Mijn hersenspinsels en gedachtekronkels

Drie tot nadenken stemmende artikelen over de brandende kwestie Israël/Palestina

Ook geplaatst op de site van Stop de Bezetting

Hoewel ik er zelf wel mijn eigen ideeën over heb, heb ik er nooit echt mijn vingers aan durven branden: de kwestie Palestina/Israël. Het schrijven van een goed stuk over deze materie is lastig en kent zoveel dilemma’s en gevoeligheden, dat het risico groot is dat je op allerlei tenen trapt, ook als je het niet zo bedoelt.
Ik ben van plan het toch te doen; in ieder geval een grondige historische uiteenzetting en ook hard te maken dat de Palestijnen een groot onrecht is aangedaan, waar lange tijd niemand oog voor had vanwege de grootste genocide uit de geschiedenis, de Holocaust. Maar de Palestijnen verdienen hoe dan ook hun vrijheid en hun recht op zelfbeschikking en aan de situatie van bezetting en wat mij betreft ook ‘apartheid’ moet hoe dan ook een eind komen.
Een paar jaar geleden las ik een zeer interessant artikel van de Britse/Joodse historicus Tony Judt (zie biografie). Hoewel het heel veel reacties heeft losgemaakt (veel woedende want Judt zou de ‘opheffing van Israël’ bepleiten) denk ik dat het nog steeds tot nadenken stemt. Het komt in ieder geval dicht bij mijn eigen gedachten over deze materie (zij het dat ik zelf ook nog wat vraagtekens heb ) .
Heel onlangs vond ik dit stuk terug op internet. Daarom leek het mij interessant om het hier weer onder de aandacht te brengen. En over deze materie volgt later nog veel meer. Maar met name deze passage heeft geheel mijn instemming:

‘Today, non-Israeli Jews feel themselves once again exposed to criticism and vulnerable to attack for things they didn’t do. But this time it is a Jewish state, not a Christian one, which is holding them hostage for its own actions. Diaspora Jews cannot influence Israeli policies, but they are implicitly identified with them, not least by Israel’s own insistent claims upon their allegiance. The behaviour of a self-described Jewish state affects the way everyone else looks at Jews. The increased incidence of attacks on Jews in Europe and elsewhere is primarily attributable to misdirected efforts, often by young Muslims, to get back at Israel. The depressing truth is that Israel’s current behaviour is not just bad for America, though it surely is. It is not even just bad for Israel itself, as many Israelis silently acknowledge. The depressing truth is that Israel today is bad for the Jews’.

Het tweede artikel is van Ilan Pappé, een van de bekendste zogenaamde ‘New Historians’, zoals deze nieuwe generatie Israëlische historici vaak wordt aangeduid. Deze New Historians, hoe verschillend zij ook zijn, hebben met elkaar gemeen dat zij kanttekeningen hebben geplaatst bij de onstaansmythen van de Staat Israël. De notie ‘een land zonder volk voor een volk zonder land’ is uiteraard geheel terzijde geschoven, maar ook het nog steeds veel gehoorde verhaal dat de Arabieren vrijwillig het gebied Palestina zouden hebben verlaten, omdat hun leiders daartoe zouden hebben opgeroepen. De titel van Pappé’s bekendste werk ‘The ethnic cleansing of Palestine’ spreekt wat dat betreft boekdelen. Ik geef hier de biografische beschrijving weer van wikipedia, die wellicht verhelderend genoeg is:

Ilan Pappé (born 1954 in Haifa, Israel) is professor of history at the University of Exeter in the UK, and co-director of the Exeter Center for Ethno-Political Studies. He was formerly a senior lecturer in political science at Haifa University (1984-2007), and chair of the Emil Touma Institute for Palestinian and Israeli Studies in Haifa (2000-2008).[1] He is the author of The Ethnic Cleansing of Palestine (2006), The Modern Middle East (2005), A History of Modern Palestine: One Land, Two Peoples (2003), and Britain and the Arab-Israeli Conflict (1988).[2]

Pappé is one of Israel’s “New Historians” who, since the release of pertinent British and Israeli government documents in the early 1980s, have been rewriting the history of Israel’s creation in 1948 and the corresponding expulsion or flight of 700,000 Palestinians in the same year. He has written that the expulsions were not decided on an ad hoc basis, as other historians have argued, but constituted the ethnic cleansing of Palestine, in accordance with Plan Dalet, drawn up in 1947 by Israel’s future leaders.[3] He blames the creation of Israel for the lack of peace in the Middle East, arguing that Zionism is more dangerous than Islam, and has called for an international boycott of Israeli academics.[4][5]

His work has been both supported and criticized by other historians. Before he left Israel in 2008, he had been condemned in the Knesset, Israel’s parliament; a minister of education had called for him to be sacked; his photograph had appeared in a newspaper at the center of a target; and he had received several death threats.[6]

(http://en.wikipedia.org/wiki/Ilan_Pappe, zie ook dit interview in Trouw)

De onderstaande kaarten met toelichting zijn afkomstig van de website van Dries van Agt (http://www.driesvanagt.nl/) , die tegenwoordig een in mijn ogen lovenswaardige campagne voert voor de Palestijnse zaak

784170380_5_nsF2[1]

784170393_5_neSP[1]

784170400_5_kFNM[1]

784170409_5_qbGU[1]

784170416_5_V1Is[1]

784170428_5_wxkQ[1]

784170436_5_-UTo[1]

784170444_5_BB0S[1]

784170464_5_iIRw[1]

 

 

de muur bij Qalqiliyya

Hier volgt een fragment uit het onderscheiden boek van Joris Luyendijk,vml correspondent in de Bezette gebieden:

‘Stel: in de Verenigde Staten wordt een gek de baas die alle mensen met een Friese grootvader laat oppakken en afmaken. Het wordt een moordpartij van ongekende omvang en als het Anti-Friese bewind eindelijk ten val komt, is duidelijk dat de Friese overlevenden niet meer in Amerika willen wonen. Dus komt er een plan: de Friezen krijgen een eigen staat. En wat is een logischer plek dan het land dat volgens de oude teksten Fries is? Ondanks Nederlands verzet stemmen de Verenigde Naties met het plan in en uit de hele wereld trekken mensen met een Friese grootouder richting de nieuwe Friese staat, royaal gesubsidieerd door Amerika. De overige Nederlanders protesteren: ”Wij hadden toch nooit problemen met de Friezen?’ Maar in de internationale opinie overheerst het medelijden met de Friezen. Er komt een voorstel: de helft van Nederland wordt Frisia, en in de andere helft kunnen de Nederlanders blijven wonen.
De Nederlanders pikken dit niet en er komt een oorlog die de Friezen, met Amerikaanse hulp, winnen en een nog groter deel van Nederland valt in Friese handen. Miljoenen niet-Friese vluchtelingen overstromen de grote Nederlandse steden en de spanningen lopen op, vooral omdat kleine groepjes Nederlanders een guerrilla zijn begonnen tegen de Friezen. ‘Terrorisme!’, roepen Friese voorlichters op CNN: ‘They are killing innocent Frisians!’ Intussen vraagt het Nederlandse volk: ‘Wat hebben wij voor leiders?’
Er volgt een militaire coup en wanneer Nederland probeert in het buitenland wapens te kopen, verovert de jonge Friese staat met een ‘preventieve aanval’ de rest van Nederland, plus stukken van Duitsland en België. Drommen niet-Friese Nederlanders vluchten de grens over naar Duitsland en België, waar ook coups volgen: we moeten voorkomen dat de Friezen ons pakken! Intussen regeert het Friese leger met harde hand over de bezette Nederlandse provincies, wurgt de economie en confisqueert de mooiste stukjes voor nederzettingen en speciale wegen van die nederzettingen naar Frisia.
Dan komt er een vredesproces en krijgt Nederland Limburg, een stukje Brabant en een Zeeuws eiland aangeboden. Die brokjes mogen geen Nederland heten, Nederland mag geen leger hebben en alle grenzen worden bewaakt door Friese troepen’.

Joris Luyendijk, Het zijn net mensen; beelden uit het Midden Oosten, Uitgeverij Podium, 2006, p. 145-146

Een grafische uitwerking van Luyendijks parabel door Ruiter Janssen (van de website van Een Ander Joods Geluid, http://www.eajg.nl/)

Een grote aanrader is de documentaire ‘The Israel Lobby’, naar het gelijknamige boek van John J. Mearsheimer & Stephen M. Walt (Farrar, Strouss, Giroux, New York, 2007). Oorspronkelijk van de redactie van VPRO Tegenlicht, later Engelstalig bewerkt. Ook Tony Judt komt hierin uitgebreid aan het woord. Te bekijken via deze link: The Israel Lobby. Over de vraag waarom de Nederlandse politiek, ook naar Europese verhoudingen, nog altijd zo’n uitgesproken pro-Israël koers vaart, zie deze nog altijd relevante uitzending van Zembla, Zwijgen over Isräel. Aan het woord komen oud ministers als Hans Van Mierlo, Bram Stemerdink en Hans van den Broek, Rabbijn Evers, Ronnie Naftaniël van het CIDI, Hajo Meijer van Een Ander Joods Geluid en vele anderen.

Hier het volledige artikel van Judt (bron: http://www.nybooks.com/articles/16671 ) :

New York Review of Books Volume 50, Number 16 • October 23, 2003

Israel: The Alternative

By Tony Judt

The Middle East peace process is finished. It did not die: it was killed. Mahmoud Abbas was undermined by the President of the Palestinian Authority and humiliated by the Prime Minister of Israel. His successor awaits a similar fate. Israel continues to mock its American patron, building illegal settlements in cynical disregard of the “road map.” The President of the United States of America has been reduced to a ventriloquist’s dummy, pitifully reciting the Israeli cabinet line: “It’s all Arafat’s fault.” Israelis themselves grimly await the next bomber. Palestinian Arabs, corralled into shrinking Bantustans, subsist on EU handouts. On the corpse-strewn landscape of the Fertile Crescent, Ariel Sharon, Yasser Arafat, and a handful of terrorists can all claim victory, and they do. Have we reached the end of the road? What is to be done?
At the dawn of the twentieth century, in the twilight of the continental empires, Europe’s subject peoples dreamed of forming “nation-states,” territorial homelands where Poles, Czechs, Serbs, Armenians, and others might live free, masters of their own fate. When the Habsburg and Romanov empires collapsed after World War I, their leaders seized the opportunity. A flurry of new states emerged; and the first thing they did was set about privileging their national, “ethnic” majority—defined by language, or religion, or antiquity, or all three—at the expense of inconvenient local minorities, who were consigned to second-class status: permanently resident strangers in their own home.

But one nationalist movement, Zionism, was frustrated in its ambitions. The dream of an appropriately sited Jewish national home in the middle of the defunct Turkish Empire had to wait upon the retreat of imperial Britain: a process that took three more decades and a second world war. And thus it was only in 1948 that a Jewish nation-state was established in formerly Ottoman Palestine. But the founders of the Jewish state had been influenced by the same concepts and categories as their fin-de-siècle contemporaries back in Warsaw, or Odessa, or Bucharest; not surprisingly, Israel’s ethno-religious self-definition, and its discrimination against internal “foreigners,” has always had more in common with, say, the practices of post-Habsburg Romania than either party might care to acknowledge.
The problem with Israel, in short, is not—as is sometimes suggested—that it is a European “enclave” in the Arab world; but rather that it arrived too late. It has imported a characteristically late-nineteenth-century separatist project into a world that has moved on, a world of individual rights, open frontiers, and international law. The very idea of a “Jewish state”—a state in which Jews and the Jewish religion have exclusive privileges from which non-Jewish citizens are forever excluded—is rooted in another time and place. Israel, in short, is an anachronism.

In one vital attribute, however, Israel is quite different from previous insecure, defensive microstates born of imperial collapse: it is a democracy. Hence its present dilemma. Thanks to its occupation of the lands conquered in 1967, Israel today faces three unattractive choices. It can dismantle the Jewish settlements in the territories, return to the 1967 state borders within which Jews constitute a clear majority, and thus remain both a Jewish state and a democracy, albeit one with a constitutionally anomalous community of second-class Arab citizens.
Alternatively, Israel can continue to occupy “Samaria,” “Judea,” and Gaza, whose Arab population—added to that of present-day Israel—will become the demographic majority within five to eight years: in which case Israel will be either a Jewish state (with an ever-larger majority of unenfranchised non-Jews) or it will be a democracy. But logically it cannot be both.
Or else Israel can keep control of the Occupied Territories but get rid of the overwhelming majority of the Arab population: either by forcible expulsion or else by starving them of land and livelihood, leaving them no option but to go into exile. In this way Israel could indeed remain both Jewish and at least formally democratic: but at the cost of becoming the first modern democracy to conduct full-scale ethnic cleansing as a state project, something which would condemn Israel forever to the status of an outlaw state, an international pariah.
Anyone who supposes that this third option is unthinkable above all for a Jewish state has not been watching the steady accretion of settlements and land seizures in the West Bank over the past quarter-century, or listening to generals and politicians on the Israeli right, some of them currently in government. The middle ground of Israeli politics today is occupied by the Likud. Its major component is the late Menachem Begin’s Herut Party. Herut is the successor to Vladimir Jabotinsky’s interwar Revisionist Zionists, whose uncompromising indifference to legal and territorial niceties once attracted from left-leaning Zionists the epithet “fascist.” When one hears Israel’s deputy prime minister, Ehud Olmert, proudly insist that his country has not excluded the option of assassinating the elected president of the Palestinian Authority, it is clear that the label fits better than ever. Political murder is what fascists do.

The situation of Israel is not desperate, but it may be close to hopeless. Suicide bombers will never bring down the Israeli state, and the Palestinians have no other weapons. There are indeed Arab radicals who will not rest until every Jew is pushed into the Mediterranean, but they represent no strategic threat to Israel, and the Israeli military knows it. What sensible Israelis fear much more than Hamas or the al-Aqsa Brigade is the steady emergence of an Arab majority in “Greater Israel,” and above all the erosion of the political culture and civic morale of their society. As the prominent Labor politician Avraham Burg recently wrote, “After two thousand years of struggle for survival, the reality of Israel is a colonial state, run by a corrupt clique which scorns and mocks law and civic morality.”[1] Unless something changes, Israel in half a decade will be neither Jewish nor democratic.
This is where the US enters the picture. Israel’s behavior has been a disaster for American foreign policy. With American support, Jerusalem has consistently and blatantly flouted UN resolutions requiring it to withdraw from land seized and occupied in war. Israel is the only Middle Eastern state known to possess genuine and lethal weapons of mass destruction. By turning a blind eye, the US has effectively scuttled its own increasingly frantic efforts to prevent such weapons from falling into the hands of other small and potentially belligerent states. Washington’s unconditional support for Israel even in spite of (silent) misgivings is the main reason why most of the rest of the world no longer credits our good faith.
It is now tacitly conceded by those in a position to know that America’s reasons for going to war in Iraq were not necessarily those advertised at the time.[2] For many in the current US administration, a major strategic consideration was the need to destabilize and then reconfigure the Middle East in a manner thought favorable to Israel. This story continues. We are now making belligerent noises toward Syria because Israeli intelligence has assured us that Iraqi weapons have been moved there—a claim for which there is no corroborating evidence from any other source. Syria backs Hezbollah and the Islamic Jihad: sworn foes of Israel, to be sure, but hardly a significant international threat. However, Damascus has hitherto been providing the US with critical data on al-Qaeda. Like Iran, another longstanding target of Israeli wrath whom we are actively alienating, Syria is more use to the United States as a friend than an enemy. Which war are we fighting?
On September 16, 2003, the US vetoed a UN Security Council resolution asking Israel to desist from its threat to deport Yasser Arafat. Even American officials themselves recognize, off the record, that the resolution was reasonable and prudent, and that the increasingly wild pronouncements of Israel’s present leadership, by restoring Arafat’s standing in the Arab world, are a major impediment to peace. But the US blocked the resolution all the same, further undermining our credibility as an honest broker in the region. America’s friends and allies around the world are no longer surprised at such actions, but they are saddened and disappointed all the same.
Israeli politicians have been actively contributing to their own difficulties for many years; why do we continue to aid and abet them in their mistakes? The US has tentatively sought in the past to pressure Israel by threatening to withhold from its annual aid package some of the money that goes to subsidizing West Bank settlers. But the last time this was attempted, during the Clinton administration, Jerusalem got around it by taking the money as “security expenditure.” Washington went along with the subterfuge, and of $10 billion of American aid over four years, between 1993 and 1997, less than $775 million was kept back. The settlement program went ahead unimpeded. Now we don’t even try to stop it.
This reluctance to speak or act does no one any favors. It has also corroded American domestic debate. Rather than think straight about the Middle East, American politicians and pundits slander our European allies when they dissent, speak glibly and irresponsibly of resurgent anti-Semitism when Israel is criticized, and censoriously rebuke any public figure at home who tries to break from the consensus.

But the crisis in the Middle East won’t go away. President Bush will probably be conspicuous by his absence from the fray for the coming year, having said just enough about the “road map” in June to placate Tony Blair. But sooner or later an American statesman is going to have to tell the truth to an Israeli prime minister and find a way to make him listen. Israeli liberals and moderate Palestinians have for two decades been thanklessly insisting that the only hope was for Israel to dismantle nearly all the settlements and return to the 1967 borders, in exchange for real Arab recognition of those frontiers and a stable, terrorist-free Palestinian state underwritten (and constrained) by Western and international agencies. This is still the conventional consensus, and it was once a just and possible solution.
But I suspect that we are already too late for that. There are too many settlements, too many Jewish settlers, and too many Palestinians, and they all live together, albeit separated by barbed wire and pass laws. Whatever the “road map” says, the real map is the one on the ground, and that, as Israelis say, reflects facts. It may be that over a quarter of a million heavily armed and subsidized Jewish settlers would leave Arab Palestine voluntarily; but no one I know believes it will happen. Many of those settlers will die—and kill—rather than move. The last Israeli politician to shoot Jews in pursuit of state policy was David Ben-Gurion, who forcibly disarmed Begin’s illegal Irgun militia in 1948 and integrated it into the new Israel Defense Forces. Ariel Sharon is not Ben-Gurion.[3]
The time has come to think the unthinkable. The two-state solution—the core of the Oslo process and the present “road map”—is probably already doomed. With every passing year we are postponing an inevitable, harder choice that only the far right and far left have so far acknowledged, each for its own reasons. The true alternative facing the Middle East in coming years will be between an ethnically cleansed Greater Israel and a single, integrated, binational state of Jews and Arabs, Israelis and Palestinians. That is indeed how the hard-liners in Sharon’s cabinet see the choice; and that is why they anticipate the removal of the Arabs as the ineluctable condition for the survival of a Jewish state.
But what if there were no place in the world today for a “Jewish state”? What if the binational solution were not just increasingly likely, but actually a desirable outcome? It is not such a very odd thought. Most of the readers of this essay live in pluralist states which have long since become multiethnic and multicultural. “Christian Europe,” pace M. Valéry Giscard d’Estaing, is a dead letter; Western civilization today is a patchwork of colors and religions and languages, of Christians, Jews, Muslims, Arabs, Indians, and many others—as any visitor to London or Paris or Geneva will know.[4]
Israel itself is a multicultural society in all but name; yet it remains distinctive among democratic states in its resort to ethnoreligious criteria with which to denominate and rank its citizens. It is an oddity among modern nations not—as its more paranoid supporters assert—because it is a Jewish state and no one wants the Jews to have a state; but because it is a Jewish state in which one community—Jews—is set above others, in an age when that sort of state has no place.

For many years, Israel had a special meaning for the Jewish people. After 1948 it took in hundreds of thousands of helpless survivors who had nowhere else to go; without Israel their condition would have been desperate in the extreme. Israel needed Jews, and Jews needed Israel. The circumstances of its birth have thus bound Israel’s identity inextricably to the Shoah, the German project to exterminate the Jews of Europe. As a result, all criticism of Israel is drawn ineluctably back to the memory of that project, something that Israel’s American apologists are shamefully quick to exploit. To find fault with the Jewish state is to think ill of Jews; even to imagine an alternative configuration in the Middle East is to indulge the moral equivalent of genocide.
In the years after World War II, those many millions of Jews who did not live in Israel were often reassured by its very existence—whether they thought of it as an insurance policy against renascent anti-Semitism or simply a reminder to the world that Jews could and would fight back. Before there was a Jewish state, Jewish minorities in Christian societies would peer anxiously over their shoulders and keep a low profile; since 1948, they could walk tall. But in recent years, the situation has tragically reversed.
Today, non-Israeli Jews feel themselves once again exposed to criticism and vulnerable to attack for things they didn’t do. But this time it is a Jewish state, not a Christian one, which is holding them hostage for its own actions. Diaspora Jews cannot influence Israeli policies, but they are implicitly identified with them, not least by Israel’s own insistent claims upon their allegiance. The behavior of a self-described Jewish state affects the way everyone else looks at Jews. The increased incidence of attacks on Jews in Europe and elsewhere is primarily attributable to misdirected efforts, often by young Muslims, to get back at Israel. The depressing truth is that Israel’s current behavior is not just bad for America, though it surely is. It is not even just bad for Israel itself, as many Israelis silently acknowledge. The depressing truth is that Israel today is bad for the Jews.
In a world where nations and peoples increasingly intermingle and intermarry at will; where cultural and national impediments to communication have all but collapsed; where more and more of us have multiple elective identities and would feel falsely constrained if we had to answer to just one of them; in such a world Israel is truly an anachronism. And not just an anachronism but a dysfunctional one. In today’s “clash of cultures” between open, pluralist democracies and belligerently intolerant, faith-driven ethno-states, Israel actually risks falling into the wrong camp.
To convert Israel from a Jewish state to a binational one would not be easy, though not quite as impossible as it sounds: the process has already begun de facto. But it would cause far less disruption to most Jews and Arabs than its religious and nationalist foes will claim. In any case, no one I know of has a better idea: anyone who genuinely supposes that the controversial electronic fence now being built will resolve matters has missed the last fifty years of history. The “fence”—actually an armored zone of ditches, fences, sensors, dirt roads (for tracking footprints), and a wall up to twenty-eight feet tall in places—occupies, divides, and steals Arab farmland; it will destroy villages, livelihoods, and whatever remains of Arab-Jewish community. It costs approximately $1 million per mile and will bring nothing but humiliation and discomfort to both sides. Like the Berlin Wall, it confirms the moral and institutional bankruptcy of the regime it is intended to protect.
A binational state in the Middle East would require a brave and relentlessly engaged American leadership. The security of Jews and Arabs alike would need to be guaranteed by international force—though a legitimately constituted binational state would find it much easier policing militants of all kinds inside its borders than when they are free to infiltrate them from outside and can appeal to an angry, excluded constituency on both sides of the border.[5] A binational state in the Middle East would require the emergence, among Jews and Arabs alike, of a new political class. The very idea is an unpromising mix of realism and utopia, hardly an auspicious place to begin. But the alternatives are far, far worse.

—September 25, 2003

Notes

[1] See Burg’s essay, “La révolution sioniste est morte,” Le Monde, September 11, 2003. A former head of the Jewish Agency, the writer was speaker of the Knesset, Israel’s Parliament, between 1999 and 2003 and is currently a Labor Party member of the Knesset. His essay first appeared in the Israeli daily Yediot Aharonot; it has been widely republished, notably in the Forward (August 29, 2003) and the London Guardian (September 15, 2003).
[2] See the interview with Deputy Secretary of Defense Paul Wolfowitz in the July 2003 issue of Vanity Fair.
[3] In 1979, following the peace agreement with Anwar Sadat, Prime Minister Begin and Defense Minister Sharon did indeed instruct the army to close down Jewish settlements in the territory belonging to Egypt. The angry resistance of some of the settlers was overcome with force, though no one was killed. But then the army was facing three thousand extremists, not a quarter of a million, and the land in question was the Sinai Desert, not “biblical Samaria and Judea.”
[4] Albanians in Italy, Arabs and black Africans in France, Asians in England all continue to encounter hostility. A minority of voters in France, or Belgium, or even Denmark and Norway, support political parties whose hostility to “immigration” is sometimes their only platform. But compared with thirty years ago, Europe is a multicolored patchwork of equal citizens, and that, without question, is the shape of its future.
[5] As Burg notes, Israel’s current policies are the terrorists’ best recruiting tool: “We are indifferent to the fate of Palestinian children, hungry and humiliated; so why are we surprised when they blow us up in our restaurants? Even if we killed 1000 terrorists a day it would change nothing.” See Burg, “La révolution sioniste est morte.”

Tot zover het artikel van Tony Judd. Hier volgt het artikel van Ilan Pappé

Fort Israel

(oorspronkelijk verschenen in The London Review of Books, Nederlandse vertaling in Soemoed, van het NPK, http://www.palestina-komitee.nl/soemoed/36/329 )

Ilan Pappé

Het recht op terugkeer van de in de oorlog van 1948 verdreven Palestijnse vluchtelingen is in december 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties erkend. Het is verankerd in internationaal recht en stemt overeen met de heersende ideeën over universele gerechtigheid.
Verrassender wellicht, het is ook in termen van realpolitik van belang: Immers, alle pogingen om het Israelisch-Palestijnse conflict op te lossen, zullen falen zolang Israel niet bereid is de vluchtelingen te repatriëren. In 2000 werd dit opnieuw duidelijk, toen deze kwestie tot het afbreken van het Oslo-proces leidde [dat in 1993 van start was gegaan; red.]. Niettemin is slechts een handjevol joden in Israel bereid het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen te steunen, onder meer omdat de meeste Israelische joden weigeren te erkennen, dat Israel in 1948 etnische zuivering heeft toegepast.
Het doel van het zionistische project is altijd vestiging en verdediging van een Westers/’blank’ fort in de Arabische/’zwarte’ wereld geweest. De kern van de weigering in te stemmen met het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelngen is de angst van Israelische joden dat zij uiteindelijk in Israel een minderheid temidden van de Arabieren [Palestijnen] zullen gaan vormen. Dit vooruitzicht roept dermate heftige gevoelens op, dat het de Israelische joden niet lijkt te interesseren dat zij zich met hun acties de veroordeling van de hele wereld op de hals halen. Het joodse verlangen naar verzoening is vervangen door vrome arrogantie en zelfrechtvaardiging. Hun positie verschilt nauwelijks van die van de kruisvaarders, toen dezen beseften dat het door hen gestichte Koninkrijk Jeruzalem slechts een eiland in een vijandige islamitische wereld was. Of van die van de blanke kolonisten in Afrika, wier enclaves nog niet zo lang geleden zijn verdwenen en wier pretentie tevens een van de lokale volksstammen te vormen, de bodem is ingeslagen.
In of rond 1922 is een groep joodse kolonisten uit Oost-Europa – in belangrijke mate dankzij de steun van het Britse Imperium – erin geslaagd een begin te maken met de vestiging van een enclave in Palestina. In dat jaar en nadien zijn de grenzen van Palestina als toekomstige joodse staat uitgestippeld. De koloniale droom was dat massale joodse immigratie hun bolwerk zou gaan versterken. Maar als gevolg van de holocaust was het aantal ‘blanke’ joden gereduceerd en – voor de zionisten een teleurstelling – de overlevenden bleken de Verenigde Staten of zelfs het perfide Europa te verkiezen boven Palestina. Schoorvoetend liet het Oost-Europese leiderschap een miljoen Arabische joden [Mizrachi] tot de enclave toe. Dezen werden vervolgens aan een de-Arabiseringsproces onderworpen, dat goed is gedocumenteerd in post-zionistische en Mizrachi studies. Dit werd gezien als een succes en de aanwezigheid van een kleine Palestijnse minderheid binnen Israel verstoorde niet de illusie, dat de enclave goed was opgebouwd en op een degelijk fundament rustte – zelfs al was de prijs dat de inheemse bevolking als gevolg daarvan van 78 procent van haar land werd beroofd en ontworteld raakte.
De Arabische wereld en de Palestijnse Nationale Beweging waren krachtig genoeg om duidelijk te maken dat zij zich niet met de Israelische enclave zouden verzoenen. In 1967 kwam het tot een uitbarsting tussen beide partijen, waarbij het zionistische project zijn greep op het grondgebied verder vergrootte, in de vorm van de bezetting van het resterende deel van Palestina [Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza], samen met delen van Syrië [Hoogvlakte van Golan], Egypte [Strook van Gaza] en Jordanië [Westelijke Jordaanoever]. Deze overwinning smaakte naar meer territorium. In 1982 werd Zuid-Libanon aan het mini-imperium toegevoegd, ter compensatie van het verlies van de Sinaï Woestijn, die in 1979 aan Egypte werd teruggeven. Deze expansiepolitiek werd gezien als noodzakelijk voor de bescherming van de enclave.
Sinds 2000 is de joodse staat gestopt met de verdere vergroting van zijn grondgebied. In feite kromp hij zelfs in, ten gevolge van de terugtrekking uit Zuid-Libanon. Ook hebben opeenvolgende regeringen de bereidheid getoond om over de terugtrekking uit de Bezette Gebieden te onderhandelen, want de Israelische leiders geloofden niet langer dat land de belangrijkste troefkaart van de staat was. Andere zaken lijken nu meer waarde te hebben, zoals de Israelische nucleaire capaciteit, onvoorwaardelijke Amerikaanse steun en sterke strijdkrachten. Er is opnieuw een zionistisch pragmatisme boven komen drijven, dat gelooft in de mogelijkheid om Israel te beperken tot 90 procent [!] van Palestina, mits het gebied wordt omringd door onder stroom staande hekken en door zichtbare en onzichtbare muren. Een minderheid van fanatiekelingen is het er niet mee eens dat er afstand van grondgebied wordt gedaan. Er wordt zelfs gesproken over een op handen zijnde ‘burgeroorlog’. Maar dat is spel: De grote meerderheid van het publiek steunt de politiek ‘van het gezonde verstand’, die uitgaat van de ‘ontkoppeling’ van de Strook van Gaza.
Daarmee zou het laatste stadium van de bouw van het fort, waarbinnen zich een door hoge muren omringde enclave bevindt, die met zekere internationale – en zelfs regionale – instemming tot stand is gekomen, wel eens aangebroken kunnen zijn. Maar wat gebeurt er binnen de muren? Niet veel, als je de belangrijkste dagbladen mag geloven. Binnen de muren zijn er dreigende ontwikkelingen, maar daarvoor kunnen oplossingen worden gevonden. Weliswaar zijn er vele niet-joden uit de voormalige Sovjet-Unie gearriveerd [niet-joodse, naaste verwanten van Russische joden; red.], maar dat zijn tenminste ‘blanken’, en dus zijn zij welkom. Niet-joodse arbeidsmigranten zullen ofwel worden gedeporteerd of blijven in Israel om daar als moderne slaven te leven [zie de bijdrage van Rachel Shabi, elders in dit nummer van Soemoed; red.]. De hoofdzaak is echter, dat zij geen Arabieren [Palestijnen] zijn en dus geen ‘demografisch probleem’ vormen. Deze laatste term wordt door die Israelische joden gebruikt, die voorstanders zijn van verdrijving van nog meer Palestijnen en is onderwerp van vele academische conferenties – inclusief een die deze maand op mijn universiteit [Haïfa] is georganiseerd (de hoogleraren en genodigde overheidsfunktionarissen die deze conferentie bijwonen, onderschrijven openlijk een strategie van verdergaande etnische zuivering [zie: ‘Universiteit van Haïfa – institutioneel racisme’ in het vorige nummer van Soemoed; red.]. Arabische joden worden niet als een gevaar voor de zuiverheid van de enclave gezien, omdat zij met succes zijn gede-Arabiseerd. Aangenomen wordt dat de enkelen onder hen, die het wagen hun wortels in de Arabische wereld te zoeken, geen echte bedreiging voor de zionistische consensus zullen vormen.
Duidelijk is waarom geen enkele doorgewinterde zionist zal voorstellen om onderhandelingen over het recht op terugkeer van meer ‘Arabs’ naar de joodse staat te beginnen, zelfs als dit beëindiging van het conflict tot gevolg zou hebben. De weigering om de terugkeer in overweging te nemen is nochtans bizar – tenminste als je enigszins afstand neemt van het zionistische beeld van de werkelijkheid en beseft dat de staat Israel op dit moment al geen joodse meerderheid meer heeft, door de toestroom van Oost-Europese christenen, het groeiende aantal arbeidsmigranten en het feit dat seculiere joden maar in één enkele betekenis ‘joods’ zijn. Het is echter minder bizar wanneer men zich voor ogen houdt, dat het belangrijkste doel is de staat ‘blank’ te houden (zwarte joden uit Ethiopië wonen in verpauperde delen van Israel en blijven grotendeels buiten beeld). In de ogen van zowel Links als Rechts in Israel gaat het erom, dat de hekken gesloten blijven en de muren hoog zijn, zodat een ‘Arabische’ invasie van het joodse fort kan worden afgeweerd.
De pogingen van opeenvolgende Israelische regeringen om joodse immigratie aan te moedigen en het joodse geboortecijfer binnen de staat te verhogen, zijn mislukt. Evenmin hebben zij een zodanige oplossing voor het conflict gevonden, dat het aantal ‘Arabs’ in Israel afneemt. Integendeel, al hun oplossingen hebben geleid tot een toename (aangezien zij Groot-Jeruzalem, de Hoogvlakte van Golan en het grote blok nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever beschouwen als deel van Israel). Het Palestijnse geboortecijfer is driemaal hoger dan dat van de Israelische joden, en je hoeft geen demografisch deskundige te zijn om te begrijpen wat dit inhoudt.
Bovendien zullen de voorstellen van de regering-Sharon/Peres om een einde te maken aan het conflict – met stilzwijgende instemming van de linkse zionisten – wellicht wel sommige Arabische regimes, zoals het Egyptische en het Jordaanse, bevredigen, maar niet de door de radicale islam gepolitiseerde burgerbevolking van die landen. Het Amerikaanse doel tot ‘democratisering’ van het Midden-Oosten – zoals op dit moment [volgens eigen zeggen] de Amerikaanse troepen in Irak voor ogen staat – maakt het leven binnen het ‘blanke’ fort niet minder zorgelijk. De geweldsniveaus zijn nog steeds hoog en de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking daalt gestaag [zie elders in dit nummer van Soemoed; red.]. Hieraan wordt niets gedaan: Het onderwerp staat bijna even laag op de nationale agenda als het milieu en de vrouwenrechten. Waar het om gaat is dat wij – ikzelf inbegrepen, aangezien ik afstam van een Duits-joodse familie – een meerderheid van ‘blanken’ vormen op ons verlichte eiland in een zee van ‘zwarten’.
Verwerping van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen staat gelijk aan een onvoorwaardelijk pleidooi voor de verdediging van de ‘blanke’ enclave. Dit liedje is vooral populair onder sefardische joden, die oorspronkelijk deel uitmaakten van de Arabische wereld [en van Zuid-Europa; red.], maar sindsdien hebben geleerd dat lidmaatschap van de ‘blanke’ gemeenschap een proces van Hishtakenezut – ‘Ashkenaziëring’ – vereist. Thans zijn zij de meest luidruchtige supporters van het ‘blanke’ eiland, al delen slechts enkelen van hen het comfortabele leven dat hun Ashkenazische medeburgers leiden. Zij kunnen nog zo ijverig proberen te ‘de-Arabiseren’, vroeg of laat botsen zij tegen een glazen plafond.
Het belangrijkst van alles is, dat het zionistische geloof in Fort Israel ervoor borg staat, dat het conflict met de Palestijnen, hun Arabische buren en moslimgemeenschappen tot aan Zuid-Oost Azië toe, wordt voortgezet. En het zullen niet alleen culturele solidariteit en religieuze affiniteit zijn, die uiteindelijk de formidabele, gecombineerde energie vanuit de Arabische en islamitische wereld bij de strijd tegen Israel zullen betrekken: De wereldwijde, groeiende frustratie en de wil tot bevrijding zullen ooit met elkaar gaan samenvallen, ten behoeve van de redding van Palestina.

De nauwe relatie tussen joden en Palestijnen die in deze moeilijke tijden zowel binnen als buiten Israel is ontwikkeld, en het gemengde karakter van die delen van de joodse samenleving in Israel, die zich eerder hebben laten vormen door de omstandigheden dan door menselijke manipulaties, belooft verzoening – ondanks de jaren van apartheid, uitzetting en onderdrukking. De mogelijkheid daartoe zal niet eeuwig bestaan. Als de laatste post-koloniale Europese enclave in de Arabische wereld zichzelf niet vrijwillig transformeert in een democratische staat voor al zijn burgers, zal het een land worden vervuld van woede en met door wraakgevoelens, chauvinisme en religieus fanatisme verwrongen trekken. Als dit gebeurt zal van de Palestijnen geen redelijkheid meer geëist of verwacht kunnen worden. Zo zou het wel eens kunnen gaan, en – gegeven alles wat we hebben gezien in andere, gewapenderhand bevrijde Arabische landen – is de kans groot dat dit eerder vroeger dan later het geval zal zijn.

Degenen onder ons, die het Palestijnse recht op terugkeer steunen geloven dat er nog altijd mogelijkheden bestaan. De Israelische onderdrukking weegt echter nog altijd onwaarschijnlijk veel zwaarder dan de Palestijnse wraakzucht. Maar hoe lang wij nog van dit verschil kunnen profiteren, valt moeilijk te zeggen. Niet erg lang. Ik vrees dat, als steun van buitenaf uitblijft, ons het ergste nog te wachten staat.

uit: London Review of Books van 19 mei 2005

Ilan Pappé is een post-zionistische Israelische historicus en verbonden aan de Universiteit van Haïfa.

vertaling: Aleid Sevenster-Blink

Tot zover deze twee artikelen. Er zal nog veel meer volgen, in de vorm van een uitgebreide historische beschouwing. Verder zou ik willen wijzen op een bijzonder verhelderende uiteenzetting van Anja Meulenbelt: http://anjameulenbelt.sp.nl/weblog/2004/07/28/de-paradigmastrijd-1/ (grote aanrader!). Zelfs mijn eigen ‘ontwikkeling’ (of ‘denken’, voorzover dat belangrijk is) herken ik in dit verhaal, zij het dat ik er nog nooit geweest ben. Voor mij is deze ontwikkeling vooral een intellectuele geweest en ontstaan door mijn vele contacten met ballingen uit de Arabische wereld (scriptie onderzoek hedendaagse kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederlandse ballingschap, maar ook al iets daavoor). Maar de serie artikelen van Anja Meulenbelt (10 delig) geeft precies weer hoe ik in deze kwestie geleidelijk aan van standpunt ben veranderd en waar ik nu sta.

Zie ook een verstandig artikel van Jaap Hamburger (van ‘Een ander Joods Geluid’), http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/1113/Apartheid_is_meer_dan_rassenscheiding. Dit is een antwoord op een bijdrage van Ratna Pelle, die tracht hard te maken dat Israël een normale democratie is en al helemaal geen apartheisstaat. Haar verschillende websites (http://www.zionism-israel.com/blog/ , http://www.israel-palestina.info/index.html en nog veel meer) kan ik trouwens van harte aanbevelen, al was het maar om uit te zoeken wat er niet aan deugt. Dat is namelijk fascinerend veel, net als de site van het CIDI, http://www.cidi.nl/ , al slaan de sites van mevrouw Pelle werkelijk alles. Waarschijnlijk hebben we te maken met een pseudoniem (een nader onderzoekje naar de identiteit van deze mevrouw Pelle geeft een nogal bizarre en verwarde indruk van de figu ( u )r(en) achter deze naam, zie link, maar goed, ieder zijn of haar eigen identiteitsbeleving). Ze participeert echter wel in veel serieuze discussies, dus ik zal dit radicale geluid in alle ernst meewegen. Haar uitingen zijn nogal extreem (zo niet bizar), maar er wordt haar wel een podium geboden binnen de mainstream (zoals hier), dus reden genoeg om er wat serieuze aandacht aan te besteden.

Hoe dan ook, wordt vervolgd met een uitgebreider artikel.

Palestinian loss of land

Floris Schreve

tentoonstelling Diversity & Art: Ruth van Beek en Zhanhong Liao

De Maakbare Wereld

Ruth van Beek en Zhanhong Liao

In de tweede expositie van Beemster Art Centre, ism de Stichting AIDA, staan twee kunstenaars centraal die beiden gebruik maken van bestaande beelden, maar deze zo weten te herschikken dat er een nieuwe en persoonlijke wereld ontstaat.

ruthvanbeek_damesinbos(1).jpg

Ruth van Beek

Ruth van Beek (Zaandam, 1977) voltooide haar studie aan de Rietveld academie in Amsterdam in 2002. Sinds die tijd heeft zij zich sterk toegelegd op het medium fotografie. Daarbij maakt zij gebruik van bestaande foto’s, van willekeurige familiefoto’s tot landschapsfotografie, persfoto’s etc. Zoals zij het zelf heeft geformuleerd in een statement:

‘Ik verzamel alle soorten fotografisch beeld, familiefoto’s, krantenfoto’s, plaatjes uit boeken en folders.
Ik knip ze uit en haal ze uit hun oorspronkelijke context.
Samen vormen deze afbeeldingen een archief.
Het is een heel beweeglijk archief, steeds anders georganiseerd, soms op onderwerp, dan weer op basis van intuïtieve beeldassociaties, materiaal, of toeval.
Vanuit dit archief maak ik nieuwe beelden, bestaande uit de fysieke foto’s zelf. Ik snij en knip ze open, voeg beelden samen, of gebruik alleen hun silhouet.
Hierbij spelen niet alleen het onderwerp van de foto, maar ook de verschijning van de foto in zijn geheel, het materiaal, de kleuren en de vorm een belangrijke rol’.

ruth_van_beek_-350.jpg   0076670beek_r.jpg

Van belang is dat zij beelden combineert die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Juist het contrast fascineert haar:

‘Een terugkerend thema in mijn werk zijn de tegenstellingen tussen de huiselijke taferelen en de verre spectaculaire buitenwereld.
Ongelukken met vliegtuigen, paradijselijke landschappen, vechtende mensen, dansende mensen, verjaardagsfeestjes, reizen naar verre bestemmingen, vreemde objecten, archeologie, grote verhalen, jagers en bloemschikken, al deze onderwerpen komen voor in mijn verzameling.
Deze tegenstellingen staan samen met de chaos van mijn archief symbool voor de transformatie van de overzichtelijke buitenwereld zoals die vroeger bestond, in de vorm van bijvoorbeeld kranten, reisboeken en encyclopedieën’.

Het ogenschijnlijke willekeurige en het associatieve is essentieel in haar werk. Hoewel haar beelden zijn samengesteld uit elementen die normaal gesproken geen relatie hebben zet zij een overtuigend beeld neer dat volkomen geloofwaardig lijkt. Juist daarin ligt de kracht van haar werk: aan een kant overtuigend maar bij nader inzien vervreemdend, zonder dat deze vervreemding al te nadrukkelijk aanwezig is. Haar rangschikkingen zijn zo terloops dat het de vluchtige beschouwer in eerste instantie niet eens opvalt. De vervreemding treedt pas op bij nadere beschouwing. Toch zijn de door haar herschapen beelden zo natuurlijk vormgegeven dat de nieuw gecreëerde realiteit op de toeschouwer overkomt als een vanzelfsprekendheid.

 

zhanghongliao_groet_I(2).jpg

Zhanhong Liao

Zhanhong Liao (Ghangzou, China, 1965) volgde haar opleiding in Engeland (Manchester), die zij in 1994 voltooide. Na haar studie vestigde zij zich in Vlaardingen. Sinds die tijd heeft zij een veelzijdig oeuvre opgebouwd. Haar werk bestaat uit schilderijen, objecten en assemblages.
Een essentieel onderdeel van haar oeuvre zijn haar dagboeken. Over deze ‘dagboeken’, eigenlijk kunstobjecten, zegt ze het volgende ‘Je kunt een boek van heel dichtbij bekijken en aanraken. Je wordt ook verrast door het steeds omslaan van een nieuwe pagina. De boeken zijn ook qua basismateriaal uiteenlopend; vaak gebruik ik dummy’s, die vrij stevige bladen hebben, maar soms werk ik met Chinese oefenschriften voor kalligrafie, met heel dunne, fragiele bladen. Voor de grotere formaten boeken heb ik zelf de bladen ingebonden tot boek. Je kunt alles kwijt in boeken, zoals indrukken van reizen, of bepaalde thema’s behandelen. Je hoeft niet alleen maar met jezelf bezig te zijn. Mijn boeken zijn een mix van werelden: niet alleen van China, maar ook mijn ervaringen in Nederland en in allerlei andere landen…. En streken waar ik nog eens naartoe wil (…) Als je het vergelijkt met een schilderij dan zijn mijn boeken lastiger te bevatten, omdat er in één boek zoveel collages zitten. Maar ik ben blij als mensen zich in mijn boeken herkennen’.

Hoewel haar werk zeker ook teksten bevat staat bij Zhanhong vooral het beeld centraal. Hierbij put zij zowel uit de Chinese traditie als uit haar indrukken van Nederland, of van haar vele reizen en tracht zij deze verschillende elementen te combineren tot een geheel. Zhanhong: ‘Onbewust ben ik communicatief gaan werken. Ik durf meer van mijzelf te tonen, mijn eigen beeld in mijn eigen werk te gebruiken, omdat ik nu begrijp dat het niet letterlijk wordt genomen en in het vertrouwen dat ik er iets mee overbreng’.
Naast haar dagboeken hebben ook haar grote mixed media objecten en zelfde soort verhalend karakter. Veel bestaande beelden worden, soms in een gefragmenteerde vorm, herschikt en opnieuw gebruikt om een nieuw beeld te scheppen. Ook daarin speelt haar hybride achtergrond een rol. Zhanhong put uit verschillende tradities, die haar in de loop van haar leven hebben gevormd.

Hoewel in veel opzichten verschillend, zowel qua stijl, formaat en techniek, maar ook inhoudelijk, wordt het werk van Ruth van Beek en Zhanhong Liao met elkaar verbonden in het constante hergebruik van verschillende beelden. De aard en thematiek van hun werk is weliswaar weids en divers, maar beide kunstenaars weten een duidelijk persoonlijk universum te scheppen en daarmee een eigen wereld te creëren.

Floris Schreve

Van 16 oktober t/m 13 november, 2009, Sint Nicolaasstraat 21, Amsterdam. Zie voor meer info www.beemsterart.com

Voor deze tekst is geput uit:

Ruth van Beek, Toelichting op mijn werk
Josine Bokhoven, Van verwerking tot vervulling
Wim van Cleef, Zhanhong Liao: open boekpagina’s tussen persoonlijkheid en wereld

Vrijheid van meningsuiting???

Posted in islamofobie, opinie, politiek, rechts populisme in Nederland by Floris Schreve on 3 oktober 2009

Via de hyves Stop de betutteling van dit kabinet (ben ik lid van vanwege mijn argwaan naar de Christen Unie en jawel…ook omdat ik nu eenmaal een kettingroker ben), kreeg ik het volgende bericht:

‘Als protest tegen de vergaande inperking van onze Vrijheid zoals het Roken, Meningsuiting enz. vraag ik om NU een respect op onderstaande foto tegeven.
Ook al ben je het niet altijd of niet eens het gaat mij erom dat hij opkomt voor Vrijheid in alle opzichten.
Daarom moet hij hoe Absurd het ook is terecht staan.
Daarom vraag ik Support de enige Politicus die opkomt voor o.a. de Rokers en de Vrijheid van Meningsuiting.
Indien gewenst mag ik ook anoniem maar ik wil zo een signaal afgeven dat het mis gaat met Nederland.

STUUR SVP DOOR AAN AL JE VRIENDEN

Geef deze foto een respect als blijk dat jullie achter Hier de foto klik erop en geef respect


klik hier

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=8BhlSojsbhs&feature=channel]

Speciaal dank voor het filmpje van mijn Vriend Robert-Michael beluister het svp en ik wil nogmaals benadrukken Je kunt Geert Supporten door deze mail door te zenden aan al je Vrienden

Hartelijk Dank

Hans van Mourik

Tot zover de oproep van Hans van Mourik

Ik heb daarop als volgt gereageerd:

Beste Hans,

Na eventjes nadenken heb ik besloten om geen ‘respect’ te plaatsen (heb overigens wel respect voor je, maar het gaat hier om een hyves term). Ik zal dat niet doen bij het filmpje en ook niet bij die oproep.
Waarom niet? In de eerste plaats ben ik een groot voorstander van de vrijheid van meningsuiting. Misschien gaat die liefde voor het vrije woord zelfs nog iets verder dan de Nederlandse wet toestaat (ben zelfs geen voorstander van het vervolgen van Holocaustontkenners, om maar iets krankzinnigs te noemen, maar dat is mijn bescheiden persoonlijke mening). En geen misverstand, er is vrijheid van meningsuiting in Nederland, heel veel zelfs. Wellicht is die de laatste jaren zelfs nog toegenomen. Van mensen die er verstand van hebben (ik ben zelf geen jurist) heb ik kunnen vernemen dat het zeer waarschijnlijk is dat Janmaat met zijn uitspraak ‘als wij aan de macht komen schaffen wij de multiculturele samenleving af’ niet meer veroordeeld zou worden. En waarschijnlijk terecht, want deze uitspraak zou je nu nauwelijks meer controversieel kunnen noemen (ik vond dat overigens toen ook al, helemaal als je het vergelijkt met wat Joop Glimmerveen twee decennia eerder had gezegd ‘Nederland moet blank en veilig blijven’). In die zin is er dus echt wat veranderd.
Maar waarom steun ik je oproep niet? Wilders staat namelijk helemaal niet voor de vrijheid van meningsuiting. Integendeel zelfs. Eerder heeft hij opgeroepen om bijv. de Koran te verbieden. Dat is nogal een statement. Niks ‘vrijheid in alle opzichten’ (jouw woorden). Eerder zei Fortuyn dat er door de geschiedenis heen rivieren van bloed zijn gevloeid om de vrijheid van meningsuiting (en de vrijheid van godsdienst) te bevechten. Daar had Fortuyn gelijk in. Fortuyn parafraseerde verder (enigszins misplaatst theatraal) Voltaire, die zoiets gezegd zou hebben van ‘Ik verwerp uw mening, maar ik ben bereid mijn leven te offeren voor uw recht om uw mening te uiten’ (klopt niet helemaal, maar goed de strekking is duidelijk).
Bij Wilders is dat niet het geval. Of hij wil de Koran verbieden, of hij wil discrimineren (invoering van een ‘kopvodden tax’, hoe bezopen ook, toch een serieuze inbreuk op het gelijkheidsbeginsel voor de wet, die andere belangrijke peiler van iedere democratische rechtsorde).
Iemand die voor zijn xenofobe agenda zelfs de democratische basiswaarden met voeten treedt verdient wat mij betreft geen solidariteitsverklaring om het feit dat hij is aangeklaagd. Want hij is immers nog niet veroordeeld. Bovendien heeft Spong, net als iedere andere burger, het recht om Wilders voor de rechter te dagen. Om het preciezer uit te leggen, Spong heeft Wilders niet aangeklaagd maar staat iemand bij (een student van de UvA)die Wilders heeft aangeklaagd. Dan moet Wilders maar ook een goede advocaat nemen. Denk niet dat dit zo’n probleem is. Als hij echt een stunt wil uithalen moet hij Britta Boehler nemen (nu senator voor Groen Links), maar dat zou zijn achterban toch niet begrijpen en die pratende meneer in het filmpje al helemaal niet. Want die aanklacht is dus niet vanuit ‘Den Haag’ tot stand gekomen, maar is het initiatief van een medeburger. En waarom die suggestieve en speculatieve opmerking over de vermeende minderjarigheid van de bedmaatjes van dhr Spong? Is de PVV toch niet die partij die de homoseksuele medemens zo welgezind is tov die levensgevaarlijke islam? Goed om te weten.
Ik zeg dus niet dat ik hoop dat Wilders veroordeeld wordt. Dat hoop ik helemaal niet, al ben ik allesbehalve een medestander van deze intolerante en wat mij betreft ook ondemocratische politicus. Als hij wordt vrijgesproken, mij best. Maar laten we dat aan de rechter. Als het goed is weet de rechter heel goed wat Wilders vrijheidsrechten zijn en zal hij wijs oordelen, in de beste traditie van de democratische rechtsstaat, waarbinnen de vrijheid van meningsuiting een van de kernwaarden is (zo niet de belangrijkste). We zullen wel zien. Ik ben benieuwd naar de uitkomst en vooral naar de motivering van de rechter,

vriendelijke groet,
Floris Schreve

De Nationale Autoverzekering