Mijn hersenspinsels en gedachtekronkels

Lecture: A history of Iraqi modern art and Iraqi artists in the Diaspora, on the occasion of the exhibition ‘Distant Dreams; the other face of Iraq’, Kunstliefde (Utrecht)

http://onglobalandlocalart.wordpress.com/2012/02/28/

Handout of my lecture on Iraqi modern art and Iraqi artists in the Diaspora, Kunstliefde, Utrecht, The Netherlands, 24 February 2012, on the occasion of the exhibition Distant Dreams;  five Iraqi artists in the Netherlands (Baldin Ahmad, Qassim Alsaedy, Salam Djaaz, Awni Sami and Araz Talib), with the addition of some of the visual material (click on the pictures to enlarge)

Introduction on the history and geography of Iraq

Origins and development of the Iraqi modern art (from 1950)

 

             

Jewad Selim              Faeq Hassan               Shakir Hassan al-Said

        

             

Mahmud Sabri             Dhia Azzawi                Rafa al-Nasiri   

         

Mohammed Mohreddin          Hanaa Mal-Allah

Art and mass-propaganda under the rule of the Ba’th Party

 

Al-Nasb al-Shaheed (‘The Martyr’s Monument’, by Ismael Fattah al-Turk)

Bab al-Nasr ( ‘Victory Arch’,  designed by Saddam Husayn and executed by Khalid al-Rahal and Mohammed Ghani Hikmet)

     

Statues and portraits of Saddam Husayn and Michel Aflaq (founder of the Ba’thparty)

 

 

Iraqi artists in the Diaspora

The Netherlands:

                

 Baldin Ahmad            Aras Kareem           Hoshyar Rasheed

                  

Araz Talib             Awni Sami          Salam Djaaz

     

Qassim Alsaedy        Ziad Haider        Nedim Kufi

 

Some Iraqi artists in other countries:

           

Rebwar Saeed (England)         Anahit Sarkes (England)

          

Jananne al-Ani (England)      Ahmed al-Sudani (United States) 

       

Walid Siti (England)       Halim Al Kareem (Netherlands/United States) 

         

Adel Abidin (Finland)         Azad Nanakeli (Italy)

    

Ali Assaf (Italy)       Wafaa Bilal (United States)

 

On the screen a work of Mahmud Sabri, one of the most experimental Iraqi artists in history

A work of Jewad Selim, more or less the ‘founder of the Iraqi modern art’

On the screen a work of Shakir Hassan al-Said, whose style influenced artists all over the Arab and even the islamic world

Left (in front) Qassim Alsaedy. Me behind the laptop. Behind me (left side) my sister Leonie Schreve and her partner Anand Kanhai. Behind them the Iraqi artist Ali Talib. Second right of me Brigitte Reuter, who created many works together with Qassim Alsaedy. On the walls (right) the work of Awni Sami

Left behind me Martin van der Randen, curator of this exhibition. Left on the wall the work of Baldin Ahmad

Floris Schreve

 فلوريس سحرافا
 
Photos during the lecture by Liesbeth Schreve-Brinkman

Nedim Kufi en Ahmed Mater; twee bijzondere kunstenaars uit de Arabische wereld nu in Amsterdam – نديم الكوفي وأحمد ماطر

            

links: Nedim Kufi, News, bedrukt papier op houten latten (detail), 2010 (foto Floris Schreve)
rechts: Ahmed Mater, Waqf Illumination III , Gold Leaf, Tea, Pomegranate, Crystals, Dupont Chinese ink & offset X-Ray film print on paper (detail), 2009

Een weerzien met een oude bekende en een nieuwe ontmoeting

Nedim Kufi en Ahmed Mater; twee toonaangevende en vernieuwende kunstenaars uit de Arabische wereld, nu te zien in Amsterdam

نديم الكوفي وأحمد ماطر

Vanaf 21 mei is er in Amsterdam een bijzondere tentoonstelling te bewonderen, van een aantal vooraanstaande kunstenaars uit het Midden Oosten. Samensteller is Robert Kluijver, die sinds de afgelopen jaren zeer actief is geweest op het gebied van kunst uit het Midden Oosten. Ik geef hier de details:

http://www.baarsprojects.com/index.html

Tot zover de omschrijving van de tentoonstelling. Ik kan trouwens de gehele expositie van harte aanbevelen, er is veel interessant werk te zien. In dit verband wil ik mij richten op twee van de deelnemende kunstenaars, Nedim Kufi en Ahmed Mater. Ik zal ook ingaan op eerder en ander werk, dat niet op deze tentoonstelling is te zien. De anderen, de kunstenaars Rana Begum, Abdulnasser Gharem, Susan Hefuna en Shahzia Sikander bewaar ik wellicht voor een andere gelegenheid.

Nedim Kufi – نديم الكوفي

Nedim Kufi, afkomstig uit Irak, is een van de kunstenaars die ik nog ken van mijn scriptie-onderzoek. Ook in latere artikelen (zoals hier en hier ) heb ik aandacht aan hem besteed. Ook is hij een keer uitgebreid door de NRC geïnterviewd, voor een artikel dat grotendeels over mijn onderzoek naar kunstenaars uit Irak in Nederland ging, zie hier op dit blog. Een tijdje was hij wat uit mijn netwerk verdwenen, al volgde ik hem wel op afstand, vooral via internet. Hoewel hij betrekkelijk weinig in Nederland heeft geëxposeerd is vooral in het buitenland zijn ster steeds meer gaan rijzen. Ook zijn werk heeft in de afgelopen tijd een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt.

Nedim Kufi, die in het verleden ook bekend stond onder de namen Nedim Muhsen of Nedim El Chelaby, werd in 1962 geboren in Bagdad. Hij studeerde begin jaren tachtig aan de kunstacademie in Bagdad bij de beroemde kunstenaars Ismail Fattah al-Turk (beeldhouwkunst/keramiek) en grafische technieken bij Rafa al-Nasiri. Over zijn tijd aan de academie verklaarde hij het volgende:

‘I applied to the Institute of Fine Arts Baghdad, I was excited, and anxious at the same time about the racist oppression of the Baath Party. While learning and practicing my art, that was also an unpleasant period of my life. You cannot imagine, great depression, no freedom, no oxygen at all’

 Na zijn academietijd werd Kufi direct naar het front gestuurd om als soldaat te dienen in de oorlog tegen Iran. Kufi:

‘Although I felt very fortunate to have had art as an alternative companion, sketching up the way I lived in one notebook, it’s also important to include here my emotions. I cannot describe at this moment how much sorrow I carried. I graduated after five years and it was then compulsory for me to become a soldier. Imagine that, during the war with Iran: a black comedy. Counting time until the sun rises and gains in intensity, suddenly one day on 08.08.1988 it was proclaimed that the war was over. Oh my God. I felt I could fly. I needed to make a big difference in my life after this war. But how? How do I escape? I felt fenced into the country. The dream of moving abroad infiltrated my mind every single moment. All of that was a dark layer’.

Uiteindelijk lukte het Kufi om Irak te ontvluchten en na een bizarre omzwerving (over zelfs meerdere continenten) kon hij zich in Nederland vestigen. Sinds die tijd woont en werkt hij in Amersfoort. Ook volgde hij hier nog een opleiding grafische vormgeving aan de Hoge School voor de Kunsten in Utrecht.

Nedim Kufi, Brainwash; Object topical Iraqi, installatie/ready-made, Aleppo-zeep en aluinsteen, 1999

Waarin Kufi zich al vanaf eind jaren negentig van de meeste van zijn in Nederland wonende Iraakse collega’s onderscheidde was het sterke conceptuele karakter van zijn werk. Een van de meest sprekende werken uit die tijd is zijn readymade Brainwah; object toppical Iraqi uit 2001. Te zien is een blokje Aleppo-zeep en een stukje aluinsteen (een soort puimsteen), attributen die in het Midden Oosten tot de vaste bad- assecoires  behoren. Alleen doet de vorm van de steen ook denken aan een hersenkwab. Het is de combinatie van de objecten en de titel die het werk een mogelijke betekenis geven. Dit soort dubbelzinnigheden zijn typerend voor het werk van Kufi.

Kufi eerder over dit werk in NRC Handelsblad in 2003 (zie ook op dit blog ): ‘Gewassen hersenen worden van steen – ze slibben dicht, er kan niets meer in’

Nedim Kufi, Eyes everywhere, krijt en potlood op papier, 1999

Een vergelijkbare associatie roept de tekening Eyes everywhere op. Te zien is weer een vorm die sterk doet denken aan een menselijk brein. Alleen is er met potlood op verschillende plaatsen telkens weer hetzelfde tekentje  aangebracht. Het gaat hier om de Arabische letter  ع  (‘ayn), wat ‘oog’ betekent (عين). Het gegeven van ‘overal ogen’, al dan niet ingebeeld, is ook weer een teken waarmee je verschillende kanten op kunt.

Een andere readymade uit dezelfde periode is een enveloppe. Kufi heeft dit werk de titel Brainwash II gegeven. Wellicht gaat het hier om een uit Irak verzonden brief, gericht aan Kufi en gestuurd naar een adres in Borculo (wellicht nog de vluchtelingenopvang). De inhoud van de enveloppe laat zich raden, maar Kufi geeft hier wel een aanwijzing in welke richting wij het moeten zoeken.

Nedim Kufi, Brainwash II, readymade, 1999

Een zelfde soort ironie blijkt ook uit verschillende korte tekstjes, die Kufi een aantal jaren terug op zijn website publiceerde. Hier een passage uit ‘The defenition of Cool’:

 ‘How do I describe the word C O O L? How come? It’s hard to answer this

question in a couple of pages. But one thing could be very helpful, and that

is everybody nowadays almost says (cool), obviously as an immediate

expression. No need to make the idea of cool explicit any more. It’s an

attitude of this age, a new common language used with the meaning of

superiority and high quality. Yes it has a magic power when it touches

people, I don’t know really! Is it so cool? Is it so attractive? Is it a bit sharp?

Is it too glossy? Or could it be too perfect? It’s logical if life had totally

changed, from age to age (groovy) transformed into (cool) deep into

Internet TITLES mostly extended to (cool) to be saleable items.’

 

Vervolgens komt hij met een heleboel voorbeelden, zoals:

 

‘Getting the best model of mobile telephone with special extra function is so cool, Dancing

the whole Saturday night is cool too, Vacation in IBIZA is extremely cool,

Getting your own domain name in www is so cool, Bombing here and there

is very cool, American action movies are so cool, If you win a million is real

cool, If you get a USA passport is cool,’

 

enz.

 

Hoewel de tragiek nooit ver weg is, heeft Kufi altijd oog voor het absurde en is zijn werk zeker niet gespeend van enige humor.

  

Nedim Kufi, ‘Habibi-project’ ( حبيبي = ‘Habibi’) , Amersfoort, 2009

Kufi zet alle mogelijke materialen zoals kauwgum, rozenblaadjes of zeep. In mijn gesprek met Kufi uit 2001 sprak hij dan ook van ‘junk art’. Tegelijkertijd is hij ook bijzonder bedreven in alle mogelijke grafische technieken, tot en met allerlei computeranimaties. Zie bijvoorbeeld zijn Habibi-project dat hij in 2009 in Amersfoort realiseerde, samen met de dichter Gerard Beentjes. ‘Habibi’ betekent overigens ‘mijn liefje’ in het Arabisch. (zie http://www.deweekkrant.nl/files/pdfarchief/AB/20090708/NUC_ANU-1-07_090708_1.pdf )

In zijn recentere werk ontpopt Kufi zich tot een soort alchemist. Aan de Libanese Dayly Star vertelde Kufi dat hij zich opeens een vriend van zijn vader uit zijn kindertijd herinnerde, die werkte als traditionele ‘attar’ (alchemist).  Kufi hierover:

 “If we say art is a profession only, then it is not enough for me. I mean, I know art is a profession but it has to be more than that. I have to find in art a temple, a ritual, spiritual behavior. So in general, I behave in art as an attar to feel comfortable and complete. From that moment, I feel very much settled.”

 

Nedim Kufi, Milk, honey, ink and soil, mixed media/installatie (New York, The Phatory Garden of Eden), 2003

Het gegeven van de alchemist lijkt bijna letterlijk te worden in een kleine installatie uit 2003, die Kufi in New York exposeerde (zie bovenstaande afbeelding) Maar ook andere in werken (zie de voorbeelden hiervoor) blijkt in Kufi zich een alchemist, die met ogenschijnlijk waardeloze materialen, of alledaagse beelden, onverwachte schoonheid kan creëren. Kufi is dat in de afgelopen jaren tot en met nu blijven doen, zie de hieronder getoonde voorbeelden waarin hij onder meer werkt met wegwerpmateriaal als zeep en kauwgum. Zie overigens ook dit boeiende interview met Kufi door zijn collega-kunstenaar Ali Mandalawi in al-Sharq al-Awsat in het Arabisch. Daar gaat Kufi uitgebreid in op ‘zijn rol als alchemist’. Kufi zegt ondermeer, dat hij, toen hij in New York exposeerde (zie bovenstaande afbeelding), meermalen de vraag kreeg toegeworpen: ‘Ben u kunstenaar of chemicus?’ Kufi antwoordt dat hij zich als kunstenaar sterk kan identificeren met de traditionele ‘attar’ (of chemicus). Zijn atelier is zijn laboratorium en hij ziet voor de kunst een belangrijke taak weggelegd. Net als de traditionele attar moet de kunstenaar ook het geweten van de samenleving zijn, die het ‘besturingssysteem’ van de maatschappij de juiste richting wijst (hij maakt de vergelijking met het besturingssysteem van een computer). Verder zegt hij in het interview dat het hem opviel dat, itt in Nederland, hem in Amerika vaker werd gevraagd ‘Waar gaat u naartoe?’, dan ‘Waar komt u vandaan?’ Voor hem is de eerste vraag veel wezenlijker dan de tweede. 

Een tijd lang heeft Kufi ook op internet een soort dagboek bijgehouden, zijn ‘Daftar Project’ (‘Daftar’ betekent ‘schrift’, of ‘notitieboek’  in het Arabisch). Helaas staat dat niet meer online, maar ik geef hieronder het een en ander aan documentatie en afbeeldingen. De twee beelden waarmee hij zijn ‘dagboek’ introduceert en de toeschouwer binnenleidt zijn haast iconisch; een waarschuwing dat het breekbaar is, maar wel met een uitgestoken hand.

 

http://universes-in-universe.org/eng/nafas/node_60/2006/node_577/photos/kufi_1/

http://web.me.com/southproject/south/Daftar.html

Drie bovenstaande afbeeldingen: Nedim Kufi, Daftar, online schetsboek/dagboek, 2004-2005

Nedim Kufi, bijdrage aan Dafatir (‘Iraqi Notebook project’), zeventien Iraakse kunstenaars wereldwijd, coördinatie Nada Shabout (University of North Texas), 2006. Zie hier de verschillende bijdragen en hier wat achtergrondinformatie

In 2006 participeerde Kufi in het zg Dafatir-project, een initiatief van de Amerikaanse Iraakse Nada Shabout, hoogleraar hedendaagse kunst van het Midden Oosten aan de Universiteit van North Texas. Zeventien Iraakse kunstenaars, verspreid van over de hele wereld, namen hieraan deel, waaronder grote namen van de iets oudere generatie als Dhia Azzawi, Rafa al-Nasiri en Hanna Mal Allah, maar ook Kufi’s generatie-genoten als Mohamed al-Shammerey. De meeste kunstenaars excelleerden in hun persoonlijke handschrift op miniatuurformaat. De vaak beeldschone resultaten van dit project zijn hier te bekijken. Kufi’s bijdrage was, geheel in zijn stijl, conceptueel en minimalistisch en behoeft eigenlijk geen toelichting, zie bovenstaande afbeelding.

 

Nedim Kufi, The Moon follows us, gemengde technieken op doek, 2008  (Sultan Gallery, Kuwayt, zie hier voor meer achtergronden)

“On a summers day traveling from Baghdad to Kufa on a visit to relatives the view shifted along our course seducing us. I remember sleeping deeply during this two hour trip, a long time for a child of six. In between sleep I caught sight of the view through the car window; the moon centered in an ecstatic sky. The speeding car followed it through the dark and desolate desert. I was amazed that whenever the car stopped or slowed down so did the moon. It entered my mind freely stirring my astonishment and curiosity, this phenomena, and I asked my father “Oh father…the moon follows us, why is this?” I wished to impress my father with the depth of this phenomenological thought! He smiled but didn’t offer any words in reply. It was as if he had known the answer at a time past, but no longer. The question remained silently with me through out the long night spent with my relatives till we went onto the roof of the house to sleep. There was the moon again reclining above and seeming to own the sky here as it did in Baghdad. With a new sense of clarity I said to my father “this proves my theory, look just as I told you…the moon follows us! Content I fell asleep with a smile… unfortunately the heads of the households seemed only to speak about life’s problems…not paying attention to the moon.

And here I am, unexpectedly passing through the fortieth year of my life, still in a state of surprise. When I try and unravel the darkness and find order in the Dutch sky Baghdad’s moon does not provide sense though it follows me yet softening my estranged and desolate path.” Van  http://www.infocusdialogue.com/interviews/nedim-kufi/

Nedim Kufi, Soap and Silence, zeep en tekstiel op paneel, 2008

Nedim Kufi, Rooh/Soul  (روح  = ziel), rode zeep op doek, 2010

Nedim Kufi, Bore, print op doek, 2009

Nedim Kufi, Nass (ناس = mensen), fotoprint op doek, 2010 (detail)

Nedim Kufi, 20 years later, installatie, 2010

 

Nedim Kufi, Home/Empty, digitale print, 2008

In Kufi’s meest recente werk keert het thema van zijn ballingschap weer sterk terug. Zie bijvoorbeeld zijn werk 20 years later, waarin hij een vliegticket van Amsterdam naar Baghrein sterk vergroot op doek heeft afgedrukt.

In een interview uit 2006 met Predrag Pajdic zette Kufi zijn verhouding met zijn geboorteland als volgt uiteen:

Pajdic: ‘I expect this ‘identity recycling’ to be the nucleus of your work. Is it?’

Kufi: ‘Yes, I totally agree with you. Identity and what’s beyond is the point. In terms of meanings modeling. I’m not sure yet whether I’m a pure Iraqi or not, but here I will try to figure out to my self at least how much of an Iraqi I am. Feeling like an alien is not an issue any more. Why? Because it started already, in the early dark time of being home in Baghdad in the ’80s and ’90s, and that badly consumed my soul. I was actually under the Baath Party occupation. Where ever I moved I found a checkpoint asking me for my papers. Me and the government. Me and the authority. Me and the dictatorship. We never trusted each other. Like a daily game between Tom and Jerry.
I still shake, if you can believe me, every time I find myself at any airport, or any police office. Even now I have a Dutch passport: the most acceptable one in the world. Look! and pay attention to the contrast: what I had and what I have today. I’m wondering, is identity an official paper? Is it a continuity in the family tree? Is it an army service duty? Is it the place of birth and death? Is it saying yes to what they decide for you? No! I reject all of those common thoughts and focus only on one. And then I may say: being satisfied on a piece of land where ever it is and sleeping deeply, peacefully there without any of nightmares. That is the real identity. According to my experience, there still is an ID conflict which automatically allows my identity to be recycled. From time to time the mirror of the past follows me but in front of me. It reflects clearly my memories. The sweet and bitter ones. And also it’s able to
observe, compare and manipulate the meaning of it. Trying to find a balance somehow. I used to find myself in betweens: imperfect existence. It has to be, one day, full identity. Art could be an ID. Even a good mother language as well. The identity recycling idea came to me while I was in New York City once.
In order to analyse this conflict, I put all my trust in the tongue and eyes of Iraqi kids. Through a visual essay about traveling between here in the Netherlands and the Middle East. My project aims are to update visual feedback of Iraqi kids (6-14 years). Since 1990 they hold at least double identity. My job is like a postman. Collecting and activating a kind of exchange between their stories. Thoughts and dreams in one historical document by video art’ (
http://www.infocusdialogue.com/interviews/nedim-kufi/ ).

Nedim Kufi, Home/Absense (foto Floris Schreve)

Nedim Kufi, News, installatie 2011 (foto Floris Schreve)

Zie ook een statement van dit jaar:

An Art that deletes the memory; 21 years later in exile

Sometimes I see myself as an author more than a visual artist, especially when I intensively think on theoretical level which is very different from visual practices I normally do. This happens when I’m outside my studio. This matter makes me always say that “intellect” is a substantial half of the creation of an image. As for the rest, it is some kind of a vision which goes beyond this world, a path to our soul and one important tool to translate our visual dreams. Day by day, it becomes certain and obvious that producing Art is extremely hard task. Seriously I could say here, after my long experience in the field, that a work of Art will get rid of its impurities then change into light. These kinds of things happen in special times of inspiration. They make my many remarks on papers, sketches and failed documents go to the recycle bin, new pure papier-mâché after cooking, as if we are cooking our thoughts. Yes I assume and think that we are in a virtual kitchen. Let me give you my conclusion: We are recycling our lives, words, forms and art, although we always deny this fact, all the way.

Nedim KUFI
Amsterdam | june 2011

In zijn ‘Home/Absence’ serie (2008-2010) is het gegeven van ballingschap duidelijk aanwezig. In ieder werk uit deze reeks keert steeds hetzelfde motief terug. Aan de linkerkant is steeds een (bewerkte) foto weergegeven uit Kufi’s jeugd, waar hij zelf op staat. Aan de rechterkant is dezelfde foto weergeven maar dan gemanipuleerd en heeft Kufi zichzelf weggetoucheerd. Saeb Eigner, in zijn grote overzichtswerk Art of the Middle East (2010) over deze serie:

‘Iraqi artists have reacted to the suffering of their compatriots with varying degrees of directness. Nedim Kufi has used actual photographs as his startingpoint, manipulating them in order to convey the related themes of bloodshed and loss. Based on a photograph taken more than forty years ago, the pair of canvasses here is suggestive  rather than explicit, subtly addressing the theme of innocence betrayed’

Saeb Eigner, Art of the Middle East; Modern and Contemporary Art of the Arab World and Iran,  Merell, Londen/New York, 2010, p. 173

Op de tentoonstelling in het Willem Baars Project is een van zijnHome/Empty werken te zien, samen met een kleine installatie News, bestaande uit houten latten, waarin fragmenten van artikelen uit Arabische kranten zijn weergeven (zie afb.)

Nedim Kufi woont en werkt in Amersfoort, maar exposeert voornamelijk in de Arabische wereld.

 

 Kufi’s werk in het Willem Baarsproject (foto Floris Schreve), links: Home/Absense (digitale print, 2010) en rechts: News (papier op houten latten, 2010)

werk van Ahmed Mater op de tentoonstelling in het Willem Baarsproject

Ahmed Mater – أحمد ماطر

Ahmed Mater al-Ziad Aseeri werd in  1979 geboren in Rijal Alma, in het Aseeri-gebied van Saoedi-Arabië. Op zijn negentiende ging hij geneeskunde studeren aan het Abha-College. Tegelijkertijd zette hij zijn eerste stappen op het pad van professioneel kunstenaar in het nabijgelegen al-Meftaha Arts Village, dat was gesticht door de Gouverneur van Aseer, ZKH Prins Khalid al-Faisal, zelf dichter en schilder, om de locale kunstscene te stimuleren.

Zijn werk kreeg voor het eerst internationale aandacht, toen Prins Charles van Engeland, in 2000 op bezoek bij Prins Khalid al-Faisal, kennismaakte met het werk van Mater. Doorslaggevend voor zijn loopbaan was echter een bezoek van de Britse kunstenaar Stephen Stapleton in 2003. Stapleton over zijn ontmoeting:

‘I First met Ahmed at the al-Mefthaha Arts Village in March 2003. He was sitting in the corner of his studio in a white. Ankle-length, painted thawb (long shirt), and was surrounded by a sprawling collection of medical paraphernalia. X-rays, anatomical illustrations and prescription receipts jostled for space ammangst bottles of calligraphy ink, spray paint cans and books on Islamic art.

He told me how his ‘double’ life as a doctor and artist had awakened in him a creative energy and motivation to explore humanity, in an era of religious, political and cultural turmoil. With great excitement he showed me his latest paintings; expressive layers of rich colour painted onto human X-rays, marked with religious symbols and hand written medical notes. “An anatomy of faith in the 21st century”, is how he described them’ (In Stephen Stapleton (ed.), with contributions of Venetia Porter, Ashraf Fayadh, Aarnout Helb, ao, Ahmed Mater, Booth-Clibborn Productions, Abha/London 2010, p. 27)

Stapleton bracht Ahmed Mater ook in contact met Venetia Porter, conservator van Word into Art, de permanente tentoonstelling van hedendaagse kunst uit de islamitische wereld in het British Museum. Zij verwierf meteen X Ray (2003, zie onderstaande afbeelding) voor de collectie. Sinds die tijd kan het werk van  Ahmed Mater op een groeiende internationale belangstelling rekenen, met als voorlopig hoogtepunt zijn deelname aan de Biënnale van Venetië dit jaar, aan de tentoonstelling The Future of a Promise , waarin een aantal van de meest prominente kunstenaars van de Arabische wereld van dit moment participeren. 

Ahmed Mater, X Ray, Mixed media and x-ray film, 2003 (collectie Word into Art, British Museum), zie http://blog.ahmedmater.com/?p=76

Gedurende de afgelopen tien jaar heeft Mater een indrukwekkend oeuvre ontwikkeld, waarin hij zich voornamelijk heeft geconcentreerd op vier verschillende thema’s (al zijn er sinds kort een paar bijgekomen, waar ik hierna nog wat aandacht aan zal besteden). Deze zijn Illumination, Magnetism, Evolution of Man en Yellow Cow . In dit verband wil ik deze vier  thema’s een voor een behandelen, waarbij ik een aantal duidelijke voorbeelden zal laten zien.

Allereerst zijn Illuminations, zijn ‘X-rays’. Ahmed Mater is tot op de dag van vandaag ook werkzaam als arts in een ziekenhuis in Abha.  De directe inspiratie haalt hij dan ook uit deze omgeving. Maar het gaat er natuurlijk om wat hij met deze röntgenfoto’s doet. Deze zijn verwerkt in complexe composities, rijk gelardeerd met islamitische ornamenten en symbolen, en soms overladen met gekalligrafeerde teksten.

Aan Venetia Porter lichtte Mater het volgende toe: ‘(this painting) explores the confusion in the identity of mankind in the contemporary world. The X-ray, sitting on top of a deep, layered background of medical text and expressive paint, represents an objective view of the individual, chosen to provoke a familiar response…My approach as a doctor has been evidence based and influenced by a direct experience of the world’ (zie http://ahmedmater.com/artwork/illuminations/resume/venetia-porter-/ ). Juist dat ‘evidence based art’ is voor Mater een belangrijk punt, we zullen het nog tegenkomen bij zijn andere werken.

Ahmed Mater, Illumination I & II, Gold Leaf, Tea, Pomegranate, Dupont Chinese ink & offset X-Ray film print on paper. Let op het handschrift boven en onder beide werken. Hier staat in het Arabisch وقف  (‘waqf’= ‘charity’)

Over de hier getoonde Illuminations I & II: ‘They are laid out in exactly the same way as the beginning of a religious text. I have also added the word waqf beneath each. This means charity. Traditionally in religious texts you have two pages, symmetrical in design, containing abstract design. The craftsmen would always spend a great deal of time on these opening pages: they’re the first thing you see. Instead of a traditional geometry I have printed two facing X-ray images of human torsos. I prepared the paper using tea, pomegranate, coffee and other materials traditionally used on these kinds of pages. By using them you ensure that when you come to paint onto the paper it will have an extraordinary luminous quality – the paint will truly shine. And that’ what I want to do with this piece, to illuminate. I am giving light. It’s about two humans in conversation. Us and them, and how this encounter gives light. Dar a luz. So many religions around the world share this concept of giving light, not darkness. It is one religious idea that has reached mankind through many different windows.’ ( http://ahmedmater.com/artwork/illuminations/resume/venetia-porter-/ )

Zijn latere Illuminations zijn complexer en weelderiger van compositie. Mater doet hier het begrip ‘illuminatie’ in de zin van ‘boekverluchtingen’ ruimschoots eer aan. Tegelijkertijd zou je zijn deze verluchtingen kunnen opvatten als een artistieke synthese tussen traditie en moderniteit, of als je wilt, tussen religie en wetenschap.

 

   

Ahmed Mater, Waqf Illumination III , Gold Leaf, Tea, Pomegranate, Crystals, Dupont Chinese ink & offset X-Ray film print on paper, 2009. Voor vergrote afbeelding en meer details, klik hier

 Ahmed Mater, X-Ray Calligpaphy, offsetprint, 2005

Bij Magnetism, zijn tweede thema is eveneens sprake van een soort synthese tussen wetenschap en religie, wellicht nog uitgesprokener dan in zijn Illuminations. Munten zijn X Rays uit in een weelderige vormentaal, zijn magnetisme-reeks is van een verpletterende eenvoud. Eigenlijk is het een simpele trouvaille, waarin met een eenvoudige handeling een heleboel gezegd wordt.

Het enige wat Mater doet is het plaatsen van een magneetblokje in een hoopje ijzervijlsel, met de negatieve pool naar beneden. Het gevolg is dat het ijzervijlsel wordt afgestoten en in een cirkelvormige ring in een regelmatig patroon (vanwege de aantrekkingskracht van de positieve pool aan de bovenkant) blijft liggen. Deze simpele handeling levert de volgende bijna archetypische beelden op (zie onderstaande afbeeldingen): 

    

     

Het beeld van de vierkanten of rechthoekige magneet, omringd met een cirkel van metaalgruis, roept natuurlijk ook de associatie op met de Kaäba in Mekka, het hart van de islam. Tim Mackintosh-Smith over deze trouvaille (want dat is het eigenlijk):

‘Al-Bayt al-‘Atiq, the Ancient House, to give the Ka’bah another of its names, is ancient – indeed archetypal – in more than one way. The cube is the primary building-block, and the most basic form of a built structure. And the Cube, the Ka’bah, is also Bayt Allah, the House of the One God: it was built by Abraham, the first monotheist, or in some accounts by the first man, Adam. Its site may be more ancient still: ‘According to some traditions,’ the thirteenth-century geographer Yaqut al-Hamawi wrote, ‘the first thing God created on earth was the site of the Ka’bah. He then spread out the earth from beneath this place. Thus it is the navel of the earth and the mid-point of this lower world and the mother of villages.’ The circumambulation of the pilgrims, Yaqut goes on to explain on the authority of earlier scholars, is the earthly equivalent of the angels’ circling the heavenly throne of God, seeking His pleasure after they had incurred His wrath. To this day, and beyond, the Ka’bah is a focal point of atonement and expiation; in the Qur’anic phrase, ‘a place of resort for mankind and a place of safety’.

Ahmed Mater’s Magnetism, however, gives us more than simple simulacra of that Ancient House of God. His counterpoint of square and circle, whorl and cube, of black and white, light and dark, places the primal elements of form and tone in dynamic equipoise. And there is another dynamic and harmonious opposition implicit in both magnetism and pilgrimage – that of attraction and repulsion. The Ka’bah is magnet and centrifuge: going away, going back home, is the last rite of pilgrimage. There is, too, a lexical parallel: the Arabic word for ‘to attract’, jadhaba, can also on occasion signify its opposite, ‘to repel’. (‘In Arabic, everything means itself, its opposite, and a camel,’ somebody once said; not to be taken literally, of course, although the number of self-contradictory entries in the dictionary is surprising.) And yet all this inbuilt contrariness is not so strange: ‘Without contraries,’ as William Blake explained, ‘there is no progression. Attraction and repulsion . . . are necessary to human existence.’ (http://ahmedmater.com/artwork/magnetism/fre/tim-mackintosh-smith/ )

In zijn derde thema, ‘Evolution of Man’, waarin hij weer gebruik maakt van Röntgenfoto’s,  lijkt Mater zich wat politieker uit te spreken. We zien hier een aantal lichtbakken, waarin een reeks van figuren is weergegeven, die een geleidelijke ‘evolutie’ doormaken. Lezend van rechts naar links (gebruikelijk in het Arabisch) is er te zien hoe een benzinepomp zich langzaam ontwikkelt tot een man die zichzelf door het hoofd schiet (zie onderstaande afbeelding). In de tentoonstelling van het Willem Baarsproject is overigens een kleinere versie te zien, maar daar staat deze ‘evolutie’ van links naar rechts weergegeven- meer toegerust op een Europees publiek . Hoewel de cyclus ook beide kanten opgaat; olie kan uiteindelijk de mens doden, maar als de mens zichzelf vernietigd heeft, wordt hij uiteindelijk olie (fossiele brandstof).

Ahmed Mater, Evolution of Man, installatie, Biënnale van Cairo, 2008

Ahmed al Omran, journalist en een van de bekendste Saudische bloggers (zie hier zijn site) heeft een buitengewoon interessant commentaar geschreven op deze reeks van Mater. Ik geeft het hier integraal weer (http://ahmedmater.com/artwork/evolution-of-man/responses/ahmed-al-omran/ ):

EVOLUTION OF MAN

Saudis, by and large, do not believe in the theory of evolution. Like other conservative, religious societies, Saudis have firmly rejected Darwin’s theory on the basis that human beings are perfect, state-of-the-art creations of God, not the result of some natural process. Ahmed Mater is a doctor by training. He believes in evolution. But for him, evolution does not necessarily mean survival of the fittest. Sometimes, evolution can lead to one’s demise.

Saudi Arabia, founded in 1932, was a poor country with scarce natural resources. Then in 1938 oil was discovered in its deserts, and ten years later production was up to full capacity.

Petrodollars flooded the Kingdom, transforming the face of its land and giving Saudi a great deal of leverage with the international community. Interestingly, the origin of oil is connected to the theory of evolution. Oil is derived from ancient organic matter; the remains of creatures that have not survived the planet’s biological and geological changes.

Saudi Arabia did not only use petrodollars to fuel its rapid development. Vast amounts of the same money were also used to promote and spread the Saudi ultra-conservative interpretation of Islam, also known as Wahhabism. But most Saudis reject this term because they believe they are simply practicing Islam in its purest form, and also because they think the term has been used unfairly to slander their religion and their country.

Whether they agree with the term or not probably matters little now, because some of the extremist ideas that originated in Saudi have in recent years come to shake the world with terror.

Mater’s Evolution of Man brings to my mind the boom and bust economic cycle – but with a Saudi twist. The oil money used to build the Kingdom’s cities and modernise the infrastructure was seldom used to develop minds or modernise their way of thinking. Allowing the clergy to control education and media paved the way for the rise of extremism, which eventually resulted in terrorist attacks outside and inside the country, including attempts to bomb vital Saudi oil production facilities.

What I like about Mater’s use of X-rays is how they turn everything into bare-bone structures; you can go under the skin, explore the essence behind the facade. I also like how the piece is so full of energy; the sequence, the movement, the seamlessness, the lack of a starting or end point. All of this produces a lively interaction between the viewer and the artwork.

This richness, however, does not always manage to displace some of the dark thoughts that crossed my mind when I first saw the piece. True, I am cynical and pessimistic, but I think it goes beyond that; it comes from something within the work itself.

In our hungry world, greed is a sure way to an easy self-destruction. The constant desire for more is depleting whatever is left of our limited resources, not only the material ones but our emotional reserves as well. We spend a great deal of time acquiring everything we can get our hands on. To what end? During your lifetime on earth you can only consume so much. When death comes knocking at your door, such ‘consumer’ choices become meaningless. Do you get to choose how and when you die? Would it make any difference if you did?

You can choose how and when you die if you decide to kill yourself. Suicide is strongly prohibited by Islam but this, of course, does not stop some Muslims from killing themselves, which, although religiously frowned upon, is still a personal matter.

Except that sometimes it’s not. That is, when a suicide results in the death of many others. It is tragic, but that’s the world we live in today. The communication revolution which many hoped would foster understanding between different peoples, religions and ideologies has also allowed extremists to spread their messages of hatred and violence far and wide. We can’t blame technology – it’s merely a tool that can be used for good in the same way it can be used for evil.

In the end, it’s up to us, the people. It’s up to every single one of us. We have the right to live peacefully, and that’s why it’s our duty to be responsible, not reckless. It should be our mission to build, not destroy. It’s time to take matters into our own hands and reclaim this right. We can no longer afford to live in constant, nagging fear.

So let us start changing. Let us make the right choices. Let us choose life over death, peace over conflict and hope over fear. Let us do it now.

Ahmed Al-Omran

Riyadh

February 2010

Ahmed Mater, Evolution of Man, 2008. Een versie hiervan  is te zien op de tentoonstelling in het Willem Baarsproject.

Zie hier een animatie van Maters Evolution of Man:

Evolution of Man from Prognosis Art on Vimeo

Het vierde thema van Ahmed Mater is zijn Yellow Cow reeks. Deze serie is minstens zo pregnant als de voorgaande. Mater presenteert hier een virtuele productielijn in levensmiddelen, met de slogan ‘Ideologically Free Products’. Voor dit project voerde hij ook een performance uit waarin hij een koe beschilderde met gele safraanverf, zie onderstaand clipje:

Ahmed Mater, Yellow Cow, clipje nav de performance uit 2007, zie hier de registratie van de performance

Yellow Cow bestaat verder uit een verzameling ‘reclamecampagnes’ voor ‘zuivelproducten’, zie de onderstaande afbeeldingen. Yoghurt, melk, allerlei kaasjes en roomboter, alles wordt aangeprezen in de stijl van de smeerkaasjes van ‘La Vache qui Rit’,  Zie het bijbehorende logo, waar alleen de traditionele koebel is vervangen door een oorringetje met een klein klokje (wellicht als een alternatief voor het beruchte gele oormerk?). In de monografie van Mater (Stephen Stapleton (ed.), Ahmed Mater, Booth-Clibborn Productions, Abha/London 2010 ) zijn overigens ook een paar stickervellen toegevoegd, met echte reclamestickers.

     

http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2008/ahmed_mater/photos/09

Aarnout Helb van het Greenbox Museum voor hedendaagse Saudische kunst in Amsterdam legt mijns inziens terecht een verband met het Gouden Kalf, een Bijbels gegeven dat ook op meer plaatsen in de Koran voorkomt, zoals bijvoorbeeld in Koran 7:148 (zie op http://www.bijbelenkoran.nl/verhaal.php?lIntEntityId=10 ). Helb:

‘Ahmed Mater has made a rich work of art; a non-commercial dairy shop full of real ideas that may help sustain humanity for a century as much as yoghurt, milk, butter and cheese do for a day. Yellow Cow products (2007) came to my attention in the Netherlands while I was reading the Qur’an in search of something that might relate to the visual arts. The story that first caught my attention was about this odd-coloured cow which God instructed Moses’ people to sacrifice. The story acknowledges this simple fact: humans, whether they live in the vicinity of Mecca or in Amsterdam, have eyes as well as ears and may take pleasure in what they see—even attach themselves to a pleasantly-coloured cow or a handsome car—but in the end, they will have an overriding wish to dwell in the company of truth.

Ahmed believes the people in this story were a bit slow finding the truth. It took them a while to decide on sacrifice, and they asked too many questions about the cow, increasing their demands on God as we increase our demands on the material world in consumer societies. But I wonder, were the people demanding to know more so different from a doctor in search of evidence for a true diagnosis?

Not all art is about truth. Yellow Cow products is. Ahmed Mater is. His relationship with truth will be attributed by some to his profession as a medical doctor practicing ‘evidence-based medicine’ and to his heritage as a Muslim. But he might have just been one of those boys who flip stories around to see if their mirror image reflects the truth as well. And smiles

So, I understand Ahmed took a childhood story from his mosque and renewed it, gave it attention anew by wondering what would have happened if the cow had not been sacrificed. From the artwork we can assume the cow would have lived on to become a range of consumer products. By choosing to be a change-manager in a dairy shop, Ahmed
turns the ‘arrogant’ consumer products industry to his advantage by reminding us of the original story. For this he returned to the farm with a bucket of paint, bringing a real yellow cow to life and to the imagination. This is a magnificent act of love allowed only to artists: painting your own evidence in support of the truth’. (http://ahmedmater.com/artwork/yellow-cow/responses/aarnout-helb-greenbox-museum/ )

Tot zover de vier thema’s waarmee Ahmed Mater de laatste jaren heeft gewerkt. Sinds vrij recent zijn er een aantal bijgekomen. Ik wil er hier twee aanstippen. Het gaat hier om oa werk dat hij presenteerde op de Biënnale van Venetië van dit jaar, in de tentoonstelling A Future of a Promise.

Allereerst presenteerde hij daar de Cowboycode. Ik geef hier de tekst weer:

1.A cowboy never takes unfair advantage – even of an enemy.
2.A cowboy never betrays a trust. He never goes back on his word.
3.A cowboy always tells the truth.
4.A cowboy is kind and gentle to small children, old folks, and animals.
5.A cowboy is free from racial and religious intolerances.
6.A cowboy is always helpful when someone is in trouble.
7.A cowboy is always a good worker.
8.A cowboy respects womanhood, his parents and his nation’s laws.
9.A cowboy is clean about his person in thought, word, and deed.
10.A cowboy is a Patriot

Natuurlijk verwijst dit werk naar de ‘Amerikaanse waarden’ die de Verenigde Staten wereldwijd beweren uit te dragen (of op te leggen), zeker in het Midden Oosten. Alleen, als je het zo bij elkaar ziet is het bijna zo lachewekkend, dat de hypocrisie van deze ‘Amerikaanse waarden’ wordt doorgeprikt.

Ahmed Mater, The Cowboy Code, op ‘The Future of a Promise’, Biënnale van Venetië, 2011 (foto Floris Schreve)

Op zowel The Future of a Promise, als op de tentoonstelling in het Willem Baars Project toont Mater een van zijn ‘antenna’s’ (zie onderstaande afbeelding). Mater in een statement over zijn ‘antennes’:

Antenna is a symbol and a metaphor for growing

up in Saudi Arabia. As children, we used to climb

up to the roofs of our houses and hold these

television antennas up to the sky.

We were trying to catch a signal from beyond the

nearby border with Yemen or Sudan; searching –

like so many of my generation in Saudi –

for music, for poetry, for a glimpse of a different

kind of life. I think this work can symbolise the

whole Arab world right now… searching for a

different kind of life through other stories and

other voices. This story says a lot about my life

and my art; I catch art from the story of my life,

I don’t know any other way.

Ahmed Mater

Ahmed Mater, Antenna, op ‘The Future of a Promise’, Biënnale van Venetië, 2011 (foto Floris Schreve)

Tot zover deze bespreking van het werk van Ahmed Mater. De tentoonstelling in Amsterdam, samengesteld door Robert Kluijver, met werk van Rana Begum, Abdulnasser Gharem, Susan Hefuna,  Nedim Kufi , Ahmed Mater en Shahzia Sikander wil ik van harte aanbevelen. Te zien tot 30 juli, Willem Baarsproject, Hoogte Kadijk 15 hs (zie voor info de website http://www.baarsprojects.com/index.html )

 

Floris Schreve

 فلوريس سحرافا

 

.

De antenne van Ahmed Mater op de tentoonstelling. Daarachter het werk van Nedim Kufi. Links werk van Rana Begum en rechts van Abdulnasser Gharem (foto Floris Schreve)

Ahmed Mater, Evolution of Man en Yellow Cow (foto Floris Schreve)

Beknopt literatuuroverzicht en andere bronnen:

literatuur over (oa.) Nedim Kufi:

  • Saeb Eigner, Art of the Middle East; modern and contemporary art of the Arab World and Iran, Merrell, Londen/New York, 2010
  • Maysaloun Faraj (ed.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art, Saqi Books, Londen, 2002 (zie hier een presentatie van de Strokes of Genius exhibition)
  • Robert Kluijver, Borders; contemporary Middle Eastern art and discourse, Gemak, The Hague, October 2007/ January 2009

Internet:

Op dit Blog:

literatuur over (oa.) Ahmed Mater:

  • Antony Downey & Lina Lazaar (ed.), The Future of a Promise, published on the occasion of the 54th International Art Exhibition-La Biennale di Venezia, Ibraaz Publishing, Tunis, 2011.
  • Stephen Stapleton (ed.), with contributions of Venetia Porter, Ashraf Fayadh, Aarnout Helb, ao, Ahmed Mater, Booth-Clibborn Productions, Abha/London 2010
  • Stephen Stapleton (ed.), with contributions of Lulwah al-Homoud, Ahmed Mater al-Ziad Aseeri, Abdulnasser Gharem & Venitia Porter, Edge of Arabia; contemporary art of Saudi Arabia, Offscreen Education Programme, London, 2008

Internet:

Op dit Blog:

Iraakse kunstenaars in ballingschap (verschenen in Zemzem, tijdschrift over het Midden-Oosten en islam, 2006, nr. 2) – الفنانين العراقيين في المنفى

Mijn artikel, zoals het is gepubliceerd in Zemzem, met een enkele aanvulling, twee extra afbeeldingen, een aantal weblinks en een uitgebreide literatuurlijst. Dit artikel verscheen in het themanummer ‘Nederland en Irak’. Het nummer bevatte onder meer artikelen van Mariwan Kanie (politicoloog), al-Galidi (dichter), Anneke van Ammelrooy (journaliste in Bagdad en echtgenote van de Iraakse journalist en hoofdredacteur Ismael Zayer), interviews met voormalig minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel, Joost Hiltermann (van Human Rights Watch), Fuad Hussein (politicoloog), Isam al-Khafaji (hoogleraar economie, naar Nederland uitgeweken), maar ook bijdragen over poëzie (Dineke Huizenga), muziek (Neil van der Linden) en mijn onderstaande bijdrage over beeldende kunst.

De Iraakse kunst gedijt ook in ballingschap 

الفنانين العراقيين في المنفى في هولندا

Er wonen zo’n tachtig Iraakse beeldende kunstenaars in Nederland. Hoewel dit aantal spectaculair hoog is, weten maar weinig Nederlanders van hun bestaan.1 De meeste kunstenaars hebben nog niet hun weg gevonden naar de Nederlandse culturele instellingen, en de instellingen nog niet naar hen. Hier zijn tenminste twee redenen voor. In de eerste plaats zijn de meeste kunstenaars in de jaren negentig als politiek vluchteling naar ons land gekomen. Na de vaak lange asielprocedures hebben zij weer van voren af aan af aan moeten beginnen met het opbouwen van een reputatie en een netwerk, in een volstrekt onbekende omgeving. De tweede oorzaak is dat in Nederland het begrip ‘Irak’ vooral wordt geassocieerd met ‘oorlog’, ‘olie’ en ‘dictatuur’. Als dan toch het woord beeldende kunst valt denkt men in regel meteen aan de talloze portretten en standbeelden van Saddam Hoessein. Het besef dat Irak in op zijn minst een groots cultureel verleden heeft drong voor een kort moment door bij een breder publiek, in de grimmige context van de plundering van het Nationaal Museum in Bagdad (april 2003). Dat ook de modernistische en hedendaagse kunst en cultuur van Irak zeer de moeite waard zijn, is vooralsnog onderbelicht gebleven.

Dit laatste is geheel ten onrechte. In de loop van de twintigste eeuw ontwikkelde er zich in Irak een van de meest interessante kunstbewegingen van het islamitische Midden Oosten. De grondlegger van de Iraakse modernistische kunst was Jewad Selim (1921-1961) . In de jaren veertig studeerde hij in Italië, Frankrijk en Engeland, onder meer bij Henry Moore. Teruggekeerd in zijn vaderland koesterde hij het ambitieuze doel om een Irakese moderne kunstscene op te zetten.

Cultureel erfgoed

Vanaf eind jaren veertig ontstond er onder zijn leiding een van de meest vooruitstrevende en originele avant-gardegroeperingen van de Arabische wereld en het Midden Oosten, waarvan de invloed tot op de dag van vandaag voortduurt. Jewad Selim en zijn ‘Bagdadgroep voor moderne kunst’ hadden twee belangrijke idealen voor ogen. In de eerste plaats wilden zij een radicaal modernisme introduceren, om Irak een aansluiting te geven bij de artistieke voorhoede van de twintigste eeuw. In die zin verschilde dit niet wezenlijk van bijvoorbeeld de revolutionaire ambities van de inmiddels beroemde Mexicaanse schilders als Diego Rivera en José Clemente Orozco uit dezelfde tijd. Aan de andere kant verwezen Jewad Selim en zijn geestverwanten bewust naar het rijke culturele verleden van Irak, zoals Mesopotamië, maar ook de grote tijd van het Abassidische Kalifaat (van onder andere Haroun al-Rashid). Dit om het Irakese volk een nieuw sterk nationaal zelfbeeld te geven, na de eeuwenlange Osmaanse overheersing. Centraal in zijn werk stond het begrip turath, dat het beste uit het Arabisch te vertalen is als ‘cultureel erfgoed’. Veelal baseerde Selim zich op de beeldtaal van de oude Sumerische beschaving, zoals het hier getoonde voorbeeld duidelijk laat zien. Een opmerkelijk detail zijn de proportioneel grote ogen, een element dat duidelijk ontleent is aan de manier waarop in deze oude cultuur het menselijk gelaat werd weergegeven.2 ( vergelijk met dit voorbeeld)

616950055_5_wKCy[1]

Jewad Selim, Children playing, olieverf op doek, 1953-54 (bron:www.enana.com)

Antikoloniaal

Vanaf het eind van de Eerste Wereldoorlog was Irak een monarchie, maar werd achter de schermen min of meer koloniaal bestuurd door de Britten. Hoewel voor de huidige westerse kijker tamelijk onschuldig ogend, droegen Jewad Selim en zijn geestverwanten een felle antikoloniale boodschap uit, die qua intentie overigens weinig verschilde van de avant-gardistische kunst uit andere (voormalig) gekoloniseerde landen.

355753622_6_eAH9[1]

Shakir Hassan Al Sa’id, writings on a wall, acryl op doek, 1977. Bron: Mohamed Métalsi, Croisement des Signes, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989. Zie ook dit interessante artikel van Nada Shabout (van de University of North-Texas), Shakir Hassan Al Said A Journey towards the One-dimension, over deze, voor de moderne kunst van de hele Arabische en islamitische wereld, zeer invloedrijke kunstenaar: http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2008/shakir_hassan_al_said

616966529_5_lE4Y[1]

Dhia Azzawi, zonder titel, olieverf op doek, 1985. Bron: Brahim Alaoui, Mohamed Métalsi, Quatre Peintres Arabe Première ; Azzaoui, El Kamel, Kacimi, Marwan, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989

In 1958 kwam de lang verwachte revolutie. De kunstenaars van de Bagdadgroep stonden aanvankelijk op de barricaden en Jewad Selim ontwierp zelfs het grote Vrijheidsmonument, na zijn dood voltooid in 1962, thans nog een van de belangrijkste en meest gekoesterde monumenten van Bagdad. De revolutie zou echter een heel ander karakter krijgen. Gedurende de jaren zestig volgde de ene na de andere militaire junta elkaar op. In 1968 leidde dit tot de staatsgreep van de Ba’thpartij, die tot voor kort aan macht was ( de ideologie van de Ba‘th, dat in het Arabisch herrijzenis betekent, kan worden gezien als de Arabische variant van het Europese fascisme. Het gaat hier om een seculiere, ultrarechtse nationalistische stroming. De oprichter en ideoloog van de Ba’thpartij, de christelijke Syriër Michel Aflaq (1910-1989), had zich, na zijn studie aan de Sorbonne in Parijs in de jaren dertig, in hoge mate laten inspireren door het gedachtegoed van Hitler en Mussolini 3) . Irak maakte een evolutie door van een koloniaal overheerst land naar een militaire dictatuur, werd vervolgens een eenpartijstaat, om te culmineren in een eenpersoonsstaat, na het aantreden van Saddam Hoessein in 1979.

617919487_5_1fGo[1]

Jewad Selim, Nasb al Hurriyya (Freedom Monument), 1958-1961. Monument ter gelegenheid van de Iraakse onafhankelijkheids- revolutie. De revolutie maakte een einde aan de monarchie en de Britse dominantie, maar was het begin van een reeks militaire dictaturen, totdat Irak een totalitaire eenpartijstaat werd onder de Ba’thpartij

Kentering

Ondanks deze turbulente ontwikkelingen, maakte de Irakese moderne kunst in de eerste twee decennia van de Republiek een grote bloeiperiode door. Kunstenaars als Shakir Hassan al-Said (1926-2004) en Dhia Azzawi (1939) waren toonaangevend en van grote invloed in het hele Midden Oosten en de Arabische wereld. Belangrijk waren ook de, later door het regime van Saddam Hoessein minder gewaardeerde Mohammed Muhreddin en de zelfs vermoorde kunstenaars Shams Eddine Faris en Ibrahim Zayer.4

Vanaf midden jaren zeventig kwam de geleidelijke kentering. Kunstenaars moesten bijvoorbeeld verplicht lid worden van de Ba’thpartij. Ook werd er steeds meer van ze gevraagd om bij te dragen aan de verheerlijking van de ‘17 juli revolutie’, de machtsgreep van de Ba’thpartij in 1968. Deze ontwikkeling nam ongekende vormen aan toen Saddam Hoessein alle macht naar zich toe trok, zijn concurrenten elimineerde en zich stortte in de heilloze oorlog met Iran. Bagdad veranderde van aanzien; er moest een nieuwe revolutionaire stad ontstaan voor de nieuwe revolutionaire mens, gedomineerd door groteske monumenten. Het hoogtepunt (of dieptepunt) van deze ontwikkeling culmineerde in de kolossale overwinningsboog, het monument van de gekruiste zwaarden, voltooid in 1989. De immense armen die de zwaarden vasthouden, zijn uitvergrote afgietsels van de eigen armen van de dictator, tot in de kleinste details. Deze buitenproportionele en bizarre ‘ready made’ domineert nog steeds het stadsbeeld. Hoewel uitgevoerd door de prominente beeldhouwers Khalid al-Rahal en Mohammed Ghani Hikmet, werd dit ‘object’ ontworpen door Saddam zelf. ‘Neurenberg en Las Vegas in een’, schreef Kanan Makiya, Iraks bekendste dissidente schrijver, over deze creatie.5 Zie voor meer dit fragment van de vroegere Iraakse staatstelevisie, hoe Saddam zich laat toejuichen door een stoet van veteranen, marcherend of in rolstoel onder de Victory Arch paraderend.

300969274_5_W55z[1]

Saddam Hoessein (uitvoering Khalid Al Rahal en Mohammed Ghani Hikmet), The Victory Arch, 1989. Bron: Samir al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument; Art, Vulgarity and Responsibility in Iraq, André Deutsch, Londen, 1991

Ook het culturele erfgoed van Irak was niet veilig in de handen van het Ba’thregime. Saddam besloot zelfs om het historische Babylon te reconstrueren en te herbouwen, geheel in zijn stijl. Op het herrezen paleis van Nebukadnezar prijkt tegenwoordig het portret van de Iraakse dictator. Het omgekeerde van Jewad Selims toepassing van de notie van ‘turath’.

617117944_5_dPj-[1]

Babylon (Babil, al-Hilla, Irak), het nieuwe ‘gereconstueerde’ paleis van Nebukhadnezar, met Saddam als ‘nieuwe heerser’ van Mesopotamië aangebracht in reliëf.

Vanaf deze tijd werden er steeds meer kunstenaars opgeleid aan de kunstacademie van Bagdad. Binnen tien jaar verachtvoudigde het aantal studenten (en dit is nog een voorzichtige schatting). Het doel was echter om zoveel mogelijk ‘propagandakunstenaars’ op te leiden. Ieder die weet hoeveel portretten en standbeelden van Saddam er in de loop der tijd zijn gemaakt, kan zich enigszins voorstellen wat voor legioen kunstenaars er nodig was om dit alles te kunnen produceren. Het was trouwens niet zo dat de modernistische of abstracte kunst geheel verboden werd, zolang deze maar niet kritisch was naar het regime. Zelfs in de meest donkere periode hebben docenten aan de kunstacademie ervoor gevochten om hun studenten toch een goede opleiding te geven en bleven kunstenaars in hun eigen stijl door werken, al zat het tij nog zo tegen. Hier zijn talloze voorbeelden van. Wel werd de ooit zo rijke experimentele Iraakse kunst steeds verder in de marges gedrukt.

Overigens was het niet zo dat kunstenaars echt gedwongen werden om propaganda-materiaal voor Saddam of de Ba’thpartij te produceren. Het zat iets subtieler in elkaar. Het waren wel klussen die je niet kon weigeren. En om carrierre te maken was enige loyaliteit aan het heersende systeem wel noodzakelijk. En disloyaliteit deed je snel op een zwarte lijst belanden. Dat was in het Irak van de Ba’thpartij al gevaarlijk genoeg.6

Berucht waren de grote massa-exposities van soms meer dan tweehonderd deelnemers. Deze vonden vaak plaats gedurende ‘Pan-Arabische’ culturele manifestaties, waar Irak zich trachtte te profileren als het gidsland van de Arabische wereld. Voor de massatentoonstellingen werd van de kunstenaars gevraagd twee werken in te zenden: een vrij werk en een portret van Saddam Hoessein.7 Dus hoewel de moderne kunstraditie, begonnen met Jewad Selim en de zijnen, bleef voortbestaan, werden de kunsten steeds meer ingekapseld in de propagandamachine van de Ba’thpartij.

Voor een werkelijk vrije expressie zagen vele kunstenaars zich genoodzaakt om in ballingschap te gaan. Ook waren er veel kunstenaars politiek actief, met name in de illegale oppositie ter linkerzijde, waar de Ba’thpartij uitermate vijandig tegenover stond. Om deze reden zijn er zoveel Irakese kunstenaars in Nederland terecht gekomen, hoewel dit ook voor een aantal andere Europese landen geldt, met name Italië en Oostenrijk, waar in het laatste geval vooral veel Koerdische kunstenaars hun toevlucht hebben gezocht. Maar ook Frankrijk, Engeland, Zweden, Finland, Spanje en Zwitserland kennen een aanzienlijke populatie Irakese beeldende kunstenaars, waaronder zeker een aantal grote prominenten.8

Ballingschap betekent echter wel eenzaamheid en isolement, in een land vol onbegrip en onwetendheid. Het heeft van deze kunstenaars enorm veel wilskracht gevergd om de oorspronkelijke individualistische traditie van de Irakese moderne kunst voort te zetten en om zich bovendien verder te ontwikkelen in een nieuwe omgeving. De vier te bespreken kunstenaars zijn hier goed in geslaagd. ‘Het gevecht zit in mij’, verklaarde Aras Kareem al in 1995, toen hij nog maar voor twee jaar in Nederland was.9

Alsaedy

Een kunstenaar die steeds meer aan de weg timmert is Qassim Alsaedy. Alsaedy (Bagdad, 1949) studeerde begin jaren zeventig onder Kadhim Haider, Shakir Hassan Al Sa’id en Mahmud Sabri. Tijdens zijn studententijd werd hij gearresteerd en zat hij negen maanden in Al Qasr an-Nihayyah, het ‘paleis van het Einde’. Nadat hij onverwacht was vrijgeglaten week hij uit naar naar Libanon. Qassim Alsaedy was een van de weinige Irakezen van Arabische afkomst die besloot om in de jaren tachtig terug te keren naar zijn vaderland, om zich aan te sluiten bij het Koerdische verzet in Noord Irak. Naast dat hij daar als guerrillastrijder actief was, was hij ook werkzaam als kunstenaar. Hij organiseerde zelfs exposities in tenten, om zijn medestrijders en de gevluchte dorpelingen iets mee te geven, namelijk hoop. Qassim Alsaedy schilderde vele doeken in Nederland om de recente geschiedenis van zijn land te verwerken. Overigens gaat zijn zwerftocht door allerlei dictatoriale landen van het Midden Oosten nog iets verder. Nadat hij de zogenaamde ‘Anfal-operaties’ (de beruchte genocide campagne op de Koerden) zelf had meegemaakt, week hij in 1988 uit naar Libië. Voor zeven jaar lang was hij docent aan de kunstacademie van Tripoli. Uiteindelijk werd hem ook de opdracht gegeven om propaganda te produceren voor het Libische regime. Qassim Alsaedy, die de terreur van Saddam Hoessein al had overleefd, weigerde om propaganda te produceren voor Kadaffi. Zodoende is hij in 1994 naar Nederland gevlucht.

Over het werk van Qassim Alsaedy valt veel te vertellen. Zijn totale oeuvre kan ik niet in dit kader compleet omschrijven. Wel is het een kunstenaar die een diepgaand filosofisch idee heeft over zijn vaderland, zijn ballingschap en wat voor culturele bagage hij met zich meedraagt. Hij heeft dit in vele geschilderde werken geuit, maar ik zal me beperken tot zijn multimedia werk.. Qassim Alsaedy is zeker tijdens de weken van de afgelopen Irak-oorlog heel actief aan het schilderen geslagen. Zijn abstracte werken, uit deze drie weken, die zonder uitzondering, allen lichtgekleurd zijn, bewijzen dit zonder meer. In een eerder verband heb ik het werk van Qassim Alsaedy vergeleken met het werk van de Nederlandse kunstenaar Armando. Armando maakte een aantal indrukwekkende werken, rond het gegeven ‘schuldig landschap’. In feite gaat Qassim

boven en onder: Qassim Alsaedy, Last Summer in Baghdad,(details van een installatie) gemengde technieken op paneel, 2003 (Bron: collectie van de kunstenaar). Zie voor meer http://qassim-alsaedy.com/.

Alsaedy van hetzelfde thema uit, maar komt hij tot een fundamenteel andere visie. Terwijl Armando in zijn ‘schuldige landschappen’ ervan uitgaat dat het kwaad zijn definitieve stempel heeft gedrukt op een specifieke plek, laat Qassim Alsaedy zien (een kunstenaar die geleefd heeft in het meest ‘schuldige landschap’ dat er maar te bedenken is, zie de chemisch verbrande velden van Koerdistan) dat uiteindelijk de tijd het litteken van het verleden zal wegnemen.

Het hier getoonde voorbeeld toont twee kleine paneeltjes uit zijn installatie Last Summer in Baghdad. Alsaedy baseerde zich in dit werk op zijn laatste bezoek aan Bagdad in de zomer van 2003. Nav zijn bezoek maakte hij ook een reportage voor de VPRO over het artistieke klimaat in Irak, kort na de Amerikaanse invasie en de val van het regime. Alsaedy: “I saw a city of destruction and a city of hope. It was also a city of terror and a city of new life”.10

Kareem

Een andere kunstenaar die in Nederland steeds sterker van zich doet spreken is Aras Kareem (Suleimanya, Koerdistan, 1961). Aras Kareem studeerde aan het kunstinstituut van zijn geboortestad. In 1991 was hij actief in de Koerdische opstand na de golfoorlog, die door het regime in Bagdad met veel geweld werd neergeslagen. Aras moest voor een tijd lang onderduiken. Uiteindelijk lukte het hem om in 1993, met zijn vrouw en twee kinderen naar Nederland te vluchten. Tegenwoordig woont en werkt hij in Amsterdam.

636918231_5_TJMP[1]

Aras Kareem, Zonder titel, koffie en inkt op papier, 1995 (bron: http://aidanederland.nl/, zie ook www.araskareem.com)

In het werk van Aras Kareem staat altijd de mens centraal en zijn verhouding tot de omgeving. De ene keer zijn zijn doeken zeer uitbundig, waarin vooral intense roden sterk domineren, de andere keer is zijn werk sober en ingetogen, waarin donkere kleuren overheersen. Aras Kareem in een statement over zijn werk: “Gezichtsuitdrukkingen zijn de kern van mijn werk. De mens en zijn motieven staan centraal. In mijn visie is het leven een cirkel waarbinnen mensen zich bewegen. Beweging is creatief. Ik wil de beweegredenen opsporen die mij, bewust of onbewust, aansturen. Wat beweegt mij, wat beweegt de ander? Ik vind mijzelf geen estheticus. Schoonheid in de pure betekenis interesseert mij niet. Ik zoek een antwoord op de tegenpolen die ik ervaar. Mij intrigeert het contrast dat ik onderscheid. Zoals ik dat contrast beleef. Ik wil geen slachtoffer zijn van mijn eigen denkprocessen. Ik wil uitzoeken wat mijn geest verkent en uitdrukken in mijn werk”.11

Haider

Een Iraakse kunstenaar die een heel bijzondere en eigen beeldtaal heeft ontwikkeld is Ziad Haider (Amara, 1954), helaas recent overleden (Amsterdam, 2006), ook voor de Iraakse kunsten in Nederland een groot verlies. Naast een goed kunstenaar, was zijn huis altijd een belangrijk trefpunt van Iraakse kunstenaars, musici en dichters. Ziad was ook de belangrijkste initiatiefnemer voor het organiseren van het festival ‘Iraakse kunsten in Amsterdam’, in 2004, waar de beeldende kunst, literatuur en de podiumkunsten van in Nederland verblijvende Iraki’s centraal stond.

Ziad Haider, opgeleid door Kadhim Haider (overigens geen familie) en Mohammed Mohreddin, ontwikkelde in Irak al een radicale abstracte en experimentele stijl, zeker gestimuleerd door de laatste. Hoewel hij een succesvol kunstenaar was (zo heeft het zogenaamde ‘Saddam-Artcentre’, het vroegere museum voor moderne kunst in Bagdad, vijf grote abstracte doeken van hem in de collectie, waarschijnlijk weggestopt in de depots of erger), heeft het noodlot deze talentvolle kunstenaar danig in de weg gezeten. Zo moest hij dienen als soldaat in de Irak/Iran oorlog en werd hij later naar Koeweit gestuurd., zinloze oorlogen, die hij diep verafschuwde. De emoties werden hem uiteindelijk teveel, toen hij, met verlof uit het leger in Bagdad over een portret van Saddam Hoessein plaste. Iemand moet dit hebben gezien, want de dag erna werd hij opgepakt. Voor vijf jaar zat hij vast in de beruchte Abu Ghraib gevangenis. Toen hij werd overgeplaatst naar een gevangenenkamp in de westelijke woestijn van Irak, wist hij met een groep medegevangenen te ontsnappen. Hij was uiteindelijk de enige die levend de Syrische grens haalde. Via Damascus en later Amman vluchtte hij naar Nederland.

Ziad Haider, Zonder titel, acryl op doek, 2004. (bron: collectie Paula Vermeulen, zie ook http://www.ziadhaider.net/home.php)

In Nederland heeft Ziad Haider een stijl ontwikkeld, die getuigt van een zeer persoonlijke expressie. Naast dat hij hier als portretschilder actief is (om in zijn eigen onderhoud te voorzien), heeft hij hier een flink aantal abstracte werken geproduceerd, die getuigen van een grote artisticiteit. Zijn kracht ligt vooral in zijn technische beheersing van zijn materiaal, waardoor hij tot zeer sterke werken komt. De abstracte schilderijen van Ziad Haider tonen vormen die soms doen denken aan vloeiend metaal. Vanwege deze techniek is hij soms wel eens vergeleken met Robert Rauschenberg. Het gaat hier echter om een verwerking van wat hij zelf gezien heeft, aan het front van de Irak/Iran oorlog en de bezetting van Koeweit. Op deze laatste gebeurtenis is een van zijn laatste grote werken gebaseerd. Haider putte uit zijn herinneringen aan het beruchte bloedbad van de Mutla Range, toen de terugtrekkende Iraakse troepen werden gebombardeerd door de Amerikanen. Deze gebeurtenis vormde feitelijk het startsein voor de ‘Grote Intifadah’ tegen het regime van Saddam.12 Ook verwijst dit werk naar Haiders indrukken, toen hij begin 2004 weer een eerste bezoek aan Irak bracht. Hoewel de compositie zeer gedegen is opgebouwd toont het ons de totale chaos en destructie. De door het tralievenster zichtbare vormen doen denken aan de rokende puinhopen van een verwoeste stad.

Ali Assaf, Feet of Sand (an immigrant’s prayer), foto nav. de performance, Rome, 1997 (bron: collectie van de kunstenaar). Zie verder http://www.aliassaf.com/index.html. Zie ook dit filmpje op youtube, of deze site (Arabisch).

Assaf

Ook buiten Nederland zijn er veel Iraakse kunstenaars actief, zoals, naast de meeste landen in het Midden Oosten, in Engeland, Zweden, Finland, Zwitserland en Italië. Een van de meest voorbeelden is de in Rome werkzame kunstenaar Ali Assaf (Basra 1950). Assafs complexe en meerduidige oeuvre bestaat uit installaties, performances en video’s. Zijn werk is vaak sterk provocerend van aard, politiek maar zeker ook persoonlijk en poëtisch. Wat uit al zijn werk blijkt,

is een scherp inzicht in de werking van archetypische beelden en materialen, die sterk associatieve reacties oproepen Over de politieke lading van zijn werk schrijft hij zelf onder meer: “For me the art which I have done, and which I think to do, it will be uncompleted if the following elements are not available: Signification: the new presentation of the contemporary subjective world of violence and wars between the people in more than fourty countries, the complication of the tough exile, searching about identity, the increasing number of the immigration from the south to the north, killing the innocent people by fundamentalism, the unbelievable increase of the global population and the social and natural disasters what comes as a consequence, and lastly there is more than three million people infected with HIV and so on, and so on further”.13

Met name het element ‘subjective world’ speelt in het werk van Assaf een belangrijke rol. In een van zijn meest indrukwekkende performances, Feet of Sand uit 1996 (zie afb. 18), zijn een aantal etalagepoppen in chador opgesteld, voor de westerse kijker direct associatief verbonden met de islamitische revolutie van 1979 in Iran. Toch zorgt een kunstmatige wind ervoor dat deze zwarte jurken omhoog geblazen worden (een soort ‘Marylin Monroe effect’ uit Some like it hot). Dan blijkt dat deze vrouwen zijn voorzien van erotische netkousen en glimmend rode hakken, voor de westerse kijker een vreemde contradictie. Over dit werk valt overigens nog veel meer te vertellen, zo rijk is het aan verborgen symbolische elementen en associaties.

De toekomst van Irak is uiterst onzeker. Dat ook hier weer kunstenaars op hebben gereageerd spreekt eigenlijk vanzelf. Zie bijvoorbeeld dit project van Wafaa Bilal in de VS. Wat dat betreft weinig reden tot optimisme. Toch kan er gezegd worden dat vele Iraakse kunstenaars in ballingschap in Nederland en elders geleidelijk aan hun plek hebben veroverd.

Floris Schreve

فلوريس سحرافا

(أمستردام، هولندا)

Voor een meer uitgebreide beschouwing verwijs ik naar mijn artikel uit Leidschrift, het blad van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Leiden, http://www.leidschrift.nl/artikelen/jaargang17/17-3/06%20SCHREVE.pdf, of een bewerking van dit artikel op de site van AIDA (Association Internationale de Défense des Artistes), voor gevluchte kunstenaars.

Zie op dit blog ook Denkend aan Bagdad, het Interview met Qassim Alsaedy, Historisch overzicht Irak en links naar artikelen en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld.

update 2011: zie hier de uitgebreide bijdragen over Qassim Alsaedy, Aras Kareem, Ziad Haider en (oa) Ali Assaf. Andere Iraakse kunstenaars in Nederlandse ballingschap die op dit blog uitgebreid besproken worden zijn Hoshyar Rasheed en Nedim Kufi. Meer over kunst uit de Arabische wereld en de Arabische diapora (waaronder ook Iraakse kunstenaars, zoals Wafaa Bilal), zie Modern and Contemporary Art of the Middle East and North Africa. Zie hier meer over de terugkeer van van Irak op de Biënnale van Venetië in 2011, met aandacht voor, naast Ali Assaf (Rome),  Adel Abidin (Helsinki), Ahmed Alsoudani (New York), Azad Nanakeli (Florence), Halim Al Karim (Denver) en Walid Siti (Londen). Op mijn engelstalige blog On global/Local Art zijn ook een paar bijdragen verschenen over hedendaagse Iraakse kunst, zie hier

Toevoeging 2014: Wafaa Bilal

In 2007 startte de in Irak geboren Amerikaanse kunstenaar Wafaa Bilal (Najaf, 1966) een opzienbarend project. In de Flatfile Gallery in Chicago sloot de kunstenaar zich voor dertig dagen op, permanent in het zicht van een webcam. In zijn leefruimte, naast voorzien van een tafel en bed, bevond zich ook een paintball kanon, dat op afstand te bedienen was. Via de webcam konden bezoekers van een site het paintball kanon op de kunstenaar richten en eventueel een verfkogel op hem afvuren. Ook konden ze wat in het gastenboek schrijven.

Bij Wafaa Bilal zijn zijn kunst en zijn levensgeschiedenis onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bilal studeerde kunst en geografie aan de Universiteit van Bagdad, maar werd weggestuurd vanwege de vermeende disloyaliteit aan het regime van een familielid.

Tijdens de Golfoorlog van 1991, toen het Iraakse leger, na de Amerikaanse bombardementen, halsoverkop Koeweit ontvluchtte, brak er in het zuiden van Irak een grote volksopstand uit tegen het regime. Het terugtrekkende reguliere leger (dat grotendeels uit dienstplichtigen bestond) en de overwegend Sjiitische bevolking kwam massaal in opstand. De meeste steden in het zuiden ontdeden zich met veel geweld van het regeringsgetrouwe gezag. Voor korte tijd was ook Najaf, waar Bilal zich op dat moment bevond, in handen van de opstandelingen. Het aan Bagdad loyale leger sloeg echter keihard terug en richtte in het zuiden een immense slachting aan, onder het oog van de Amerikaanse troepen, die slechts toekeken en niet ingrepen. Wel hielp het Amerikaanse leger grote groepen vluchtelingen ontkomen, waaronder Bilal. Zij werden door de Amerikanen naar Saudi Arabië gebracht, alwaar de autoriteiten hen gevangen hielden in de beruchte kampen Rafha en Al-Thawira. De Iraakse vluchtelingen werden behandeld als gevangenen, moesten slavenarbeid verrichten voor de Saudi’s en in enkel gevallen werden ze ook verkocht aan de Iraakse autoriteiten. De in Nederland wonende Iraaakse schrijver Mowaffk al-Sawad, die een zelfde soort geschiedenis heeft, heeft in zijn ‘Stemmen onder de Zon’ (de Passage, Groningen, 2002) uitgebreid getuigenis gedaan van deze gebeurtenissen.

Na jaren werden deze ‘gevangenen’ door de VN ‘ontdekt’ en ‘bevrijd’. De UNHCR verdeelde deze vluchtelingen over verschillende landen en op die manier kwam Wafaa Bilal in de Verenigde Staten terecht. Daar vervolgde hij zijn opleiding aan de Universiteit van Albuquerque (New Mexico) en vervolgens het Art Institute van Chicago, waar hij later docent werd.

Bilals werk bestaat vooral uit performances en multimedia projecten, waar bij hij voortdurend de grenzen opzoekt. Maar ook maakt hij gebruik van andere media, zoals computergames. Zie bijvoorbeeld zijn Virtual Jihadi, waarin hij gebruik maakte van een gehackte computergame ‘Shoot Saddam’ en was omgedoopt tot ‘Quest for Bush’, waarin de rollen werden omgedraaid. Bilal manipuleerde weer de gehackte game Quest for Bush waarin hij een vrituele Jihadstrijder opvoert. Bilal speelt hier vooral een spel met stereotype beelden en stelt vragen over de oorlogspropaganda, die door verschillende partijen in ‘the War on Terror’ wordt bedreven.

Wafaa Bilal (Iraq, US), from his project ‘Domestic Tension’, 2007 (see for more http://wafaabilal.com/html/domesticTension.html )

Domestic Tension (2007) is een verwerking van zijn beleving van de invasie in Irak in 2003. Naast dat het regime van Saddam Hussein omver werd geworpen werd het land in een totale chaotische oorlogssituatie gestort, waarn geen einde kwam. De Amerikanen, die ook onder valse voorwendselen Irak waren binnengevallen, bleken totaal niet in staat om een constructieve samenwerking met de ‘bevrijde bevolking’ aan te gaan. De vele Amerikaanse doden, maar vooral de nog veel meer Iraakse doden spraken voor zich. Ook Bilals broer kwam in de strijd om.

.

In Domestic Tension heeft Bilal veel elementen van deze oorlog verwerkt. Allereerst heeft hij de toeschouwer willen confronteren met wat het betekent om als ‘Amerikaan’ op ‘een Iraqi’ te schieten. De vele commentaren die door de bezoekers van de site in het guestbook zijn achtergelaten, verwerkte Bilal in zijn boek ‘Shoot an Iraqi’, dat hij nav deze ‘performance’ publiceerde.

De verschillende bijdragen van de diverse bezoekers van Bilals site, van waar ook met het paintball kanon kon worden geschoten, laten een ontluisterend beeld zien. Het guestbook van de site werd volgeschreven met scheldcanonnades op Arabieren en Moslims t/m bezoekers die het vooral over hun eigen problemen wilden hebben. Maar ook zinnige en begripvolle commentaren. De documentatie rond Domestic Tension is daarmee een soort anthologie geworden van de psyche van de Amerikaanse bevolking in oorlogstijd. Tegelijkertijd was het ook een mentale uitputtingsslag en een zelfonderzoek voor de kunstenaar, zoals Bilal dat uitgebreid in zijn boek heeft beschreven. 14

Domestic Tension, maar ook andere werken van Wafaa Bilal zijn duidelijke voorbeelden waarin de globalisering, maar ook de multimedialisering van de kunsten sterk naar voren komen. Interactiviteit speelt in zijn werk een belangrijke rol, in Domestic Tension, maar ook in Virtual Jiahdi en andere werken. De toeschouwer is participant geworden en geeft mede vorm aan het kunstwerk. In Domestic Tension op een nogal wrange manier. Of soms zelfs onbedoeld, zie de scheldpartijen van sommige bezoekers. Juist de interactie maakt het kunstwerk.

Werken als Domestic Tension zijn mijn inziens veelzeggend en bijzonder relevant voor de huidige tijd. Het Midden Oosten, en alles wat daar gebeurt, raakt ons, los van of of we dat als positief of als neagtief ervaren, direct. Net zo goed als ‘zij’ met ‘ons’ te maken hebben, hebben ‘wij’ dat met ‘hen’, los van alle fricties, dan wel gemeenschappelijkheden die er zouden zijn. Het feit dat er tegenwoordig een kunstenaar een werk kan maken in een land dat met het geboorteland van de kunstenaar in oorlog is en dat dit werk over de hele wereld virtueel bekeken en ook direct becommentarieerd en bediscussieerd kan worden, op een forum dat publiek is voor iedereen, is exemplarisch voor deze ontwikkelingen. De titel Domestic Tension zegt daarmee alles; grote wereldomvattende conflicten zijn zo dichtbij gekomen dat het letterlijk huiselijke spanningen zijn geworden

Floris Schreve

Noten

1 Er bestaat geen volledige inventaris van Iraakse kunstenaars wereldwijd. Wel heeft de kunstenares Maysaloun Faraj in haar boek Strokes of Genius, al-Saqi, Londen 2002, een poging gedaan om zoveel mogelijk namen op te nemen. Qua Nerderland ben ik voor mijn eigen afstudeerscriptie gekomen op zo’n tachtig namen

2 Samir al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument: Art vulgarity and responsibillity in Iraq, Londen 1991, p.91

3 Deze ontwikkelingen zijn goed beschreven in Hanna Batatu, The old social classes and revolutionary movements in Iraq; a study of Iraq’s old landed and commercial classes and of its communists, Ba’thists and Free Officers, Princeton University Press, New Jersey, 1978, Samir Al Khalil, Republic of Fear; the politics of modern Iraq, University of California Press, 1989 (repr. 1998) en Jeff Lambrecht, De zwarte wieg; Irak, Nazi’s en neoconservatieven, Houtekiet, Antwerpen, Amsterdam, 2003. In dit verband is ook interessant Peter Wien, Iraqi Arab Nationalism; authoritarian, totalitarian and pro-fascist inclinations 1932-1945, Routledge, Londen, 2006.

4 Uit mijn vele gesprekken met oa Qassim Alsaedy, Ismael Zayer en (in hele algemene zin) met de politicoloog Fuad Hussein. Zie over Shams Eddine Faris (شمس الدين فارسhttp://ar.wikipedia.org/wiki/%D8%B4%D9%85%D8%B3_%D8%A7%D9%84%D8%AF%D9%8A%D9%86_%D9%81%D8%A7%D8%B1%D8%B3 en informatie over Ibrahim Zayer (ابراهيم زاير) http://www.iraqiart.com/inp/view.asp?ID=1005 (beide in het Arabisch).

5 Samir Al Khalil, The Monument, p. 51

6 Zie voor een aantal uiteenlopende verhalen dit artikel uit Trouw van Minka Nijhuis, dat weer in contrast staat met het artikel van Judit Neurink, Schilder Saddam, of sterf, in ‘Wordt vervolgd’ (Amnesty International), nr. 2, februari 2000, waarin naar Nederland gevluchte Iraakse kunstenaars anoniem aan het woord komen, of het tragische verhaal van Fawzi Rasul in een reportage in het kunstprogramma RAM van de VPRO. Voor zover ik het kan beoordelen (na met vele kunstenaars gesproken te hebben) heeft de waarheid in het midden gelegen. Laten we het erop houden dat het systeem ongeveer hetzelfde werkte als in de voormalige DDR (de Mukhabarat, Saddams geheime dienst is dan ook in de jaren zeventig door de Oost Duitse Stasi getraind), al waren de gevolgen nog veel drastischer als je met het regime een probleem kreeg. Hoewel de Ba’th-ideologie zeker niet communistisch was, werden er om pragmatische redenen in die periode goede betrekkingen met het voormalige Oostblok onderhouden, juist in die periode (en de Iraakse communisten zaten toen nog in het Progressief Nationaal Front). Zie hiervoor Makiya, Republic of Fear, p. 66. Makiya maakt de vergelijking met de Amerikaanse steun voor diverse dictaturen in Latijns Amerika.

7 Ik baseer mij hier op de verhalen van verschillende Iraakse kunstenaars. In eerste instantie is mij dit verhaal echter verteld door twee kunstenaars van Marokkanaanse afkomst die wonen en werken in Nederland. Zij kregen een uitnodiging om naar Bagdad af te reizen om deel te nemen aan zo’n festival. Dit was in de jaren tachtig, toen Irak nog min of meer een bondgenoot was en er de Koeweitcrisis en het daaopvolgende embargo nog niet aan de orde was. In eerste instantie waren zij erg onder de indruk van hoe dit Arabische land de kunsten stimuleerden. De schok was dan ook groot om erachter te komen dat deze manifestatie in dit toen nog bevriende land slechts een grote totalitaire facade was.

Overigens bestaat er ook nog een opmerkelijke Amerikaanse getuigenis. Irak werd gedurende de oorlog met Iran gesteund door het westen en de westerse media waren nog helemaal niet zo negatief over Saddam Hoessein (dat gebeurde pas toen hij in 1990 Koeweit binnenviel). In 1985 publiceerde National Geographic een tamelijk positief artikel, The new face of Baghdad, waarin lovend werd geschreven over Iraks radicale moderniseringsprogramma en zelfs over alle nieuwe monumenten ter meerdere glorie van Saddam, die het beeld van de stad in toenemende mate gingen bepalen. Aan het woord kwamen ook de (zeer regime getrouwe) kunstenaars Mohammed Ghani Hikmet (de maker van de Victory Arch) en kunstenaar (en arts) Ala Bashir, zie ook http://www.alabashir.com/ . Dat deze kunstenaars hecht met het regime verbonden waren werd op geen enkele manier duidelijk. Ala Bashir was zelfs de lijfarts van Saddam (die dus ook schilderde). Hij publiceerde na de val het regime zijn memoires, Getuigenissen van Saddams lijfarts; berichten uit een duistere, krankzinnige wereld, het Spectrum, 2004. In het artikel in National Geographic laat hij zich, itt in zijn latere memoires, vanzelfsprekend en begrijpelijk buitengwoon lovend uit over het Iraakse regime, ook over het artistieke klimaat. Het interessante is dat National Geographic in 1985 alle positieve verhalen kritiekloos overnam, in William S. Ellis, ‘The New Face of Baghdad: Iraq at War’, National Geographic (January 1985), pp. 80-109, artikel The New Face of Baghdad (NG Jan 1985)0001 te raadplegen.

Uniek was dit overigens niet, er werden in die tijd ook goede zaken met Irak gedaan, ook door Nederland, zie de affaire van Anraat, maar ook deze interessante uitzending van het VPRO programma Argos over Frits Bolkestein, die in de jaren tachtig als staatsecrearis van buitenlandse handel afreisde naar Bagdad om er goede zaken te doen, zie link. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Hiervoor kan ik zeker de Saddam biografie van Said Aburish aanraden, Saddam Husayn; the politics of revenge, Bloomsbury publishing, 2000 en dan vooral het hele hoofdstuk ‘Marching to Halabja’, pp. 129-159

8 Niet iedere Iraakse kunstenaar in Nederland was een daadwerkelijke tegenstander van het regime van de Ba’thpartij. Een flink aantal kunstenaars draaide mee in de propagandamachine, totdat het regime hen in de jaren negentig, vanwege het embargo, waardoor de propaganda industrie niet meer te betalen was, eenvoudigweg in ballingschap stuurde, soms met een vluchtverhaal. Vaak hebben goedbedoelende Nederlanders, die iets met Iraakse kunstenaars wilden organiseren dit niet goed gezien. Zo is het vaak voorgekomen dat er iets werd georganiseerd werd voor uit Irak gevluchte kunstenaars, de kunstenaars op het laatste moment afhaakten, juist omdat er pricipiële dissidenten op een hoop werden gegooid met kunstenaars die loyaal aan de Ba’thpartij waren. Door deze gebeurtenissen, vaak niet goed begrepen door Nederlanders die zich bekommerden om deze kunstenaars, is het verhaal ontstaan dat er met Iraki’s niet te werken valt. De oorzaak is echter primair de geheel begrijpelijke verdeeldheid van de Iraki’s onderling en het gebrek aan kennis van de achtergronden van een aantal van deze goedbedoelende Nederlanders. Over hoe het precies in elkaar zit, hoe verschillende kunstenaars uiteindelijk in Nederlandse ballingschap terecht zijn gekomen en vooral het waarom is door de IKON een keer een interessante uitzending gemaakt, waarin de kunstenaars Qassim Alsaedy, Ziad Haider, Ali Talib, Fawzi Rasul en Iman Ali hun verhaal vertelden, Factor, afl. ‘Beeldenstorm’ 17 juli, 2003. Zie over deze vananzelfsprekend zeer gevoelige materie verder mijn uitgebreidere beschouwing uit Leidschrift, of op dit blog Denkend aan Bagdad.

Een nog extremer geval ken ik uit Italië. Twee Iraakse beeldhouwers, die daar wonen en werken, hebben daar ter plekke opdrachten vervaardigd voor het Iraakse regime. Werp zeker een blik op de website van de bronsgieterij, waar dit open en bloot wordt vertoond, hier en ook hier te bezichtigen. Een inkijk als deze krijg je zelden. En ook in Italië wonen veel Iraakse kunstenaars, die tegenstanders van het regime waren en zijn gevlucht. Deze uitersten bestaan dus ook in Nederland, zij het niet zo openlijk zichtbaar als daar.

9 Francien Coenen, Het gevecht zit in mij, in ‘Onze Wereld’, april 1995.

10 Uitzending kunstprogramma RAM, VPRO, 19 oktober, 2003, http://www.vpro.nl/programma/ram/afleveringen/14421835/items/14495412/

11 Aras Kareem, ‘Ik herinner mij de schaduw van mijn jeugd’, statement, 2000.

12 Robert Fisk, De grote beschavingsoorlog; de verovering van het Midden Oosten, Anthos/Standaard uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2005, p. 851-878, of Kanan Makiya, Verzwegen wreedheid; nationalisme, dictatuur en opstand in het Midden Oosten, Bulaaq/Kritak, Amsterdam/Antwerpen, 1994, pp. 34-37. Zie ook deze schokkende beelden uit dit filmfragment

13 Ali Assaf, ‘Who am I?’, statement, Rome, 2002, p. 1.

14 Literatuur: Hossein Amirsadeghi , Salwa Mikdadi, Nada Shabout, ao, New Vision; Arab Contemporary Art in the 21st Century, Thames and Hudson, London, 2009; Wafaa Bilal (with Kari Lydersen), Shoot an Iraqi; Art, Life and Resistance Under the Gun, City Lights, New York, 2008.
Domestic Tension op de site van Wafaa Bilal (met links naar het videodagboek en andere documentatie):
http://wafaabilal.com/html/domesticTension.html

Aan te bevelen literatuur:

Kunst uit Irak en de Arabische wereld (algemeen)

• Brahim Alaoui, Art Contemporain Arabe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1996

• Brahim Alaoui, Mohamed Métalsi, Quatre Peintres Arabe Première ; Azzaoui, El Kamel, Kacimi, Marwan, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1988.

• Wijdan Ali, Contemporary Art from the Islamic World, Al Saqi Books, Londen, 1989.

• Hossein Amirsadeghi , Salwa Mikdadi, Nada Shabout, ao, New Vision; Arab Contemporary Art in the 21st Century, Thames and Hudson, Londen, 2009.

• Saeb Eigner, Art of the Middle East; modern and contemporary art of the Arab World and Iran, Merrell, Londen/New York, 2010 (met een voorwoord van de beroemde Iraakse architecte Zaha Hadid).

• Maysaloun Faraj (ed.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art, Saqi Books, Londen, 2002 (zie hier een presentatie van de Strokes of Genius exhibition)

• Jabra Ibrahim Jabra, The Grassroots of Iraqi Art, Wasit Graphic and Publishing, 1983 (zie http://artiraq.org/maia/archive/files/1983-jabra-grass-roots_1ba63885c8.pdf )

• Samir Al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument; art, vulgarity and responsibillity in Iraq, Andre Deutsch, Londen, 1991

• Mohamed Metalsi, Croisement de Signe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989 (over oa Shakir Hassan al-Said)

• Paul Sloman (ed.), met bijdragen van  Wijdan Ali, Nat Muller, Lindsey Moore ea, Contemporary Art in the Middle East, Black Dog Publishing, Londen, 2009

Verder wil ik de (MA) scriptie Contemporary art of Iraqis and categorical assumptions of nationality: an analysis of the art and narratives of Hana Mal Allah, Adel Abidin and Wafaa Bilal, van Amanda Duhon, M.A., Louisiana State University, 2004, August 2008, van harte aanbevelen. Zij heeft weer een andere, maar buitengewoon interessante kijk op de Iraakse diaspora (hier te raadplegen)

Kunstenaars uit Irak in Nederlandse ballingschap

• W. P. C. van der Ende, Versluierde Taal, vijf uit Irak afkomstige kunstenaars in Nederland, Museum Rijswijk, Vluchtelingenwerk Rijswijk, 1999. (Abeer Al Khateb, Fadil Al Badri, Hoshyar Saeed Rasheed, Qassim Alsaedy, Yousif Chati Abadi).

IMPRESSIES; Kunstenaars uit Irak in ballingschap, AIDA Nederland, Amsterdam, 1996 (zie ook dit artikel uit de Volkskrant).

• Tineke Lonte, Kleine Beelden, Grote Dromen, Al Farabi, Beurs van Berlage, Amsterdam, 1993. (vijf kunstenaars uit de Arabische wereld in de beurs van Berlage, waaronder Saad Ali en Baldin Ahmad).

• Ismael Zayer, 28 kunstenaars uit Irak in Nederland, de Babil Liga voor de letteren en de kunsten, Gemeentehuis Den Haag, 2000 (zie hier een gedeelte van de tekst)

Dat de Iraakse kunstenaars in Nederland op zijn zachst gezegd een nogal verdeeld gezelschap zijn, is een gegeven waar bijna iedereen die weleens wat met hen heeft willen ondernemen tegenaan is gelopen. Zoals bovenstaand vermeld heeft dit alles te maken met de verschillende relaties van deze kunstenaars met het vroegere Iraakse regime. Dit is door verschillende Nederlanders niet altijd even goed begrepen en er is in de literatuur eigenlijk niets over terug te vinden. Maar het is wel een gegeven dat er nu eenmaal is en dat niet genegeerd kan worden. Voor degenen die precies willen snappen hoe het in elkaar zit kan ik de uitzending van Factor aanraden, aflevering ‘Beeldenstorm’ 17 juli, 2003 (ook bovenstaand genoemd in de noten), waarin vijf Iraakse kunstenaars, waaronder Qassim Alsaedy en Ziad Haider, zelf aan het woord komen en uitgebreid vertellen over hun persoonlijke geschiedenis. Wellicht een must voor iedereen die zich met dit onderwerp wil bezighouden. De kunstenaars leggen het zelf heel duidelijk uit, dus alle reden om hier kennis van te nemen.

Iraakse literatuur in Nederland

• Chaalan Charif, Dineke Huizenga, Mowaffk al-Sawad (red.), Dwaallicht; tien Iraakse dichters in Nederland (poëzie van Mohammad Amin, Chaalan Charif, Venus Faiq, Hameed Haddad, Balkis Hamid Hassan, Salah Hassan, Karim Nasser, Naji Rahim, Mowaffk al-Sawad en Ali Shaye), de Passage, Groningen, 2006.

• Salah Hassan, Slapen in een vreemde taal, dichtbundel, Rijwijk, 2000

• Salah Hassan, Terug naar Bagdad, verschenen in ‘Eutopia, voor kunst, cultuur en politiek’, de Balie, Amsterdam, 7 februari, 2004 (reisverslag, essay).

• Mowaffk al-Sawad, Stemmen onder de zon, uitgeverij de Passage, Groningen (roman, gebundelde brieven), 2002.

• Ibrahim Selman, En de zee spleet in tweeën, in de Knipscheer, Amsterdam, 2002 (roman)

• Ibrahim Selman, Dapper hart gezocht; notities van een gevluchte Koerd, Meulenhoff, Amsterdam, 2007 (essays)

Verder natuurlijk het werk van de in Nederland werkzame schrijver/dichter/columnist Rodhan Al-Galidi. Op zijn website is veel te vinden over zijn dichtbundels en romans, http://www.algalidi.com/

Irak (geschiedenis en algemeen)

• Said K. Aburish, Saddam Husayn; the politics of revenge, Londen 2000.

• Hanna Batatu, The old social classes and revolutionary movements in Iraq; a study of Iraq’s old landed and commercial classes and of its communists, Ba’thists and Free Officers, Princeton University Press, New Jersey, 1978 (reprint Saqi Books, Londen, 2004)

• Bert Cornillie, Hans Declerq (ed.), In de schaduw van Saddam; het Koerdische experiment in Irak, Bulaaq/van Halewyck, Amsterdam, Leuven, 2003

• Marion Farouk-Sluglett, Peter Sluglett, Iraq since 1958; from revolution till dictatorship, IB Tauris, Londen/New York, 2001

• Robert Fisk, De grote beschavingsoorlog;de verovering van het Midden Oosten, Anthos/Standaard uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2005

• Samir Al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), Republic of Fear; the politics of modern Iraq, University of California Press, 1989 (repr. 1998)

• Kanan Makiya, Verzwegen wreedheid; nationalisme, dictatuur, opstand en het Midden Oosten, Bulaaq, Amsterdam, 1994

• Fatima Mohsen, Cultural totalitarism, uit Fran Hazelton (ed.), Iraq since the Gulf War; prospects for democracy , Zed Books, Londen, 1994

• Charles Tripp, Irak; een geschiedenis, Bulaaq, Amsterdam, 2002

• Peter Wien, Iraqi Arab Nationalism; authoritarian, totalitarian and pro-fascist inclinations 1932-1945, Routledge, Londen, 2006

Zie ook de beroemde documentaire Saddam’s killing fields (1993), over de onderdrukking en de moordpartijen op de Koerden, de Shiieten en de Moeras-Arabieren, online hier te zien. Ook zeer de moeite waard ‘Tegenlicht’, afl. Wat moet ik weten om de oorlog te begrijpen, een gesprek met Paul Aarts (UvA), Herman von der Dunk (UU) en Erik Jan Zurcher (UL),VPRO, 30 maart, 2003, aan het begin van de Amerikaanse inval. Absolute aanrader is de uitzending van Zembla, Kanonnenvoer van Saddam, van 5-12-2002. Daarin komt een groot aantal Iraakse Nederlanders aan het woord (waaronder de dichters Mowaffk al-Sawad, Naji Rahim en de politicoloog Mariwan Kanie) over hun mening over de Amerikaanse inval. Duidelijk blijkt dat zij hun eigen geschiedenis met de Amerikanen hebben en dat die verre van positief is, los van hun afkeer van het regime van Saddam. Eigenlijk wordt hier de vraag beantwoord waarom de Amerikanen niet met open armen als bevrijders zijn ontvangen, ondanks het Iraakse lijden onder Saddams bewind.

Over het post-Saddam Irak en de Amerikaanse bezetting

• Anneke van Ammelrooy, Alles is er niet, de mythe van de Iraakse wederopbouw; berichten over het leven in Bagdad, de Papieren Tijger, Breda 2004

• Pim van Harten, Roel Meijer (red.), Irak in chaos; botsende visies op een humanitaire ramp, uitgeverij Aksant, 2007.

• Seymour Hersh, Bevel van hogerhand; de weg van 11 september tot het Abu Ghraib schandaal, de Bezige Bij, Amsterdam, 2004 (Hersh, wereldberoemd journalist van de New Yorker, bracht als eerste het Abu Ghraib schandaal naar buiten)

• Joris Luyendijk, Het zijn net mensen; beelden uit het Midden Oosten, uitgeverij Podium, Amsterdam, 2006 (gaat niet alleen over Irak, maar ook over Israël/Palestina en Egypte, maar absolute aanrader).

• Rory McCarthy, Nobody told us we are defeated; stories from the new Iraq, Chatto & Windus, Londen, 2006

• Minka Nijhuis, Het huis van Khala, uitgeverij Balans, 2005

• Riverbend, Bagdad onder vuur; dagboek van een jonge vrouw in Irak, Meulenhoff, Amsterdam, 2006

‘Beeldenstorm’, Factor (Ikon, 17-6-2003), interviews met vijf Iraakse kunstenaars, waaronder Ziad Haider en Qassim Alsaedy, over het vroegere Iraakse regime (deel 1, daarna doorklikken voor vervolg)

%d bloggers liken dit: