hij nu echt strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden, dan moet je wel zeggen  wat precies de bijdrage geweest is, want het leveren van grondstoffen voor gifgassen, dat is al eventueel te kwalificeren als medeplichtigheid. Maar je krijgt dan een soort constructie als ‘medeplichtig aan medeplichtigheid’ en dan wordt de band tussen het eigenlijke delict en wat men als het ware faciliterend heeft gedaan, die wordt dan wel wat breekbaar’.   

    Argos: ‘Maar zoiets komt toch wel voor, medeplichtigheid aan medeplichtigheid?’

    Herman van der Wilt: ‘Jawel, dat is inderdaad wel mogelijk, het is ook wel strafrechtelijk te construeren, maar je zit dan op het breukvlak van strafrechtelijke, morele en politieke verantwoordelijkheid en dat zijn weliswaar verwante, maar toch ook te onderscheiden vraagstukken’.

    Argos: ‘Nou citeren wij uit een intern geheim stuk. Daarin hebben ambtenaren van Buitenlandse Zaken overleg met ambtenaren van Economische Zaken. Dan constateert men gezamenlijk dat er zoveel bestellingen uit  zijn voor bepaalde grondstoffen, dat die nooit alleen voor civiele doeleinden zouden kunnen worden gebruikt. De conclusie is dan: dat moet dan duidelijk een andere bedoeling hebben, als je ziet wat voor grote hoeveelheden dat zijn. Vervolgens trekken de ambtenaren van EZ in dat overleg de conclusie, dat het toch niet zo moet zijn dat je de uitvoer van die stoffen aan banden moet leggen. Dat klinkt dan ook door in de manier waarop ze een vergunningensysteem proberen te dwarsbomen. Dat bedoelt u dan met dat faciliterend bezig zijn?

    Herman van der Wilt: ‘Ja’.

    Argos: ‘Dat gaat wel ver, als je aan de ene kant constateert dat dit geen zuivere koffie is, maar toch zegt: het moet uitgevoerd worden’.

    Herman van der Wilt: ‘Ja, dat duidt op kwade wetenschap, zou je kunnen zeggen. Want het is niet eens meer van ‘het zou weleens zo kunnen zijn’. Je hebt duidelijke aanwijzingen. Dat het inderdaad de bijdragen van bedrijven zijn die onder jouw verantwoordelijkheid vallen, dat die bepalend kan zijn voor de uitkomst van zo’n conflict en voor heel veel menselijk leed. Daar komt het in feite wel op neer’.

    Argos: ‘Stel nu dat u nu de juridisch adviseur zou zijn van die Iraniër, waarvan de naasten zijn omgekomen door gifgasaanvallen, en die persoon zegt: ‘Ik wil meneer Bolkestein aanklagen’. Wat zou u zo’n nabestaande adviseren?’

    Herman van der Wilt: ‘Het zou weleens interessant kunnen zijn om te kijken hoe de mogelijkheden zouden zijn voor een civielrechtelijke actie. Er is een claim geweest van de slachtoffers in de van Anraat zaak en die hebben ook compensatie gekregen, schadevergoeding gekregen,  en dat is natuurlijk ook voor de bevrediging van het rechtsgevoel heel erg belangrijk. Dat zou best eens kunnen zijn dat de rechter dat aanvaardt. Ik denk dat daar wel mogelijkheden zijn’.

    Argos: ‘Dus ook als zo’n nabestaande zou zeggen: ‘Ik wil die Staatssecretaris Bolkestein aanklagen’?

    Herman van der Wilt: ‘Dat kun je proberen en dat gaat dan via het gerechtshof en als die genoeg redenen zien om zo’n klacht ontvankelijk te verklaren, die kan dan via het OM opdracht geven om zo’n vervolging te starten. Dus dat kan altijd’.

    Argos: ‘Maar U zou dus zo’n nabestaande adviseren tot het starten van zo’n civiele procedure?’

    Herman van der Wilt: ‘Ja, dat vind ik wel een interessante … Kijk dan moet je wel schade kunnen aantonen, je moet onrechtmatige daden aantonen, je moet causaal verband aantonen. Dat is in principe, op grond van wat er nu boven water komt, wel aannemelijk, dat dit er is’.

    Argos: ‘Als je nu aan de ene kant ziet, die chemicaliënhandelaar Frans van Anraat, die is aangeklaagd en die is nu ook veroordeeld, in de eerste aanleg tot vijftien jaar. Nu is er dit feitenmateriaal over de rol van de Nederlandse overheid. Is het dan niet wrang dat zo’n man wel wordt aangeklaagd en dat de Nederlandse overheid met rust wordt gelaten? 

    Herman van der Wilt: ‘Ja, dat is vind ik wel. Je hebt een sterk idee van ‘Barbertje moet hangen’, we pikken er een uit en in de hele cultuur die er toen heerste, blijkbaar, op de departementen, nou goed, er waren in die tijd heel veel mensen die vuile handen maakten, of in ieder geval, waarvan je nu kunt zeggen: dat deugde niet. Je kunt op je klompen aanvoelen dat dit op de een of andere manier niet helemaal zuivere koffie is geweest. Dat men kennis had van het verwerpelijke regime van Saddam Hoessein, het gebruik van strijdgassen.

    Ik heb begrepen uit die vorige uitzending dat er wat dat betreft hele sterke aanwijzingen waren dat dit hele zaakje niet deugde’.

    Argos: ‘Zeker die oud-ambassadeur die zei: ‘Maar ik heb dit in 1982 al heel uitvoerig gemeld’. Dat is toch raar dat dit totaal genegeerd werd?’

    Herman van der Wilt: ‘Ja, dat is schandalig’.

    Argos: ‘Herman van der Wilt, hoogleraar internationaal strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Aan de telefoon is nu Krista van Velzen, Kamerlid  voor de SP.

    U heeft naar aanleiding van onze uitzending van vorige week Kamervragen gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken, van Justitie en aan de staatsecretaris van Economische Zaken. Wat is nu eigenlijk het belangrijkste wat u van die bewindslieden wilt weten?’

    Krista van Velzen: ‘Je verwacht van een kabinet van ministers dat ze verantwoorde besluiten nemen en wat ik uit jullie uitzending begrijp is dat de toenmalige ambassadeur die toen in Bagdad zat namens Nederland, de heer Schorer, dat die gewoon aangaf dat er gifgassen werden ingezet in Irak en je kunt constateren dat de Nederlandse regering met die kennis eigenlijk niets gedaan heeft en daar twee jaar op heeft gezeten. Wat ik dus gevraagd heb is: Wat waren de redenen om twee jaar lang niets te doen, niks tastbaars te doen met de feiten waar de ambassadeur mee kwam en in het verlengde daarvan: als je twee jaar lang weet dat het regime van Saddam Hoessein chemicaliën gebruikt om gifgassen te produceren, dat die grootscheeps ingezet worden tegen de eigen bevolking, tegen de Iraanse bevolking dan komt de vervolgvraag: ligt er een verantwoordelijkheid bij een kabinet als ze iets wel weten, maar er niet naar handelen? Hoeveel bedrijven hebben er, in ieder geval in die periode van twee jaar, gewoon nog kunnen handelen met Irak en bestanddelen van gifgassen kunnen leveren, zonder dat ze daarvoor vervolgbaar zijn?

    Wat je ziet in die zaak tegen Frans van Anraat is dat in eerste instantie, toen ik aan de bel trok, de man is uit Irak gevlucht vlak voor de laatste oorlog’.

    Argos: ‘Die zaak heeft u toch ook heel actief gevolgd?’

    Krista van Velzen: ‘Ja, dat klopt. Ik zou zelfs durven stellen dat die zaak er nooit was geweest als ik was blijven aanhouden om dit geval goed juridisch door te lichten (dat is waar, al zijn het ook de inspanningen geweest van oorlogscorrespondent Arnold Karskens, die van Anraat al jaren volgde. Van Anraat trad in de openbaarheid, toen hij kort na de val van Bagdad in 2004 een interview aan Netwerk gaf, FS). In eerste instantie zei justitie tegen mij, in antwoord op Kamervragen, dat deze man niet te vervolgen was, juist omdat Bolkestein, destijds Staatsecretaris van Economische Zaken, pas in 1984 die elf chemicaliën had verboden. Ofwel, het stofje waarvoor van Anraat veroordeeld is, thiodiglycol,  een van de bestanddelen voor mosterdgas, dat is pas in 1984 verboden geworden om te exporteren, omdat Bolkestein daar klaarblijkelijk zo laat op gehandeld heeft. En je komt dan op het punt of deze producten wel verhandeld waren, als Bolkestein eerder had ingegrepen’.

    Ik wil hier zelf een kanttekening bij maken. Van Anraat heeft natuurlijk de Nederlandse nationaliteit, maar hij opereerde grotendeels niet uit Nederland. In het boek van Arnold Karskens staat uitvoerig beschreven dat hij in die periode kantoor hield in Lugano en zijn stoffen importeerde uit verschillende delen van de wereld, vooral Japan. Het is dus de vraag of een eerder verbod van de Nederlandse regering (Bolkestein) wel van invloed zou zijn geweest op dit specifieke geval. Bovendien sjoemelde van Anraat, volgens de methode die oud-ambassadeur Schorer noemde, ook met de eindbestemming van zijn producten. Ook de betalingen aan van Anraat door het Iraakse regime, geschiedden tamelijk schimmig, met allerlei omwegen via Italië (de Banco Ambrosiano en de Vaticaanse Bank, een berucht duo uit vele andere zaken, speelde hierbij nog een rol!). Dus in die zin was van Anraat al illegaal bezig en bovendien vanuit het buitenland. Het lijkt mij dus zeer de vraag of de Nederlandse wetgeving veel invloed zou hebben gehad op zijn activiteiten. De zaak van Anraat was wat dat betreft niet eens zo’n ‘Nederlandse Zaak’, het ging vooral om internationale smokkel. Waarschijnlijk gaat dit weer wel op voor de handel van Melchemie en KBS. Maar dat moeten specialisten maar uitmaken, FS. Verder met Argos.

    Argos: ‘Als men adequaat had gereageerd op de waarschuwingen van de ambassadeur had het natuurlijk anders kunnen zijn.

    Krista van Velzen: ‘Het had natuurlijk heel anders kunnen lopen. Ik wil in ieder geval weten waarom die keuzes zo gemaakt zijn, waarom er niet geluisterd is naar wat de ambassadeur in die tijd meldde en wat, met de kennis en de feiten achteraf, nu de waarheid is. Maar ik wil ook weten wat er nu precies verhandeld is, welke bedrijven dat zijn. Daar is tot nu toe nogal geheimzinnig over gedaan, ik heb zelfs een WOB verzoek moeten indienen (Wet Openbaarheid van Bestuur, FS), om te zien hoe justitie die dossiers heeft doorgelicht, om te zien wie er nou illegaal gehandeld heeft, welke chemicaliën er nu naar Irak zijn gegaan vanuit Nederlandse bedrijven. Ik heb nog lang niet de onderste steen boven. Wat misschien nog wel het meest interessant is, is dat onder druk van de oorlog die de Verenigde Staten wilden beginnen tegen Irak…

    Argos: ‘De oorlog nu?’

    Krista van Velzen: ‘De oorlog van 2003, die nu een burgeroorlog is geworden, dat er toen een rapportage is geweest van de Verenigde Naties, waarin zij eigenlijk vrij gedetailleerd aangeven welke bedrijven, niet alleen Nederlandse bedrijven, maar ook internationaal, delen van massavernietigingswapens hebben verhandeld richting Irak. Dat rapport mag ik nog steeds niet inzien. Er zijn delen uitgelekt en daar staan gewoon een aantal Nederlandse bedrijven in en ik wil graag weten of, met de kennis van achteraf, die bedrijven gehandeld hebben en of dat had kunnen worden voorkomen als bolkestein wat meer voortvarend was opgetreden’.

    Argos: ‘U moet dus nu weer wachten tot deze Kamervragen beantwoord worden. Hoe lang duurt dat?’

    Krista van Velzen: ‘Ik hoop dat ze vandaag nog beantwoord worden. In regel duurt dat een maand á anderhalve maand’.

    Argos: ‘Ik denk dat als ze beantwoord zijn wij weer met u moeten spreken’.

    Krista van Velzen: ‘Ik hoop dat meneer Bolkestein zelf ook reageert, want dit zijn natuurlijk nogal aanklachten dat hij iets wist en niet gehandeld heeft’.

    Argos; ‘Nou we hebben, en dat is dan het slot van deze uitzending, we hebben meneer Bolkestein om een reactie gevraagd, ook in het verleden al, omdat we al eens eerder hebben bericht over zijn bezoek, al wisten we toen nog niet van al die tegenwerking en strijd achter de schermen, maar toen heeft hij ons nooit te woord willen staan. Vorige week hebben we hem ook benaderd, maar toen zat hij in het buitenland. Deze week hebben we hem opnieuw benaderd, maar nu heeft hij via zijn secretaresse laten weten dat hij geen tijd had om ons te woord te staan. Hij voelde zich ook erg overvallen. Maar we willen wel iets laten horen, want toen we in het verleden hebben bericht over Bolkesteins bezoek aan Irak, hebben we wel reacties gevraagd van andere VVD politici. Dat was in april 2003, toen was de huidige oorlog in Irak net begonnen en als eerste vroegen we toen een reactie aan Hans van Baalen over dat bezoek van Bolkestein aan Irak in 1983. Want op- dat moment vond natuurlijk iedereen dat Saddam Hoessein een hele grote schurk was (wat mij betreft nog steeds terecht, FS).

    Hans van Baalen: ‘Internationale politiek is helaas cynisch. Mensenrechten hebben geen rol van betekenis gespeeld in de afgelopen vijfentwintig jaar. Men wilde met Irak in ieder geval banden onderhouden. Dat deden de Fransen, dat deden de Amerikanen, dat deden de Russen’.

    Argos: ‘Dus Nederland deed het ook?’

    Hans van Baalen: ‘Nederland wilde ook een graantje meepikken, om dat cynische woord maar te gebruiken. Nogmaals het is cynisch, het is pijnlijk, het is moreel niet goed te praten, maar het is wel te begrijpen. De keuze tegen Rusland, tegen China, tegen Iran, was een eerlijke keuze’.

    Argos: ‘Dat was een eerlijke keuze? Ondanks dat er op dat moment miljoenen mensen slachtoffer waren van het regime in Irak?’

    Hans van Baalen: ‘Het was een vreselijke keuze, maar wat had het westen dan moeten doen?’

    Argos: ‘En ook dat het regime in Irak werd ondersteund met allerlei spullen?’

    Hans van Baalen: ‘Dat was een afschuwelijke keuze geweest..’

    Argos: ‘Nee, dat was toch geen keuze? Dat was toch niet nodig?’

    Hans van Baalen: ‘…en in die keuzes zijn er hele vervelende dingen gebeurd, die ik betreur, maar die niet anders konden’.

    Argos: ‘En op diezelfde 4e april 2003 kwam het bezoek van Bolkestein aan Irak in 1983 ook ter sprake in het TV programma Barend & van Dorp (RTL4), waar die avond VVD leider Gerrit Zalm te gast was’.

    Frits Barend: ‘Vanochtend, meneer Zalm, luisterde ik naar de VPRO radio, het programma Argos en toen hoorde ik dat de toenmalige Staatsecretaris van Economische Zaken, Frits Bolkestein in 1983 bij Saddam Hoessein op bezoek was en daar een handelsovereenkomst heeft getekend. Amnesty International had toen al rapporten gemaakt over de schending van de mensenrechten en Bolkestein zei: ‘Handelsovereenkomsten hebben nog nooit bijgedragen aan de verbetering van de mensenrechten’, of het niet laten doorgaan van handelsovereenkomsten. Schrikt u als u hoort dat uw voorganger Bolkestein hem de hand heeft geschud en daar met hem onderhandeld heeft?’

    Gerrit Zalm: ‘Maar negentien jaar geleden wisten we ook niet alles van de man wat we nu weten’.

    Frits Barend: ‘Nee, maar het was toen ook bekend dat…’

    Gerrit Zalm: ‘Nee, maar ik denk ook niet dat Frits Bolkestein daar met plezier op terugkijkt’.

    Frits Barend: ‘Is dat toch niet een beetje de politiek van de VVD geweest: Handel voor Mensenrechten?’

    Gerrit Zalm: ‘Dat zal ongetwijfeld waar zijn, maar dit was toen ook geen grote happening en ik denk dat ook Frits Bolkestein er met enige…eh, er zijn ook mensen die Hitler ooit een hand hebben gegeven in de jaren twintig en daar waarschijnlijk ook spijt van hebben’.

    Tot zover de uitzendingen van Argos. Om iets over de laatste opmerking van Zalm te zeggen: iets voordat de eerste uitzending van Argos werd gemaakt en Bolkestein zich in stilzwijgen hulde, stond hij in een galerie aan de Spiegelgracht te Amsterdam, waar hij een tentoonstelling opende van een uit Irak gevluchte kunstenaar. Ik durf met grote zekerheid te zeggen dat deze kunstenaar op dat moment nog nooit van Frits Bolkestein had gehoord en ook niet precies wist in wat voor soort galerie hij was beland; de man was simpelweg nog te kort in Nederland en had waarschijnlijk alleen nog een asielzoekerscentrum in de polder gezien. Wellicht was hij voor het eerst in Amsterdam.

    En deze in Irak gerenommeerde kunstenaar, maar die in Nederland nog de weg moest vinden, werd door een politicus, die bovendien kort daarvoor had geklaagd over het feit dat er teveel asielzoekers uit Irak in Nederland waren, getrakteerd op het volgende. De grote intellectueel Bolkestein, aldus de Telegraaf van 26-8-1997 (p. 4):

    ‘Ik heb geen verstand van kunst en matig mij dan ook geen oordeel aan over het werk van… [de kunstenaar]’, zei de fractievoorzitter van de VVD. Bolkestein haalde nogal vaak het nieuws met heel verstandige uitspraken over allochtonen en asielzoekers en de kunstenaar behoort tot deze categorie.

    ‘Ik ben blij dat u hier de vrijheid en de rust hebt gevonden om uw kunst te beoefenen’, zo zei Bolkestein, maar hij voegde daar later aan toe dat hij hoopte dat de kunstenaar als in Irak de vrijheid en democratie ‘hersteld’ zijn- nou ja, hersteld, je vraagt je af of die er ooit geweest zijn- hij weer naar zijn geboorteland terug kan keren.

    Bolkestein liet dus een beschouwing over kunst achterwege. ‘Maar ik wil u wel vertellen hoe ik voor het eerst Saddam Hoessein ontmoette…’.

    Van die ontmoeting hebben we inmiddels een heleboel vernomen. Maar spijt? Niet echt, zo te merken.

    Bolkestein heeft slechts een keer gereageerd. Niet op Argos, maar op een column van Marjolein Februari in de Volkskrant. Bij mijn weten is dit de enige keer dat hij er iets over heeft gezegd, op zijn opmerking in Nova en zijn tamelijk schandelijke praatje aan de Spiegelgracht. Hieronder zijn verklaring:

    Waarom was ik in Bagdad?

    OPINIE, Frits Bolkestein op 10 mei ’06

    Marjolijn Februari meent dat het ministerie van Economische Zaken oorlogsmisdaden heeft gefaciliteerd (het Betoog, 6 mei), omdat ‘met medeweten van de overheid chemicaliën (zijn) verhandeld die gemakkelijk kunnen worden gebruikt als grondstof voor gifgassen’. Zij insinueert dat ik als staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) daarover een afspraak zou hebben gemaakt bij mijn bezoek aan Bagdad in oktober of november 1983.

    Helaas vermeldt Februari niet over welke grondstoffen zij het heeft. Er zijn namelijk grondstoffen die onontbeerlijk zijn voor de vervaardiging van gifgassen en daarnaast niet of nauwelijks worden toegepast. Zij dienen met andere woorden specifiek dat doel. Zulke grondstoffen staan op een lijst waarvoor een exportverbod geldt. In mijn herinnering waren dat er vijf, maar ik kan mij daarin vergissen want het is 23 jaar geleden. Uitvoer daarvan is strijdig met de wet. Wil Februari beweren dat EZ heeft bewilligd in de uitvoer van zulke producten, dus dat EZ de wet overtrad? En zou ik dan als politiek verantwoordelijke een oogje toe hebben gedaan? Dat is uitgesloten.

    Anders is het met een veel grotere categorie van chemische stoffen die bij tal van processen een rol spelen. Laten wij eens aannemen dat benzeen te pas komt bij de fabricage van gifgassen. Benzeen is een belangrijk maar doodgewone stof die bij duizenden chemische processen wordt gebruikt. Laten wij verder aannemen dat iemand benzeen zou hebben willen exporteren naar Irak. Voor benzeen geldt geen exportverbod, dat is duidelijk. Moest de uitvoer daarvan toch worden verhinderd? Waarom? Omdat Irak in oorlog met Iran was? Dat zou neerkomen op een (gedeeltelijke) boycot, die dus ook voor Iran had moeten gelden. Kortom, het is iets ingewikkelder dan Februari schijnt te denken en haar aanklacht houdt geen steek.

    Waarom was ik in Bagdad? Omdat daar een handelsbeurs werd gehouden waar een aantal Nederlandse bedrijven aanwezig was. Ik was op die reis in Abu Dhabi, Bahrein en Kuwait geweest en er was geen reden die jaarbeurs over te slaan. Ik heb ook een normale handelsovereenkomst in Bagdad getekend zoals Nederland die met tal van landen heeft gesloten. Daarin staat zo ongeveer dat de regering zal toezien op een fatsoenlijke behandeling van investeringen en dat soort zaken. Het was een ongemakkelijk bezoek. Destijds was Nederland lid van de Veiligheidsraad. Onze vertegenwoordiger daar was Max van der Stoel. Samen met de Fransen had hij een resolutie geformuleerd die beoogde het conflict tussen Irak en Iran te beëindigen. De resolutie streefde naar een compromis. Daarom kon zij ook geen partij kiezen. Dus werd zij in Bagdad als kritisch jegens Irak beschouwd. Of ik wilde uitleggen, zo vroeg de eerste vice-premier (de Slager van Bagdad) mij bij een bezoek, waarom Nederland tot deze onvriendelijke daad was overgegaan?

    Inderdaad heb ik tezamen met zo’n dertig andere ministers en ambassadeurs een ontmoeting met Saddam Hussein gehad. Maar dat was om een monoloog aan te horen. Het was een lugubere bijeenkomst die ik niet licht zal vergeten.

    Frits Bolkestein

    http://stopwapenhandel.org/publicaties/2006/gifgas

    Meteen daarna schreef hoogleraar en inmiddels oud-minister Ronal Plasterk een buitengewoon relevante column in de Volkskrant (12 mei 2006), die ik alleen maar kan onderschrijven. Ik geef hem hier weer:

    Moreel goed te praten?

    Het programma Argos (Radio1) rapporteerde op 21 april dat Frits Bolkestein bewust de andere kant zou hebben opgekeken toen Saddam Hussein zijn oorlogsmisdaden pleegde. Elsbeth Etty vroeg in NRC Handelsblad: ‘Hoe zit dit precies Frits?’, en Marjolijn Februari schreef erover in de Volkskrant van 6 mei. Bolkestein reageert op Forum van 10 mei.

    Argos wilde weten wat de Nederlandse regering wist van de levering van grondstoffen voor gifgassen die Saddam inzette tegen Iran en later tegen de Koerden. Voor leveranties van grondstoffen heeft de zakenman Frans van Anraat van de Haagse rechtbank vorig jaar 15 jaar cel gekregen, waarbij het vonnis sprak van ‘zeer ernstige oorlogsmisdaden’.

    Argos vroeg stukken op, maar kreeg te horen dat die ‘helaas niet aanwezig zijn’. Na een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur bleken ze er opeens wél te zijn. Ook interviewt men David Schorer, van 1980 tot 1984 ambassadeur van Nederland in Bagdad.

    In oktober 1983 bezoekt staatssecretaris van Buitenlandse Handel Bolkestein, die zich in het buitenland minister mag noemen, de Bagdad International Fair, en ontmoet Saddam. Het ambtelijk verslag: Bolkestein vraagt ‘om pleitbezorging voor concrete Nederlandse belangen te vatten in een setting van sympathie voor het door drie jaar oorlog beproefde Iraakse volk. Van Iraakse zijde werd hierop positief gereageerd. Vermeld werd dat Irak nu zijn vrienden telde en dat hieruit na beëindiging van de oorlog voor de aldus geïdentificeerde landen consequenties zouden voortvloeien’.

    Frans van Anraat was bekend op de ambassade. Ambassadeur Schorer: ‘Ze deden goede zaken, en lieten zich niet uit over de inhoud van de contacten.’ In 1983 wordt een overeenkomst getekend tussen Nederland en Irak. Doel: ‘mogelijkheden economische en technische samenwerking vergroten’. Dit terwijl de oorlog woedt, inclusief gifaanvallen. De overeenkomst is getekend door Frits Bolkestein.

    Schorer zegt dat Bolkestein op dat moment wist van de oorlogsmisdaden. Ambassadeur Schorer (sprekend over 1982): ‘In de Irakese kranten stond dat “de vijand werd vernietigd als insecten”, en dan kon je afleiden dat er strijdgassen waren gebruikt. Dit rapporteerde ik aan de regering in Den Haag. Maar dat werd ook al op de persbureaus verspreid hoor! In 1982 rapporteerde ik dat er gifgassen werden gebruikt in de oorlog. Men nam daar nota van. Om nou te zeggen dat dat met grote letters in de pers kwam, nee, daar sliep men niet minder goed van.’

    In 1983 werden, via een luchtbrug, slachtoffers van gifgas in Europa behandeld. In april 1984 stopt Nederland, onder grote druk van de VS, de uitvoer. Eerst ontspint zich een bizar gevecht tussen twee ministeries: Buitenlandse Zaken (Hans van den Broek) wil elf stoffen verbieden, Bolkestein (EZ) slechts vijf, omdat de rest ook voor andere doelen gebruikt kan worden (multi-purpose). Bolkestein beschikt over een notitie van zijn eigen ministerie over die vijf stoffen (6 april 1984): ‘Voor zulke grote hoeveelheden is civiele toepassing uitgesloten’. Maar hij schrijft de ministerraad over de andere stoffen: ‘gezien de civiele toepassing is beperking uitvoer niet gewenst’, en (18 april 1984): ‘Nu er consensus in EG-verband is, lijkt het me gewenst onze uitvoercontroles te beperken tot vijf.’ Van den Broek geeft niet toe: ‘… niet acceptabel, omdat Irak probeert sleutelvoorlopers van chemische wapens te bestellen die niet op de lijst van vijf staan, maar wel op de lijst van elf’. Buitenlandse Zaken wint en de export wordt gestopt.

    Veel later, 1990, is Frits Bolkestein omgedraaid in zijn sympathie voor Irak, en zegt hij bij NOS-Laat: ‘Saddam is een buitengewoon onaangenaam mens. Als staatssecretaris heb ik hem en zijn ministers ontmoet. Het was een luguber gezelschap. Iedereen weet ook hoe ze de Koerden bestreden met mosterdgas.’ Hans van Baa-len zegt nu tegen Argos: ‘Nederland wilde een graantje meepikken. Het is moreel niet goed te praten, maar het is wel te begrijpen.’

    Frits Bolkestein woensdag in de Volkskrant: ‘In mijn herinnering waren dat vijf stoffen, maar ik kan me daarin vergissen want het is 23 jaar geleden. Uitvoer daarvan is strijdig met de wet. Ik zou als politiek verantwoordelijke een oogje toe hebben gedaan? Dat is uitgesloten. (*) Voor benzeen geldt geen exportverbod. Moest de uitvoer daarvan dan toch worden verhinderd? Het is iets ingewikkelder dan Februari schijnt te denken en haar aanklacht houdt geen steek. Ik heb een normale handelsovereenkomst gesloten met Irak.’

    Maar beantwoordt dit de morele vraag? Is het waar dat Bolkestein wist dat Saddam oorlogsmisdaden pleegde met gifgassen, de andere kant opkeek en toeliet dat voorlopers van gifgassen door Nederlandse bedrijven werden geleverd? Is het waar dat hij bij discussies over leveranties de rekkelijken aanvoerde? Dit was vóór het verbod van 1984, dus Bolkestein heeft gelijk dat leverantie toen niet in strijd met de wet was (later wel, daar is Van Anraat voor veroordeeld), maar is Bolkestein het eens met Van Baalen dat het achteraf moreel niet goed was? Of zou hij in een vergelijkbare situatie hetzelfde doen?

    Dat zijn toch wel redelijke en relevante vragen?

    Tot zover Ronald Plasterk. Daarna werd het stil. Tot heel recent. In een bericht van 17 februari 2010 op de website van de Groene Amsterdammer wist Paul Aarts, docent Interntionale betrekkingen en Midden Oosten Studes aan de Universiteit van Amsterdam, het volgende te melden:

    Ali Chemicali en Frits Bolkestein

    Xandra Schutte berichtte in een informatief stuk over ‘het einde’ van Ali Hassan al-Majid (De Groene Amsterdammer, 28 januari).

    Een ingezonden brief maakte melding van het feit dat na Frans van Anraat, inmiddels tot zeventien jaar cel veroordeeld vanwege chemicaliënleveranties aan het regime van Saddam Hoessein, ook Frits Bolkestein alsnog ter verantwoording zou moeten worden geroepen. Hij was daar immers als staatssecretaris voor Buitenlandse Handel toentertijd medeverantwoordelijk voor. In dat verband is er goed nieuws: ik was onlangs in Sulaymania (en Halabja) en sprak daar met Goram Adham, het hoofd van het advocatenteam ter ondersteuning van de slachtoffers van de gifgasaanvallen. Hij had net de zaak tegen Ali Chemicali succesvol afgerond. Desgevraagd gaf hij te kennen dat Frits Bolkestein zich inmiddels ook wel ‘zenuwachtig’ zou moeten gaan maken. Waarvan akte.

    PAUL AARTS, Amsterdam

    Lijkt me bijzonder interessant. Verder wil ik ook verwijzen naar een ander, iets ouder artikel uit de Groene, Na van Anraat de Staat, van 24-5-2007, waarin advocate Liesbeth Zegveld een paar interessante mededelingen doet. De zaak is dus nog volop in beweging. zie overigens ook dit artikel uit de Groene.

    Zeer geachte heer Bolkestein,

    U heeft nogal wat uit te leggen. De bovenstaande verklaring is echt niet voldoende. Want zo triviaal was uw bezoek niet, zie al het voorgaande, inclusief uw verklaringen in de kamer en uw monomane fixatie op het blijven kunnen exporteren naar Irak van allerlei dubieuze chemicaliën. Minister van den Broek moest u tot de orde roepen, voordat u deze koers verliet. Wat mij betreft bent u in deze kwestie, laat ik het maar ronduit zeggen, ‘fout’ geweest (naar die Iraakse kunstenaar, maar ook in uw woorden en daden die door Argos boven tafel zijn gehaald). Misschien niet naar de letter van de wet maar wel moreel. Een klassiek gevalletje van Hollanditis lijkt mij. Ethische babbels, maar er niet naar handelen zodra er wat ‘pegels’ te halen zijn. In mijn oordeel weeg ik ook uw houding ten opzichte van Iraakse vluchtelingen mee. Dus het toelaten van Iraakse vluchtelingen is niet goed, maar een handelsovereenkomst sluiten met Saddam Hoessein is volkomen gerechtvaardigd? Een beetje vreemd, maar dat lijkt me zo’n beetje uw lijn. En waarom heeft u zich zo in stilzwijgen gehuld sinds Argos zich met deze zaak ging bemoeien? Ik vind het allemaal niet zo dapper van u.

    Dus wellicht is het tijd voor een echt antwoord. Ik snap best dat het niet makkelijk is, maar het lijkt me uiteindelijk voor iedereen de beste optie. Bovendien heeft u het al een keer gedaan op de meest misplaatste manier die je maar kunt bedenken, namelijk over de rug van een gevluchte Iraakse kunstenaar, die part noch deel had aan uw duistere zaakjes met het door u geheel terecht omschreven ‘lugubere regime’. Zie hier mijn eigen drive om dit allemaal op te schrijven, want die kunstenaar was wel de laatste die dit verdiend had.  Toen durfde u dus wel.

    Maar het wordt langzamerhand wel een keer tijd voor een uitgebreide verklaring, of op zijn minst een spijtbetuiging. Na uw minder gelukkige praatje in Jaski aan de Spiegelgracht, zou ik van een man van uw standing toch een reactie op niveau verwachten.

    Het lijkt me tijd voor een geste van uw kant. Niet naar mij natuurlijk, maar het lijkt me dat u zo langzamerhand wel echt een keer verantwoording zou moeten afleggen. Ik hoop dat u de grootheid hebt om dat op te brengen,

    Hoogachtend,

    Floris Schreve

    De drie uitzendingen van Argos, die hier gedetailleerd zijn besproken zijn terug te luisteren onder de volgende links:

    De uitzending van 4 april 2003:

    http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?referer=10442372&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&portalid=ochtenden&media=13664044&mediatype=audio, na 16 minuten

    De uitzending van 21 april 2006:

    http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?media=28051413&refernr=26677680&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&mediatype=audio&portalid=ochtenden#

    De uitzending van  28 april 2006:

    http://www.ochtenden.nl/themasites/mediaplayer/index.jsp?media=28147921&refernr=27321958&portalnr=22641901&hostname=ochtenden&mediatype

    Tentoonstelling Diversity & Art: Hoshyar Saeed Rasheed

     

    886037718_6_9Hwp[1]

    afb. 1: Op zoek

    Hoshyar Saeed Rasheed  هوشيار رشيد

    Hoshyar Saeed Rasheed werd in 1971 geboren in Sulaymania, Iraaks Koerdistan. Hij groeide op in een milieu waarin kunst en cultuur een belangrijke rol speelden. Zijn oom was een beroemde zanger en zijn oudere broer Rebwar, tegenwoordig een van de bekendste Koerdische kunstenaars (nu werkzaam in Engeland), was zijn eerste leermeester. In de tijd dat Hosyar opgroeide was in Irak de Ba’thpartij al aan de macht (sinds 1968). Vanaf de jaren zeventig waren er geregeld gewapende confrontaties tussen de centrale regering in Bagdad en de verschillende Koerdische partijen die naar autonomie of onafhankelijkheid streefden. Dit had tot gevolg dat het voor Koerden niet mogelijk was om in de Iraakse hoofdstad te studeren. Dus in tegenstelling tot de lichting Koerdische kunstenaars van de generatie daarvoor, was het voor Hoshyar niet mogelijk om te studeren aan de kunstacademie van Bagdad. Het werk van Hosyar staat dan ook iets losser van de traditie van de moderne kunst van Irak, dan dat van de oudere generatie Koerdische kunstenaars.

    886037924_6_YSF7[1]

    afb. 2: Nachtelijk licht

    De turbulente ontwikkelingen in Koerdistan bepaalden in grote mate zijn jeugd. Net als zijn broer Rebwar was Hoshyar ook politiek actief en werd hij ook gezocht door het Iraakse regime. In 1988, toen de oorlog met Iran op zijn einde liep, lanceerde de regime in Bagdad de beruchte Anfal campagne in de Koerdische regio. Naast de beruchte gifgasaanvallen, waarvan die op Halabja in het westen het meest bekend is geworden, trachtte het regime ook het Koerdische platteland te zuiveren. Honderden Koerdische dorpen werden met de grond gelijk gemaakt en de inwoners werden gedeporteerd naar de zuidelijke woestijnen, waar zij de dood vonden in massagraven. Op die manier zijn er 180.000 Koerden om het leven gekomen.

    886038441_5_NTsI[1]

    afb. 3: Anfal

    Ook in de steden werd jacht gemaakt op iedereen die ervan verdacht werd iets te maken te hebben met het Koerdische verzet. In 1989 werd ook Hoshyar gearresteerd. Een half jaar was hij in handen van de beruchte Amm al-Amm, Saddams speciale geheime dienst, weer een aparte eenheid binnen het grotere geheel van de Iraakse veiligheidsdiensten. Daarna kwam hij terecht in de inmiddels ook in het westen beruchte Abu Ghraib gevangenis in Bagdad. Nadat

     

    886037723_5_QFCR[1]

     

    afb. 4: Schaduw van het verleden

    hij daar een half jaar verbleef werd hij overgebracht naar de Badosh gevangenis in Mosul (Noord Irak). Het was rond die tijd (1991) dat het Iraakse leger door de geallieerde troepenmacht uit Koeweit verdreven werd en overal in het land kwam het Iraakse volk in opstand. De volksopstand begon in het zuiden, maar sloeg al snel over naar de Koerdische regio. Ook in Mosul begon men zich te roeren. Het gevolg was echter dat het Iraakse regime vele gevangenen, waaronder Hoshyar, weer overplaatste naar de Abu Ghraib. Uiteindelijk kwam Hoshyar in 1991 vrij, met een uitwisseling van gevangenen die door het Koerdische verzet waren gemaakt op het Iraakse leger.

    Toch was het leven in Irak niet veilig, ook niet in de inmiddels min of meer autonome regio Koerdistan. Hoewel het regime er officieel was verdreven en er door de VN een No Fly zone was ingesteld, waren de geheime diensten op de grond nog altijd actief. Hoshyar stond nog op een zwarte lijst en de Koerdische autonome regio was nog steeds een gevaarlijke plaats voor degenen die door het regime actief gezocht werden. Om die reden verliet hij uiteindelijk zijn vaderland en nam wijk naar Rusland. In 1992 begon hij zijn opleiding aan het Surikov Instituut in Moskou. Een programma van de UAF maakte het voor hem mogelijk om zijn opleiding te vervolgen in Nederland. In 1993 studeerde hij een jaar aan de AKI in Enschede en in de periode 1994-1995 voltooide hij zijn studie aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Sinds die tijd heeft hij zich als zelfstandig kunstenaar gevestigd in Amsterdam en exposeerde hij in binnen en buitenland.

    Aanvankelijk werd het werk van Hoshyar sterk bepaald door zijn herinneringen aan Koerdistan. Het eerste dat in dat werk opviel waren heldere en primaire kleuren en de weelderige vormentaal. Een belangrijke inspiratiebron was de Koerdische volkskunst. Voor Hoshyar was dit iets buitengewoon wezenlijks. Omdat er veel van de traditionele Koerdische cultuur was vernietigd wilde hij in zijn werk de herinnering levend houden. Het ging hem overigens niet om een directe voortzetting van deze rijke traditie; wel verwerkte hij elementen op een persoonlijke manier in zijn werk.

    In de loop der jaren is zijn werk steeds soberder van compositie geworden. De overdadige vormentaal van zijn vroege periode heeft plaatsgemaakt voor rustige en evenwichtige composities. Ook is zijn werk steeds abstracter geworden, al is het dat nooit helemaal. Er zijn altijd figuratieve elementen aanwezig, die voor hem een krachtige symbolische betekenis hebben. Er zijn drie elementen die veel in zijn recente werken terugkomen.

    50x60%20(Blauwe%20Woorden)%202004.jpg

    afb. 5: Blauwe woorden

    Allereerst is er motief van de vis. De vis is voor hem het symbool van leven. Waar vissen zijn is leven mogelijk. In zijn context een begrijpelijk symbool, als je bedenkt dat in de chemisch vervuilde gebieden in Koerdistan ook de vissen verdwenen. Op die manier is de vis voor hem een soort teken van leven geworden.

    Een ander terugkerend element is de windzak, een motief dat veel terugkeert in zijn recentere werk, ook in zijn verder bijna geheel abstracte schilderijen. De windzak heeft zowel als compositorisch element als in de werkelijke zin een functie. Het laat zien dat alles permanent in beweging is en dat alles aan verandering onderhevig is.

    Het derde motief dat veel terugkeert in zijn werk is een touwtje of eigenlijk een elastiekje. Dit gegeven is sterk verbonden met zijn persoonlijke geschiedenis. In de tijd dat Hoshyar op school zat verstopte hij geheime berichten of verboden boeken en geschriften tussen zijn normale boeken, bijeengehouden met een elastiekje. Op die manier moest hij vaak de controleposten van het Iraakse leger passeren. Nu hij in ballingschap zijn vrijheid heeft gevonden, durft hij zijn elastieken steeds losser te maken, waardoor de verborgen boodschappen tevoorschijn komen.

    Een gegeven dat de kunstenaar ook altijd heeft gefascineerd zijn sporen die mensen achterlaten op oude muren. Dat is gezien zijn herkomst enigszins begrijpelijk. Het oude Irak (Mesopotamië), waar sinds de oudheid vele beschavingen kwamen en gingen is vergeven van oude menselijke overblijfselen. In de vroegste tijden hadden mensen de gewoonte om hun namen op de muren te schrijven, als een soort naambordje. Latere generaties schreven daar weer overheen. In de hedendaagse volkscultuur bestaat deze traditie nog steeds. Hoshyar maakte recent een reis door het Syrische gedeelte van Koerdistan, waar hij een fascinerende serie foto’s maakte van de muren van de oude huizen in de Koerdische dorpen en steden.

    naar%20het%20licht.jpg

    afb. 6: Verdwijn uit je schaduw, sculptuur (papier-maché )

    afb. 7: Schaal (keramiek)

    Hoshyar is een zeer veelzijdige kunstenaar, die ook met verschillende materialen werkt. Op deze tentoonstelling zijn daar een aantal voorbeelden te zien. Naast schilderijen maakt hij ook objecten van papier-maché en keramiek, ook op deze tentoonstelling te zien. Van de laatste categorie zijn op deze tentoonstelling een paar grote borden te zien en een serie tegels. Ook dit staat in een lange Iraakse traditie. De oude muren van de gebouwen in verschillende beschavingen van het oude Mesopotamië (Sumerië, Akkadië, Assyrië en Babylonië) waren immers vaak overdekt met keramische mozaïeken.

    Naast deze kleinere sculpturale objecten heeft hij ook een paar monumentale werken vervaardigd. Zo werd hij, samen met zijn broer Rebwar, in 2005 door de Koerdische regering uitgenodigd om het herdenkingsmonument in Halabja te vernieuwen. Van Hosyars hand werden een aantal mozaïeken geplaatst.

    Een hele bijzondere opdracht kreeg Hosyar van Amnesty International. Hij werd uitgenodigd om in Colombia een monument te vervaardigen voor de slachtoffers van de burgeroorlog. Van 2000 tot 2002 verbleef hij lange periodes daar. Naast het werk aan het monument gaf hij ook workshops voor de weeskinderen van de oorlog.

    In deze tentoonstelling bieden wij een brede kijk op deze veelzijdige en bijzondere kunstenaar, met de nadruk op zijn recente werk.

    Floris Schreve, februari 2010

    afb. 8: Monument Columbia, ‘De schaduw van de liefde’ (2000-2002)

    26 februari t/m 26 maart 2010

    OPENING VRIJDAG 26 FEBRUARI om 18.00 door Jaap Versteegh – kunsthistoricus en publicist

    deur open 17.00 uur

    BeemsterArtCenter | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam | do 13.00 – 19.00 | vr t/m za 13.00 – 17.00

    uit het Parool (zie ook http://danielbertina.wordpress.com/2010/02/26/kunst-uit-koerdistan-via-abu-ghraib/):

    887857004_5_8pKj[1]

    Hoshyar met Herman Divendal, coördinator van AIDA, op de opening

    De Iraaks-Koerdische kunstenaar Aras Kareem (zie dit eerdere artikel) en ikzelf op de opening

    Warm badje met homomoeder Rita

    Niet fascistoïde, wel zeldzaam ordinair, in de beste traditie van het populisme. De speech van Rita Verdonk (http://pauwenwitteman.vara.nl/artikelen.php?id=29) deed mij sterk denken aan de volksmennerij van William Randolph Hearst, krantenmagnaat, multimiljonair en grondlegger van de ‘Populist Party’, waar de term populisme vandaan komt. Een soort Rupert Murdoch maar in zijn tijd nog veel gevaarlijker. Wie vergeten is wat het oorspronkelijke populisme ook alweer inhield kan ik de grootse filmklassieker Citizen Kane aanraden, het meesterwerk van Orson Welles uit 1941, tegenwoordig overal op dvd te krijgen. Overigens is over het tot stand komen van deze film weer een prachtige documentaire gemaakt, ‘The battle over Citizen Kane’, uit 1997, waarin het verhaal verteld wordt hoe Welles en Hearst elkaar in de haren vlogen. Is bijna nog fascinerender dan de film zelf. Aanrader voor iedereen die wil weten wat het populisme (een term die vaak te pas en te onpas wordt gebezigd) oorspronkelijk was, als politieke beweging in Amerika, begin 20e eeuw.
    Verder heeft mevrouw Verdonk afgelopen maand in een interview met Winq (een kwebbelglossy voor ‘mijn soort andersgeaarde medemensen’) verklaard dat zij zich een soort ‘moeder voelt voor alle homo’s’. Ook zegt ze dat ze graag uitgaat in de Reguliersdwarsstraat en dat ze zich onder mijn soort mensen voelt als in een warm badje. Tsja, interessant. Het is dat ik niet meer zo heel vaak in de Regulier kom, maar ik heb haar daar nog nooit mogen ontmoeten. Zou ook niet weten wat ik haar zou moeten zeggen mocht ik haar tegen het lijf lopen. Zou haar hooguit vragen waarom de islamitische Republiek Iran onder het bewind van Mahmood Ahmadi-Najad tegenwoordig zo homovriendelijk is dat Iraanse mijnsoortmensen rustig kunnen worden uitgezet met een enkeltje Evin gevangenis te Teheran (de Iraanse equivalent van Saddams Abu Ghraib ). Wist niet dat ex-gevangenisdirecteur Verdonk zo’n vertrouwen had in het beulskapdragende personeel van de Evin, of is dat nu juist de vorm van islam die zij wel toejuicht? Goed zo Rita, echt een fijne moeder voor alle homo’s. Maar goed, als ik de scene bezoek is dat meestal om andere redenen en als ik iemand in een warm badje wil uitnodigen is het toch zeker niet mevrouw Verdonk. Het idee al, ‘samen met Rita in bad…’.
    Wat ik echt niet begrijp is waarom Rita zich ‘in een warm badje voelt’ in een omgeving van willekeurige mannen die slechts met elkaar gemeen hebben dat ze op andere mannen vallen en daar vooral samenzijn om juist dat in de praktijk te brengen. Wat heeft ze daar eigenlijk te zoeken? Maar misschien is ze op dat gebied ook een beetje vreemd. Kan ze net zo goed ’s nachts het Vondelpark in banjeren. Ik zie haar al in het donker als een soort drieste neushoorn door de struiken stampen, op zoek naar homoseksueel electoraat. Misschien wil ze op dat gebied ook een beetje op Pim lijken. En Pim haalde graag een frisse neus, daar heeft hij regelmatig in woord en geschrift getuigenis van gedaan. Alleen van Pim begreep ik het, van haar niet.
    Het zou ook kunnen dat ze bang is om door opdringerige mannen in de billen te worden geknepen en meer van dat soort ellende. Er zijn meer vrouwen die het daarom prettig vinden om te vertoeven in de etablissementen der anders geaarden. Als dat zo is toont ijzeren Rita opeens wel heel erg haar kwetsbaarheid. Had ik trouwens niet achter haar gezocht. Je zou het bijna vertederend gaan vinden. Ben trouwens wel benieuwd hoeveel heteromannen Rita in de billen durven te knijpen. Als je dat durft ben je echt een vent.
    Het logo van TON ziet er overigens ook al zo sympathiek uit. Net het embleem van de Hell’s Angels, of zijn dat tegenwoordig ook de beste vrienden van de homo’s? Is in dit geval wel aardig om de oude notie ‘Ornament und Verbrechung’ van de Weense architect Adolf Loos, begin twintigste eeuw, weer van stal te halen. De omschrijving zegt denk ik wel genoeg.
    Vind het wel eng en erg dat een heleboel ‘soortgenoten van mij’ hebben aangeven op deze mevrouw te willen gaan stemmen, zoals bleek uit de Nova enquête van vanavond, ism Gay.nl. Heb een paar weken geleden nog zelf die enquête ingevuld, maar ik schijn tot de linkse minderheid te behoren. Dom van al die nichten; net alsof de Rita aanhang van frauduleuze makelaars, frituurvetblokken vretende Archie Bunkers, economische vluchtelingen in Baerle Nassau (Nina Brink schijnt ook mee te doen) en ander xenofoob gespuis ook maar een zak geeft om homorechten. Homo’s zijn hooguit een handig excuus om tegen de moslims te schoppen. Nog twee Groninger HIV zaken en het voormalige LPF/ Verdonk vastgoedgajes is bereid een kongsi te vormen met de baardige Salafistische imams om die decadente nichten het leven zuur te maken. Voel me toch iets veiliger in die ouderwetse en politiek correcte linkse kerk, mits gedoseerd met een flinke portie libertinisme, vrijheid blijheid en leven en laten leven. Was dat trouwens niet de oorspronkelijke bedoeling van het liberalisme? Tot zover mijn eigen kleine, ietwat populistische antidotum :-)

    Floris Schreve

    zie verder beide commercials:

    http://www.youtube.com/v/ikK7Rd7umzo&amp;hl=en

    en

    http://www.youtube.com/v/4Hkts-Jk8Ps&hl=en

     353396503_5_qygQ[1]

     

    Dat dit stukje toch enigszins serieus is blijkt uit dit bericht. Ik denk dat het voor zich spreekt:

    http://www.weljongniethetero.be/viewtelex.asp?id=3199

    update 9 juni 2010. Het ziet er naar uit dat TON niet meer in de kamer terugkeert. Bij wijze afscheid hieronder een compilatie van Rita’s laatste campagne filmpjes en de analyse van Jan Jaap van der Wal, die ik van harte kan aanbevelen. Bye bye Rita, we zullen je missen.