Mijn hersenspinsels en gedachtekronkels

Antroposofie en racisme 6: ‘In het Land der Blinden is Eenoog koning’

Een uitgebreide reactie op Stephan Geuljans ‘Rudolf Steiner; individu versus ras’ (gepubliceerd in De Aardespiegel) en over de ontspoorde koers van een ooit respectabel antroposofisch tijdschrift

Eerste gedeelte. Het artikel is helaas nog niet helemaal af (ik schat ongeveer 2/3). Ik wilde dit materiaal toch publiceren, ivm de uitzending van de Hokjesman van 21/2. De rest volgt zeer spoedig, onderaan dit bericht

Zie ook Antroposofie en racisme deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5 en deel 7

Hoewel het, op dit blog althans, een tijdje stil is geweest rond de kwestie ‘antroposofie en racisme’ zijn er voor mij diverse redenen om, na een pauze van zo’n drie jaar, toch de draad weer op te pakken.

De discussie heeft zeker niet stilgestaan, ook wat betreft mijn eigen betrokkenheid. Er zijn op diverse sites verschillende, soms intensieve debatten gevoerd waarin ik ook zelf participeerde. De belangrijkste was de discussie op de niet meer bestaande Volkskrantblog van de prominente Nederlandse antroposoof Hugo Vebrugh. De originele site bestaat niet meer, maar ik heb wel een kopie bewaard van deze discussie uit de zomer van 2010. Deze kopie, waar verder niets aan is toegevoegd, geredigeerd of weggelaten, is hier als gefixeerd worddocument te downloaden.

Verder hebben er nog wat zaken gespeeld op het LinkedIn forum Vrije School Alumni (zoals hier en hier) , en het eea op de blog van Michel Gastkemper. In het laatste geval  ging het vooral over het Belgische antroposofische tijdschrift de Brug en de website vrijgeestesleven.be, waarin vooral Gastkemper prijzenswaardig stelling nam tegen het regelrechte antisemitisme en het ontkennen van de Holocaust door de Belgische antroposofen Jos Verhulst en Francois de Wit (Lieven Debrouwere, ook verbonden aan de Brug, voerde het woord namens die partij). Zeer lezenswaardig, oa hier en  hier te raadplegen.

Ook op deze site is er wel wat gebeurd. Onder mijn eerste antroposofie-artikel startte een zekere Joost Alfrik (later bleek dat een pseudoniem te zijn van P.W.  een gepensioneerde leraar van de Vrije School uit Den Haag ) een discussie over de canon Flamme Empor, in mijn eigen schooltijd nog een onderdeel van het lied repertoire van de Vrije School, waarvan ik had beweerd dat dit een nogal besmet lied is geworden, omdat het werd gezongen bij boekverbrandingen in het Derde Rijk. ‘Joost Alfrik’ trachtte dat aan te vechten, maar bleek nogal onorthodoxe methodes te hanteren, waardoor ik me genoodzaakt voelde om de orde een beetje te handhaven, enz. De hele geschiedenis is na te lezen onder mijn eerste antroposofie artikel ‘Geloof in Kabouters’ Zie verder Gepensioneerd antroposofisch leraar ontpopt zich tot stalker op de site van Ramon de Jonghe, die overigens de meeste last van dit heerschap heeft gehad. Niet echt een reclame voor de vrije schoolbeweging , die meneer Alfrik.

Maar los van dit soort ruis is er op deze site veel minder op dit gebied  gebeurd, dan in de jaren daarvoor. Dus tijd om de draad weer op te pakken, nu er tenminste twee (eigenlijk drie)  aanleidingen zijn.

De eerste is een artikel van de Nederlandse antroposoof Stephan Geuljans, Rudolf Steiner- Individu versus ras, alweer anderhalf jaar geleden verschenen op de, wat mij betreft, vrij orthodoxe of in ieder geval rechtzinnige antroposofische website De Aardespiegel. Ik heb weleens eerder aandacht aan een andere bijdrage van Geuljans besteed (zie mijn tweede antroposofie-artikel, de Repliek aan Paul Heldens). Het artikel van Geuljans in de Aardespiegel is een hele kluif, maar vraagt om een degelijke behandeling, ook alweer anderhalf jaar na publicatie. Dus bij deze alsnog. Ik neem dan overigens ook zijn vervolgartikel mee, dat hij schreef naar aanleiding van een vraag van Ramon de Jonghe. Ook die bijdrage smeekt om een nadere bespreking.

Verder zal ik aandacht besteden, en dat is de tweede aanleiding,  aan  materiaal dat ik pas later in handen kreeg, al vermoedde ik alweer een tijd het bestaan. Het gaat hier om een aantal zeer ontspoorde bijdragen uit het antroposofische tijdschrift Driegonaal. Met ontspoord bedoel ik dus van hetzelfde kaliber als de op deze stek veelbesproken organen De Brug en vrijgeestesleven.be  (zie vooral in mijn vierde en Engelstalige bijdrage over deze kwestie).  Een klein zoektochtje in de Koninklijke Bibliotheek leverde heel wat op. Bovendien was het materiaal nog veel erger dan ik zelf had verwacht. Driegonaal blijkt zich in de loop der jaren te hebben ontwikkeld tot een platform voor oa de zeer omstreden Russische antroposoof Gennady Bondarew, die vanwege zijn ontkennen van de Holocaust zelfs door het hoofdbestuur in Dornach is geroyeerd en ook bij de Nederlandse Antroposofische Vereniging niet welkom is. Bij Driegonaal is men lyrisch over zijn werk. Ook de Vlaamse antroposoof, politiek activist en pleitbezorger voor allerlei Holocaustontkenners Jos Verhulst (mede oprichter van oa de radicaalrechtse weblog ‘The Brussels Journal’, die vooral buiten de antroposofie bekendheid geniet, oa omdat de aan Anders Breivik verwante Noorse blogger Fjordman er regelmatig publiceerde- kort na de aanslagen in Noorwegen was The Brussels Journal zelfs even wereldnieuws) mag in Driegonaal zijn twijfels uiten over het bestaan van de gaskamers, etc. Zo ernstig is het dus. Maar dat komt hierna allemaal uitgebreid aan de orde.

En dan de derde aanleiding om juist nu met dit stuk te komen. Binnenkort, op donderdag 21 februari as, zal er een aflevering worden uitgezonden van het VPRO programma De Hokjesman, van documentairemaker Michael Schaap, die gewijd is aan de antroposofie. Ikzelf heb daar ook een bijdrage aan geleverd. Voor die uitzending wilde ik in ieder geval klaar zijn met het materiaal dat ik nog had liggen. Dus hoog tijd om er nu werk van te maken.

In de komende verhandeling zullen de bovenstaande zaken, in onderlinge samenhang- want die is er zeker, uitgebreid besproken en/ of gefileerd worden. Het materiaal krijgt de behandeling die het verdient. Bij deze mijn zesde deel uit de serie ‘antroposofie en racisme’.

Stephan Geuljans en de kunst van het weglaten

Ongeveer jaar geleden  verscheen er in De Aardespiegel, een digitaal antroposofisch tijdschrift voor, naar eigen zeggen,  ‘Geesteswetenschappelijk Onderzoek’, een uitvoerige beschouwing van de Nederlandse antroposoof Stephan Geuljans (een van de meest uitgesproken vertegenwoordigers van de meer rechtzinnige/conservatieve richting, hij is op dit blog vaker ter sprake gekomen) een beschouwing met de titel ‘Rudolf Steiner-Individu versus ras’ (hier te raadplegen). Recent werd dit stuk opnieuw gepubliceerd, althans weer op de voorpagina van de website, nu gedateerd als van 16 december 2012 (al zijn de reacties daaronder dus van eerder). Opmerkelijk overigens. De dag daarvoor, op 15 december berichtte Michel Gastkemper, op zijn blog Antroposofie in de Pers, over de aanstaande uitzending van de Hokjesman en dat ik daarin iets zou gaan doen, zie hier (hij had de aankondiging en wat foto’s van de opnames op mijn facebookpagina gezien). Zou het opnieuw plaatsen van Geuljans artikel daar iets mee te maken kunnen hebben? 😉

Ik had al veel eerder onder Geuljans artikel een korte reactie geplaatst, waarin ik aankondigde dat ik nog uitgebreid wilde terugkomen op zijn verhandeling.  Belofte maakt schuld, dus dat wil ik bij deze alsnog doen. Het lijkt me interessant om Geuljans betoog  punt voor punt na te lopen.

Het stuk begint als volgt:

“Een 21-jarige student, de heer Leon Korteweg vraagt of het waar is dat Rudolf Steiner binnen de antroposofie een rassenleer heeft ontwikkeld. Stephan Geuljans gaat in op deze vraag en zal laten zien dat Steiner geen rassenleer maar het ethisch individualisme ontwikkelde: niet de erfelijkheid, de soort-gebondenheid, maar de individuele verantwoordelijkheid staat centraal in de ontwikkeling van de mens. Juist deze filosofie van de vrijheid vormde het sterkste tegenwicht om de destijds opkomende rassenidealen en de schaduwzijde van het darwinisme te bestrijden. Ook in onze tijd is niet politieke correctheid, maar ethisch individualisme het beste wapen tegen racisme en discriminatie”.

 Antroposofie het beste wapen tegen racisme en discriminatie? Het zal niemand verbazen dat ik daar een beetje mijn twijfels bij heb. Want hoe kan het dogmatisch navolgen van het gedachtegoed van een guru die zich gedurende vrijwel zijn hele loopbaan, in ieder geval van zijn toetreden tot de theosofische Vereniging in 1902, tot zijn overlijden in 1925, zich herhaaldelijk aan racisme heeft bezondigd? Geuljans kan dan wel proberen om alles te relateren aan Steiners begrippenapparaat uit ‘Filosofie der Vrijheid’ uit 1894, maar Steiner begaf zich pas daarna op het esoterische/occulte pad. De rassenleer van Rudolf Steiner is nu juist diep verankerd in zijn esoterische leringen. Steiner verwijst in zijn voordrachten over ‘rassen’ zelf niet eens naar Filosofie der Vrijheid, of de begrippen die hij in dat werk hanteerde. Wel heeft hij het over hele andere zaken, zoals Atlantis, of de na-Atlantische cultuurperiodes. Steiners rassenleer is vooral geworteld in zijn esoterische visie op de zg Aarde -Evolutie.

Steiner ontleende zijn opvattingen over ‘de Aarde-Evolutie’ en zijn daarmee samenhangende rassenleer aan Helena Blavatsky, de grondlegster van de theosofie. Nadat Steiner de Theosofische Vereniging had verlaten en de antroposofische beweging startte, heeft hij de ideeën van Blavatsky over evolutie en ras verder uitgewerkt en aangekleed met typerende antroposofische opsmuk, zoals blijkt uit zijn arbeidersvoordracht uit 1924 (GA 349, derde voordracht, online versie hier). Daarin verkoopt aan zijn toehoorders, de bouwvakkers van het tweede Goetheanum, de meest grove racistische denkbeelden, gegoten in typische antroposofische kaders. Voorbeeld, Rudolf Steiner over ‘der Neger’:

 “Überall nimmt er Licht und Wärme auf, überall. Das verarbeitet er in sich selber. Da muß etwas da sein, was ihm hilft bei diesem Verarbeiten. Nun, sehen Sie, das, was ihm da hilft beim verarbeiten, das ist namentlich sein Hinterhirn. Beim Neger ist daher das Hinterhirn besonders ausgebildet. Das geht durch das Rückenmark. Und das kann alles das, was da im Menschen drinnen ist an Licht und Wärme, verarbeiten. Daher ist beim neger namentlich alles das, was mit dem Körper und mit dem Stoffwechsel zusammenhängt, lebhaft ausgebildet. Es hat, wie man sagt, ein starkes Triebleben, Instinktleben. Der Neger hat also ein starkes Triebleben. Und weil er eigentlich das Sonnige, Licht und Wärme, da an der Körperoberfläche in seiner Haut hat, geht sein ganze Stoffwechsel so vor sich, wie wenn in seinem Innern von der Sonne selber gekocht würde. Daher kommt sein Triebleben. Im Neger wird da drinnen fortwährend richtig gekocht, und dasjenige, was dieses Feuer schürt, das ist das Hinterhirn. Manchmal wirft die Einrichtung des Menschen noch solche Nebenprodukte ab. Das kann man gerade beim Neger sehen. Der Neger hat nicht nur dieses kochen in seinem Organismus, sondern er hat auch noch ein furchtbar schlaues und aufmerksames Auge. Er guckt schlau und sehr aufmerksam”.

Of:

“Gehen wir jetzt vom Schwarzen zum Gelben herüber. Beim Gelben- das ist schon verwandt mit dem Roten- ist es so, daß das Licht etwas zurückgeworfen wird, viel aber aufgenommen wird. Also da ist es schon so, daß der Mensch mehr Licht zurückwirft als beim Schwarzen. Der Schwarze ist ein Egoist, der nimmt alle Licht und Wärme auf”.

Of:

“Der Neger ist viel mehr auf Rennen und auf die äußere Bewegung aus, die von den Trieben beherrscht ist. Der Asiate, der Gelbe, der entwickelt mehr ein innerliches Traumleben, daher die ganze asiatische Zivilisation dieses Träumerische hat. Also er ist nicht mehr so in sich bloß lebend, sondern er nimmt schon vom Weltenall etwas auf. Und daher kommt es, daß die Asiaten so wunderschöne Dichtungen über das ganze Weltenall haben. Der Neger hat das nicht. Der nimmt alles in seinen Stoffwechsel herein und eigentlich verdaut er nur das Weltenall”.

Ik heb deze voordracht integraal besproken aan het slot van mijn vijfde antroposofie-artikel, dus wie het allemaal wil lezen (de integrale tekst is in dat stuk verwerkt) kan ik daarnaar verwijzen. Maar dat antroposofie het beste wapen zou zijn tegen racisme of discriminatie zou ik toch willen betwijfelen, zie de volgende passage uit diezelfde voordracht:

“Und so ist es ganz wirklich interessant. Auf der einen Seite hat man die Schwarze Rasse, die am meisten irdisch ist. Wenn sie nach Westen geht, stirbt sie aus. Man hat die gelbe Rasse, die mitten zwischen Erde und Weltenall ist. Wenn sie nach Osten geht, wird sie braun, gliedert sich zu viel dem Weltenall an, stirbt aus. Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift”.

Steiners gehele oeuvre is doortrokken van de notie dat het blanke Arische ras de Drager van de Beschaving is. Na de ondergang van Atlantis zou dit ras eerst de Oer-Indische Cultuur hebben gecreëerd, vervolgens de Oud-Perzische om langzaam naar het westen trekkend de ontwikkeling van de mensheid tot een hoger plan hebben gebracht. Andere rassen zijn gedeformeerde restproducten, waarvoor het soms dodelijk kan aflopen, zie de bovenstaande passage. Dit idee heeft Steiner op verschillende momenten in zijn lange loopbaan uitgedragen, zie zijn beschrijvingen van de menselijke mutaties door de ‘abnormale geesten van de vorm’, uit Die Mission einzelner Volksseelen (GA121, 1910, online versie hier). Ik zal de bewuste passage nog een keer terughalen:

“Da haben Sie zum Beispiel (siehe Figur) einen Punkt, der im Innern von Afrika liegt. An diesem Punkte wirken gleichsam von der Erde ausstrahlend alle diejenigen Kräfte, welche den Menschen namentlich während seiner ersten Kindheitszeit ergreifen können. Später wird der Einfluß solcher Kräfte auf den Menschen geringer; er ist dann diesen Kräften weniger ausgesetzt, aber sie prägen sich ihm mit dem, was aus ihnen kommt, doch in der stärksten Weise auf. So also wirkt jener Punkt auf der Erde, auf dem der Mensch lebt, am allerstärksten in der ersten Kindheitszeit und bestimmt dadurch diejenigen Menschen, die ganz abhängig sind von diesen Kräften, ihr ganzes Leben hindurch so, daß jener Punkt ihnen die ersten Kindheitsmerkmale bleibend aufprägt. Das ist ungefähr eine Charakteristik aller derjenigen Menschen – in bezug auf ihren Rassencharakter -, die sozusagen um diesen Erdenpunkt herum die bestimmenden Kräfte aus der Erde heraus erhalten. Das, was wir schwarze Rasse nennen, ist im wesentlichen durch diese Eigenschaften bedingt.

Wenn Sie nun weiter nach Asien hinübergehen, da haben Sie einen Punkt auf der Erdoberfläche, wo die späteren Jugendmerkmale dem Menschen aus den Erdenkräften heraus bleibend aufgedrückt werden, wo das, was die besonderen Eigenschaften des späteren Jugendzeitalters sind, aus der Erdenwesenheit heraus auf den Menschen übertragen wird und ihm den Rassencharakter gibt. Die hier in Betracht kommenden Rassen sind die gelben und bräunlichen Rassen unserer Zeit.

Wenn wir dann weiter von Osten nach Westen gehen, so finden wir einen Punkt, der von Asien her gegen Europa zu liegt und der die spätesten Merkmale, diejenigen Merkmale, welche gerade in dem späteren, auf die erste Jugendzeit folgenden Lebensalter dem Menschen zukommen, dem Menschen bleibend aufdrückt, den Punkt, wo der Mensch nicht schon in der Kindheit von den Erdenkräften ergriffen wird, sondern dann, wenn die Jugend in das spätere Lebensalter übergeht.

In dieser Art wird der Mensch von den Kräften ergriffen, die von der Erde aus bestimmend für ihn sind, so daß wir, wenn wir diese einzelnen Punkte ins Auge fassen, eine merkwürdig verlaufende Linie erhalten. Diese Linie besteht auch für unsere Zeit. Der afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach eine Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteiligung. Hier ist die Wahrheit zwar manchmal verschleiert, aber Sie sehen, man kommt mit Hilfe der Geheimwissenschaft doch auf merkwürdige Erkenntnisse.

Wenn wir dann diese Linie weiterziehen, so kommen wir weiter nach Westen nach den amerikanischen Gebieten hinüber, in jene Gebiete, wo diejenigen Kräfte wirksam sind, die jenseits des mittleren Lebensdrittels liegen. Und da kommen wir – ich bitte das nicht mißzuverstehen, was eben gesagt wird; es bezieht sich nur auf den Menschen, insofern er von den physisch-organisatorischen Kräften abhängig ist, von den Kräften, die nicht sein Wesen als Menschen ausmachen, sondern in denen er lebt -, da kommen wir zu den Kräften, die sehr viel zu tun haben mit dem Absterben des Menschen, mit demjenigen im Menschen, was dem letzten Lebensdrittel angehört. Diese gesetzmäßig verlaufende Linie gibt es durchaus; sie ist eine Wahrheit, eine reale Kurve, und drückt die Gesetzmäßigkeit im Wirken unserer Erde auf den Menschen aus. Diesen Gang nehmen die Kräfte, die auf den Menschen rassebestimmend wirken. Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten”.

In het zwarte ras worden de kenmerken van het kind geaccentueerd, in het Aziatische die van een puber. Het blanke ras is ‘gewoon volwassen’ en heeft ten opzichte van andere rassen ‘eigenlijk alleen maar voordelen en geen enkel nadeel’, in Steiners woorden: “…der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteiligung”. De Indianen, het mensenras waarvoor Steiner in regel het meest vriendelijk is, vertegenwoordigen de ouderdomsfase en” Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten”.

Juist! En laat dit niet de enige keer zijn geweest dat Steiner zich zo over de oorspronkelijke bevolking van Amerika uitliet. Ik zal verderop nog een paar interessante schema’s laten zien van hoe Steiner tegen de evolutie aankeek, waarin de indianen worden afgeschilderd als een ‘decadente aftakking’ van de mensheidsontwikkeling, maar ook in de arbeidersvoordracht van Steiner is het toch vooral van:

“Daher sterben sie als Indianer im Westen aus, sind wiederum eine untergehende Rasse, sterben an ihrer eigenen Natur, die zu wenig Licht und Wärme bekommt, sterben aus dem Irdischen. Das Irdische ihrer Natur ist ja ihr Triebleben. Das können sie nicht mehr ordentlich ausbilden, während sie noch starke Knochen kriegen. Weil viel Asche hineingeht in ihre Knochen, können diese Indianer diese Asche nicht mehr aushalten. Die Knochen werden furchtbar stark, aber so stark, daß der ganze Menschen an seinen Knochen zugrunde geht”.

En, nu ik toch bezig ben, voordat het inmiddels platgetreden argument in stelling wordt gebracht dat Steiners beschrijvingen van ‘de verschillen tussen rassen’ gaan over de situatie in een ver verleden, zoals oa Dieter Brüll beweerde in zijn artikel De Nieuwe Reactionairen (Driegonaal, 1986, nr. 1, hier te raadplegen), of dat de rasverschillen in de huidige tijd (Steiners tijd dus) geen rol van betekenis meer spelen, hier nog een passage uit de zesde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen (hier te raadplegen, bijna tegen het eind):

“Sehen Sie sich doch die Bilder (foto’s!!, dus op z’n vroegst tweede helft negentiende eeuw, FS) der alten Indianer an, und Sie werden gleichsam mit Händen greifen können den geschilderten Vorgang, in dem Niedergang dieser Rasse. In einer solchen Rasse ist alles dasjenige gegenwärtig geworden, auf eine besondere Art gegenwärtig geworden, was in der Saturnentwickelung vorhanden war; dann aber hat es sich in sich selber zurückgezogen und hat den Menschen mit seinem harten Knochensystem allein gelassen, hat ihn zum Absterben gebracht. Man fühlt etwas von dieser wirklich okkulten Wirksamkeit, wenn man noch im neunzehnten Jahrhundert (19e eeuw! FS) sieht, wie ein Vertreter dieser alten Indianer davon spricht, daß in ihm lebt, was vorher für die Menschen groß und gewaltig war, das aber die Weiterentwickelung unmöglich mitmachen konnte. Es existiert die Schilderung einer schönen Szene, bei welcher ein Führer der untergehenden Indianer einem europäischen Eindringling gegenübersteht (In ieder geval na Columbus, FS). Denken Sie sich, was da Herz gegen Herz fühlt, indem sich zwei solche Menschen gegenüberstehen: Menschen, die von Europa herüberkamen, und Menschen, die in frühester Zeit, als die Rassen verteilt wurden, nach Westen hinübergegangen sind. Da haben die Indianer nach Westen hinübergenommen alles, was groß war in der atlantischen Kultur. Was war für den Indianer das Größte? Es war, daß er noch ahnen konnte etwas von der alten Größe und Herrlichkeit eines Zeitalters, das in der alten atlantischen Zeit vorhanden war, wo noch wenig um sich gegriffen hatte die Rassenspaltung, wo die Menschen hinaufschauen konnten nach der Sonne und wahrzunehmen vermochten die durch das Nebelmeer eindringenden Geister der Form. Durch ein Nebelmeer blickte der Atlantier hinauf zu dem, was sich für ihn nicht spaltete in eine Sechs- oder Siebenheit, sondern zusammenwirkte. Das, was zusammenwirkte von den sieben Geistern der Form, das nannte der Atlantier den Großen Geist, der in der alten Atlantis dem Menschen sich offenbarte. Dadurch hat er nicht mit aufgenommen das, was die Venus-, Merkur-, Mars- und Jupiter-Geister bewirkt haben im Osten. Durch dieses haben sich gebildet alle die Kulturen, die in Europa in der Mitte des neunzehnten Jahrhunderts (alweer negentiende eeuw! FS) zur Blüte gebracht wurden. Das alles hat er, der Sohn der braunen Rasse, nicht mitgemacht. Er hat festgehalten an dem Großen Geist der urfernen Vergangenheit”.

Het gaat hier dus over de negentiende eeuw en niet over de situatie van vóór de Christelijke jaartelling, zoals Brüll beweert. Overigens vonden bepaalde hedendaagse antroposofen ook dat Wounded Knee viel te duiden aan de hand van Steiners ideeën (Maarten Ploeger en Christoph Wiechert). Laat ik het precies uitleggen. Steiner sprak deze woorden uit op 12 juni 1910. Wounded Knee vond plaats op 29 december 1890. Dat was dus precies negentien jaar, vijf maanden en veertien dagen daarvoor. Dan is het snel gegaan met die opheffing van de verschillen tussen de rassen. En jammer dat dit net te laat was voor de indianen, althans dat dit dan net in de korte tijd na Wounded Knee (periode december 1890-juni 1910) gebeurd is. Hoe je het ook bekijkt, de antroposofie is niet de meest vriendelijke levensbeschouwing voor de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent, al zijn het slag antroposofie-sympathisanten dat zich beperkt tot BD voedsel, houten speelgoed en de vrije school van de kinderen helpen aankleden met herfsttafels, broodkippen bakken voor Palmpasen en lampionnen maken voor het Sint Maartensfeest zich hier totaal niet bewust van. Die zijn in regel dol op de al dan niet ingebeelde natuurwijsheden van de indianen en hebben meestal geen flauw benul van het feit dat Steiner het wel welletjes vond voor dit ‘decadent geworden ras’.

Tot zover deze remindertjes en wellicht is iedereen weer bij. En voor alle duidelijkheid, hierboven zijn linkjes geplaatst naar de teksten van de complete voordrachten. Dus, wellicht geheel ten overvloede maar voor degene die het niet vertrouwt, of mij ervan verdenkt manipulatief bezig te zijn (je weet maar nooit 😉 mochten sommigen, zoals Stephan Geuljans, het over die boeg willen gooien), alles is te checken. Dus aarzel vooral niet om de complete teksten langs te lopen. Voor wie liever een Nederlandse vertaling leest, hier is de Vrij Geestesleven-vertaling te raadplegen van de vierde en de zesde voordracht van Die Mission einzelner Volksselen (‘De Volkszielen’) door W. Jonkers-Driessen, uitgave Vrij Geestesleven, Zeist, 1983.  

Blijft de vraag waarom Stephan Geuljans het gedachtegoed van Steiner ziet als ‘het beste wapen tegen racisme en discriminatie’. Want over deze voordrachten en andere evident racistische werken van Steiner geen woord. Geuljans probeert van alles, maar hier durft hij zijn vingers kennelijk niet aan te branden. Terwijl, als je het hebt over Steiners opvattingen over ‘rassen’, dan bespreek je toch juist de teksten van Steiner die over dat specifieke onderwerp gaan? Tenminste dat lijkt mij het meest logisch. Tenzij het je opzet is om een rookgordijn op te werpen en bepaalde zaken uit het zicht wil houden. Het zou zomaar kunnen dat dit inderdaad de bedoeling van Stephan Geuljans is. Want je maakt mij niet wijs dat Geuljans die teksten niet kent. Ik denk alleen dat hij die niet zijn vrome lezertjes wil voorschotelen. Of het is een vorm van bezwering. Als je doet alsof ze er niet zijn, hoef je jezelf geen pijnlijke vragen meer te stellen, of zien vervelende buitenstaanders hopelijk die teksten dan ook niet meer en houdt het gezeur vanzelf op. Blikvernauwing en zelfbedrog als overlevingsstrategie in de ‘Geesteswetenschap’. In het land der blinden is eenoog koning, dat gaat bijzonder vaak op voor de volgelingen van ‘Herr Doktor’.

Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten

“Niet door het zoeken naar begripsmatige verbanden, maar door het associatief aan elkaar plakken van citaten, construeren deze aanklagers in het werk van Steiner een rassenleer die er helemaal niet in ligt. Je kan je afvragen in hoeverre hierbij sprake is van geschiedvervalsing”.

Zo vat Stephan Geuljans ‘de methode’ samen die ‘alle critici’, of wie verder ook Rudolf Steiner iets van racisme verwijt, zouden hanteren. Op zich is het wel ironisch om het verwijt ‘het associatief aan elkaar plakken’ van een antroposoof te krijgen. Zwarten associëren met kinderen, Aziaten met pubers en indianen met bejaarden… Hé, er blijft er nog eentje over, blanken dus maar met volwassenen, komt dat even leuk uit! Dat heeft natuurlijk niets te maken met associatief aan elkaar plakken, maar alles met authentieke en pure ‘geesteswetenschap’. Want de eigen grootmeester heeft zich nooit ofte nimmer bezondigd aan associatief plakwerk (dat valt trouwens nog op meer manieren uit te leggen, als we ook de plagiaatskwestie erbij betrekken, zie het centrale punt van Helmut Zander).

Geuljans stelt dus dat de rassenleer ‘een constructie is van aanklagers, die (er) helemaal niet in (het werk van Steiner) ligt’.  Zo langzamerhand (zie al mijn vorige bijdragen, waarvan de bronnen meestal direct te controleren zijn) wel een hele boude stelling. En hij suggereert ook nog dat wie het daar niet mee eens is zich schuldig maakt aan ‘geschiedvervalsing’. Dan vrees ik dat hij ook van mijn activiteiten vindt. Ben benieuwd, dus meer dan een goede reden om eens te gaan kijken waarmee Geuljans komt aanzetten. Dat moet dan wel een heel erg goed en doortimmerd verhaal zijn.

Het eerste wat opvalt is dat Geuljans zo’n beetje alles, wat met de antroposofische en theosofische ideeën  te maken heeft. weglaat (althans, hij probeert het, want het bloed kruipt waar het niet gaan kan en ook Geuljans ontkomt niet aan antroposofische zweverigheden). Dat is geen onwetendheid, want Geuljans is met recht een door de wol geverfde antroposoof, die tot over zijn oren in Steiners esoterische leringen zit. Kortom Geuljans weet zelf heel goed wat hij weglaat uit zijn betoog. Maar hij weet ook dat dit niet aan iedereen even goed verkoopt, dus daarom probeert hij het over een andere boeg te gooien. Hij probeert Steiner vooral af te schilderen als filosoof en niet als esotericus. De rassenleer wordt veilig buiten beeld gehouden. We kunnen rustig stellen dat Geuljans niet helemaal eerlijk is. Zie ook de bovenstaande passages, waarvan Geuljans doet alsof ze niet bestaan.

De omstreden teksten van Steiner worden dus door Geuljans omzeild; hij durft er duidelijk niet zijn vingers aan te branden. Maar waar heeft Geuljans het dan wel over? Zo schrijft hij:

“Met name in Duitsland ligt het gevoelig te spreken over een “Volksgeist” en alleen al het woord roept associaties op met de ideologie van het nationaal-socialisme in de Tweede Wereldoorlog. Critici voeren graag citaten aan waar Rudolf Steiner spreekt over een “Volksgeist” slepen het nationaal-socialisme erbij en insinueren dat er een relatie is. De vraag is nu: wat laten zij weg? Welke informatie onthouden zij de lezer?
Rudolf Steiner staat met de antroposofie in de traditie van het Christendom. Hij stelt – eenvoudig weergegeven – dat ieder afzonderlijk mens begeleid wordt door een Engel, ieder volk door een Aartsengel of volksgeest en de mensheid als geheel door Christus. In de verbinding van een Aartsengel met een volk of hele beschaving ligt een cultuur-opgave besloten. Voor de Oude Griekse cultuur lag deze in het ontwikkelen van de filosofie, de logica en het denken zoals we dat aantreffen bij Socrates, Plato en Aristoteles. Voor de Romeinen bestond de opgave in het ontwikkelen van het recht waarin ruimte werd geschapen voor een individu, de civitas Romana, waarbij een burger een zelfstandige rechtspositie verwerft tegenover de almachtige staat. In de Duitse cultuur emancipeert het individu zich nog meer tot een individu dat zich vrij maakt door zelf verantwoording te nemen voor zijn leven.
De cultuur-opgave die uitgaat van de “Volksgeist” in Duitsland was en is gelegen in het ontwikkelen van het “Ik”, de vrije individualiteit in de filosofie, de kunst en de wetenschap zoals we dat zien in het Duitse Idealisme. Filosofen en dichters als Goethe, Fichte, Schelling en Hegel staan in deze traditie. De tegenstanders van Steiner laten deze essentiële informatie, Steiner’s opvattingen over de emancipatie van het individu als cultuur-opgave, onvermeld. Het effect is duidelijk; de ware betekenis keert volledig om en nu lijkt het of hij een soort nazi-ideologie er op nahield. De filosofische context, het Duitse Idealisme waarin het individu en het vrije denken centraal staan, wordt expres weggelaten en vervangen door een erbij verzonnen rassenleer. Een lezer zou zich gewoon eerlijk moeten afvragen: staat een cultuur-opgave die de emancipatie van het individu nastreeft, het ontwikkelen van de vrijheid vanuit de geest, in de traditie van het nationalisme of het Duitse Idealisme? Wie ook maar de geringste notie heeft van de geschiedenis van Duitsland, weet dat dat de nationaal-socialisten geprobeerd hebben het Duitsland van Goethe en Schiller te vernietigen*.”

Dan volgt er nog een klein voetnootje (*). Achter die noot zegt hij overigens hele pikante dingen, maar daar kom ik zo nog op terug. Eerst het bovenstaande verhaal.

Wat Geuljans hierboven beschrijft is inderdaad ook in het werk van Steiner te vinden. Sterker nog, huist dit aspect, ‘cultuuropgave’, ‘volksgeesten’ (maar ook ‘rasgeesten’, de zg. gevallen geesten van de beweging’, de Dynameis, of de ‘abnormale geesten van de vorm’, waarom gaat Geuljans trouwens daar niet op in?), maken deel uit van Steiners gedachtegoed en bepalen in een belangrijke mate Steiners visie op de geschiedenis en zelfs op de evolutie. De relatie tussen het gebruik van het begrip ‘Volksgeest’ door Rudolf Steiner en soortgelijke begrippen door de Nazi’s is er overigens zeker, zij het dat die zeer indirect is. Beiden hebben meer dan eens uit dezelfde troebele bron gevist, zij het dat de antroposofie er een andere invulling aan geeft dan bijv. het nationaalsocialisme. Bij de antroposofie zijn dit soort zaken (dus ook de rassenleer) altijd maar een onderdeel van de totaalomvattende visie op de evolutie van mens en aarde.

De ‘Engelenleer’ van Steiner is overigens maar zeer beperkt een Christelijke traditie. Steiner gebruikte weliswaar begrippen, of namen die hij aan ‘Engelensoorten’ gaf- die zijn ontleend aan de vroeg-middeleeuwse mysticus Dionysios de Areopagiet, alleen -en dat is bij Steiner vaker het geval (het Atlantis waar Steiner het over heeft is ook iets heel anders dan het Atlantis van Plato)- de manier waarop Steiner deze begrippen inzette is vooral heel erg negentiende-eeuws. In de middeleeuwen had niemand het over ‘rasgeesten’, of ‘volksgeesten’; dat zijn allemaal negentiende-eeuwse ideeën.  Wat wel weer klopt is dat de obsessie met ‘volksgeesten’, of de notie van ‘een volk als een organische eenheid’ op een bepaalde manier wel in de Duitse filosofische traditie staat. Dat is ook niet zo vreemd; in het versnipperde Duitsland werd er veel nagedacht over hoe de natie weer tot een eenheid te maken. Het denken over volkeren als organische eenheid is inderdaad heel typisch voor het vroege Duitse nationalisme (ik zeg dus niet nationaal socialisme, al heeft het latere nationaal socialisme wel degelijk uit dezelfde bron gevist). Zie bijvoorbeeld de romantische filosoof Johann Gottfried von Herder, die het begrip ‘Volksgeist’ lanceerde. Steiner  gebruikte allerlei negentiende-eeuwse ideeën, ook over mensenrassen (al waren die, ook begin 20e eeuw achterhaald), die hij eclectisch vermengde met allerlei esoterische en vroeg-Christelijke begrippen.  Daarom is de antroposofie ook zo’n typische ‘neo-beweging’ van het Fin du Siècle. Precies eigenlijk zoals Helmut Zander het in zijn omvangrijke standaardwerk Anthroposophie in Deutschland;  Theosophischen Weltanschauung und Gesellschaftlichen Praxis 1884-1945 (Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen, 2008) beschrijft, al hebben orthodoxe antroposofen,  zoals Stephan Geuljans, daar enigszins moeite mee.

Overigens ben ik het zeker niet met Geuljans eens dat Steiner in de  traditie van Hegel, Fichte of Schelling staat. Hooguit aan het begin van zijn carrière, de periode dat hij de eerste versie van Filosofie der Vrijheid schreef. Daarna verliet Steiner de filosofie en begaf hij zich op het terrein van de esoterie. De herkomst van zijn opvattingen over de evolutie en de rol die ‘mensenrassen’ in dit verhaal innemen zijn grotendeels te herleiden tot de occulte ‘openbaringen’ van Helena Blavatsky, al wist Steiner, een eclecticus pur sang, ze altijd te ‘samplen’ met verschillende andere elementen, zoals de Duitse filosofie van de decennia daarvoor. Maar mijn probleem met Geuljans uiteenzetting begint al met dat de Rudolf Steiner die een rassenleer ontwikkelde,  wat mij betreft geen wetenschapper, of een filosoof (meer) was. De Steiner van de theosofie en de antroposofie had de wetenschap en de filosofie vaarwel gezegd en was esotericus geworden, een occultist, die zijn eigen versie van de theosofie zou ontwikkelen, de meest invloedrijke ‘neo-religieuze bewegingen’ van de tijd (misschien wel de New Age van het Fin du Siècle). Wel maakte Steiner veel gebruik van allerlei wetenschappelijke theorieën van dat moment, zoals bijvoorbeeld de evolutie-leer, die toen net in opkomst was. De inmiddels als achterhaald beschouwde recapitulatie-theorie van Ernst Haeckel, tegenwoordig door de wetenschap terzijde geschoven ten gunste van Darwin, heeft Steiner wel degelijk diepgaand beïnvloed, zoals ook uit Steiners eigen teksten blijkt. Dat komt nog ter sprake bij de ‘indianentekeningen’ (evolutiemodellen), die Geuljans in zijn tweede artikel (het antwoord aan Ramon de Jonghe) bespreekt.

Maar alleen al het idee van ‘cultuuropgaven’ waar Geuljans mee komt aanzetten. Dat is al niet wetenschappelijk. Want wat is dat eigenlijk? Een cultuur zou ontstaan, omdat die een bepaalde functie heeft te vervullen in een groot evolutionair of universeel plan? En als dat taakje erop zit, wat dan? Dan moet zo’n cultuur onmiddellijk ontbonden worden? Dat zit inderdaad sterk in de antroposofie van Rudolf Steiner. Sterker nog, dat geldt, wat Steiner betreft, ook voor mensenrassen, zie de bovenstaande passages over de Indianen uit Die Mission Einzelner Volksseelen (GA 121). “Mission erfüllt, Verfall Programmiert, lautet die anthroposophische Grundregel”, schrijft de door Geuljans zo gehekelde Peter Bierl (in Wurzelrassen, Erzengel und Volksgeister; die Anthroposophie Rudolf Steiners und die Waldorfpädagogik, Konkret Literatur Verlag, Hamburg, 2005, p. 132) .  Alsof het om een soort historische wetmatigheid gaat.

Wat Geuljans beschrijft is overigens ook een hele typische negentiende-eeuwse manier van denken, of van net iets daarvoor. Johann Joachim Winckelmann (1717-1768), de historicus en archeoloog die vaak wordt gezien als de grondlegger van mijn eigen vak (kunstgeschiedenis) hanteerde inderdaad een theorie van ‘opkomst’, ‘bloei’ en ‘verval’. Dat was voor hem bijna een soort universele wetmatigheid. Alleen gebruikt niemand binnen de huidige serieuze wetenschap nog dit soort achterhaalde noties. Dit concept vind je wel terug in de antroposofie van Rudolf Steiner, door zijn aanhangers  versteend en aanbeden. Maar het laat ook zien hoe gedateerd veel van Rudolf Steiners ideeën zijn.

Ik vind overigens niet dat Steiner er een soort Nazi-ideologie op nahield. Maar Geuljans pathetische uithaal over een ‘door critici verzonnen rassenleer’ maakt het verhaal er niet geloofwaardiger op. Temeer Geuljans zich iets  later beroept op Jos Verhulst. Als er nu een iemand is die zijn uiterste best doet om een vorm van nationaal socialisme de antroposofie binnen te loodsen is het Verhulst wel. En Geuljans die daar zogenaamd niets van zou weten? In het beste geval heb je dan een plaat van gewapend beton voor je hoofd, of, mocht Geuljans wel op de hoogte zijn (en ik kan me nauwelijks voorstellen dat dit niet zo is) dan ben je bezig de boel te belazeren en is dat artikel van hem niets meer dan  een staaltje propaganda. Als hij over een door critici verzonnen rassenleer begint, heeft het een beetje de schijn van het laatste. Over Jos Verhulst en het verschijnsel ‘neonazisme in de antroposofie’ kom ik nog te spreken.

Dan nu dat voetnootje van Geuljans. Onderaan het artikel staat in het bijschrift het volgende:

“ Aangetoond is dat veel ‘professionele’ critici zoals Helmut Zander en Peter Bierl, deze informatie bewust achterhouden en citaten vervalsen. Lorenzo Ravagli wijst er bijvoorbeeld op dat volgens Zander de SA-Obergutachter Alfred Baeumler als nationaal-socialist de antroposofie omarmde. Als je de historische documenten waar zij zich op beroepen controleert, blijkt juist omgekeerd dat deze nazi de antroposofie afwijst, omdat hij vindt dat de menskunde van Rudolf Steiner onverenigbaar is met het nationaal-socialisme. De Antroposofische Vereniging werd dan ook in 1935 verboden door de nazi’s. Toen de heer Zander door Ravagli op deze geschiedvervalsing werd gewezen, zei Zander dat hij zich had vergist”.

Informatie achterhouden? Citaten vervalsen? Zo’n beschuldiging moet je dan wel goed onderbouwen lijkt me. En als Geuljans zo zeker is, waarom begint hij dan niet, samen met de heren Bader en Ravagli, een klachtenprocedure bij de gerenommeerde Humboldt Universität te Berlijn (waar Helmut Zander hoogleraar is)? Alleen wat is de bron van Geuljans? Hoe sterk is zijn eigen onderbouwing? Ik geef hier een gedeelte weer van de discussie onderaan het artikel, tussen Ramon de Jonghe (geen onbekende op dit blog en in de verschillende antroposofie discussies) en Stephan Geuljans (http://www.aardespiegel.nl/artikelen/rudolf-steiner-individu-versus-ras/):

Ramon DJV op 5 april 2012 om 11:52 schreef:

Ik lees in de richtlijnen voor reacties dat de Aardespiegel niet censureert? (‘Censuur wordt niet toegepast’) Hoe komt het dan dat mijn vraag naar de onderbouwing van enkele van Geuljans beweringen hier niet verschijnt? Ik probeer het dus nog een keer.

Geuljans zegt dat ‘aangetoond is dat veel ‘professionele’ critici zoals Helmut Zander en Peter Bierl, deze informatie bewust achterhouden en citaten vervalsen’.

Ik zou wel eens willen weten waar en hoe is aangetoond dat Zander en Bierl citaten vervalsen.

Geuljans beweert ook dat Zander zou gezegd hebben ‘dat hij zich heeft vergist toen Ravagli hem op geschiedvervalsing wees’. Bedoelde Zander dat Ravagli zich had vergist of had hij het over zichzelf? Dat is niet duidelijk. En ook wat dit betreft zou bronvermelding niet misstaan.

  • Beste Ramon, excuses voor de late reactie. Wegens een gebrek aan tijd wil ik hier alleen ingaan op de dingen die direct met het artikel te maken hebben.

    Helmut Zander is selectief in het aanhalen van de nazi SA-Obergutachter Baeumler. Baeumler zegt dat er overeenstemming is tussen nationaal-socialisme omdat volgens Steiner een ras “eine Naturwirklichkeit” ist. Baeumler heeft echter ook een conclusie die Helmut Zander weglaat. Baeumler zegt ook: “Zou men proberen het begrip ras op onze manier [lees: nazi manier] een biologisch gefundeerde betekenis te geven, dan zou men de menskunde van Steiner stuk schieten (“zersprengen”). Want het nationaal-socialisme gaat weliswaar uit van de werkelijkheid van het bloed, maar tegelijk ook van het onderscheid die tussen mensengroepen bestaan. … Vanuit de menskunde van Steiner vinden we geen ingang tot het erkennen van het de idee dat het historische denken door de rasmatige werkelijkheid bepaald wordt. De plaats die wij reserveren voor de mens zoals die zich historisch gezien vanuit het ras ontwikkelt, wordt bij Steiner ingenomen door een boven alle geschiedenis verheven geestmens.”
    Tot zover de nazi Baeumler.
    UIt: ‘Rassenideale sind die Niedergang der Menschheit – Anthroposophie und der Rassismus-vorwurf” door Hans-Jürgen Bader en Lorenzo Ravagli, noot 18 bladzij 18. Daar verwijzen Bader en Ravagli ook naar zijn correspondentie met Zander en waar Zander toegeeft dat hij zich ter zake het oordeel van Baeumler vergist heeft. Ook Peter Bierl gebruikt deze methode van het selectief citeren. De correspondentie tussen Zander en Ravagli kan u altijd opvragen bij Bader en Ravagli.

    Terzijde iets over de onwetenschappelijke methode om antroposofie te willen beoordelen door wat een nazi zegt of wat “men zegt”. Er zijn in de geschiedenis vooraanstaaande bisschoppen te vinden die geloven “dat de joden de holocaust op zich hebben afgeroepen, omdat zij Christus hebben vermoord”. Zegt die bewering iets zinnigs over het Christendom, of over het gebrek aan verstand van die bisschop?

    Ik wil hiermee zeggen ik mijn opvatting over Steiner niet laat afhangen van het oordeel van een of ander onbenul of een of andere nazi die Zander en Bierl aanhalen. Of van zogeheten antiracisten die letterlijk nazi-achtige methodes gebruiken, zoals in 2001 o.a. door Harald Biskup en de gebroeders Grandt. Zo werd Steiner in WO I door mensen belasterd die in de tijd van het nationaal-socialisme lid werden van de SS. Steiner werd toen door deze nazi’s neergezet als “der Sexualmagie verfallene Juden” en Biskup en Grandt nemen dat anno 2001 over. Ik vind het bijzonder ernstig als dit soort ‘kritiek’ (lees: smaad en laster) klakkeloos wordt overgenomen en verder verspreid. Ik wil er echter ook niet te veel tijd aan besteden.

    Met vriendelijke groeten,

    Stephan Geuljans

    • Bedankt voor de verduidelijking, Stephan.

      Niet gepubliceerde correspondentie tussen Zander en Ravagli als bron aanhalen vind ik een zwak punt in je betoog. Het zou handiger zijn geweest als die informatie beschikbaar was. Nu vind ik het een niet onderbouwde stelling.

      Ik heb nog een vraag i.v.m. volgende stelling van je:

      (…) Nu wordt het interessant omdat volgens Rudolf Steiner een ras altijd tot de afdalende evolutie of degeneratie behoort. Volgens hem hebben rassen hun oorsprong in de prehistorie en is hun ontstaan afgesloten aan het einde van de laatste ijstijd (10.000 v.Chr.). Hij noemt dat in aansluiting met Plato de Atlantische periode vanaf welke tijd het geen zin meer heeft over rassen als ontwikkelingsprincipe te praten.(…)

      Nu is er natuurlijk die bekende schets uit GA 100, waarin met een opklimmende lijn de ontwikkeling van de mensheid wordt getoond met bovenaan de Europeaan, onderaan de ‘Atlantiër’ en als decadente vertakking het apengeslacht en de indiaan.

      Wanneer nu alle rassen hun ontstaan is afgesloten aan het einde van de Atlantische periode en ze in een afdalende evolutie zouden zitten, waarom zijn dan de indianen na die Atlantische periode een decadente vertakking? Als toch alle rassen degeneren? Of bedoelt Steiner dat weliswaar alle rassen degenereren, maar sommige rassen veel sneller dan andere?

      Mvg.
      Ramon

    • Beste Ramon,

      U vroeg mij een bron. Die heb ik u gegeven door zelfs concreet het oordeel van de nazi Baeumler te geven, het oordeel dat Helmut Zander en Peter Bierl bewust hebben weglaten. Laten we elkaar niet voor de gek houden want we weten heel goed dat deze heren niet integer zijn. Uit bron-onderzoek blijkt dat Helmut Zander en Peter Bierl regelmatig geschiedvervalsing plegen. Het is onder historici een doodzonde als men op de manier van Zander en Bierl te werk gaat. Het zou u sieren als u toegeeft dat u, bewust of onbewust, bent mee gegaan in de geschiedvervalsing van deze heren.

      In plaats daarvan verwijt u mij dat ik de correspondentie tussen Bader/Ravagli en Zander niet aan u overleg. Dat is hier niet op zijn plaats en ik zou bijna zeggen, je moet maar durven!

      Het is beter als u zich niet verschuilt achter het feit dat ik geen zin heb om uw huiswerk te maken. Als ik bewijs dat Zander en zijn volgelingen liegen is het aan u om grondig de archieven over WO II na te lezen. Vervolgens kan u zich tot de heren Zander en Bierl richten en hen vragen waarom zij zo te werk gaan. U mag ons eventueel uitleggen waarom u dat nog niet gedaan heeft.

      Ik herhaal dat ik alleen inga op concrete vragen over mijn artikel. Op het indianen-citaten is in 2002 al uitgebreid en voldoende ingegaan, door Bader en Ravagli en vele vele andere antroposofen en onder meer te vinden in de literatuuropgave onder mijn artikel. Ook hier blijkt de zich steeds repeterende methode van critici de uitleg van antroposofen botweg te negeren. Zelfs nu we 10 jaar verder zijn.

      Met groeten

      Stephan Geuljans

Dus als ik het goed begrijp moeten we op basis van een geforwarde e-mail  van Lorenzo Ravagli (die we niet mogen zien) aannemen dat Zander aan  ‘geschiedvervalsing’  doet? Dat hij en ‘zijn volgelingen liegen’? En Geuljans hoeft dat niet te onderbouwen en wie het niet met hem eens is ‘moet zich verantwoorden’? Ach, in de geesteswetenschap gelden andere regels, moeten we dan maar denken.  Overigens, het zou best kunnen dat Zander zich een keer vergist heeft. Maar kan dat niet via de koninklijke weg worden duidelijk gemaakt?  Bovendien weet ik niet of ik Lorenzo Ravagli zo ontzettend betrouwbaar vind. Ravagli is toch een beetje ‘de Rottweiler van de antroposofie’ (om een vergelijking te maken met de bijnaam van de nu scheidende Paus, Joseph Ratzinger, uit de tijd dat hij nog kardinaal was), die vooral in actie komt wanneer er met zwaar geschut propaganda moet worden bedreven. Veel van zijn bijdragen vind ik persoonlijk nogal hilarisch, zie bijvoorbeeld  zijn Negerromane? Was meintte Steiner Wirklich? Alleen de titel is al lachwekkend en dat is de inhoud van dat artikel ook. Wie zin heeft moet het maar via de link raadplegen. Zie dan ook maar zijn Rudolf Steiner und die Überwindung des Rassismus (Institut für Soziale Dreigliederung, 2003, eigenlijk en soort plusvariant van Dieter Brülls ‘De Nieuwe Reactionairen’), ook een vrij grotesk en een wat paranoïde werkstuk (lees vooral de inleiding), al zal Geuljans het wel fantastisch vinden. Het aardige van het laatste voorbeeld is overigens dat Ravagli er per ongeluk ook passages heeft ingestopt die juist wijzen op het tegenovergestelde, dus als propaganda-materiaal (want dat is het) is het niet eens echt geslaagd.   Bovendien, hoe zat dat ook alweer met Lorenzo Ravagli en Andreas Molau, oud-vrije schoolleraar en nu lid van de het parlement van de deelstaat Sachsen voor de Neo-Nazistische NPD? Was een niet helemaal lekker verhaal, dacht ik. Maar goed, er komt hierna nog genoeg op dat gebied, vooral over de handel en wandel van de door Geuljans zo bewonderde Jos Verhulst (waar hij ook blijk van geeft in dit artikel), dus die zaak laat ik hier verder zitten.

Overigens, als een of ander spammailtje van Lorenzo Ravagli (hij zal waarschijnlijk wel zo’n schreeuwerige newsletter hebben, waarop je je kunt abonneren, misschien een ideetje om dat ook maar eens te doen, als het mogelijk is) het enige is wat je tegen Helmut Zanders monumentale werk in stelling kunt brengen, denk ik niet dat je een sterk verhaal hebt. Dit is wel heel armoedig. Maar nogmaals, als het te moeilijk wordt duikt Geuljans weg, of probeert hij het op de smoezelige manier. Dat is zo langzamerhand wel duidelijk geworden. En ik kan nu al verklappen dat er nog meer komt, veel meer zelfs.

Met zijn weglaatkunsten kun je je afvragen of Geuljans zich niet meer schuldig maakt aan ‘geschiedvervalsing’, dan hij Helmut Zander verwijt. Het was niet mijn idee om deze zware term in te zetten, maar nu Geuljans hem heeft ingebracht vrees ik dat het toch vooral op hemzelf van toepassing is. Dus inderdaad, zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.

Het Darwinisme racistisch of een staaltje projectie?

Na wat omtrekkende bewegingen komt Geuljans uiteindelijk bij de kern van de zaak: Steiners kijk op de evolutie. Na de onderstaande illustratie begint hij als volgt:

plaatje Geuljans 1

“Steiners strijd tegen het toenemende racisme en de rassenidealen  (sic  FS) van zijn tijd bevat meerdere elementen. Ik ga eerst in op de evolutie-biologie van zijn tijd (en het zich daaruit ontwikkelde sociaal-darwinisme) en wat hij daar tegenover heeft gezet”.

Steiner was in zijn tijd een waarlijk antiracistisch activist 😉 Wat betreft Geuljans pogingen om sociaal Darwinisme gelijk te stellen aan de moderne evolutie-biologie en dat Steiners esoterische en teleologische kijk op de evolutie het alternatief zou zijn om sociaal Darwinisme uit te sluiten-  mijns inziens maakt Geuljans een wezenlijke denkfout, maar daar kom ik nog uitgebreid op terug. Eerst de positie die Steiner innam tov de evolutie-theorieën van Darwin en van de nu bijna vergeten Ernst Haeckel (wiens evolutie-theorie door de wetenschap is verworpen). Geuljans:

“De biologen Ernst Haeckel en Carolus Linnaeus geloofden in een hiërarchische ontwikkeling van de mens: van onvolmaakt naar volmaakt. Dat is een opvatting die ook nu nog bestaat. Ieder van ons kent de suggestieve plaatjes van een chimpansee die zich via een Neanderthaler, Homo habilis of Homo erectus tot de huidige rechtop lopende mens, de Homo sapiens zou hebben ontwikkeld. De overtuiging dat de mens een rechtop lopende diersoort zou zijn, een “derde chimpansee” versterkt dit vooroordeel. Dit geloof in een stijgende hiërarchie in de menselijke evolutie van “laag” naar “hoog” of van eenvoudig naar steeds complexer leeft nog steeds voort in het darwinisme zoals dat tegenwoordig in veel academische kringen wordt aangehangen. De schaduwzijde van deze opvatting is dat dit een argument geeft om de menselijke gelijkheid te betwisten”.

Hier begint zich zo langzamerhand het typische antroposofische misverstand te ontvouwen. Voor Haeckel gold zeker dat hij in een doelgerichte en een van laag naar hoog  verlopende evolutie geloofde, dat hebben Haeckel en Steiner overigens in een bepaalde mate met elkaar gemeen. Maar Darwin niet.  De biologische theorie van Darwin (en dan heb ik het niet over het sociaal Darwinisme, wat dus niet hetzelfde is, al zegt Geuljans iets anders) gaat uit van toevallige mutaties. Er is bij Darwin, itt Haeckel of Steiner, geen planmatig verloop van de evolutie. Evolutie is bij Darwin niet teleologisch (naar een doel toewerkend). Hoewel ik zeker niet kritiekloos ben naar Richard Dawkins ‘The God Delusion’ wordt dit aspect van de moderne evolutie-biologie daarin goed uitgelegd. Wat bij Darwin wel zo is, is dat er in zijn theorie iets van een schepper, in welke vorm dan ook, wordt uitgesloten. Het klassieke Darwinisme is in wezen atheïstisch. Ik heb soms het idee dat antroposofen daar vooral moeite mee hebben.

De mens is er volgens het echte Darwinisme (dus nogmaals, niet het ‘ Sociaal Darwinisme’) slechts door een toevallige samenloop van omstandigheden, door een gril van het lot. Dat is natuurlijk in de antroposofische gedachtegang een doodzonde (in de antroposofie moet altijd alles zin hebben en is daarmee ook, in essentie, diep religieus).

Een tweede aspect is natuurlijk dat ‘de mens’ dus helemaal niet het middelpunt van de kosmos is, of een uniek wezen, althans niet als je het evolutionair bekijkt. Strikt genomen is de mens, volgens de Darwinistische theorie, een levend wezen net als alle andere levensvormen op aarde. Zie hier het echte probleem dat antroposofen met de moderne evolutie-theorie hebben. Eigenlijk hetzelfde als de Christelijke Kerk. Los van dat het Darwinisme het verhaal van de eenmalige schepping (in zeven dagen) onderuit heeft gehaald, heeft het ook de unieke positie van de mens ondermijnd. Wat voor antroposofen onverteerbaar is (en ook wordt ontkend, niet in de laatste plaats door Steiner zelf) is dat de mens afstamt van aapachtigen (dat blijkt ook uit de bovenstaande passage van Geuljans). De mens is uniek en sommige mensen zijn wat unieker dan anderen (zie de talloze passages van Steiner waarin hij het over ‘gedegenereerde rassen’ heeft, zoals hij bijvoorbeeld de Amerikaanse indianen zag).  Dit is de kern van het antroposofische bezwaar tegen Darwin. Geuljans verzint er verder van alles bij om om de onzinnige stelling hard te maken dat het Darwinisme in zichzelf racistisch zou zijn en de antroposofie niet, maar dit is mijns inziens het echte probleem.

Trouwens, typisch dat Geuljans de bewering dat de mens van aapachtigen afstamt een ‘vooroordeel’ noemt.  Want dat is nou net geen vooroordeel. Dat sommige antroposofen niet snappen wat een vooroordeel is kan ik begrijpen, zie alleen al het immense complex aan vooroordelen van hun voorman, alhoewel die er ook weleens blijk van heeft gegeven dat hij zich daar best bewust van was. Hij was daar enkele keer zelfs heel openhartig over. Op een bijzonder helder moment, in een vlaag van diep zelfinzicht, verklaarde Rudolf Steiner eens:

‘Aber jeder Geheimwissenschafter weiß, daß von solchen Dingen viel mehr abhängt als von der Erweiterung der Intelligenz und von dem Anstellen künstlicher Übungen. Insbesondere kann leicht ein Mißverständnis darüber entstehen, wenn manche glauben, daß man sich tollkühn machen solle, weil man furchtlos sein soll, daß man sich vor den Unterschieden der Menschen verschließen soll, weil man die Standes-, Rassen- und so weiter Vorurteile bekämpfen soll. Man lernt vielmehr erst richtig erkennen, wenn man nicht mehr in Vorurteilen befangen ist. Schon in gewöhnlichem Sinne ist es richtig, daß mich die Furcht vor einer Erscheinung hindert, sie klar zu beurteilen, daß mich ein Rassenvorurteil hindert, in eines Menschen Seele zu blicken’

Aldus Rudolf Steiner in zijn Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten, GA 10, 1909, hoofdstuk 3: ‘Praktische Gesichtspunkte’, zie link

Ik denk dat ik het in deze roerend met Steiner eens ben 😉

Verder met Geuljans. Hij vervolgt met:

“Hoewel Steiner de ideeën over evolutie een belangrijke verworvenheid voor onze cultuur vond en bewondering had voor de moed van Charles Darwin en Haeckel – hij heeft Haeckel zelfs verdedigd tegen allerlei aanvallen – is hij geen darwinist en geen aanhanger van Haeckel. Hij bestreed de opvatting van Haeckel en Darwin door te stellen dat de menselijke ontwikkeling niet plaatsvindt vanuit één evolutie maar van twee evolutie-lijnen: een opgaande en een afdalende evolutie. Hij noemde dat ontbrekende element in de theorie van Haeckel een bedenkelijke vergissing.
Steiner: “Want, als je gelooft dat ontwikkeling altijd in een opgaande lijn zou moeten plaatsvinden, dan verwijder je je van de ware werkelijkheid, dan praat je zoals Haeckel onder invloed van een zekere verwarringswaan heeft uitgesproken: eerst de eenvoudige wezens, dan verdere ontwikkeling, weer gecompliceerdere wezens enzovoorts enzovoorts tot in het oneindige door, steeds gecompliceerder, steeds volkomener. Dat is onzin. Elke ontwikkeling die voorwaarts schrijdt, slaat ook weer een terugweg in. Al het opstijgen wordt gevolgd door een afdalen, en al het opstijgen draagt de kiem tot afdalen in zich. Dit behoort tot de bedenkelijkste vergissingen van de moderne mensheid, dat deze moderne mensheid de samenhang tussen evolutie en devolutie is kwijtgeraakt, opgaande ontwikkeling en weer neergaande ontwikkeling. Want waar opstijgende ontwikkeling is, daar zal zich ook de kiem tot afdalende ontwikkeling voordoen. Dan gaat op het moment waar een opstijgende lijn terug begint te lopen fysieke- in spirituele ontwikkeling over. Want zodra het fysieke begint terug te lopen, ontstaat voor spirituele ontwikkeling de ruimte.”

Zie hier wederom het antroposofische misverstand over de moderne evolutie-biologie. Of er sprake is van een opgaande lijn is maar zeer de vraag. Omstandigheden op aarde zijn in de loop der tijd meermalen veranderd en het leven daarmee ook. Voor antroposofen moet altijd alles een zin of een doel hebben, of het nu gaat om hoe culturen zich ontwikkelen, hoe een individueel mens zich ontwikkelt, t/m de complete evolutie. Zie hier weer het ‘opkomst-bloei-verval’ denken (oa Winckelmann), al verwijt Geuljans het Darwinisme dat het geen oog heeft voor verval. Maar in het Darwinisme is er geen sprake van ‘iets’, bijv.  een hogere macht of een aansturend principe, dat deze ontwikkelingen bedenkt en uitvoert. Dus strikt genomen ook geen ‘opgaande lijn’ en dan ook geen ‘afdalende lijn’. Dat is vooral de projectie van mensen die hun zingeving zoeken in de ontstaansgeschiedenis van het leven op aarde en zichzelf daarin een unieke positie toedichten, of dat nu is op grond van hun ‘mens zijn’, hun ‘ras’, hun ‘mate van esoterische inwijding’, of hun ‘Karmische ontwikkeling’ (allemaal zaken die in de antroposofie van wezenlijk belang zijn) .  Zie hier waarom de antroposofie vooral religieus is en niet wetenschappelijk, al roepen rechtzinnige antroposofen, zoals Geuljans, meestal het omgekeerde. Ik deel overigens wel het bezwaar van Geuljans tegen ‘het moderne vooruitgangsgeloof’, maar vooral omdat dit ook weer een geloof is. Met echt Darwinisme heeft dit niets te maken en al helemaal niet met hedendaagse evolutiebiologie. Dat dit in Geuljans perceptie kennelijk wel zo is, zegt meer iets over zijn blinde verering voor de tot dogma verheven negentiende eeuwse visie van Steiner, dan dat het iets zegt over de moderne wetenschap en zelfs over het werk van Darwin. Op de evolutie-theorie van Ernst Haeckel, de ‘recapitulatie-theorie’, die wel degelijk van grote invloed was op Steiner, ook op zijn rassenleer, kom ik later terug.

 Steiners visie op de geschiedenis en de evolutie en de rol die ‘rassen’ daarin spelen… tja, leg dat maar eens uit

Eindelijk, zij het heel behoedzaam, komt Geuljans toe aan de echte problematiek: de visie van Steiner op de verschillende rassen, zoals Steiner die oa aan de orde stelt in de vierde en zesde voordracht uit Die Mission einzelner Volksseelen (GA 121, hierboven eerder aangehaald), overigens Steiners belangrijkste werk over ‘rassen’, dat door Geuljans onbesproken blijft. Nu hij aan de echte problematiek komt, valt het op dat hij de belangrijkste en meest expliciete teksten van Steiner liever mijdt, terwijl die ook buitengewoon relevant zijn voor de plaats die ‘rassen’ innemen in Steiners kijk op de evolutie. Maar Stephan Geuljans durft het kennelijk niet aan en probeert het dan maar op deze manier:

“De opstijgende evolutie is de lijn van het individu. Daartegenover staat de afdalende lijn van de soort-gebondenheid (ras, volk, familie, stam, geslacht, erfelijkheid enzovoorts)

stijgende evolutie ↔ afdalende evolutie

individu ↔ soort-gebondenheid, erfelijkheid

In ieder afzonderlijk mens (zwart, wit, geel of rood) komen beide evolutie-lijnen samen. Als beeld: Ieder afzonderlijk mens gaat niet alleen maar vooruit in een stijgende lijn naar een meer volmaakte vorm (zoals Haeckel meende), maar ook “achteruit”. De ‘soort’-lijn vertegenwoordigt hierbij de algemene degeneratie, en de individuele ontwikkeling geeft hieraan het noodzakelijke tegenwicht. Volgens Rudolf Steiner kan er dus niet zoiets bestaan als één biologische ontwikkeling richting “übermensch” waarmee hij de leer van Arthur de Gobinau en zijn volgeling Housten Stewart Chamberlain die wel aansluiten op Haeckel en Darwin naar de prullenbak verwijst. Ik benadruk dat Steiner het opkomende racisme en rasidealen dus niet bestreed met politieke frases en ook niet politiek-correct was zoals men tegenwoordig kennelijk van hem verwacht. Hij bestreed pseudo-wetenschap niet met politiek maar met met geesteswetenschap. Hij verbindt de gelijkheid van de mens aan het uiterlijk, en de verschillen tussen mensen aan de in ieders innerlijk aanwezige talenten.

Hier maakt Geuljans echt een potje van verschillende zaken die Steiner in zijn verzameld werk zoal aan de orde stelt. Laten we kijken of deze door Stephan Geuljans gecreëerde warboel te ontrafelen valt. Het zal misschien wat ‘technisch’ worden, maar laten we maar eens goed naar de letter kijken.  Dat mag wel bij een betoog van meneer Geuljans, tenminste dat lijkt me zo.

Om te beginnen: het is zeker niet zo dat bij Steiner alle rassen gelijk, of zelfs gelijkwaardig zijn. Blanken hebben in Steiners woorden, ten opzichte van zwarten en Aziaten (en al helemaal de indianen) ‘alleen maar voordelen en eigenlijk helemaal geen nadelen’, zoals hij dat letterlijk zegt in Die Mission einzelnder Volksseelen (GA 121, vierde voordracht, citaat aan het begin van dit artikel aangehaald). Hij gaat daarin nog veel verder. De blanken zijn de enigen met een harmonieuze ontwikkeling. Alle andere rassen hebben de pech dat ze enigszins gedeformeerd zijn geraakt door gedegenereerde krachten uit de kosmos, de gevallen geesten van de beweging, die zich hebben ontwikkeld tot een soort mislukte geesten van de vorm (de dynameis geesten, naar de engelenleer van Dyonisios de Areopagiet). Het spijt me, maar antroposofie is nu eenmaal zweverig en zeker niet wetenschappelijk, dus ik kan het niet mooier maken dan het is.

Verder is het zo dat de werking van de rasvormende krachten, de dynameis, of ‘abnormale geesten van de vorm’ aan het afnemen is. Dus de rasverschillen zullen op een gegeven moment verdwijnen. Maar wanneer is dat? Steiner zegt in de vierde voordracht van Die Mission (link hier):

‘In der alten lemurischen Zeit müssen wir das Aufgehen der Rassenmerkmale, der Rasseneigentümlichkeiten suchen; wir müssen dann deren Sich-Fortpflanzen bis in unsere Zeit verfolgen, müssen uns dabei aber klar sein, daß, wenn unsere gegenwärtige fünfte Entwickelungsepoche von der sechsten und siebenten abgelöst wird, keine Rede mehr sein kann von einem Zustande, den wir als Rasse werden bezeichnen können’

Heel technisch allemaal, vooral omdat Steiner de antroposofische tijdrekening hanteert. Maar in de Lemurische tijd zijn er verschillende rassen ontstaan, die zich tot in onze tijd hebben voortgeplant. De rasverschillen zullen doorwerken totdat het huidige vijfde na-atlantische tijdperk is afgelost door het zesde en het zevende. Pas dan zal er geen reden meer zijn om van ‘verschillende rassen’ te spreken.

De door Geuljans zo gehekelde Helmut Zander heeft het als volgt uitgelegd (met antroposofische tijdsrekening):  ‘Rassen seien ein Intermezzo der Menschheitsgeschichte. »Die Rassen sind entstanden und werden einmal vergehen, werden einmal nicht mehr da sein.« (GA 121,76 [1910]) Erneut artikulierte Steiner sein antimaterialistisches Leitmotiv, aber bei näherem Hinsehen bleibt dies ein gänzlich unpolitisches Argument. Die Rassenentstehung, die erst in der lemurischen Zeit begonnen habe, werde in der sechsten und siebten »Entwickelungsepoche« verschwinden (ebd.), das heißt: frühestens ungefähr im 9. Jahrtausend. Für eine politische Erledigung der Rassenfrage und für die Geltung von Steiners Rassentheorien ist dies eine lange, eine zu lange Zeit. Daß die Vielfalt von Völkern und Rassen ein Reichtum der Pluralität sein könnte, tritt im übrigen nicht in Steiners Blickfeld’ (Helmut Zander, Anthroposophie in Deutschland; Theosophische Weltanschauung und gesellschaftliche Praxis 1884-1945, Göttingen, 2007, p.665).

In mijn vijfde antroposofie-artikel (trouwens ook in mijn derde en vierde) heb ik dit allemaal uitvoerig uitgelegd. Maar Zanders berekening klopt. Pas in het negende millennium zullen de ‘rasverschillen’ (waaraan Steiner dus bijzondere kenmerken toekent, die zelfs bepalend zijn voor leven en dood, zie hoe hij tegen de indianen aankeek) in Steiners optiek verdwenen zijn. Dus dat duurt nog wel een poosje. Jammer voor de indianen want zijn volgens Steiner ‘ausgestorben’, maar dat was toch maar een decadent ras, en hun zielen zijn, als alles goed is gegaan, gelukkig in blanke lichamen geïncarneerd, dus die hebben hun Karmische lesje wel geleerd (antroposofie meets de Celestijnse Belofte, ik weet niet welke van de twee ik erger vind).

Geuljans babbelt dan nog wat over de Übermensch (Nietzsche, een van de meest verkeerd begrepen filosofen ooit) en Arthur de Gobineau en Houston Stewart Chamberlain, beiden esoterici, die ook , vanuit de traditie van de theosofie (net als Steiner dus) tot een rassenleer kwamen, zij het dat beide heren nog een stukje erger waren (dan kom je echt in de sfeer van de proto-Nationaal Socialisten, maar die kwestie laat ik hier verder zitten) en zegt dan dat die wel op Haeckel en Darwin aansloten. Net alsof Haeckel en Darwin hetzelfde zijn! Op Haeckel kom ik nog terug.

Dan citeert Geuljans Rudolf Steiner uit de voordrachtenreeks  Die Sendung Michaels (GA 192), Dritter Vortrag, Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen, Stuttgart, 23 april 1919, zie hier:

“Met betrekking tot alles, wat zich op grond van onze individuele capaciteiten vormt, dus met betrekking tot dat, wat (…) onafhankelijk van onze lichamelijkheid is, zijn wij als mensen individueel gevormd, ieder een eigen, ieder een individu. Behalve de veel geringere differentiëring, die door rassenverschillen, volksverschillen en dergelijke naar voren treden, die echter als differentiëring een kleinigheid is – als je er maar een zintuig voor zou hebben, dan zou je dat moeten weten – tegenover de differentiëring door individuele talenten en capaciteiten, behalve dat zijn we met betrekking tot onze uiterlijke fysieke menselijkheid, op grond waarvan we als mensen de mensen tegemoet treden, op grond waarvan we rechtsimpulsen, zedenimpulsen uiten, als mensen gelijk. Wij zijn als mensen gelijk, hier in de fysieke wereld, juist door de gelijkheid van onze menselijke gestalte, simpel door het feit dat we allen een mensengelaat hebben. Dit gegeven, dat we allemaal een mensengelaat hebben, op grond waarvan we elkaar als uiterlijke fysieke mensen tegemoet treden, om met elkaar op democratische grondslag de rechtsimpulsen, de zedenimpulsen vorm te geven, dit maakt ons op deze grondslag gelijk. We zijn verschillend van elkaar door onze individuele gaven, die echter tot ons innerlijk behoren.”

Geuljans concludeert:
“Er bestaat volgens Rudolf Steiner geen hiërarchie tussen mensen, want in ieder afzonderlijk mens of cultuur treffen we naast een opstijgende lijn altijd een decadente lijn, of “degeneratie” aan”.

Het aardige is dat met dit Steinercitaat Geuljans nou precies doet wat hij ‘de critici’ verwijt. Zonder enige context een passage aanhalen waarin de factor ‘ras’ als minder belangrijk wordt afgeschilderd. Hij heeft er trouwens wel goed naar moeten zoeken, want dit is een voordracht die over hele andere zaken gaat (over economie en pedagogie) en het is een terloopse opmerking. Terwijl  je in Steiners visie maar beter niet als indiaan kan worden geboren, dan loopt het niet best met je af. Dat blijkt overigens niet uit een citaat, maar dat blijkt uit zo’n beetje alles wat hij over de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent gezegd heeft.  En of hij het in 1907, 1910 of in 1923 heeft gezegd, het komt iedere keer op hetzelfde neer. Ik ben benieuwd of Geuljans dat kan tegenspreken. Wordt nog een hele klus vrees ik. Kortom zo triviaal zijn die ‘rasverschillen’ in Steiners  wereldbeeld nu ook weer niet (zelfs een kwestie van leven en dood, zie zijn beweringen over de indianen)..

Bovendien kan ik daar ook een ander los citaat tegenover zetten. Deze bijvoorbeeld (uit GA 349, 1923, zie hier)

‘Und das wollen wir heute ein bißchen betrachten, weil man eigentlich die ganze Gesichte und das ganze soziale Leben, auch das heutige soziale Leben nur versteht, wenn man auf die Rasseneigentümlichkeiten der Menschen eingehen kann. Und dann kann man ja auch erst im richtigen Sinne alles Geistige verstehen, wenn man sich zuerst damit beschäftigt, wie dieses Geistige im Menschen gerade durch die Hautfarbe hindurch wirkt’

Wat zegt ie? “Men kan eigenlijk de hele geschiedenis en het maatschappelijke leven, ook het huidige sociale leven slechts begrijpen, wanneer men op de raseigenschappen van de mensen ingaat”. Dat is dus nogal wat anders. Dus wat is het nou van de twee?

Daarom is het heel belangrijk om voordrachten van Steiner, of complete werken, in onderlinge samenhang te bestuderen. En dan, maar dat is mijn bescheiden mening, kom je er toch niet onderuit dat er sprake is van een rassenleer, die hecht verweven is met Steiners opvattingen over de evolutie. Misschien mijn bescheiden mening (ook die van Helmut Zander, Peter Staudenmaier en andere geleerden en er zijn zelfs antroposofen te vinden die daar met pijn en moeite in meegaan). Maar volgens de Geuljansjes en de Ravaglitjes van deze wereld, die zich, juist in deze kwestie ook tegen rechtsextremistische activisten als  respectievelijk de Verhulstjes en de Molautjes aanschurken,  ‘liegen’, in Geuljans woorden, Zander, Staudenmaier en (op bescheiden niveau) ondergetekende dus? Tja…

En dan… Geuljans: “ Ik benadruk dat Steiner het opkomende racisme en rasidealen dus niet bestreed met politieke frases en ook niet politiek-correct was zoals men tegenwoordig kennelijk van hem verwacht. Hij bestreed pseudo-wetenschap niet met politiek maar met met geesteswetenschap’’.

Moeten we het hier nog over hebben, Steiner die racisme bestreed? Lijkt me niet echt nodig. Politiek-correct zijn is natuurlijk heel ernstig, maar daar hebben we gelukkig de door Geuljans zo gewaardeerde Jos Verhulst voor (die daartegen ten strijde trekt, zie bijv. hier, kom ik ook nog over te spreken). En pseudowetenschap bestrijden met geesteswetenschap? Als de vlam in de pan slaat is niet verstandig om te gaan blussen met water, dan wordt het alleen maar erger. Deksel erop doen, dat is in die situatie het meest aan te raden.

Geuljans vervolgt met een andere passage van Steiner (uit :  Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen , GA 132, 23 april, 1919, hele voordracht  hier te raadplegen)

“Met betrekking tot alles, wat zich op grond van onze individuele capaciteiten vormt, dus met betrekking tot dat, wat (…) onafhankelijk van onze lichamelijkheid is, zijn wij als mensen individueel gevormd, ieder een eigen, ieder een individu. Behalve de veel geringere differentiëring, die door rassenverschillen, volksverschillen en dergelijke naar voren treden, die echter als differentiëring een kleinigheid is – als je er maar een zintuig voor zou hebben, dan zou je dat moeten weten – tegenover de differentiëring door individuele talenten en capaciteiten, behalve dat zijn we met betrekking tot onze uiterlijke fysieke menselijkheid, op grond waarvan we als mensen de mensen tegemoet treden, op grond waarvan we rechtsimpulsen, zedenimpulsen uiten, als mensen gelijk. Wij zijn als mensen gelijk, hier in de fysieke wereld, juist door de gelijkheid van onze menselijke gestalte, simpel door het feit dat we allen een mensengelaat hebben. Dit gegeven, dat we allemaal een mensengelaat hebben, op grond waarvan we elkaar als uiterlijke fysieke mensen tegemoet treden, om met elkaar op democratische grondslag de rechtsimpulsen, de zedenimpulsen vorm te geven, dit maakt ons op deze grondslag gelijk. We zijn verschillend van elkaar door onze individuele gaven, die echter tot ons innerlijk behoren.”

Mijn probleem hiermee is dat dit inderdaad weer hetzelfde  ‘trucje’ is als het hierboven door Geuljans aangehaalde citaat. En Geuljans verwijt dit de critici. Het is dus echt zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Het onderwerp van deze lezing is overigens niet eens ‘rassen’, dus het is maar een kleine opmerking tussendoor die Steiner niet verduidelijkt. Op de hoofdwerken over ‘mensenrassen’ durft Geuljans niet in te gaan, dat is nu zo langzamerhand gebleken (behalve dan in zijn vervolgartikel, op de tekeningen van Steiner, waarin de indianen worden afgeschilderd als decadente afwijking van de mensheidsontwikkeling. De uitleg die Geuljans geeft is zo grotesk dat hij of de bijbehorende tekst niet gelezen heeft, of er willens en wetens iets bij verzonnen heeft, maar daar kom ik nog op terug). Maar misschien heeft hij voor deze vondst hulp van Ravagli gekregen, of bij hem afgekeken. Omdat ik Geuljans en geestverwanten graag ter wille wil zijn hier nogmaals de grote Lorenzo Ravagli-verzameling van ‘ontlastende citaten’. Alleen ontlast je daarmee Steiner niet van racisme.

Geuljans concludeert met:

“Er bestaat volgens Rudolf Steiner geen hiërarchie tussen mensen, want in ieder afzonderlijk mens of cultuur treffen we naast een opstijgende lijn altijd een decadente lijn, of “degeneratie” aan”.

Dat ligt bij Steiner toch net een beetje anders, vrees ik. Heel leuk dat Steiner stelt dat zwarte mensen zulke ‘warme menselijke eigenschappen’ hebben, maar het zijn wel de blanken die het beste kunnen denken, zoals hij uiteen zet in GA 349 (de arbeidersvoordracht uit 1923, zie hier ).  Eigenlijk een beetje zoals cabaretier Hans Teeuwen ooit declameerde in zijn programma  ‘Met een Breierdeck’,  uit 1997 (ik heb het al vaker in deze lamglopende polemiek aangehaald, maar mischien komt de boodschap deze keer wel over):

Kijk, het ene ras is bijvoorbeeld heel goed in leidinggeven, terwijl het andere ras weer veel beter is met hardlopen en ritmes.
En als iedereen zich daar gewoon aan houdt is er niks aan de hand.
Da’s de natuur en je bent niet sterker dan de natuur.
En ik zeg heel eerlijk, ik houd me daaraan, ja, ik houd me daaraan.
Ik zal geen wc’s gaan schoonmaken, dat gaat niet, dat zit niet in mijn roots.
Da’s belangrijk, je roots.

Maar ook Geuljans zal zich wel hebben gerealiseerd hebben dat hij zich in deze kwestie niet kan blijven beperken tot vliegen afvangen. Hij ontkomt toch niet aan het grote verhaal van Steiner (daarin durft hij het overigens niet aan om de grote meester zelf te citeren).  Want in het grote verhaal zit ook de rassenleer, dus vanuit zijn optiek bekeken, moet Geuljans het voorzichtig aanpakken. Al valt dat niet mee. Geuljans probeert het zo:

“Nu wordt het interessant omdat volgens Rudolf Steiner een ras altijd tot de afdalende evolutie of degeneratie behoort. Volgens hem hebben rassen hun oorsprong in de prehistorie en is hun ontstaan afgesloten aan het einde van de laatste ijstijd (10.000 v.Chr.). Hij noemt dat in aansluiting met Plato de Atlantische periode vanaf welke tijd het geen zin meer heeft over rassen als ontwikkelingsprincipe te praten. Daarom spreekt hij over de daaropvolgende perioden als cultuur-perioden. Hij spreekt over de Oud-Indische cultuur-periode die ongeveer begint rond 7300 v.Chr., gevolgd door een Oud-Perzische, Egyptische en Grieks-Romeinse periode van ieder ongeveer 2160 jaar waarbij wij nu vanaf 1413 n.Chr. in de vijfde na-Atlantische cultuur-periode leven. Hierna komen nog een Russische en Amerikaanse cultuur.

Dat wat we nu toch nog “ras” noemen, zijn overblijfselen, differentiaties geërfd uit de prehistorie. In de samenhang met Steiners kritiek op Haeckel en Darwin begrijpen we nu dat een ras – per definitie – behoort tot de afdalende evolutie, de devolutie, en waarom een ras dus nooit de grondslag van een cultuur kan zijn. Precies het omgekeerde treffen we aan in de rassenleer bij de intellectuelen van zijn tijd. Volgens Rudolf Steiner bevinden zich álle rassen, dus ook de zogenaamde “blanken” zich vanaf de laatste ijstijd in de neergang. Omdat rasidealen aanhaken aan deze neergaande lijn kunnen zij daarom alleen maar onheil brengen”.

Tot zover. Dat het ‘nu interessant wordt’ ben ik overigens wel met Geuljans eens, alleen om een andere reden dan dat hij waarschijnlijk bedoelt. Bijna terloops roert Stephan Geuljans toch een paar ongerijmdheden aan, althans een lezer die wel goed op de hoogte is van de geschiedenis, maar niet van de antroposofie, zou hier toch vreemd van opkijken. Want wie heeft er buiten de antroposofie zo’n volkomen incorrect beeld van de ontwikkelingen van de laatste paar duizend jaar? En dan Atlantis, de metafoor van Plato, dat echt zou hebben bestaan? Sprak Stephan Geuljans hiervoor nog van ‘pseudowetenschap’? Die dan door Steiner zou zijn bestreden met ‘geesteswetenschap’? Welkom in de wondere wereld van de antroposofie.

Ik heb deze vreemde visie op de geschiedenis van de oudheid al uitvoerig in mijn eerdere artikelen beschreven. Maar het komt erop neer dat Steiner inderdaad geloofde dat er een continent heeft bestaan als Atlantis (dat weer vooraf werd gegaan door Lemurië, enz.). In de Akasha-Kroniek (GA 11) zegt Steiner dat dit continent fysiek zou hebben bestaan op de plek waar nu de bodem van de Atlantische Oceaan ligt.  Dit mythische continent ging tenonder en onder leiding van een zekere Manu werd de elite, in Steiners woorden ‘een nieuw ras’ naar het Indiase subcontinent geleid, alwaar zij een nieuwe beschaving stichtten.

De antroposofie gaat ervan uit dat deze nieuwe fase, de na-Atlantische tijd, zeven cultuurperiodes zal kennen, dus beschavingen die leidend zullen zijn voor de ontwikkeling van de mensheid. Geuljans: “… de Oud-Indische cultuur-periode die ongeveer begint rond 7300 v.Chr., gevolgd door een Oud-Perzische, Egyptische en Grieks-Romeinse periode van ieder ongeveer 2160 jaar waarbij wij nu vanaf 1413 n.Chr. in de vijfde na-Atlantische cultuur-periode leven. Hierna komen nog een Russische en Amerikaanse cultuur”.

Steiner heeft dit verhaal overigens in grote lijnen overgenomen van Helena Blavatsky, de oermoeder van de Theosofie, al is dit voor veel antroposofen vloeken in de kerk (Steiner kende alles uit eigen helderziende waarneming, door te schouwen in de Akasha-Kroniek). Interessant is dat Steiner indeze ook precies de Ariërmythe volgt, zoals die in de Fin du Siecle in Duitsland in zwang was, ook onder occulte groepen die zich later met het nationaal socialisme verbonden. Voor de duidelijkheid, daaronder reken ik de antroposofie niet, al zijn ook die groepen, zoals de ariosofie, net als de antroposofie loten van dezelfde theosofische stam.

De Ariërmythe komt erop neer dat ‘de beschaving’ door het Arische ras in het oosten werd gesticht (in die tijd ontdekten taalwetenschappers ook de verwantschap tussen de West Europese talen met de Perzische en de Hindoe talen). Het vuur van ‘de beschaving’ zou door de eeuwen heen langzaam van oost naar west reizen en bovendien gelieerd zijn aan het Arische ras. Deze notie werd door verschillende stromingen aangehangen, al zijn deze bijna allemaal na de Tweede Wereldoorlog verdwenen, behalve de antroposofie (en de theosofie, al is de theosofie lang niet zo dogmatisch en wordt daar met veel meer relativering naar dit erfgoed gekeken).

Voor Steiner zijn de na-Atlantische cultuurperiodes gerelateerd aan het blanke ras. Andere rassen hebben geen cultuurperiodes, of moeten zelfs plaatsmaken of verdwijnen. Zie Steiners opmerkingen over de indianen, die hij  ook meermalen heeft bestempeld tot decadente nakomers van Atlantis. Atlantiërs die zich niet verder konden ontwikkelen en daarom dus het veld moesten ruimen. Dit is ongeveer Steiners rassenleer.

Al eerder haalde ik een passage aan uit de arbeidersvoordracht uit 1923 (GA 349). Eigenlijk vat hij die geschiedenis daarin heel bondig samen. De voorouders van de huidige ‘cultuurmensheid’ gingen van Atlantis naar het Indiase subcontinent en stichtten vanaf daar, langzaam naar het westen trekkend, de ene beschaving na de andere. Andere beschavingen, of het nu de Chinese of de oude beschavingen van Amerika zijn, doen er niet toe in de antroposofie. Dat is het ongeveer. Nogmaals Steiners uiteenzetting uit 1923 (GA 349, online versie hier):

“Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse. Wie sie nach Indien gezogen ist, bildete sie die innerliche, poetische, dichterische, geistige indische Kultur aus. Wenn sie jetzt nach dem Westen geht, wird sie eine Geistigkeit ausbilden, die nicht so sehr den innerlichen Menschen ergreift, aber die äußere Welt in ihrer Geistigkeit begreift”

Voor de indianen is het ‘Schluss’ in Steiners optiek. Decadent geworden Atlantiërs dienen uit te sterven en mogen het in een volgende incarnatie als blanke het weer opnieuw proberen. ‘Dus is de antroposofie niet racistisch, want uiteindelijk komt het voor die zielen toch nog goed’, oftewel ‘het reïncarnatie-alibi’ (naar Helmut Zander) is een veel gebruikt argument. Het siert Geuljans overigens dat hij dit niet inzet, maar dat doet wel het van Baarda-rapport en verder vele andere antroposofen, in geschrift, maar ook in de verschillende discussies die ik met ze gevoerd heb.

En voor ik het vergeet, de tweede helft van de hierboven aangehaalde passage van Geuljans. Die is in relatie met het voorgaande helemaal interessant:

“Dat wat we nu toch nog “ras” noemen, zijn overblijfselen, differentiaties geërfd uit de prehistorie. In de samenhang met Steiners kritiek op Haeckel en Darwin begrijpen we nu dat een ras – per definitie – behoort tot de afdalende evolutie, de devolutie, en waarom een ras dus nooit de grondslag van een cultuur kan zijn. Precies het omgekeerde treffen we aan in de rassenleer bij de intellectuelen van zijn tijd. Volgens Rudolf Steiner bevinden zich álle rassen, dus ook de zogenaamde “blanken” zich vanaf de laatste ijstijd in de neergang. Omdat rasidealen aanhaken aan deze neergaande lijn kunnen zij daarom alleen maar onheil brengen”.

Pikant als je dit nu leest. Laat ik zeggen dat het inderdaad klopt dat volgens Steiner de rasverschillen langzaam aan het verdwijnen zijn. Maar we hadden al gezien dat dit nog een hele tijd gaat duren (pas in het negende millennium zijn we zover). En dat een ras nooit de grondslag van een cultuur kan zijn? Volgens Steiner kan er in de na-Atlantische tijd maar één ras de grondslag van een cultuur zijn. En dat het blanke ras zich vanaf de laatste ijstijd in een neergang bevindt, ik vind het wel boeiend, als we kijken naar Steiners bovenstaande uitspraak: ‘Die weiße Rasse ist die zukünftige, ist die am Geiste schaffende Rasse ‘. ‘Het blanke ras is het toekomstige, meest geest scheppende ras’. Dat valt dus wel mee met die ‘neergang’.

Bovendien, de werking van de factor ras, was in Steiners tijd (dus ook onze tijd) nog wel vrij stevig. In Steiners visie zijn de indianen aan het eind van de negentiende eeuw ‘ausgestorben’ (dat dit niet klopt zegt vooral iets over Steiners gebrek aan kennis van de oorspronkelijke bewoners van Amerika). Dus pas in het negende millennium zijn we van de werking van de ‘rasfactor’ verlost, maar nog niet zo lang geleden hebben de indianen er wel een forse tik van meegekregen. Nogmaals, Wounded Knee, voor een paar antroposofen een ‘teffend voorbeeld’, was in 1890.

Wetenschap en pseudowetenschap, filosofie en esoterie

Geuljans vervolgt:

“Steiner weet natuurlijk heel goed dat hij met ieder menselijke individu als “een soort op zich” een ideaalbeeld schetst. Wij zijn inderdaad zoals Darwin dit ziet, voor een deel een dier. Maar niet alleen dier, wij zijn in principe in staat ons als individu te weer te stellen tegen de mechanismen “toeval” en “natural selection”. Wij kunnen ervoor kiezen of we al of niet meegaan in de wrede wetten van de soort, waardoor de “natural selection” ontaardt in “human selection”. Dat dit morele vermogen niet vanzelf optreedt, ligt in de aard van de zelfstandigheid van dit vermogen. Steiner ontwikkelde zijn filosofie om dit vermogen handen en voeten te geven.

We komen nu aan het derde element, de eigenlijke kern van de antroposofie die we in Filosofie van de Vrijheid, hoofdstuk 14 Individualiteit en soort vinden. Hier neemt Steiner het op voor het individu tegenover de gebondenheid aan de soort met de woorden. “Het is onmogelijk een mens helemaal te begrijpen, wanneer je zijn beoordeling op het soort-begrip baseert.” En: “Waar het gebied van de vrijheid begint (van het denken en het handelen), houdt het onderbrengen van het individu onder de wetten van de soort op.”

Hier wijkt Rudolf Steiner af van Darwin en al diegenen die de evolutie volledig ophangen aan de wetten van de erfelijkheid. Hij bepleit dat ieder afzonderlijk mens geen dier of exemplaar van de soort is, maar een vrij individu, een “soort op zich”.

Het is mij bekend dat Steiner de mens ook, of vooral zag, als een ‘individu’. Maar ook dat er verschillende krachten, of factoren zijn die op dat individu inwerken.  En een van die factoren is ‘ras’. Die rasfactor is toch vrij wezenlijk, zo wezenlijk zelfs dat je er aan kan doodgaan. Bijvoorbeeld als je, in de visie van Steiner, behoort tot het ‘Indiaanse ras’. Ook dat is hier al uitgebreid aan de orde geweest. Alleen, die teksten worden door Koning Eenoog weggelaten, zodat zijn overdrachtelijk blinde schare luisteraars er ook geen kennis van kan nemen.  Bovendien put Geuljans hier bewust uit teksten van Steiner uit de tijd van voordat hij tot zijn racistische evolutie-model kwam. Als er iemand probeert met citaten een vals beeld te schetsen, is het Stephan Geuljans wel. Want de teksten die daadwerkelijk over mensenrassen gaan, laat Geuljans dus weg.

Hier komt weer een ander probleem naar boven, wat ik met Geuljans betoog heb. In het voorgaande gedeelte moest Geuljans wel op Steiners esoterische denkbeelden ingaan en zijn notie van de aarde-evolutie (Atlantis, etc.). Of zijn volkomen à historische beeld van de cultuurperiodes en zijn daarmee samenhangende kijk op het ‘Arische ras’ (Steiner gebruikt inderdaad weleens die term). Daarin zit nu juist het probleem. Maar nu dat moetje achter de rug is, schakelt Geuljans moeiteloos terug naar ‘Filosofie der Vrijheid’ (1894) van de jonge Steiner, uit de periode voordat hij zich bij de theosofische Vereniging had aangesloten (tot ong. 1900). Hij begint nu over de fase voordat Steiner zijn door de theosofie geïnspireerde rassenleer ontwikkelde. Nu is voor dogma-antroposofen het hele werk van Steiner één en ondeelbaar en valt het geloof in Atlantis moeiteloos samen met zijn verhandelingen over ‘naïef realisme’ en ‘kritisch idealisme’ en andere termen uit dit overigens buiten het antroposofische circuit inmiddels vergeten filosofische werkje, maar we hebben het hier dus over een andere Rudolf Steiner. De jonge academicus Rudolf Steiner hield zich helemaal niet bezig de evolutie vanaf Atlantis, via de keten van cultuurperiodes tot aan onze tijd en de verre, inmiddels indianenvrije ‘rasloze toekomst’. Dat is de latere esotericus. Met zo’n à historische omgang met de figuur Steiner zaait ook Geuljans begripsverwarring, wat hem propaganda-technisch gezien niet verkeerd uitkomt. Op die manier ontstaat er een veel ‘wetenschappelijker’ of ‘redelijker’ beeld van de latere grondlegger van de antroposofie. Toch is Geuljans antroposoof genoeg om echo’s van de late esoterische Steiner te laten doorklinken in zijn verhaal. Geuljans maakt er op deze manier (wellicht bewust) een rommeltje van. Maar we zullen ook deze kluwen ontwarren, daar ontkomt ook Stephan Geuljans niet aan 😉

Steiner heeft trouwens zelf sterk aan dit beeld bijgedragen. Met zijn autobiografie ‘Mein Lebensgang’ (pas in 1925 uitgekomen, hier te raadplegen), construeert hij met terugwerkende kracht zijn esoterische ontwikkeling. Het is alleen als biografisch materiaal een buitengewoon onbetrouwbaar boek; gedurende zijn loopbaan heeft Steiner vaak zijn schepen achter zich verbrand als hij een nieuwe weg insloeg. Voor orthodoxe antroposofen is dit werk echter zo’n beetje sacrosanct.

Tussen de filosoof  Steiner en de esotericus (theosoof/antroposoof) Steiner bevindt zich een enorme breuk. Overigens ook nog tussen de theosoof Steiner en de latere antroposoof. Lees daarvoor zeker de recente  biografie door Helmut Zander, Rudolf Steiner; die Biografie, München/Zürich, 2011. Door ortho-antroposofen wordt deze cesuur echter niet erkend en was Steiner al zo’n beetje antroposoof toen hij nog in de wieg lag (in zijn autobiografie beschrijft hij overigens ook zijn helderziende waarnemingen als kind). Nogmaals, voor de racisme-kwestie is vooral de latere esoterische Steiner van belang, niet zozeer het vroege filosofische werk. Maar dat belet Geuljans niet om er desalniettemin veel gebruik van te maken. Dit waarschijnlijk om ‘rookgordijn-technische redenen’. Maar ook dit valt met een beetje licht wel op lossen. 😉 Terzijde, het is wel ironisch dat het onder antroposofen heel gebruikelijk is om te roepen dat de Rooms Katholieke Kerk en verder het officiële Christendom de historische Jezus heeft weggepoetst. Volkomen terecht natuurlijk, alleen kunnen die sofen er dus zelf ook wat van. En nu we toch bezig zijn, sprak Stephan Geuljans hierboven niet ergens van ‘geschiedvervalsing’? Tot zover deze tussendoorse opmerkingen en verder met het verhaal.

Geuljans vervolgt:

“Wat bedoelt Steiner met de wetten van de soort of meer specifiek; wat bedoelt hij met een ras? Een ras is niets anders dan wat Darwin een adaptatie, een specialisatie noemt: een aanpassing aan de omgeving. Zoals bekend, ligt het onderliggende mechanisme binnen de evolutieleer van Darwin in het toeval en de natuurlijke selectie. Essentieel is ook dat Darwin en zijn aanhangers de mens onderbrengen in het dierenrijk: wij mensen zijn een dier-soort, volledig onderworpen aan de wetten van de erfelijkheid, aangepast aan onze omgeving. Steiner verzet zich hiertegen want dat zou betekenen dat een afzonderlijk mens niet boven de soort zou kunnen uitstijgen. Vanuit de antroposofie bekeken, doet Darwin alsof een mens volledig behoort tot de afdalende evolutie en heeft hij geen oog heeft voor de opstijgende evolutie van het individu: als wij het individu onderwerpen aan de soort, reduceren wij een mens impliciet tot ras.”

De bovenstaande tekst is, neem me niet kwalijk, echt een stukje demagogische begripsverwarring van de eerste orde.  Geuljans heeft er een behoorlijke kluwen van gemaakt. Maar laten we proberen de afzonderlijke draadjes eruit te trekken en die in het volle zicht onder de loep te nemen. Om te beginnen, Darwin gaat over soorten, niet zozeer over ‘rassen’. Mensenrassen zijn, bij mijn weten althans, bij Darwin geen issue. Misschien vergis ik me en heeft hij er weleens wat over geschreven, maar dat is geen belangrijk thema bij Darwin en ook niet bij zijn hedendaagse navolgers. Bij Steiner zijn mensenrassen wel een heel belangrijk issue, zelfs cruciaal in zijn kijk op de menselijke evolutie. Dat is een belangrijk onderscheid.

Dat Darwin (en navolgers) de mens zien als een diersoort is wel enigszins waar. Daar heeft Geuljans overigens enorme problemen mee. Steiner had dat trouwens ook. Dieren zijn in de ogen van Steiner echt minder, zelfs nog minder dan indianen.  Nu hebben antroposofen er grote moeite mee dat de plaats van de mens in de kosmos wordt gerelativeerd. Voor Steiner is de mens het ultieme doel van de schepping. Het voert in dit verband wat ver, maar lees in deze zeker Steiners belangrijkste tekst, uit Geheimwissenschaft (GA 13, 1909), zo’n beetje het magnum opus van Rudolf Steiner, en dan vooral zijn meer dan honderd pagina’s lange hoofdstuk Die Weltentwickelung und der Mensch, waarin Steiner zijn visie op het ontstaan beschrijft, van ‘oerknal’ tot ongeveer de komst van Christus. Uit deze lange verhandeling  blijkt zelfs dat de evolutie van de kosmos naar één groot project heeft toegewerkt: het leven van de mens op deze planeet (en dan daarbinnen de meest geslaagde exemplaren die niet door abnormale geesten van de vorm vanuit de kosmos zijn misvormd). Nee het soort mensen dat ten opzichte van de rest van de mensen ‘alleen maar voordelen heeft eigenlijk helemaal geen nadelen’ (vierde voordracht van Die Mission einzelner Volksseelen). Dus net dat stukje mensheid, dat de ene cultuur na de andere voortbracht. Want ook in Geheimwissenschaft is het soms van:

“Diejenigen Menschen-Rassen-Formen, welche sich vor diesem Zeitraum verfestigt hatten, konnten sich zwar lange fortpflanzen, doch wurden nach und nach die in ihnen sich verkörpernden Seelen so beengt, daß die Rassen aussterben mußten. Allerdings erhielten sich gerade manche von diesen Rassenformen bis in die nach-atlantischen Zeiten hinein; die genügend beweglich gebliebenen in veränderter Form sogar sehr lange. Diejenigen Menschenformen, welche über den charakterisierten Zeitraum hinaus bildsam geblieben waren, wurden namentlich zu Körpern für solche Seelen, welche in hohem Maße den schädlichen Einfluß des gekennzeichneten Verrats erfahren haben. Sie waren zu baldigem Aussterben bestimmt“.

uit: Rudolf Steiner, Die Geheimwissenschaft im Umriß, GA 013, 1909, hoofdstuk 4 ‘Die Weltentwickelung und der Mensch’ , hier te raadplegen

We hebben het al eerder gezien. Zo belangrijk is het dus om tot een bepaald ras te behoren. Van levensbelang dus. Als je bij het goede ras behoort ben je uitverkoren tot zo’n beetje het middelpunt van de kosmos en is al het andere leven ondergeschikt.

Als Darwin komt aanzetten met een verhaal dat de mens helemaal niet zo bijzonder is, maar een van de vele soorten, net als alle andere diersoorten, is dat echt vloeken in de spreekwoordelijke antroposofische kerk. Dan is zelfs Darwin een racist, die in soorten denkt, in de ogen van Geuljans althans. Maar het is natuurlijk totale flauwekul. Echt een redenering van niks. En als je er goed over nadenkt, sluit Darwins verhaal de uniciteit van het individu helemaal niet uit. Het is niet Darwin die mensen tot hun ras reduceert, het is Steiner die dat (in bepaalde mate) doet, althans vooral de niet Europese rassen. Hij vindt zelfs dat Afrikanen en Aziaten vooral heel erg op elkaar lijken, terwijl bij blanken de persoonlijke individualiteit meer zichtbaar zou zijn. Overigens een typisch eurocentrisch verhaal, want dat wordt vaak ook door niet Europeanen weer van Europeanen gezegd (Chinezen vinden vaak dat wij weer erg op elkaar lijken).. Een flinke portie eurocentrisme (en zeker ook etnocentrisme) was Rudolf Steiner zeker niet vreemd.

En ja, Steiner zegt inderdaad, ook in Die Mission einzelner Volksseelen, dat een mens niet uitsluitend is terug te brengen tot zijn ras. Maar het is wel een vrij wezenlijke factor. Uit zijn arbeidersvoordracht uit 1923 (GA 349) komt het beeld naar voren dat zwarten zich vooral laten leiden door hun ‘driftleven’, Aziaten door hun ‘gevoelsleven’ en blanken door hun verstand. In die voordracht zegt hij ook dat uiteindelijk alle ‘gekleurde rassen’ (Afrikanen, Aziaten, Indianen) het lootje leggen en dat het blanke ras het ras van de toekomst is (het is hierboven al aangehaald).

Aan dat soort racisme maakt Darwin zich niet schuldig. Steiner doet dat consequent wel, dat is zelfs een rode draad in zijn oeuvre vanaf ongeveer 1900 tot aan zijn dood in 1925, precies de periode dat hij de academische wetenschap vaarwel had gezegd en zich tot de esoterie had gewend. Gedurende die hele periode heeft Steiner ook een esoterische rassenleer uitgedragen, al probeert Geuljans dat enigszins te verdoezelen door oa ook citaten van Steiner van voor die tijd in stelling te brengen.

Ik denk dat we de kern van Geuljans zogenaamd verhelderende artikel wel te pakken hebben, al werpt hij nog zoveel rookgordijnen op. Maar er volgen nog een paar opmerkelijke en interessante dingen, dus laten we onze weg door dit mystificerende werkstuk vervolgen.Ik zal een nu iets grotere sprong maken. Bij de volgende beschrijving van Steiners ideeën over evolutie komt er een ander interessant verschijnsel naarboven, dat ook hecht is verweven met Steiners rassenleer. Tegelijkertijd laat dit ook zien dat Steiner vooral alternatieve en inmiddels achterhaalde versies van de Darwinistische evolutieleer in zijn wereldbeschouwing verwerkte. Zoals de theorie van Ernst Haeckel (door Geuljans een keer eerder in dit artikel genoemd). Geuljans:

“Steiner sluit met zijn opvattingen over evolutie aan op het Duitse Idealisme, in het bijzonder op de Idee zoals Goethe dat zag. Als we – even als hypothese – de Idee of de geest niet als een dode abstractie maar in de zin van Goethe als scheppend, als een geestelijk realiteit of kracht begrijpen, kunnen we ons voorstellen dat deze kracht ook ons fysieke lichaam en al onze organen aanlegt. Goethe noemde dit ‘de organische vormkracht van de Idee’. Een dier wendt deze geestelijk kracht volledig aan om zich fysiek aan te passen aan zijn omgeving. Daardoor verdicht deze zich tot een specialisatie bijvoorbeeld in de vorm van een hoef, een klauw of een vleugel, waarmee deze krachten gefixeerd zijn in een specifieke vorm. Darwin noemt dat een evolutionair voordeel. In praktisch opzicht is dat natuurlijk ook zo, menig dier kan beter vliegen, harder rennen of harder bijten dan wij. Voor Steiner is het echter onzin deze theorie op mensen te betrekken. Een mens die mens wil blijven zoekt geen fysiek voordeel maar wil zich moreel ontwikkelen. Daartoe wendt hij de Idee slechts gedeeltelijk aan voor de aanleg van zijn fysieke lichaam: hij houdt deze potentie, organische kracht terug. In dit níet ontwikkelen van een adaptatie (dat in de biologie wordt aangeduid met neotenie) ontstaat een overschot. Dit overschot aan geest kunnen we aanwenden voor het ontwikkelen van ons bewustzijn en onze morele vermogens.

plaatje Geuljans 2

Wij mensen bezitten geen klauwen maar handen. Daarmee kunnen wij ons uitdrukken in gebaren en schrift. De hand is niet zo sterk en effectief als slagwapen of vleugel, daar staat tegenover dat we gereedschappen kunnen bouwen waar we niet mee vergroeid zijn.
Wat is nu eigenlijk een “Übermensch”? Beeldend gesproken: een mens met klauwen. Een superieur exemplaar van de soort. Het streven naar een Übermensch is niets anders dan het streven naar dierlijke perfectie, specialisatie. Of zoals Nietzsche, het treffend uitdrukt: een duister streven naar “die blonde Bestie”. Rudolf Steiner vond het tragisch dat Nietzsche dit naar voren bracht in een wereld van troebele geesten die in Duitsland de macht naar zich toetrokken. Maar wat moet een darwinist hiermee? Hij kan er niets mee, terwijl het toch evident is wat het verschil is als wij elkaar als een exemplaar van de soort zien of als een individu, een soort op zich. In de natuur is het normaal dat binnen een dier-soort de zwakkere herten sterven opdat de sterksten overleven. Maar in een afzonderlijk mens, als soort in zichzelf, ontwikkelen wij onze menselijkheid door in onszélf onze zwaktes te overwinnen. Een menselijk ‘ik’ omvat als het ware een hele dier-soort en de strijd moet daarom in zijn innerlijk plaatsvinden. In zijn ziel overwin het ‘ik’ de zwakkere eigenschappen opdat de sterkste morele eigenschappen “overleven”. De afdalende evolutie is dus een soort weerstand of uitdaging die in onszelf overwonnen moet worden. Rudolf Steiner tilt het darwinisme op naar een moreel niveau, naar de ziel en geeft het zijn plaats in de Filosofie van de Vrijheid, hoofdstuk 12 morele fantasie, met de ondertitel darwinisme en zedelijkheid.”

Natuurlijk probeert Geuljans weer alles aan Steiners vroege werk te relateren, om de rassenleer buiten zicht te houden, zie wederom zijn verwijzing naar Filosofie der Vrijheid. Ook al die sneren richting Nietszche zijn volkomen misplaatst en bovendien niet meer dan ruis, die afleiden van het echte probleem, maar dat doet Geuljans in dit artikel consequent, zoals we al eerder hebben gezien. Maar toch, Geuljans heeft hier wel iets aangeroerd dat ook voor Steiners rassenleer van belang is. Hoewel Geuljans in dit verhaal benadrukt dat Steiner afstand nam van de bioloog Ernst Haeckel en zijn inmiddels verworpen versie van de evolutie-theorie, de recapitulatie-theorie, is Steiner toch diep door Haeckel beïnvloed. Geuljans kan roepen wat hij wil over dat Darwin eigenlijk racistisch zou zijn, in Haeckels theorie ligt wel een mogelijke basis voor Steiners rassenleer, vooral de verdeling van de rassen over de verschillende leeftijdsfases van de mens, zoals Steiner dat deed in Die Mission einzelner Volksseelen. We halen het nog een keer terug:

‘ In dieser Art wird der Mensch von den Kräften ergriffen, die von der Erde aus bestimmend für ihn sind, so daß wir, wenn wir diese einzelnen Punkte ins Auge fassen, eine merkwürdig verlaufende Linie erhalten. Diese Linie besteht auch für unsere Zeit. Der afrikanische Punkt entspricht denjenigen Kräften der Erde, welche dem Menschen die ersten Kindheitsmerkmale aufdrücken, der asiatische Punkt denjenigen, welche dem Menschen die Jugendmerkmale geben, und die reifsten Merkmale drückt dem Menschen der entsprechende Punkt im europäischen Gebiete auf. Das ist einfach eine Gesetzmäßigkeit. Da alle Menschen in verschiedenen Reinkarnationen durch die verschiedenen Rassen durchgehen, so besteht, obgleich man uns entgegenhalten kann, daß der Europäer gegen die schwarze und die gelbe Rasse einen Vorsprung hat, doch keine eigentliche Benachteiligung. Hier ist die Wahrheit zwar manchmal verschleiert, aber Sie sehen, man kommt mit Hilfe der Geheimwissenschaft doch auf merkwürdige Erkenntnisse.

Wenn wir dann diese Linie weiterziehen, so kommen wir weiter nach Westen nach den amerikanischen Gebieten hinüber, in jene Gebiete, wo diejenigen Kräfte wirksam sind, die jenseits des mittleren Lebensdrittels liegen. Und da kommen wir – ich bitte das nicht mißzuverstehen, was eben gesagt wird; es bezieht sich nur auf den Menschen, insofern er von den physisch-organisatorischen Kräften abhängig ist, von den Kräften, die nicht sein Wesen als Menschen ausmachen, sondern in denen er lebt -, da kommen wir zu den Kräften, die sehr viel zu tun haben mit dem Absterben des Menschen, mit demjenigen im Menschen, was dem letzten Lebensdrittel angehört. Diese gesetzmäßig verlaufende Linie gibt es durchaus; sie ist eine Wahrheit, eine reale Kurve, und drückt die Gesetzmäßigkeit im Wirken unserer Erde auf den Menschen aus. Diesen Gang nehmen die Kräfte, die auf den Menschen rassebestimmend wirken. Nicht etwa deshalb, weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten”.

Tot zover deze passage van Steiner. Laat ik dan ook nog deze twee illustraties weergeven, die Steienrs kijk op de verschillende rassen nog meer verduidelijken. Het eerste plaatje is een hedendaags schema, afkomstig van de site anthrowiki, om de visie van Steiner op mensen rassen nog eens ‘goed uit te leggen’ (racisme, hoe kom  je erbij?). Het tweede plaatje is van de bioloog en Steiner volgeling van het eerste uur, Hermann Poppelbaum, die met zijn illustratie eens goed wilde aantonen hoezeer Steiner gelijk had in zijn karakteriseringen van de verschillende ‘rassen’.

Een model op een antroposofische website, dat, misschien nog wel duidelijker dan Steiners figuurtje, goed deze ontwikkeling laat zien: (de astrologische tekens verwijzen naar Steiners indeling uit de zesde lezing van Die Mission einzelner Volksseelen.

Een tekening van Hermann Poppelbaum, waarin getracht wordt de accenten van de leeftijdsfase die in een bepaald ras domineren herkenbaar te maken(1926) De antroposofie heeft een rassenleer?? Hoe kom je op het idee

En dan Haeckel. Ik geef hier de beschrijving van diens recapitulatie-theorie weer uit ‘De encyclopedie van de pseudowetenschap’, van Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys:

Recapitulatietheorie

‘Een door de Duitse bioloog Ernst Haeckel ontworpen theorie die zegt dat alle levende wezens in de ontwikkeling voorafgaand aan de geboorte in kort bestek de stadia doorlopen die hun voorouders- volgens de evolutietheorie van Charles Darwin hebben doorlopen. Een menselijke embryo doorloopt bijvoorbeeld tijdens zijn groei stadia waarbij het achtereenvolgens lijkt op een sponsachtig dier, een vis, een amfibie en uiteindelijk een mens. Om het wat hoogdravender te zeggen: de ‘ontogenese’ recapituleert de ‘fylogenese’. Haeckel noemde dit in 1872 de fundamentele wet.

Illustratie evolutiemodel Ernst Haeckel (recapitulatietheorie)

De recapitulatietheorie maakte volgens Haeckel al dat speuren naar fossielen overbodig: de ontwikkeling van het leven was in het ei of de baarmoeder te volgen. Darwin en zijn grote verdediger, Thomas Huxley, waren aanvankelijk wel gecharmeerd van het idee, maar later bekroop hen de twijfel, vooral omdat Haeckel het gebruikte om aan te tonen dat de materie was doortrokken van een sturende Geist- een vorm van filosoferen waar beide Britten niets van moesten hebben (en we weten nu dat dit bij Steiner en de antroposofie het tegenovergestelde is, zie alle tirades tegen het ‘materialisme’, FS). Een ander probleem was dat de stadia die Haeckel meende te zien, veel minder duidelijk waren dan gehoopt. Wanneer bij een bepaalde soort een lichaamsdeel of orgaan sterk ontwikkeld is, wordt dat deel al gevormd in een zeer vroeg (volgens de recapitulatietheorie té vroeg) stadium. Zo begint de groei van de menselijke hersenen veel ‘eerder’ dan men op grond van de recapitulatietheorie mag verwachten. De plaatjes van embryo’s waarmee Haeckel zijn theorie illustreerde (zie afb. 8 ), werden al spoedig als vervalsingen beschouwd. Kritiek hierop werd door vooraanstaande biologen al in 1909 weggewimpeld, omdat ze meenden dat die kritiek ook de evolutiegedachte ondermijnde.

Tegenwoordig beschouwen biologen de recapitulatietheorie als achterhaald. Er is duidelijk sprake van een uniformiteit in de ontwikkeling van het ongeboren leven, maar deze wordt veroorzaakt door de opeenvolgende activiteit van een beperkt aantal fundamentele genen die informatie bevatten over het ‘plan’ dat aan ieder dier ten grondslag ligt. De gelijkenis van de vroege ontwikkelingsstadia betekent slechts dat de mutaties in de afgelopen honderden miljoenen jaren het meest betrekking hebben op de veel grotere aantallen genen die de vorming van latere stadia besturen. De door Haeckel aangetoonde overeenkomsten vormen dus wél een sterke aanwijzing voor de gemeenschappelijke oorsprong van het leven op aarde.

Haeckels theorie gold decennia lang als een belangrijke ontdekking. Zij had grote invloed op het ‘wetenschappelijk racisme’ en de discussies over de ‘missing link’. Spoedig ontstond er een psychologische versie waarin de ontwikkeling die het kind doorliep, opgevat werd als de recapitulatie van de stadia der menselijke beschaving, die op hun beurt weer werd vergeleken met de leefwijzen van ‘primitieve volkeren’ (beide zeer herkenbaar in de antroposofie, FS). Kinderen doorliepen een ‘negerstadium’ en tijdens de puberteit een ‘mongoloïde stadium’, alvorens volwassen te worden en het stadium van de beschaafde blanke man te bereiken (zie hier een belangrijke bron voor Steiners uiteenzettingen in Die Mission, FS). Vrouwen bleven in het mongoloïde puberale stadium steken en waren daardoor behept met puberale trekjes als labiel, bijgelovig en emotioneel – eigenschappen die ook karakteristiek zouden zijn voor het mongoloïde ras (en aanleiding gaven tot de aanduiding ‘mongolisme’ voor het syndroom van Down).

Ook de pedagogiek van Rudolf Steiner en de theorie van Sigmund Freud dat het kind verschillende seksuele stadia doorloopt, zijn geïnspireerd op de recapitulatietheorie. Steiner koppelde de ontwikkeling van kind naar volwassene aan de ontwikkeling van beschaving. Pas in de hogere klassen mogen kinderen in aanraking komen met de ‘hogere’ Germaanse cultuur. Freud meende dat het universele verbod op incest, net als godsdienst en maatschappelijke regels, voortvloeide uit een dramatische gebeurtenis uit een ver verleden: de jonge mensen zouden ooit de leider vermoord hebben om zich toegang tot de vrouwen te verschaffen. Deze gebeurtenis wordt in ieder individu herhaald wanneer deze de oedipale fase in de ontwikkeling doormaakt’.

Uit: Hulspas & Nienhuys, Tussen waarheid en waanzin; een encyclopedie van de pseudo-wetenschappen, de Geus, Breda, 1998, p. 335

Ik denk dat het beeld langzamerhand duidelijk wordt en ook wat Stephan Geuljans ons nadrukkelijk niet wil vertellen. Om het verhaal compleet te maken over de verschillende  evolutie-theorieen die van invloed waren op Steiner, moeten we ook nog de retardatie-theorie van Louis Bolk noemen. Die lijkt erg om Haeckels theorie, alleen stelt die dat de ‘gespecialiseerde kenmerken van een menselijke foetus het langst worden ‘teruggehouden’ (geretardeerd). Ieder dier zou vroeger of later  in een ‘specialisme’ schieten, behalve de mens, een teken dat de mens een unieke missie heeft in onze schepping. Ook de retardatie-theorie wordt tegenwoordig door de gevestigde wetenschap verworpen, alleen zien bepaalde antroposofen er nog wat in (daarom bestaat er ook een Louis Bolk Instituut in Zeist).

Al deze alternatieve evolutie-theorieën vormen veel meer de basis voor een rassenleer dan die van Darwin, niet in de laatste plaats Steiners eigen kijk op de evolutie. Geuljans misvormt hier het echte werk van Darwin, om de antropocentrische en etnocentrische visie op de evolutie van Steiner op te poetsen.

Zeer onlangs bereikte dit geluid ook de ingezonden brievenpagina van de NRC. Evelien Nijeboer, eveneens redacteur van de Aardespiegel reageerde op een artikel over Goethe (dat ik helaas niet voorhanden heb, ik heb die NRC net gemist) van Bart Funnekotter, Culturele elite was blij met Adolf Hitler (NRC 7 februari, 2013). Het gaat mij hier niet om het artikel van Funnekotter, dus ook niet of Goethe iets terechts of onterechts in de schoenen wordt geschoven. Evelien Nijeboer viel over deze passage, een uitspraak van Frits Boterman, hoogleraar moderne Duitse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam:

“De Duitse intellectuelen volgden Hitler in de jaren dertig van harte. Dat hielp het regime in het zadel, zegt historicus Frits Boterman… Mijn vrouw zet elke avond rond elf uur muziek van Beethoven op. Daarin hoor ik het onweer nog niet naderen. Maar als ik naar Wagner luister, of ik lees Goethes Faust, dan realiseer ik me goed dat de nazi’s niet uit het niets zijn verschenen.”

Dat was Evelien Nijeboer in het verkeerde keelgat geschoten, die reageerde met (brief hier in de Aardespiegel te raadplegen):

“De mening van Frits Botermans is niet nieuw: de hele na-oorlogse twintigste eeuw is doordrenkt van een instinctief wantrouwen jegens religie, idealisme en spiritualiteit, want ‘dat had de Nazi’s voortgebracht’. Deze redenering is echter slordig en tendentieus.

De Duitsers hadden moeite met de onttovering van de wereld? Dat lijkt me een understatement. Duitsland werd in de jaren ’20 en ’30 door de ‘herstelbetalingen’ (een soort boete voor verliezers) in een sociaal-economische afgrond gestort. Hitler was geen Goetheanist maar een overtuigd en consequent darwinist. Goethe staat als wetenschapper lijnrecht tegenover deze Angelsaksiche wetenschapsbenadering. De kwaadaardige Nazi’s namen Darwin natuurlijk met opzet letterlijk (rassenleer, natuurlijke selectie op mensen). Dat Duitsers misschien meer dan anderen geneigd zijn om consequent te zijn in hun denken heeft misschien inderdaad met romantiek te maken. Maar het bewijs dat ‘het recht van de sterkste’ de nieuwe wereldorde uitmaakte werd geleverd door de totale economische vernedering die Duitsland als ‘verliezer’ doormaakte – daar was het oude ideaal van ‘bildungsbürgertum’ inderdaad niet tegen opgewassen. Goethe had afgedaan, darwinisme was de nieuwe ideologische norm en daardoor had men voor Hitler geen ideologisch alternatief. Als de Duitsers Goethe werkelijk in ere hadden gehouden hadden ze elkaar met gedichten bestookt in plaats van concentratiekampen op te richten.

Botermans lijkt juist die hoge menselijke vaardigheden als inspiratie en het kunnen scheppen van cultuur verantwoordelijk te willen maken voor de ergste misdaden tegen de menselijkheid, en dat is een gotspe. Het is het onderbuikgevoel van iemand die de slechtheid van de mensen wil thuisbrengen in het feit dat zij gevoelens en idealen hebben. (ps, ik kan evt. in een iets langer artikel schetsen hoe Duits Goethe zich fundamenteel onderscheidt van Darwin en de Angelsaksische wetenschapsbenadering (zoals geformuleerd door lord Francis Bacon)”.

Dus de ‘Angelsaksische wetenschap’ en de ‘Darwinistische rassenleer’, dat waren de inspiratiebronnen van Adolf Hitler? Dit is wel een wanhoopsstrategie en een groteske ontkenning van het bestaan van de troebele vijver, waar zowel Rudolf Steiner als Adolf Hitler zich aan laafden (waarmee ik dus niet zeg dat zij tot een vergelijkbare visie kwamen). Alles wat ‘Angelsaksisch’ is (hoe definieer je dat trouwens?), is trouwens bijzonder boosaardig in de ogen van dit smaldeel der antroposofen, ook bij Jos Verhulst. De ‘Angelsaksische Occulte Loges’ zijn het middelpunt van allerlei sinistere complotten en zitten zowel achter de ‘materialistische wetenschap’, als achter allerlei ‘duistere Joodse netwerken’, maar daar kom ik zo nog op terug. Maar er is dus sprake van een ‘Darwinistische rassenleer’ en Steiner kan zijn handen in onschuld wassen? Ach Evelien Nijeboer, die heeft waarschijnlijk teveel aan de lippen van Stephan Geuljans gehangen (of aan die van Jos Verhulst, je weet maar nooit). Het is wachten op het moment dat er ingezonden brieven van antroposofen komen dat niet de antroposofie, maar het Marxisme en het liberalisme een rassenleer kennen. Of de islam, wel lekker modieus. Aardespiegel meets Hoeiboei  😉  (aan dat laatste fenomeen heb ik op dit blog ook weleens aandacht aan besteed, zie hier). Hoewel Stephan Geuljans weer niet zo dol  is op de opinies van Hans Jansen, zie hier Ik overigens ook niet, dat heb ik dan weer met Geuljans gemeen (al waardeer ik Jansen wel als een oud-docent van mij uit Leiden). Of  ‘de linkse kerk’ en ‘het postmodernisme’ met het daarmee samenhangende ‘multiculturele politiek-correcte complex’. Met het Jodendom is dat al een keer gebeurd, door de hierna nog te bespreken Jos Verhulst, maar daarover zo meer.

Het echte probleem dat antroposofen met Darwin hebben, en het  echte probleem dat ze ook met Nietzsche hebben,  is volgens mij  dat beiden van een wereldbeeld uitgaan, waarin een hogere macht irrelevant is. Het hogere is zijn patent op de schepping ontnomen. Voor een door en door religieuze levensbeschouwing als de antroposofie is dat natuurlijk een gruwel. Nietzsche heeft immers ‘God doodverklaard’, waar mee hij hem als irrelevant terzijde heeft geschoven. De consequentie van Nietzsche en Darwin is dat als wij het leven zin willen geven, of een hogere bestemming, wij die zelf moeten creëren. Ikzelf vind dat een bevrijdende gedachte maar ik kan me voorstellen dat anderen dat een griezelig idee vinden. Maar dat staat natuurlijk haaks op het ‘zingevingszoeken’ van de antroposofie. Ik denk dat dit het echte probleem is wat veel antroposofen met Darwin hebben, naast het idee dat de mens slechts een van de vele soorten is en niet een exclusieve of uitverkoren creatie, of zelfs het ultieme doel van de schepping (en dan sommige mensen nog wat meer dan anderen).

Het inzetten van Goethe om Steiners rassenleer te verdedigen beschouw ik persoonlijk als een verkrachting van Goethe. Idem van andere eerbiedwaardige Duitse denkers.

Verder met Geuljans:

“Zelfs als een wetenschapper met een hoge moraal meent dat het darwinisme het ideaal van een “Übermensch” of beter gezegd “Übertier” niet nastreeft, zal hij moeten toegeven dat als wij elkaar dier-soort gaan behandelen, hij hier geen goed argument tegen in kan brengen. Hij zal welhaast zijn toevlucht moeten nemen tot politieke correctheid en al dat gepraat over ras en aanpassing het liefst willen verbieden.5

In een meer uitgebreid schema:

stijgende evolutie ↔ afdalende evolutie

individu ↔ soort (ras, bloedverwantschap)

vrijheid ↔ wetmatigheid

mens ↔ dier-soort

Anders gezegd: de wetmatigheid is de uitdaging waaraan het individu zich moreel ontwikkelt; waar een dier noodgedwongen de strijd in de natuur aangaat, gaat het individu in vrijheid de strijd in zichzelf aan.
Terug naar het begin: Sommigen verbazen zich er misschien over dat wij geen onderscheid maken tussen ‘darwinisme’ en ‘sociaal-darwinisme’. Voor een helder denkend mens is dit onderscheid kunstmatig, het is een machteloze en niet-effectieve poging om de schadelijke effecten van het darwinisme als ideologie te ondervangen. In de moderne wetenschap na de tweede wereldoorlog is het menselijk individu non-existent verklaard. En om ideologische uitwassen voor de toekomst te ondervangen, is een kunstmatig onderscheid gemaakt tussen biologisch- en sociaal-darwinisme. Het onderscheid komt neer op de stelling: “Wij leren op de universiteit elkaar te zien als dieren, maar wij mogen op straat elkaar niet als dieren behandelen. We zijn dieren, maar moeten doen alsof dat niet zo is”. Het sociaal-darwinisme is wetenschappelijk inconsequent, en dat vangen we op met politieke correctheid en allerlei taboes.”

Tot zover. Zie weer dat antroposofische superioriteitsdenken. Want hoezo elkaar als dieren behandelen? Er is geloof ik geen diersoort dat zo moorddadig naar soortgenoten (en naar andere levensvormen) kan zijn als de mens en zeker de moderne mens. Daar zou Geuljans toch ook wel enig besef van hebben? Een van de weinige goeie dingen aan de toepassingen van de antroposofie is nou net de Biologisch Dynamische Landbouw, althans het diervriendelijke aspect daarvan. Maar nee, ik zou mensen zeker niet moreel superieur aan dieren willen noemen. Niet zonder meer.

En nogmaals: dit is weer het eerder genoemde belangrijke misverstand over Darwin. Voor antroposofen moet alles ‘zin’ hebben. De schepping is in de antroposofische visie teleologisch. De kern van het Darwinisme is nu juist toeval. Ik heb het idee dat antroposofen vooral daar moeite mee hebben. In dit verband is het bijzonder boeiend om een andere bijdrage van Stephan Geuljans te lezen, waarin hij zelf goed (en mijns inziens ook openhartig) over deze worsteling schrijft. Maar volgens mij is het echte probleem dat Geuljans en wellicht andere antroposofen hebben dat het Darwinisme ook (wetenschappelijk) atheïsme betekent.

Darwinisme is inderdaad een wetenschappelijke theorie, geen ideologie. Dat maakt Geuljans ervan. Misschien is Geuljans zelf niet goed in staat om die twee zaken te scheiden, omdat antroposofie in wezen ook een soort ideologie is (levensbeschouwing), die ten onrechte pretendeert een wetenschap te zijn. Hoe de soorten zijn ontstaan op aarde, zegt natuurlijk niets over hoe wij ons van mens tot mens moeten verhouden. Want daarin hebben wij wel een keuzemogelijkheid. Of beter gezegd: een vrije wil. Het is niet het Darwinisme dat de vrije wil in de weg staat, het is eerder de antroposofie, zoals die door Steiner aan het begin van de twintigste eeuw is vormgegeven (Filosofie der Vrijheid laat ik hier buiten beschouwing, laten we de zaken wel goed scheiden).

 En dan Geuljans laatste bewering, die hij afsluit met een voetnoot:

“Het sociaal-darwinisme is wetenschappelijk inconsequent, en dat vangen we op met politieke correctheid en allerlei taboes.”

Politieke correctheid, de grote vijand van de antroposofie! Net als die van Wilders, nieuw islamofoob extreemrechts en oud antisemitisch extreemrechts (ik denk dat deze definities voor iedereen wel duidelijk zijn).  En wat staat er bij die voetnoot onderaan het artikel vermeld:

“Het onderscheid tussen mens en dier, neotenie en specialisatie is op indrukwekkende wijze beschreven in “Der Erstgeboren” van Jos Verhulst, Verlag Freies Geistesleben, 1999 Stuttgart”.

 Nee maar! Jos Verhulst. Toen het woord ‘politieke correctheid’ viel, had ik het al kunnen vermoeden. Het blijft wel ironisch dat Geuljans in een artikel dat het vrijpleiten van Rudolf Steiner van rassenleer beoogt, verwijst naar een antroposoof die zaken de antroposofie probeert binnen te sluizen waarmee je, ook in mijn ogen, Steiner een ongelooflijk onrecht mee aandoet. Want als er iemand voortdurend de antroposofie als uitvalsbasis gebruikt om allerlei zeer dubieuze (jawel Neonazistische) ideeën aan te prijzen, is het deze Jos Verhulst wel. Want ook Jos Verhulst is tegen alles wat ‘politiek-correct’ is, en hoe! Alleen wel in een mate dat velen, die zichzelf ook als ‘anti-politiek correcte helden/martelaars’ zien toch wel even zouden moeten slikken. Want bij Verhulst gaat het om echte heavy stuff. Daar is Wilders niks bij. Direct hierna zal ik daar uitgebreid op terugkomen.

Nog een van de laatste stukjes van  Geuljans:

“Wolfgang Schad laat in zijn Evolution als Verständnisprincip: Darwinismus, was is das? zien hoe inventief de aanhangers van Darwin zijn om de relatie tussen zijn theorie van “natural selection” en “human selection” te ontkennen. Wallace waarschuwde Darwin dat “human selection” tot de ondergang van het christelijke Europa zou leiden en ook Darwin zag wel degelijk de gevaren van zijn eigen theorie. Hij stelde in The descent of man (1871) dat de hulp aan de zwakkeren ertoe zal leiden, dat er meer zwakkeren in leven blijven. Darwin vond dat geen goed zaak, maar stelde dat wij uit mededogen deze vermeerdering van de zwakken moeten verdragen. Schad wijst er terecht op dat deze morele houding van Darwin niet verklaard wordt uit de harde selectiewetten die Darwin in het dierenrijk meent te zien en die – omdat de mens een dier is – dus ook op hulpbehoevende mensen van toepassing is. Schad wijst er op dat de morele Darwin niet volgt uit het darwinisme en dat het: “onlogisch [is], en in tegenspraak met zichzelf, zodat het latere sociaal-darwinisme een wetenschappelijk objectief lijkend argument in handen werd gegeven”.6 Het is niet politiek correct kritiek te hebben op Darwin, maar dat maakt het bestaan van deze relatie er niet minder om”.

Het stuk van Wolfgang Schad ken ik niet, maar Schad is een prominente antroposoof, overigens niet een van de meest conservatieve-naar ik heb begrepen. Maar als ik dit zo bekijk (dus wat Geuljans hier schrijft) dan is het, als je er goed over nadenkt, natuurlijk onzin. Als de Darwinistische evolutieleer het onstaan van de soorten verklaart, doet het nog geen ‘morele aanbeveling’ over hoe mensen hun maatschappij zouden moeten inrichten. Bovendien is dit ook weer een behoorlijk staaltje projectie. Rupert Sheldrake, in esoterische kring overigens zeker niet impopulair, heeft weleens verklaard dat je in de evolutie kunt zien wat je wil zien. Een harde strijd om te overleven, zeker. Moordzucht en totale verspilling, je ziet het overal in de natuur. Maar ook de meest bijzondere vormen van samenwerking en symbiose. Het is er allemaal. Bovendien, en dat is in de antroposofie een gruwel, is er in de Darwinistische beschrijving van de evolutie ook nog sprake van iets als ‘toeval’.

Kortom, het is aan ons mensen zelf hoe wij het leven willen vormgeven en om dat naar eer en geweten en met de beste kennis te doen. Daar heb je geen ‘antroposofische wetmatigheden’, die (als je ze even doordenkt) helemaal niets verklaren, voor nodig. Bovendien, als er een soort ‘survival of the fittest’ ideologie aan de menselijke geschiedenis wordt opgedrongen (of een ingebeelde survival of the fittest ideologie) is dat wel in de antroposofie. ‘Mission erfüllt, Verfall programmiert’, dat is meer antroposofisch  dan klassiek Darwinistisch. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de antroposofische noties van rassen, wortelrassen, cultuurperiodes, etc. meer overeenkomsten vertonen met ‘sociaal Darwinisme’ (het ‘survival of the fittest’ tot blauwdruk verklaren voor menselijke samenlevingen)- Helmut Zander heeft dat weleens gezegd- dan het echte Darwinisme van Darwin, waarin toeval de belangrijkste factor is. Dus toeval, de afwezigheid van de een hogere macht, het ontbreken van een hoger einddoel of apotheose, het het relativeren of zelfs miskennen van de unieke rol van de mens in de schepping… dat zijn allemaal zaken waar de antroposofie grote moeite mee heeft. Ik denk dat dit het echte probleem is, waar de antroposofen mee zitten. De werkelijke reden voor het schrijven van wanhopige ingezonden brieven over dat het Darwinisme een rassenleer kent en de antroposofie niet.

Verder met Geuljans :

Zoals gezegd is voor Steiner een ‘ras’ wat Darwin een ‘specialisatie’ of ‘aanpassing’ aan zijn omgeving noemt, met het wezenlijke verschil dat wij volgens Steiner een mens niet kunnen begrijpen als wij blijven staan bij deze gebondenheid aan de soort. Volgens de darwinistische theorie is een mens een veredelde aap volledig gebonden aan de soort; een exemplaar van de soort: volledig ‘ras’. Maar omdat we het begrip ‘ras’ taboe hebben verklaard, niet mogen noemen alsof we op de staart van de duivel trappen, worden we ons niet bewust van dit impliciet verborgen racisme dat in het darwinisme besloten ligt. Het kan ook anders. Door het darwinisme op te nemen, of beter gezegd, op te tillen in zijn filosofie, hebben wij zoals Wallace dat wilde, de juiste argumentatie in handen tegen “human selection”. Want volgens Darwin moet liefde en mededogen de pijn van de evolutie verzachten; voor Rudolf Steiner daarentegen behoort de liefde en mededogen tot de essentie van de menselijke evolutie. De “menselijkheid” behoeft niet kunstmatig met opgeheven vingertje van buiten af aan de evolutie te worden toegevoegd.

Dit is, neem me niet kwalijk, een volkomen valse voorstelling van zaken. Eerst zegt Geuljans dat Steiner zou vinden dat een ‘ras’ een ‘soort’ is. Zover gaat zelfs Steiner niet, zoals hij zelf een keertje zei in de arbeidersvoordracht uit 1923 (GA 349): “…weil ja der Mensch immer ein Mensch ist, selbst wenn er ein Schwarzer ist” (citaat 123 uit het van Baarda-rapport en een van de beroemde zestien citaten, ook op dit blog besproken zie hier). Ook voor Steiner is een mens een mens, zelfs als ie zwart is 😉 Misschien ligt dat voor Stephan Geuljans anders, maar voor Rudolf Steiner is dit beslist niet het geval. Maar het echte probleem voor Geuljans is dat de mens ‘een veredelde aap’ zou zijn, zoals Geuljans het omschrijft. In de Darwinistische evolutie-leer is inderdaad de mens niet een verheven soort ten opzichte van andere soorten. Net zoals de ’Arische mens’ ook niet verheven is boven andere mensen, wat bij Rudolf Steiner in bepaalde mate wel het geval is. Desalniettemin wringt Geuljans zich in allerlei bochten, spagaten en ik weet niet wat voor standjes en acrobatische toeren om maar aan te tonen dat het Darwinisme racistisch is en de antroposofie niet. En Evelien Nijeboer die toekijkt en denkt: ‘Daar moeten de lezers van de NRC ook deelgenoot van worden gemaakt’.

En wie heeft het over Human Selection? Dat is nou juist Rudolf Steiner.  “Nicht etwa deshalb,  weil es den Europäern gefallen hat, ist die indianische Bevölkerung ausgestorben, sondern weil die indianische Bevölkerung die Kräfte erwerben mußte, die sie zum Aussterben führten”, dat is pas Human selection, al verschuilt Steiner zich achter al dan niet ingebeelde hogere machten.  Overigens vind ik het ook niet zo ‘menselijk’, om de woorden van Geuljans te gebruiken.

Geuljans besluit zijn artikel met:

“Als we eerlijk naar de antroposofie kijken en zien hoe Rudolf Steiner in zijn tijd stelling heeft genomen tegen racisme, zien we dat de racisme-aantijgingen absurd zijn. Het is tekenend voor onze tijd dat daar iedere keer opnieuw op moet worden gewezen. De kritiek op Steiner zal naar onze mening echter alleen verdwijnen als mensen er zich van bewust worden dat niet de antroposofie, maar het darwinisme (dus de heersende denktrant zélf) een schaduwzijde heeft en dat ‘politieke correctheid’ het verbod is om over deze schaduw na te denken. In dit verbond ontstaat het onvermogen om in een ander mens meer te zien dan een veredelde aap – zonder vrije wil, niet in staat tot het nemen van verantwoordelijkheid – die binnen het gareel moet worden gehouden door hem ‘politiek correct’ af te richten. Er is veel mee gewonnen als we de antroposofie niet vanuit een darwinistische bril, maar vanuit haar eigen ethisch-individualisme en de historische context willen begrijpen.”

Veel van wat  hier ter sprake is gekomen zit in dit laatste stukje tekst. Steiner die stelling zou hebben genomen tegen racisme (echt waar?), het echte probleem is het Darwinse (heus?)  en al helemaal ‘de politieke correctheid’ (hoe modieus). En wie zegt dat apen, of ‘veredelde apen’ geen vrije wil hebben? En nemen mensen dan wel ‘hun verantwoordelijkheid’ en apen niet (hoe Balkenende)? Ik vind het erg discutabel. En wat betreft ‘politiek correct africhten’, gelukkig dat we nog rechtsextremisten hebben van allerlei soort, waar vooral de Jos Verhulsten van deze wereld bijzonder blij mee zijn. Want het is deze Jos Verhulst,  wiens invloed onmiskenbaar doorklinkt in de laatste alinea’s van bovenstaand artikel, die hoognodig aan een nader onderzoekje moet worden onderworpen.

In de volgende delen zal ik het stuk van Geuljans verlaten en het traject van deze Jos Verhulst in kaart brengen (en wat hij en anderen zoal uitspoken, oa in het Nederlandse antroposofische tijdschrift Driegonaal). Aan het eind zal ik ingaan op het korte vervolgartikel dat Stephan Geiuljans schreef, nav een vraag van Ramon de Jonghe. Dat zal gaan over Steiners evolutie-modellen, waarin hij de Indianen, tov van de Europeanen, afschildert als een ‘Dekadente Abzweigung’ (GA 100).

Het geval Jos Verhulst

De Vlaamse antroposoof Jos Verhulst (1949) is een van de weinige antroposofen die regelmatig het publieke domein betreedt en ook enige naamsbekendheid geniet buiten de antroposofische circuits. Verhulst schijnt gepromoveerd te zijn op een scheikundig onderwerp (ik kan het niet helemaal terugvinden) en is, volgens de informatie die ik heb althans, leraar scheikunde aan de  Hybernia-school,  de Antwerpse Steinerschool (in België worden vrije scholen Steinerscholen genoemd). In Nederland is hij verbonden aan het Louis Bolk Instituut in Driebergen, dat vooral wetenschappelijk onderzoek verricht en publicaties uitgeeft over biologisch dynamische landbouw. Voor zover ik het kan beoordelen bestaan zijn werkzaamheden daar vooral uit pogingen om de antroposofische kijk op de evolutie nieuw leven in te blazen. Het is hierboven al ter sprake gekomen en het is om die reden dat Stephan Geuljans hem in zijn artikel aanhaalt. Zijn bekendste publicatie op dat gebied is Der Erstgeborene; Mensch und höhere Tiere in der Evolution, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1999 (Geuljans verwijst naar deze publicatie).   Een uitgebreide verhandeling over dit werk, van hemzelf en door een paar collega onderzoekers van het Louis Bolk Instituut is hier te raadplegen, uit Motief, het tijdschrift van de Antroposofische Vereniging in Nederland, het juli augustusnummer van 2001.

Hij is ook politiek zeer actief. Vroeger zou hij lid geweest zijn van de Communistische Partij Vlaanderen, tegenwoordig omschrijft hij zichzelf als ‘libertariër’ en is hij initiatiefnemer van politieke clubjes als Directe Democratie en Democratie Nu (ik heb het idee en ook weleens van verschillende Belgische bronnen begrepen dat dit echter marginale clubjes zijn).

Het bekendste orgaan waaraan hij verbonden is, is ‘The Brussels Journal; the European Voice of Conservatism’, een weblog/ online opinieblad. Dit is, om het voorzichtig uit te drukken, een zeer omstreden website en eerder een spreekbuis van extreemrechts dan van conservatisme. De drie oprichters zijn, naast Jos Verhulst, de Vlaamse publicist Paul Belien en zijn echtgenote, Alexandra Colen, voormalig parlementariër voor het Vlaams Belang.

Het echtpaar Belien-Colen heeft een reputatie hoog te houden, vooral als het gaat om ‘anti-homoactivisme’ (jawel het bestaat echt). In Nederland kwam Belien in het nieuws toen bekend werd dat hij adviseur was geworden van Geert Wilders en de PVV fractie in Den Haag.  Juist zijn opvattingen over homorechten werden uitgebreid door verschillende Nederlandse media besproken. Zie bijvoorbeeld hier, op de website van het COC, of dit artikel uit Vrij Nederland Wilders diepe denker uit België (door Robert van de Griend,  22 september, 2010). Ook is Belien een voorstander van wapenbezit door particuliere burgers (hij heeft nauwe conatcten met de Amerikaanse National Riffle Association, de NRA) en dat zou vooral noodzakelijk zijn als bescherming tegen ‘de horden migranten uit Noord Afrika’. Zijn beruchte artikel ‘Geef ons Wapens’ uit 2006 werd van The Brussels Journal verwijderd , nadat er aangifte was gedaan en er een strafrechtelijk onderzoek werd ingesteld naar eventueel racisme en oproepen tot geweld. Het leverde Belien in ieder geval een bijnaam op. ‘Pistolen Paultje’, zo staat hij tegenwoordig in België bekend.

Beliens echtgenote Alexandra Colen (hier wikipedia, hier bio van The Brussel Journal) was lange tijd parlementariër voor het extreemrechtse Vlaams Belang van Filip Dewinter.  Uit een klein zoektochtje op internet blijkt dat zij vooral een ultra-conservatief geluid laat horen en zeer tegen homoseksualiteit is gekant.  In haar Jihad tegen homoseksuelen wordt geen gelegenheid onbenut gelaten. Zo vindt zij dat de kindermisbruikschandalen in de Katholieke Kerk voortkomen uit ‘dezelfde mentaliteit’ als  ‘de gayrpides’, want….’dat komt voort uit de alles kan alles mag cultuur’, zie hier. Opmerkelijk…. Het lijkt me dat iedereen die ook maar een beetje kan nadenken en over minimale  analytische vermogens beschikt, toch tot de tegenovergestelde conclusie moet komen. De kindermisbruikschandalen komen juist voort uit de ‘niks kan, niks mag’ cultuur van de RK Kerk. Oftewel, vooral door het celibaat.  Maar dit is dus Alexandra Colen, met wie Jos Verhulst The Brussels Journal bestiert.

Na de aanslagen van Anders Breivik kwam The Brussels Journal in ernstige opspraak en was even het middelpunt van de belangstelling van de internationale pers. Een Noorse blogger, die onder de naam ‘Fjordman’ actief op diverse extreemrechste sites, waarvan Gates of Vienna en The Brussels Journal de bekensten waren, bleek de belangrijkste leverancier te zijn van teksten voor het manifest van Anders Breivik, 2083, A European Declaration of Independence. Breivik had vaak, zonder bronvermeldingen, hele lappen tekst van Fjordman in zijn pamflet opgenomen. Er werd zelfs even gedacht dat Fjordman en Breivik een en dezelfde persoon waren, totdat Fjordman zich bekend maakte- hij bleek hij Peder Are Nøstvold Jensen te heten- en zich distantieerde van Breiviks daden.  Het gedachtegoed van Fjordman is echter extreem nationalistisch, eurocentrisch en regelmatig heeft hij opgeroepen tot etnische zuivering en het met geweld verwijderen van Moslims uit Europa. Zie voor meer over Fjordman, dit artikel van arabist en Trouw journalist Eildert Mulder, uit zijn serie ‘Anders Breivik is niet alleen’. Lees ook De Lone Wolf komt uit een roedel, door Yuri Albrecht, Vrij Nederland, 27-7-2011.

Buiten antroposofische kring begeeft Jos Verhulst zich dus vooral in dit soort circuits. Ik heb niet het idee dat de antroposofen, die zo van zijn ‘eruditie’ onder de indruk zijn, zich hiervan bewust zijn. Ik denk ook niet dat Stephan Geuljans dat is. Wat volgens mij onbestaanbaar is, zo niet onmogelijk, dat Geuljans en andere Nederlandse antroposofen niet op de hoogte zouden zijn van een andere core-activiteit van Jos Verhulst: het aanprijzen van Holocaustontkenners. Daarvoor gebruikt hij namelijk regelmatig diverse antroposofische media.

home page Brug

Snapshot van de hompepage van de Brug. Het ontkennen van de Holocaust uit naam van de antroposofie doet het kennelijk goed en wordt graag gesteund en gesponsord door verschillende antroposofische instellingen en bedrijven, zoals Demeter (een label voor biologisch dynamische levensmiddelen) en Antroposofie en het Kind

Zijn belangrijkste podium is de nauw aan het Belgische antroposofische tijdschrift De Brug verbonden website Vrijgeestesleven.be (beiden zijn al vaak op dit blog ter sprake gekomen). In de Brug gaat het vooral over een ding: de nakende komst van Ahriman! De onderstaande tekst van Francois de Wit geeft de hysterie en de paranoia van dit digitale rioolblaadje vrij effectief weer:

 Dit zijn de eerste stappen in de richting van Ahrimans ideaal : het organiseren van de mensheid in één grote werkmierenstaat die alleen maar leeft om zijn fysiek bestaan zo comfortabel mogelijk in te richten en zo lang mogelijk te rekken. De aanzet tot deze ontwikkeling werd in het Westen het duidelijkst werkzaam sinds de Middeleeuwen, met het ontstaan van de steden, het einde van het feodalisme.
De landheer of ridder deelde met de agrarische gemeenschap die hij beschermde en door wiens arbeid hij leefde, nog grotendeels dezelfde waarden : gehechtheid aan de bodem, bloedsbanden hoog achten, eergevoel, afkeer van het intellectuele en van handel drijven. Sindsdien is het omgekeerde van deze waarden modern geworden, en dat zal nog toenemen.
Gemeenschappen worden systematisch afgebroken en ontwricht door een ongelimiteerde immigratie in de tot hiertoe cultuurdragende naties. Economieën en valuta worden ontwricht door speculanten , eigenaars en beheerders van immense kapitalen. Psychologen en sociologen helpen regeringen en bedrijven om het denken en voelen en willen van burgers en consumenten te sturen.

De volgende eeuwen zal deze ontwikkeling zich waarschijnlijk doorzetten totdat op het hoogtepunt van de totale chaos, Ahriman zelf incarneert en zich opwerpt als de grote redder der mensheid.
Tegen dan zouden voldoende mensen bewust de Christus-impuls moeten hebben opgenomen om de confrontatie aan te gaan. Daarom is de antroposofie in de wereld gekomen.
Dat klinkt misschien aanmatigend maar het is alleen de antroposofie die de ideeën kan aanreiken over hoe de maatschappij een vorm kan krijgen die aangepast is aan het ontwikkelingsniveau van de huidige mensheid. Want “het opnemen van de Christus-impuls” betekent niet dat men in iedere zin het woord Jezus of Christus in de mond neemt. Het betekent dat men zich bewust wordt van de asociale en antisociale krachten die nu van nature werken in de mens, en dat men vanuit dit inzicht aan de maatschappij probeert een vorm te geven die het uitleven van die krachten onmogelijk maakt.”

Ahriman in de Brug

 De ‘Inhoudstafel’ van de Brug. Klik op afbeelding om naar de site te gaan

Ach ja, die goeie ouwe tijd, toen er nog ridders waren met eergevoel! Wie in de ogen van deze Francois de Wit echt ridders met eergevoel zijn en nog rein van de voorafschaduw van het monster Ahriman, zijn… (leest u even met mij mee, bron):

“Het Luciferisch menstype wordt de laatste 2000 jaar langzamerhand verdrongen door het ahrimanische type. We lezen bij Caesar met welk een bezieling de Nerviërs tot de laatste man vochten tegen de Romeinen. Qua individuele moed stonden ze hoger dan de gemiddelde Romein, maar de Romeinen vochten met meer techniek, in bepaalde tactische opstellingen, dus meer met het koude berekende verstand. En ze wonnen.

Nog in de laatste wereldoorlog valt het op hoe ridderlijk de Duitsers streden, vergeleken met de Amerikanen ( Dat de propaganda erin geslaagd is dit beeld om te keren illustreert nog maar eens de geweldige mogelijkheden van de occulte groeperingen).”

Ridderlijk? Ook de SS? Dit is zo’n beetje de Brug. Dat van die ‘occulte groeperingen’ is ook heel typisch voor de Brug; Ahriman opereert altijd via ‘loges’, ‘de illuminati’ en zelfs UFO’s. Maar verder als men daar zo over de Nazi-legers schrijft, hoe schrijft men dan over ‘Joden’? Ongeveer zo (uit het artikel Het Ahrimanisch menstype’, wederom door Francois de Wit):

“In deze milieus moeten we de occulte broederschappen gaan zoeken. Dat daar misschien overwegend Joden bij zijn is in deze tijd niet meer relevant. Als dat voor hun doeleinden uitkomt, verloochenen ze evengoed hun rasgenoten (Er bestaan verschillende interessante studies over welke kringen Hitler financierden). Zoals men uit bovenstaand artikel kan afleiden zijn zelfs de eigen familieleden niet veilig wanneer ze zich niet willen openstellen voor de ahrimanische inspiraties”.

Het is al vaker op dit blog aangehaald, ‘Joden die hun rasgenoten verloochenen’. Antisemitisme, hoe kom je erbij?

Inhoudstafel Brug David Irving

Inhoudstafel de Brug met link (achter de W van ‘Wereldoorlog II’) naar de site van de vroegere historicus, nu Holocaustontkenner en Neonazi-activist David Irving (klik op bovenstaande afbeelding om naar de site te gaan)

Maar niet alleen stellen ‘Joden’ zich open voor ‘Ahrimanische Inspiraties’, het is zelfs zo dat Ahriman ons Europeanen iets zou hebben opgedrongen: ‘het fenomeen Holocaust’. En dan niet dat de kwade kracht Ahriman deze genocide zou hebben aangestuurd, nee, ons heeft aangepraat dat er zo’n genocide heeft plaatsgevonden. Zie het volgende vrij stukje tekst, op dit blog al vaker aangehaald, maar helaas noodzakelijk om het nog een keer te doen (bron):

 

“- het fenomeen “holocaust”.
In de Westerse wereld staat het iedereen vrij om over een bepaald geschiedkundig feit te denken hoe hij wil. Komt iemand op het idee dat Napoleon nooit een veldtocht naar Rusland heeft ondernomen, en hij schrijft een boek met argumenten om die stelling te onderbouwen, dan kan hij dat doen. Maar er is 1 onderwerp dat niet meer mag onderzocht worden, en dat is de “holocaust”, het dogma van de systematische uitmoording van 6 miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het is in de meeste Westerse landen bij wet verboden om aan dit “feit” te twijfelen.
Waarom alleen aan dit ‘feit’ ? Stalin en Mao zijn verantwoordelijk voor de dood van miljoenen mensen, maar niemand schijnt zich daar nog aan te storen. Waarom dan dit systematisch oprakelen en in beeld brengen van alleen de Duitse oorlogsdaden ?
Het kan niet anders of de Angelsaksische occulte loges weten dat voor hen een gevaar alleen uit Midden-Europa kan komen, en om bij voorbaat iedere werking van een spirituele impuls uit te sluiten werd en wordt Duitsland als de oorsprong van alle kwaad afgeschilderd.

Waar het Mysterie van Golgotha als centraal geestelijk gegeven in de ontwikkeling van de mensheid voor alle mensen een lichtend baken zou kunnen zijn dat iedereen verenigt in een gezamenlijk zoeken naar de juiste weg om de Christusimpuls in de wereld te realiseren, krijgen we nu een centraal on-geestelijk afstotingspunt, het zwarte gat in de mensheidsgeschiedenis waar iedereen in een grote boog moet omheen lopen en dat de mensheid verenigt in een gezamenlijke haat tegen …. de geestelijke impuls uit Midden-Europa ! Want het is niet toevallig dat met de holocaust een voortdurende haat tegen het Duitse volk in leven wordt gehouden, tegen Duitsland als een gebied waarvoor de mensheid moet oppassen en waakzaam blijven. Zelfs vóór de oorlog begon die haatpropaganda al.
Vroeger werden in de bioscopen altijd nieuwsfilmpjes getoond vóór de eigenlijke film begon. In 1981 overleed Jack Glenn, de man die deze filmpjes maakte in de Verenigde Staten. Af en toe liet deze man wereldgebeurtenissen door acteurs naspelen in een toneeldecor. Eén ervan was het filmpje “Inside Nazi Germany”, gedraaid in 1938. Het bevatte een scène van een concentratiekamp, voor een stuk gefilmd op Staten-Island met New-Yorkse acteurs. Een groot deel van de film was opgenomen in het Derde Rijk door een free-lance cameraman, maar Louis Rochement, de producer, had het gevoel dat die film gecensureerd was door de Duitse autoriteiten en beval Glenn om de Nazi-brutaliteiten zelf in scène te zetten. Miljoenen Amerikanen die deze nieuwsfilmpjes in hun plaatselijke bioscoop bekeken waren overtuigd dat ze de realiteit zagen. Hoeveel dergelijke realiteiten die we tegenwoordig voorgeschoteld krijgen zouden niet het werk zijn van filmkunstenaars ?
Feit is dat de Geallieerden na de oorlog Hollywood-producers huurden om propagandafilms te maken in plaats van het filmmateriaal van het leger te gebruiken.

David Irving geeft daarop volgende commentaar :

“Enkele jaren geleden kwam er op BBC2 geloof ik, een programma over de ‘documentaires’ van deze Glenn. Daarin werd onder meer onthuld dat de scènes van SA-bruinhemden die hun vijanden molesteerden in de straten van Berlijn en die de Joden in Wenen het voetpad deden opkuisen, gefilmd waren in de decors van Hollywood. Ook de Japanse soldaten die baby’s op hun bajonetten staken en andere wreedheden waren haatpropagandascènes uit Hollywood. Ik zeg niet dat die feiten zich niet werkelijk voorgedaan hebben. Maar moderne televisiemakers gebruiken nu die opnamen om hun eigen reportages mee te vullen, net zoals ze materiaal van de vroegere Sovjet-GPOE gebruiken als authentiek. Jarenlang hebben ze het publiek bedrogen en hun steentje bijgedragen opdat het wiel van de haat blijft draaien.”

Op de website van David Irving kan men overigens ook lezen hoe een filmploeg van het Amerikaanse leger de “ontdekking”van een zak met de gouden tanden van concentratiekampslachtoffers in de (lege) kluizen van de Reichsbank regisseerde. Een ander knap propagandastaaltje.

Waarom draaide Spielberg zijn film “Schindlers List” in zwart-wit ? Kort na het uitkomen van de film verklaarde de eerste cameraman in een Duits vaktijdschrift dat men opzettelijk een documentaire-indruk wou creëren opdat latere (nóg minder kritische – fdw) generaties gemakkelijker overtuigd zouden worden van het realiteitsgehalte.
De film is nochtans gebaseerd op een roman, het product van de fantasie van een schrijver dus, van Thomas Kenneally. Maar daar is ook iets raar mee gebeurd. Vooraan in de eerste editie van het boek, vóór de film gemaakt werd, leest men vijf keer het woord ‘fictie’. In de tweede editie nog drie keer, in de derde editie is er geen sprake meer van fictie, het boek verschijnt in de weekendbijlage van sommige kranten zelfs in de lijst “non-fictie” !

Waarom worden zgn. negationisten als Norman Finkelstein, David Irving, Robert Faurisson, Ernst Zündel zo hardnekkig vervolgd als de ketters destijds door de Inquisitie ? Om dezelfde reden als toen : ze hebben zichzelf buiten de gemeenschap der gelovigen geplaatst, de gelovigen die het dogma aanhangen : Duitsland is de bron van alle kwaad.

In Canada zit Ernst Zündel al 22 maanden (december 2004) in eenzame opsluiting wegens zijn overtuiging, hij heeft nog nooit een vlieg kwaad gedaan, maar wel zijn mening geuit. De rechtszaken tegen hem lijken zo uit boeken van Kafka te komen: de voormalige chef van de geheime dienst die hem jarenlang geschaduwd heeft is nu zijn rechter. Iedere vraag van de verdediging wordt verworpen omdat ze de nationale veiligheid in gevaar zou brengen.

De antichrist, die zo handig de zaken in hun tegendeel kan verkeren, probeert ook de Heilige Geest te vervangen door een zeer aards, zeer leeg gegeven, dat de naam holocaust heeft gekregen, weerom niet toevallig in het Engels klinkend als Holy Ghost.

. Zolang de werking van de antroposofie beperkt blijft tot de Waldorf/Steinerscholen, laat men haar betijen, maar vanaf het ogenblik dat een reële maatschappelijke vernieuwing vanuit de antroposofie, de sociale driegeleding, zou doorbreken, dan zou die onmiddellijk en systematisch geassocieerd worden met het socialistisch experiment van de Nazi’s. De publieke opinie is nu reeds voldoende geïndoctrineerd om onmiddellijk af te wijzen wat maar enigszins met Nazi-Duitsland verband houdt.”

Ik weet niet hoe het met de meeste antroposofen staat, maar ik kan hier in alle oprechtheid alleen maar misselijk van worden. Je ziet trouwens ook hoe hier Norman Finkelstein wordt misbruikt, door hem in een rijtje te plaatsen met hardcore Nazi-activisten (want dat zijn Faurrisson, Irving en Zündel). Op de kwestie Finkelstein kom ik zo nog terug, bij de bespreking van een bijdrage van Jos Verhulst aan een speciale uitgave van Driegonaal. Is trouwens het Nederlandse tijdschrift voor Sociale Driegeleding. En ja, de publieke opinie is geïndoctrineerd om alles onmiddelijk af te wijzen wat maar enigszins met Naiz-Duitsland verband houd, aldus de bovenstaande tekst van Francois de Wit. Zelf wilde ik niet zo ver gaan (ik vind dat trouwens ook niet), maar moet ik begrijpen dat de Sociale Driegeleding wel enigszins verband houdt metNazi Duitsland? Opmerkelijk. Toegegeven, ook Driegonaal doet soms weleens een klein beetje zijn best, om zich in die hoek te placeren. Alsof ze erom smeken, net als de Brug. Maar dat komt hierna aan de orde.

Ik denk dat het ook eens tijd wordt dat de antroposofische vereniging (die van Nederland en België, maar ook internationaal) afstand moeten nemen van teksten als hierboven en de Brug definitief uit hun gelederen stoten. Met de Russische antroposoof Gennady Bondarew kon dat ook, dus dan zou dit zeker tot de mogelijkheden moeten behoren. Wanneer horen we daar iets meer over? Want dit is al een paar jaar geleden aan de orde gesteld. We wachten met spanning af. Ik meen te weten dat er binnen de Nederlandse antroposofische gemeenschap best een paar mensen te vinden zijn die dat ook willen, dus wie weet. Je kan het volgens mij met een briefje aan Dornach en met  persberichtje regelen. Ik weet niet precies wat voor dit soort zaken de officiële procedures zijn, maar waar een wil is, is een weg. Tenzij er geen wil is en gans de Nederlandstalige antroposofische gemeenschap, van zowel Nederland als Vlaanderen, staan te juichen bij dit soort antisemitisme en dit gedweep met Holocaustontkenners en Neonazi’s. Dat kan natuurlijk ook, maar zo erg schat ik het zelfs niet in.

Alleen, dat is weer een beetje vervelend, ook de door vele Nederlandse antroposofen (waaronder Stephan Geuljans, zoals blijkt uit zijn artikel) zo bewonderde Jos Verhulst, die bij het Louis Bolk Instituut in Driebergen zo mooi Steiners ideeën over evolutie opnieuw weet te rationaliseren en te verkopen (zie dit artikel uit Motief, het officiële orgaan van de Nederlandse antroposofische Vereniging), zit hier tot over zijn oren in. Werp zeker een blik op de site http://vrijgeestesleven.be .  Daar is een heleboel van zijn hand te vinden, waar hij de zaak van diverse Holocaustontkenners bepleit. Ik verwijs hier vooral naar mijn vierde antroposofie artikel (Engelstalig, dat ook op de Duitse site Egoisten werd gepubliceerd), of naar de blog van Michel Gastkemper, die hier, als een van de weinigen, wel zijn vingers aan durfde te branden en stelling nam.

In dit stuk wil ik me verder focussen op de bijdragen van Jos Verhulst aan een eens eerbiedwaardig Nederlands antroposofisch tijdschrift, maar dat nu wel erg is afgegleden. Het gaat hier om Driegonaal, het voor vele Nederlandse antroposofen bekende tijdschrift voor Sociale Driegeleding.

 

vrijgeesteslevenbe

De website http://vrijgeestesleven.be  (klik op afbeelding om naar de site te gaan. ) Op deze site valt heel gruwelijks te ontdekken. Wie op ‘negationisten’ klikt wordt doorgelinked naar een Neonazisite www.vho.org , die zichzelf omschrijft als ‘The World’s largest website for Historical Revisionism! The Holocaust controversy- a case for open debate’. Op deze site bevinden zich vooral honderden illegale downloads van Neonazi en Holocaustontkenners lectuur. Het kopje ‘antroposofie’ leidt naar de homepage van de Brug. Veel bijdragen van Jos Verhulst zijn te vinden onder ‘Directe Democratie’

20-2-2013 Tot zover (voorlopig althans).  Het is mij niet gelukt om dit verhaal te voltooien voor de uitzending van de Hokjesman op donderdag 21-2-2013. Ik verwacht komend weekend of begin volgende week met de rest te komen (dat zal vooral gaan over Driegonaal, het gedachtegoed van de Russische antroposoof Gennady Bondarev en hoe hij in Driegonaal wordt besproken en helemaal tenslotte het antwoord van Stephan Geuljans aan Ramon de Jonghe over de ‘indianentekeningen’ uit GA 100). Wordt vervolgd dus

Hier alvast de promo van de uitzending van de Hokjesman van komende donderdag:

Tagged with: , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

4 Reacties

Subscribe to comments with RSS.

  1. […] via Antroposofie en racisme 6: ‘In het Land der Blinden is Eenoog koning’ | Mijn hersenspinsels en g…. […]

  2. Michel Gastkemper said, on 24 februari 2013 at 21:48

    Beste Floris,

    Je geeft twee keer hetzelfde citaat weer, maar noemt daarvoor twee verschillende bronnen:

    Dan citeert Geuljans Rudolf Steiner uit de voordrachtenreeks Die Sendung Michaels (GA 192), Dritter Vortrag, Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen, Stuttgart, 23 april 1919, zie hier:

    Geuljans vervolgt met een andere passage van Steiner (uit : Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen , GA 132, 23 april, 1919, hele voordracht hier te raadplegen)

    Dat kan niet kloppen!

  3. […] In de komende verhandeling zullen de bovenstaande zaken, in onderlinge samenhang- want die is er zeker, uitgebreid besproken en/ of gefileerd worden. Het materiaal krijgt de behandeling die het verdient. Bij deze mijn zesde deel uit de serie ‘antroposofie en racisme’. >>> naar verhandeling […]


Plaats een reactie