Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (verschenen in Eutopia nr. 27, april 2011 ‘Diversiteit in de Beeldende Kunst’) – فنانون من العالم العربي في هولندا
Mijn artikel, dat afgelopen voorjaar in Eutopia is verschenen (Eutopia nr. 27, april 2011, themanummer ‘Diversiteit in de Beeldende Kunst’, zie hier). Het artikel heb ik echter geschreven in het najaar van 2010, dus nog vóór de opstanden in de Arabische wereld. Hoewel het onderwerp natuurlijk kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland was, zou ik er zeker een opmerking over hebben gemaakt. De Arabische Lente, die in Tunesië begon nadat op 17 december 2010 in Sidi Bouzid de 27 jarige Mohamed Bouazizi zichzelf in brand stak en daarmee de onvrede van de relatief jonge Arabische bevolking met de zittende dictatoriale regimes van de diverse landen een gezicht gaf, is, los van hoe de ontwikkelingen verder zullen gaan, natuurlijk een historische mijlpaal zonder weerga. Maar het begin van de Arabische opstanden voltrok zich precies tussen het moment dat ik onderstaande bijdrage had ingestuurd (november 2010) en de uiteindelijke verschijning in mei 2011. In een later geschreven bijdrage voor Kunstbeeld, over moderne en hedendaagse kunst in de Arabische wereld zelf, heb ik wel aandacht aan deze ontwikkelingen besteed, zie hier.
Het nummer van Eutopia was vrijwel geheel gewijd aan kunstenaars uit Iran in Nederland. In de verschillende bijdragen van Özkan Gölpinar, Neil van der Linden, Robert Kluijver, Dineke Huizenga, Bart Top, Marja Vuijsje, Wanda Zoet en anderen kwamen vooral Iraanse kunstenaars aan bod, als Soheila Najand, Atousa Bandeh Ghiasabadi, Farhad Foroutanian, (de affaire) Sooreh Hera en nog een aantal anderen. In mijn bijdrage heb ik me gericht op de kunstenaars uit de Arabische landen, die wonen en werken in Nederland, die ook een belangrijke rol speelden in mijn scriptie-onderzoek.
De tekst is vrijwel dezelfde als die van de gedrukte versie, alleen heb ik een flink aantal weblinks toegevoegd, die verwijzen naar websites van individuele kunstenaars, achtergrondartikelen en documentaires, of radio- en televisie-uitzendingen.
Hieronder mijn bijdrage aan dit themanummer:
Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland
فنانون من العالم العربي في هولندا
Naast dat er een aantal uit Iran afkomstige kunstenaars in ons land actief zijn, zijn er ook veel kunstenaars uit de Arabische landen, die wonen en werken in Nederland. Je zou deze groep migrantkunstenaars in drie categorieën kunnen verdelen.
Allereerst zijn er zo’n twintig kunstenaars die vanaf de jaren zeventig naar Europa en uiteindelijk naar Nederland kwamen om hun opleiding te voltooien en hier gebleven zijn. Te denken valt aan Nour-Eddine Jarram en Bouchaib Dihaj (Marokko), Abousleiman (Libanon), Baldin (Iraaks Koerdistan), Saad Ali (Irak, inmiddels verhuisd naar Frankrijk), Essam Marouf , Shawky Ezzat, Achnaton Nassar (Egypte) en van een iets latere lichting Abdulhamid Lahzami en Chokri Ben Amor (Tunesië) . [1]
Achnaton Nassar, bijvoorbeeld, kwam naar Nederland om verder te studeren aan de Rijksacademie. Hij werd in 1952 in Qena, Egypte, geboren en studeerde aan de universiteiten van Alexandrië en Cairo. Hier werd hij opgeleid in de islamitische traditie, waarbij het Arabische alfabet als uitgangspunt diende. Nassar vond dit te beperkt. De drang om zich verder te ontwikkelen dreef hem naar Europa. Na een studie architectuur in het Griekse Saloniki deed Nassar zijn toelatingsexamen voor de Rijksacademie, te Amsterdam. Daarna vestigde hij zich in 1982 in Amstelveen.
Het grootste deel van Nassars werk bestaat uit abstracte tekeningen, waarbij hij verschillende technieken inzet. In zijn composities verwijst Nassar vaak naar de abstracte vormtaal van de islamitische kunst en het Arabische schrift, al verwerkt hij deze met de organische vormen die hij hier in bijvoorbeeld het Amsterdamse bos aantreft, dat vlakbij zijn atelier ligt. [2]
In de jaren negentig heeft Nassar een serie popart-achtige figuratieve werken gemaakt, die een dwarse kijk geven op het toen net oplaaiende debat over ‘de multiculturele samenleving’. In deze serie werken combineert Nassar clichébeelden van wat de Nederlandse identiteit zou zijn, met clichébeelden die hier bestaan van de Arabische cultuur. Door op een ironische manier beide stereoptype beelden te combineren, worden beiden gerelativeerd of ontzenuwd.
Een voorbeeld is het hier getoonde paneel uit de periode 1995-2000. Het werk verwijst naar het bankbiljet voor duizend gulden, waarop het portret van Spinoza staat weergegeven. Door kleine interventies is het beeld van betekenis veranderd. Het gebruikelijke 1000 gulden is vervangen met 1001 Nacht en ‘De Nederlandsche Bank’ is veranderd in ‘De Wereldliteratuurbank’. Het biljet is getekend door president N. Mahfouz op 22 juli 1952, de dag van de Egyptische revolutie en bovendien Nassars geboortedag. Een opmerkelijk detail zijn de met goudverf aangebrachte lijnen in het gezicht van Spinoza. Deze lijnen, die lopen vanaf het profiel van de neus via de rechter wenkbrauw naar het rechteroog, vormen het woord Baruch in het Arabisch, Spinoza’s voornaam. Op deze wijze plaatst Nassar een Nederlands symbool als het duizend gulden biljet in een nieuwe context. Spinoza was immers in zijn tijd ook een vreemdeling, namelijk een nazaat van Portugese Joden. Met een werk als dit stelt Nassar belangrijke vragen over nationale versus hybride identiteit en maakt hij een statement over de betrekkelijkheid van symboliek als een statisch referentiepunt van nationale identificatie. [3]
Ook de andere figuratieve werken van Nassar staan vol met dit soort verwijzingen. De essentie van zijn werk ligt in hoe de een naar de ander kijkt en de ander weer naar de één. De ‘oosterling’ kijkt naar de ‘westerling’ volgens een bepaald mechanisme, maar Nassar heeft vooral dit thema in omgekeerde richting verwerkt: wat is de cultureel bepaalde blik van het ‘Westen’ naar de ‘Oriënt’?
Achnaton Nassar, Zonder titel, acryl op paneel, 1995-1996 (afb. collectie van de kunstenaar)
Met zijn beeldinterventies legt Nassar valse neo-koloniale en exotistische structuren bloot, die in het westerse culturele denken bestaan. Hiermee raakt hij een belangrijk punt van de westerse cultuurgeschiedenis. Volgens de Palestijnse literatuurwetenschapper Edward Said bestaat er een groot complex aan cultureel bepaalde vooroordelen in de westerse culturele canon wat betreft de ‘Oriënt’. In zijn belangrijkste werk, Orientalism (1978), heeft hij erop gewezen dat de beeldvorming van het westen van de Arabische wereld vooral wordt bepaald door enerzijds een romantisch exotisme en anderzijds door een reactionaire kracht die, in de wil tot overheersing, de ‘irrationaliteit’ van de ‘Oriënt’ wil indammen, daar zij nooit zelf in staat zou zijn om tot vernieuwingen te komen. Said heeft in zijn belangrijke wetenschappelijke oeuvre (Orientalism en latere werken) de onderliggende denkstructuren blootgelegd, die hij toeschrijft aan het imperialistische gedachtegoed, een restant dat is gebleven na de koloniale periode en nog steeds zijn weerslag vindt in bijvoorbeeld de wetenschap (zie Bernard Lewis, maar van iets later bijvoorbeeld ook de notie van de ‘Clash of Civilizations’ van Samuel Huntington, die sterk op het gedachtegoed van Lewis is geïnspireerd- het begrip ‘Clash of Civilizations’ is zelfs ontleend aan een passage uit Lewis’ artikel The Roots of the Muslim Rage uit 1990), de media en de politiek. [4] Ook voor het debat in de hedendaagse kunst is Saids bijdrage van groot belang geweest. Op dit moment speelt het discours zich af tussen processen van uitsluiting, het toetreden van de ander (maar daarbij het insluipende gevaar van exotisme), of gewoon dat goede kunst van ieder werelddeel afkomstig kan zijn.
De overgrote meerderheid van de kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland bestaat vooral uit kunstenaars uit Irak, die grotendeels in de jaren negentig naar Nederland zijn gekomen als politiek vluchteling voor het vroegere Iraakse regime. Het gaat hier om zo’n tachtig beeldende kunstenaars, zowel van Arabische als Koerdische afkomst. Naast beeldende kunstenaars zijn er overigens ook veel dichters (bijv. Salah Hassan, Naji Rahim, Chaalan Charif en al-Galidi ), schrijvers (Mowaffk al-Sawad en Ibrahim Selman), musici (zoals het beroemde Iraqi Maqam ensemble van Farida Mohammed Ali, de fluitist / slagwerker Sattar Alsaadi, de zanger Saleh Bustan en het Koerdische gezelschap Belan, van oa Nariman Goran) en acteurs (bijv. Saleh Hassan Faris) in die tijd naar Nederland gekomen. [5]
Beeldende kunstenaars uit Irak die zich de afgelopen jaren in Nederland hebben gemanifesteerd zijn oa Ziad Haider (helaas overleden in 2006, zie ook dit artikel op dit blog), Aras Kareem (zie ook hier op dit blog), Monkith Saaid (helaas overleden in 2008), Ali Talib , Afifa Aleiby, Nedim Kufi (zie op dit blog hier en hier), Halim al Karim (verhuisd naar de VS, overigens nu op de Biënnale van Venetië, zie dit artikel), Salman al-Basri, Mohammed Qureish, Hoshyar Rasheed (zie ook op dit blog), Sadik Kwaish Alfraji, Sattar Kawoosh , Iman Ali , Hesam Kakay, Fathel Neema, Salam Djaaz, Araz Talib, Hareth Muthanna, Awni Sami, Fatima Barznge en vele anderen. [6]
Een Iraakse kunstenaar, die sinds de laatste jaren steeds meer boven de horizon van ook de Nederlandse gevestigde kunstinstellingen is gekomen, is Qassim Alsaedy (Bagdad 1949). Alsaedy studeerde in de jaren zeventig aan de kunstacademie in Bagdad, waar hij een leerling was van oa Shakir Hassan al-Said, een van de meest toonaangevende kunstenaars van Irak en wellicht een van de meest invloedrijke kunstenaars van de Arabische en zelfs islamitische wereld van de twintigste eeuw. [7] Gedurende zijn studententijd kwam Alsaedy al in conflict met het regime van de Ba’thpartij. Hij werd gearresteerd en zat negen maanden gevangen in al-Qasr an-Nihayyah, het beruchte ‘Paleis van het Einde’, de voorloper van de latere Abu Ghraib gevangenis.
Na die tijd was het voor Alasedy erg moeilijk om zich ergens langdurig als kunstenaar te vestigen. Hij woonde afwisselend in Syrië, Jemen en in de jaren tachtig in Iraaks Koerdistan, waar hij leefde met de Peshmerga’s (de Koerdische rebellen). Toen het regime in Bagdad de operatie ‘Anfal’ lanceerde, de beruchte genocide campagne op de Koerden, week Alsaedy uit naar Libië, waar hij zeven jaar lang als kunstenaar actief was. Uiteindelijk kwam hij midden jaren negentig naar Nederland.
Qassim Alsaedy, object uit de serie/installatie Faces of Baghdad, assemblage van metaal en lege patroonhulzen op paneel, 2005 (geëxposeerd op de Biënnale van Florence van 2005). Afb. collectie van de kunstenaar
In het werk van Alsaedy staan de afdrukken die de mens in de loop van geschiedenis hebben achterlaten centraal. Hij is vooral gefascineerd door oude muren, waarop de sporen van de geschiedenis zichtbaar zijn. In zijn vaderland Irak, het gebied van het vroegere Mesopotamië, werden al sinds duizenden jaren bouwwerken opgetrokken, die in de loop van de geschiedenis weer vergingen. Telkens weer liet de mens zijn sporen na. In Alsaedy’s visie blijft er op een plaats altijd iets van de geschiedenis achter. In een bepaald opzicht vertoont het werk van Qassim Alsaedy enige overeenkomsten met het werk van de bekende Nederlandse kunstenaar Armando . Toch zijn er ook verschillen; waar Armando in zijn ‘schuldige landschappen’ tracht uit te drukken dat de geschiedenis een blijvend stempel op een bepaalde plaats drukt (zie zijn werken nav de Tweede Wereldoorlog en de concentratiekampen van de Nazi’s), laat Alsaedy de toeschouwer zien dat de tijd uiteindelijk de wonden van de geschiedenis heelt. [8]
Het hier getoonde werk gaat meer over de recente geschiedenis van zijn land. Alsaedy maakte deze assemblage van lege patroonhulzen na zijn bezoek aan Bagdad in de zomer van 2003, toen hij na meer dan vijfentwintig jaar voor het eerst weer zijn geboorteland bezocht. Vanzelfsprekend is dit werk een reactie op de oorlog die dat jaar begonnen was. Maar ook deze ‘oorlogsresten’ zullen uiteindelijk wegroesten en verdwijnen, waarna er slechts een paar gaten of littekens achterblijven.
Sinds de laatste tien jaar begint ook de tweede generatie migrantenkunstenaars uit de Arabische wereld zichtbaar te worden. De tot nu toe meest bekende kunstenaar uit deze categorie is de Nederlandse/ Marokkaanse kunstenaar Rachid Ben Ali. Ben Ali bezocht kortstondig de mode-academie en de kunstacademie in Arnhem, maar vestigde zich al snel als autonoom kunstenaar in Amsterdam. Sinds die tijd heeft hij een stormachtige carrière doorgemaakt. Hij werd ‘ontdekt’ door Rudi Fuchs, exposeerde in het Stedelijk op de tentoonstelling die was samengesteld door Koningin Beatrix en had een paar grote solo-exposities, waaronder in Het Domein in Sittard (2002) en in het Cobramuseum in Amstelveen (2005). Deze tentoonstellingen verliepen overigens niet zonder controverses. Vanuit de islamitische hoek, maar zeker ook vanuit de autochtone Nederlandse hoek (zoals in de gemeente van Sittard, toen Ben Ali in het Domein exposeerde in 2002), werd het werk van Ben Ali als provocerend of aanstootgevend ervaren, vooral vanwege de expliciet homo-erotische voorstellingen die hij had verbeeld. [9]
Het werk van Ben Ali is rauw, direct, intuïtief en soms confronterend. In zijn werk zijn persoonlijke en politieke thema’s met elkaar verweven. Een belangrijke rol spelen zijn persoonlijke achtergrond, zijn homoseksualiteit, zijn verontwaardiging over zowel racisme en vreemdelingenhaat, als over religieuze bekrompenheid en intolerantie en zijn betrokkenheid bij wat er in de wereld gebeurt. Het hier getoonde werk maakte Ben Ali naar aanleiding van beelden van doodgeschoten Palestijnse kinderen door het Israëlische leger. Het weergegeven silhouet is een verbeelding van zijn eigen schaduw. Ben Ali heeft zichzelf hier weergeven als een machteloze toeschouwer, die van een grote afstand niet in staat is om iets te doen, behalve te aanschouwen en te getuigen. [10]
Er zijn nog veel meer kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland actief, zowel uit het Midden Oosten als Noord Afrika. Het is vanzelfsprekend onmogelijk om hen allemaal in dit verband recht te doen. Hoewel de meesten nog onbekend zijn bij de gevestigde instellingen, neemt hun zichtbaarheid in de Nederlandse kunstwereld langzaam maar zeker toe.
Floris Schreve,
Amsterdam, november 2010
فلوريس سحرافا
امستردام، 2010
Zie in dit verband ook mijn recente uitgebreide tekst over Qassim Alsaedy, nav de tentoonstelling in Diversity & Art en de bijdragen rond mijn lezing (de handout, mijn bijdrage in Kunstbeeld en de Engelse versie, waarin ik beiden heb samengevoegd) over de hedendaagse kunst in de Arabische wereld, waarin de actuele gebeurtenissen wel uitgebreid aan de orde zijn gekomen
Rachid Ben Ali, Zonder Titel, acryl op doek, 2001 (foto Floris Schreve)
Noten
[1] Tineke Lonte, Kleine Beelden, Grote Dromen, Al Farabi, Beurs van Berlage, Amsterdam, 1993 (zie ook Jihad Abou Sleiman, Arabische kunstenaars schilderen bergen in Nederland, in Rosemarie Buikema, Maaike Meijer, ‘Cultuur en Migratie in Nederland; Kunst in Beweging 1980-2000’, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2004, pp. 237-252, http://www.dbnl.org/tekst/meij017cult02_01/meij017cult02_01_0015.php) ; Mili Milosevic, Schakels, Museum voor Volkenkunde (Wereldmuseum), Rotterdam, 1988; Jetteke Bolten, Els van der Plas, Het Klimaat: Buitenlandse Beeldende Kunstenaars in Nederland, Gate Foundation, Stedelijk Museum de Lakenhal, Culturele Raad Zuid Holland, Den Haag, 1991; Paul Faber, Sebastian López, Double Dutch; transculturele beïnvloeding in de beeldende kunst, Stichting Kunst Mondiaal, Tilburg, 1992 (zie hier de introductie); Els van der Plas, Anil Ramdas, Sebastian López, Het land dat in mij woont: literatuur en beeldende kunst over migratie, Gate Foundation, Museum voor Volkenkunde (Wereldmuseum), Rotterdam, 1995.
[2] Hans Sizoo, ‘Nassar, het park en de Moskee’, in J. Rutten (red.) met bijdragen van Kitty Zijlmans, Floris Schreve, Hans Sizoo, Achnaton Nassar, Saskia en Hassan gaan trouwen, werken van Achnaton Nassar, Universiteitsbibliotheek Leiden, 2001. Zie ook http://www.dripbook.com/achnatonnassar/splash/ en voor meer abstract werk (tekeningen), zie de site van Galerie Art Singel 100, http://www.artxs.nl/achnaton.htm
[3] Saskia en Hassan (2001), zie ook de online versie http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/Saskia_en_hassan/
[4] Edward Said, Orientalism; Western conceptions of the Orient, Pantheon Books, New York, 1978 (repr. Penguin Books, New York 1995, 2003). Zie ook: Samuel Huntington, The Clash of Civilizations?, Foreign Affairs, vol. 72, no. 3, Summer 1993; Bernard Lewis, The Roots of the Muslim Rage, The Atlantic Monthly, September 1990, http://www.theatlantic.com/magazine/archive/1990/09/the-roots-of-muslim-rage/4643/ , Edward Said, The Clash of Ignorance, The Nation, 4 October, 2001, http://www.thenation.com/article/clash-ignorance
[5] Zie bijv. Chaalan Charif, Dineke Huizenga, Mowaffk al-Sawad (red.), Dwaallicht; tien Iraakse dichters in Nederland (poëzie van Mohammad Amin, Chaalan Charif, Venus Faiq, Hameed Haddad, Balkis Hamid Hassan, Salah Hassan, Karim Nasser, Naji Rahim, Mowaffk al-Sawad en Ali Shaye), de Passage, Groningen, 2006; Mowaffk al-Sawad, Stemmen onder de zon, uitgeverij de Passage, Groningen (roman, gebundelde brieven), 2002; Ibrahim Selman, En de zee spleet in tweeën, in de Knipscheer, Amsterdam, 2002 (roman) en de website van Al Galidi http://www.algalidi.com/. Over Iraakse schrijvers in Nederland Dineke Huizenga, Parels van getuigenissen, Zemzem; Tijdschrift over het Midden Oosten, Noord Afrika en islam, themanummer ‘Nederland en Irak’, jaargang 2, nr. 2/ 2006, pp. 56-63 en over Iraakse musici in Nederland Neil van der Linden, Muzikant in Holland, idem, pp. 82-87
[6] Zie oa W. P. C. van der Ende, Versluierde Taal, vijf uit Irak afkomstige kunstenaars in Nederland, Museum Rijswijk, Vluchtelingenwerk Rijswijk, 1999; IMPRESSIES; Kunstenaars uit Irak in ballingschap, AIDA Nederland, Amsterdam, 1996; Ismael Zayer, 28 kunstenaars uit Irak in Nederland, de Babil Liga voor de letteren en de kunsten, Gemeentehuis Den Haag, 2000; Anneke van Ammelrooy, Karim al-Najar, Iraakse kunstenaars in het Museon, Babil, Den Haag, november, 2002; Floris Schreve, Out of Mesopotamia; Iraakse kunstenaars in ballingschap, Leidschrift, Vakgroep Geschiedenis Universiteit Leiden, 17-3-2002 (bewerkte versie Iraakse kunst in de Diaspora, verschenen in Eutopia, nr. 4, april 2003, pp. 45-63); Floris Schreve, Kunst gedijt ook in ballingschap, Zemzem; Tijdschrift over het Midden Oosten, Noord Afrika en islam, themanummer ‘Nederland en Irak’, jaargang 2, nr. 2/ 2006, pp. 73-80 (online versie: https://fhs1973.wordpress.com/2009/06/16/ ); Helge Daniels, Corien Hoek, Charlotte Huygens, Focus Irak, programma en catalogus van het Iraakse culturele festival/tentoonstelling in het Wereldmuseum, ism de Stchting Akkaad, Rotterdam, mei 2004 (zie http://www.akaad.nl/archief.php); programma ‘Iraakse kunsten in Amsterdam’ (2004), zie http://aidanederland.nl/wordpress/archief/discipline/multidisciplinair/seizoen-2004-2005/iraakse-kunsten-in-amsterdam/. Zie ook Beeldenstorm; vijf Iraakse kunstenaars in Nederland over hun ervaringen in Irak, ‘Factor’, IKON, Nederland 1, 17 juli, 2003, http://www.ikonrtv.nl/factor/index.asp?oId=924#. Zie over Iraakse kunstenaars uit de Diaspora van verschillende landen (uit Nederland Nedim Kufi) Robert Kluijver, Nat Muller, Borders; contemporary Middle Eastern Art and Discourse, Gemak/ De Vrije Academie, Den Haag, oktober 2007/januari 2009.
[7] Nada Shabout, Shakir Hassan Al Said; A Journey towards the One-dimension, Universe in Universe, Ifa (Duitsland), april, 2008, http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2008/shakir_hassan_al_said . Zie ook Saeb Eigner, Art of the Middle East; modern and contemporary art of the Arab World and Iran, Merrell, Londen/New York, 2010; Maysaloun Faraj (ed.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art, Saqi Books, Londen, 2002; Mohamed Metalsi, Croisement de Signe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989. Zie ook hier, op de site van de Darat al-Funun in Amman (Jordanië), een van de meest toonaangevende musea voor moderne en hedendaagse kunst in de Arabische wereld.
[8] Zie mijn interview met Qassim Alsaedy, augustus 2000, gepubliceerd op https://fhs1973.wordpress.com/2008/07/14/. Een interview met Alsaedy in het Arabisch (in al-Hurra) is hier te raadplegen. Zie voor meer werk Qassim Alsaedy’s website, http://www.qassim-alsaedy.com/ of de website van de galerie van Frank Welkenhuysen (Utrecht) http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481
[9] Patrick Healy, Henk Kraan, Rachid Ben Ali, Amsterdam, 2000; Rudi Fuchs, Het Stedelijk Paleis, de keuze van de Koningin, Stedelijk Museum Amsterdam, 2000; Bloothed, Het Domein Sittard, 2003, Rachid Ben Ali, Cobra Museum, Amstelveen, 2005. Zie verder discussie op Maroc.nl (http://www.maroc.nl/forums/archive/index.php/t-43300.html), Premtime (http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/658197/2005/01/25/PREMtime.dhtml), of bij de Nederlandse Moslimomroep (http://www.nmo.nl/67-kunst__offerfeest_en_nationale_verzoening.html?aflevering=2413).
[10] Dominique Caubet, Margriet Kruyver, Rachid Ben Ali, Thieme Art, 2008. Zie voor recent werk de website van Witzenhausen Gallery, http://www.witzenhausengallery.nl/artist.php?mgrp=0&idxArtist=185
Tentoonstelling Diversity & Art- Qassim Alsaedy (Bagdad 1949) قاسم الساعدي
قاسم الساعدي
Qassim Alsaedy – ‘Shortly after the War’
Qassim Alsaedy werd in 1949 geboren in Bagdad. Zijn familie kwam oorspronkelijk uit de zuidelijke stad al-Amara, maar was, zoals zo velen in die tijd, naar de hoofdstad vetrokken. Het gezin had zich gevestigd in een huis vlak naast de Jumhuriyya Brug over de Tigris, niet ver van het Plein van de Onafhankelijkheid. Voor Alsaedy’s keuze voor het kunstenaarschap was dit gegeven zeker van belang. Na de revolutie van 1958, toen de door de Britten gesteunde monarchie van de troon werd gestoten, werd er op dit plein een begin gemaakt aan de bouw het beroemde vrijheidsmonument (Nasb al-Huriyya) van Iraks bekendste beeldhouwer Jewad Selim, die tegenwoordig veelal wordt gezien als de belangrijkste grondlegger van de modernistische kunst van Irak. Dit werk, dat in 1962 na de dood van Selim voltooid werd, maakte een grote indruk op Alsaedy. Het vrijheidsmonument van Jewad Selim deed Alsaedy voor het eerst beseffen dat kunst niet alleen mooi hoeft te zijn, maar ook werkelijk iets te betekenen kan hebben.
Ook een expositie van de beroemde Iraakse kunstenaar Shakir Hassan al-Said in het Kolbankian Museum in Bagdad in 1962, maakte grote indruk. Alsaedy besloot om zelf kunstenaar te worden. In 1969 deed hij zijn toelatingsexamen aan de kunstacademie van Bagdad, bij Shakir Hassan al-Said, die uiteindelijk een van zijn belangrijkste docenten zou worden in de tweede fase van zijn opleiding.
In de tijd dat Alsaedy zich inschreef aan de kunstacademie had Irak een roerige periode achter de rug en waren de vooruitzichten bijzonder grimmig. In 1963 had een kleine maar fanatieke nationalistische en autoritaire groepering, de Ba’thpartij, kortstondig de macht gegrepen. In de paar maanden dat deze partij aan de macht was, richtte zij een ware slachting aan onder alle mogelijke opponenten. Omdat de Ba’thi’s zo te keer gingen had het leger nog in datzelfde jaar ingegrepen en de Ba’thpartij weer uit de macht gezet. Tot 1968 werd Irak bestuurd door het autoritaire en militaire bewind van de gebroeders Arif, dat wel voor enige stabiliteit zorgde en geleidelijk steeds meer vrijheden toestond. In 1968 wist de Ba’thpartij echter weer de macht te grijpen, deze keer met meer succes. Het bewind zou aan de macht blijven tot 2003, toen een Amerikaanse invasiemacht Saddam Husayn (president vanaf 1979) van de troon stootte. Toch opereerde de Ba’thpartij aan het begin van de jaren zeventig voorzichtiger dan in 1963 en dan zij later in de jaren zeventig zou doen. In eerste instantie werd het kunstonderwijs met rust gelaten, hoewel daar, precies in de periode dat Alsaedy studeerde, daar geleidelijk aan verandering in kwam.
Links: Qassim Alsaedy met Faiq Hassan (links), begin jaren zeventig
Rechts: Qassim Alsaedy met de kunstenaar Kadhim Haydar, ook een van zijn docenten, begin jaren zeventig (foto’s collectie Qassim Alsaedy)
Zover was het nog niet in 1969. Vanaf de jaren veertig was er in Irak een bloeiende avant-garde beweging ontstaan, vooral geïnitieerd door Jewad Selim en de Bagdadgroep voor Eigentijdse Kunst. Naast de groep rond Jewad Selim was er ook Faiq Hassan (Alsaedy’s belangrijkste docent in zijn eerste jaar) en Mahmud Sabri, wiens radicale avant-gardistische opvattingen zo slecht in de smaak vielen bij de Ba’thpartij, dat hij bijna uit de geschiedschrijving van de Iraakse moderne kunst is verdwenen. Toch waren juist de ideeën van Sabri, die al in de vroege jaren zeventig in ballingschap ging en zich uiteindelijk in Praag vestigde, van groot belang voor Alsaedy’s visie op zijn kunstenaarschap. Van Sabri, die een geheel nieuw artistiek concept had ontwikkeld, het zogenaamde Quantum Realisme,leerde Alsaedy dat de kunstenaar de kunstenaar vooral een verschil kan maken door geheel vrij en onafhankelijk te zijn van welke stroming, ideologie of gedachtegoed dan ook, iets wat hij in zijn verdere loopbaan altijd zou proberen na te streven.
Een andere belangrijke docent van Alsaedy was Shakir Hassan al-Said, een van de beroemdste kunstenaars van Irak en zelfs van de Arabische wereld. Al-Said bracht Alsaedy ook in contact met Jabra Ibrahim Jabra, de beroemde schrijver en kunstcriticus van Palestijnse afkomst, in die dagen een van de belangrijkste figuren binnen de Iraakse kunstscene. Maar verder was de invloed van Shakir Hassan van groot belang op Alsaedy’s artistieke vorming. Na een expressionistische periode had Shakir Hassan al Said een zeer persoonlijke abstracte beeldtaal ontwikkeld, waarbij het Arabische alfabet als basis diende. Ook had al-Said een uitgebreide theorie ontwikkeld, die hij voor zijn werk als uitgangspunt nam. Hijzelf en een aantal geestverwanten vormden de zogenaamde One Dimension Group. Hoewel er misschien iets van een oppervlakkige verwantschap is tussen het werk van Shakir Hassan al-Said en dat van Alsaedy – ook al-Said liet zich vaak inspireren door opschriften op muren en ook veel van zijn werken hebben titels als Writings on a Wall – zijn er ook wezenlijke verschillen. Al-Said en zijn geestverwanten putten vooral inspiratie uit de abstracte islamitische traditie, waarbij zij vooral het Arabisch schrift als uitgangspunt namen. De bronnen van Alsaedy hebben veelal een andere oorsprong, die niet in de laatste plaats samenhangen met een van de meest indringende ervaringen van leven.
Qassim Alsaedy, Rhythms in White, assemblage van dobbelstenen, 1999
Halverwege Alsaedy’s tijd aan de academie werd de controle van de Ba’thpartij, die nog maar net aan de macht was, steeds sterker. Het regime begon zich ook met het kunstonderwijs te bemoeien. Op een geven moment werd Alsaedy, samen met een paar anderen, uitgenodigd door een paar functionarissen van het regime. In 2000 beschreef Alsaedy deze bijeenkomst als volgt: ‘We were invited for a meeting to drink some tea and to talk. They told us they liked to exhibit our works, in a good museum, with a good catalogue and they promised all these works would be sold, for the prize we asked. It seemed that the heaven was open for us. But then they came with their conditions. We had to work according the official ideology and they should give us specific titles. We refused their offer, because we were artists who were faithful towards our own responsibility: making good and honest art. When we agreed we would sold ourselves. (..) Later they found some very cheap artists who were willing to sell themselves to the regime and they joined them. All their paintings had been sold and the prizes were high. One of them, I knew him very well, he bought a new villa and a new car. And in this way they took all the works of these bad artists, and showed them and said: “Well, this is from the party and these are the artists of Iraq”. The others were put in the margins of the cultural life’ (uit mijn Interview met Qassim Alsaedy, 8-8-2000).
Qassim Alsaedy, Saltwall, olieverf op doek, 2005
Alsaedy benadrukt dat bijna zijn hele generatie ‘nee’ heeft gezegd tegen het regime, waarvoor velen een hoge prijs hebben moeten betalen. Alsaedy spreekt dan ook van ‘the lost generation’, waarmee hij specifiek de lichting kunstenaars van de jaren zeventig bedoelt. De kunstenaars van voor die tijd hadden al een carrière voordat het regime zich met de kunsten ging bemoeien en de latere generatie had te maken met kunstinstituties die al geheel waren geïncorporeerd in het staatsapparaat. De problemen waarmee die kunstenaars te maken kregen waren natuurlijk minstens net zo groot, maar van een andere aard, dan de lichting kunstenaars die gevormd werd gedurende de periode van transitie. De generatie van de jaren zeventig zag en ervoer hoe de kunstscene langzaam werd ‘geba’thificeerd’.
Ook was Alsaedy lid van een verboden studentenbond. Dit alles leidde uiteindelijk tot zijn arrestatie. Op een gegeven moment werd Alsaedy midden op de dag opgepakt en afgevoerd naar de meest beruchte gevangenis van Irak van dat moment, al-Qasr al-Nihayyah, ‘het Paleis van het Einde’. Dit was het voormalige Koninklijke Paleis dat in de jaren zeventig door het regime als gevangenis was ingericht, totdat in de jaren tachtig de inmiddels algemeen bekende en beruchte Abu Ghraib open ging.
Voor negen maanden ging Alsaedy door de meest intensieve periode van zijn leven. Martelingen en de permanente dreiging van executie waren aan de orde van de dag. Gedurende de negen maanden dat hij zich hier bevond werd Alsaedy teruggeworpen tot zijn meest elementaire bestaan. Zijn omgeving was gereduceerd tot de gevangenismuren. Daar kwam Alsaedy tot een belangrijk inzicht. Hij ontdekte dat de velen die voor hem zich in deze ruimte hadden bevonden kleine sporen van hun bestaan hadden achtergelaten. Op de muren waren ingekraste tekeningen of opschriften zichtbaar, meestal nog maar vaag zichtbaar. Alsaedy kwam tot het besef dat deze tekeningen van de gevangenen de laatste strohalm betekenden om mens te blijven. Zelfs in de donkerste omstandigheden trachtten mensen op de been te blijven door zich te uiten in primitief gemaakte tekeningen of om hun getuigenissen op de muren te krassen. Dit inzicht zou allesbepalend zijn voor Alsaedy’s verdere kunstenaarschap. Het thema ‘krassen of tekens op muren’, de rode draad in zijn hele oeuvre, vond hier zijn oorsprong.
Na deze negen maanden werd Alsaedy, middels een onverwachte amnestieafkondiging, samen met een groep andere gevangenen weer vrijgelaten. Een succesvol bestaan als kunstenaar via de gevestigde kanalen in Irak zat er voor hem niet meer in. Alsaedy werd definitief als verdacht bestempeld en was bij het regime uit de gratie geraakt. Hij besloot zijn heil elders te zoeken en week in 1979 uit naar Libanon. Daar participeerde hij samen met andere uitgeweken Iraakse kunstenaars aan een tentoonstelling die mede een aanklacht was tegen het regime van de Ba’thpartij in Irak.
De onrustige situatie in het Midden Oosten maakte dat Qassim Alsaedy als Iraakse balling altijd op de vlucht moest, om te proberen elders een (tijdelijk) veilig heenkomen te zoeken. Door de burgeroorlog was Libanon een allerminst veilige plek en bovendien voltrokken zich ook nieuwe ontwikkelingen in Irak. Saddam Husayn was inmiddels president geworden en had alle oppositie, zelfs binnen zijn eigen partij, geëlimineerd. Vervolgens had hij zijn land in een bloedige oorlog met Iran gestort. Hoewel de Ba’thpartij met straffe hand het land controleerde, was er in het Koerdische noorden een soort schemergebied ontstaan, waar veel Iraakse oppositiekrachten naar waren uitgeweken. Door de chaotische frontlinies van de oorlog en doordat de Koerden, beter dan welke andere groepering in Irak, zich hadden georganiseerd in verzetsgroepen, was dit een gebied een soort vrijhaven geworden. Alsaedy kwam in 1982 terecht in de buurt van Dohuk, in westelijk Koerdistan en sloot zich, samen met andere Iraakse ‘politiek ontheemden’, aan bij de Peshmerga, de Koerdische verzetsstrijders. Naast dat hij zich bij het verzet had aangesloten was hij ook actief als kunstenaar. Naar aanleiding van deze ervaringen maakte hij later een serie werken, die bedekt zijn met een zwarte laag, maar waarvan de onderliggende gekleurde lagen sporadisch zichtbaar zijn door de diepe krassen die hij in zijn schilderijen had aangebracht.
Qassim Alsaedy, Black Field, olieverf op doek, 1999
Alsaedy over deze werken (zie bovenstaande afbeelding): ‘In Kurdistan I joined the movement which was against the regime. I worked there also as an artist. I exhibited there and made an exhibition in a tent for all these people in the villages, but anyhow, the most striking was the Iraqi regime used a very special policy against Kurdistan, against this area and also against other places in Iraq. They burned and sacrificed the fields by enormous bombings. So you see, and I saw it by myself, huge fields became totally black. The houses, trees, grass, everything was black. But look, when you see the burned grass, late in the season, you could see some little green points, because the life and the beauty is stronger than the evil. The life was coming through. So you saw black, but there was some green coming up. For example I show you this painting which is extremely black, but it is to deep in my heart. Maybe you can see it hardly but when you look very sensitive you see some little traces of life. You see the life is still there. It shines through the blackness. The life is coming back’ (geciteerd uit mijn interview met Alsaedy uit 2000).
Een impressie uit Alsaedy’s atelier, februari 2011
Gedurende bijna de hele oorlog met Iran verbleef Alsaedy in Koerdistan. Aan het eind van de oorlog, in 1988, lanceerde het Iraakse regime de operatie al-Anfal, de grootschalige zuivering van het Koerdische platteland en de bombardementen met chemische wapens op diverse Koerdische steden en dorpen, waarvan die op Halabja het meest berucht is geworden. Voor Alsaedy was het in Irak definitief te gevaarlijk geworden en moest hij zijn heil elders zoeken.
Het werd uiteindelijk Libië. Alsaedy: ‘I moved to Libya because I had no any choice to go to some other place in the world. I couldn’t go for any other place, because I couldn’t have a visa. It was the only country in the world I could go. Maybe it was a sort of destiny. I lived there for seven years. After two years the Kuwait war broke out in Iraq followed by the embargo and all the punishments. In this time it was impossible for a citizen of Iraq to have a visa for any country in the world’ (uit interview met Qassim Alsaedy, 2000).
Hoe vreemd het in de context van nu ook mag klinken, gedurende die tijd leefde Muammar al-Qadhafi in onmin met zo’n beetje alle Arabische leiders, inclusief Saddam Husayn. Het was precies op dat moment in de grillige loopbaan van de Libische dictator, dat hij zijn deuren opende voor alle mogelijke dissidenten van diverse pluimage uit de hele Arabische wereld. Ook Alsaedy kon daar zijn heenkomen zoeken en hij kreeg bovendien een betrekking als docent aan de kunstacademie van Tripoli.
Qassim Alsaedy werkt met zijn studenten in Tripoli aan een speciaal muurschilderingenproject, in 1989 en in 1994 (foto’s collectie Qassim Alsaedy)- klik op afbeelding voor vergrote weergave
In Libië voerde hij ook een groot muurschilderingenproject uit. Tegen zijn eigen verwachting in kreeg hij toestemming voor zijn plannen. Alsaedy: ‘I worked as a teacher on the academy of Tripoli, but the most interesting thing I did there was making many huge wallpaintings. The impossible happened when the city counsel of Tripoli supported me to execute this project. I had always the dream how to make the city as beautiful as possible. I was thinking about Bagdad when I made it. My old dream was to do something like that in Bagdad, but it was always impossible to do that, because of the regime. I believe all the people in the world have the right on freedom, on water, on sun, on air, but also the right on beauty. They have the right on beauty in the world, or in their lives. So one of my aims was to make wallpaintings and I worked hard on it. They were abstract paintings, but I tried to give them something of the atmosphere of the city. It is an Arabic, Islamic city with Italian elements. I tried to make something new when I studied the Islamic architecture. I worked on them with my students and so something very unusual happened, especially for the girls, because in our society it is not very usual to see the girls painting on the street. It was a kind of a shock, but in a nice way. It brought something positive’ (interview met Qassim Alsaedy, 2000).
Toch was ook Libië een politiestaat en zat het gevaar in een klein hoekje. De functionaris van het Libische regime, onder wiens verantwoordelijkheid Alsaedy’s project viel, vond een oranjekleurige zon in een van Alsaedy’s muurschilderingen verdacht. Volgens hem was deze zon eigenlijk rood en zou het gaan om verkapte communistische propaganda (zie bovenstaande afbeeldingen, rechtsonder). Alsaedy werd te kennen gegeven dat hij de zon groen moest schilderen, de kleur van de ‘officiële ideologie’ van het Qadhafi-bewind (zie het beruchte en inmiddels ook hier bekende ‘Groene Boekje’). Alsaedy weigerde dit en werd meteen ontslagen.
Zijn ontslag betekende ook dat Alsaedy’s verblijf in Libië een riskante aangelegenheid was geworden. Hij exposeerde nog wel in het Franse Culturele Instituut, maar had alle reden om zich niet meer veilig te voelen. Hij besloot dat het beter was om met zijn gezin zo snel mogelijk naar Europa te verdwijnen. Uiteindelijk kwam hij in 1994 aan in Nederland.
Vanaf eind jaren negentig, toen Alsaedy na een turbulent leven met vele omzwervingen ook de rust had gevonden om aan zijn oeuvre te bouwen, begon hij langzaam maar zeker zichtbaar te worden in de Nederlandse kunstcircuits. Zijn eerste tentoonstellingen waren vaak samen met zijn ook uit Irak afkomstige vriend Ziad Haider (zie deze eerdere expositie). Met een viertal andere uit Irak afkomstige kunstenaars (waaronder ook Hoshyar Rasheed, zie deze eerdere expositie) exposeerde hij in 1999 in Museum Rijswijk, zijn eerste museale tentoonstelling in Nederland.
In die periode werd de centrale thematiek van Alsaedy’s werk steeds meer zichtbaar. Voor Qassim Alsaedy staan de sporen die de mens in de loop der geschiedenis achterlaat centraal, van de vroegste oudheid (bijvoorbeeld Mesopotamië) tot het recente verleden (zie zijn ervaring in de gevangenis, of de zwarte laag in zijn ‘Koerdische landschappen’).
In 2000 formuleerde hij zijn centrale concept als volgt: ‘When I lived in Baghdad I travelled very often to Babylon or other places, which were not to far from Baghdad. It is interesting to see how people reuse the elements of the ancient civilizations. For example, my mother had an amulet of cylinder formed limestones. She wore this amulet her whole lifetime, especially using it when she had, for example a headache. Later I asked her: “Let me see, what kind of stones are these?” Then I discovered something amazing. These cylinder stones, rolling them on the clay, left some traces like the ancient writings on the clay tablets. There was some text and there were some drawings. It suddenly looked very familiar. I asked her: “what is this, how did you get these stones?” She told me that she got it from her mother, who got it from her mother, etc. So you see, there is a strong connection with the human past, not only in the museum, but even in your own house. When you visit Babylon you find the same traces of these stones. So history didn’t end.
In my home country it is sometimes very windy. When the wind blows the air is filled with dust. Sometimes it can be very dusty you can see nothing. Factually this is the dust of Babylon, Ninive, Assur, the first civilizations. This is the dust you breath, you have it on your body, your clothes, it is in your memory, blood, it is everywhere, because the Iraqi civilizations had been made of clay. We are a country of rivers, not of stones. The dust you breath it belongs to something. It belongs to houses, to people or to some clay tablets. I feel it in this way; the ancient civilizations didn’t end. The clay is an important condition of making life. It is used by people and then it becomes dust, which falls in the water, to change again in thick clay. There is a permanent circle of water, clay, dust, etc. It is how life is going on and on.
I have these elements in me. I use them not because I am homesick, or to cry for my beloved country. No it is more than this. I feel the place and I feel the meaning of the place. I feel the voices and the spirits in those dust, clay, walls and air. In this atmosphere I can find a lot of elements which I can reuse or recycle. You can find these things in my work; some letters, some shadows, some voices or some traces of people. On every wall you can find traces. The wall is always a sign of human life’ (interview met Qassim Alsaedy, 2000).
Qassim Alsaedy, Rhythms, spijkers op hout, 1998
Qassim Alsaedy, uit de serie Faces of Baghdad, assemblage van metaal en lege patroonhulzen op paneel, 2005 (geëxposeerd op de Biënnale van Florence van 2005)
Een opvallend element in Alsaedy’s werk is het gebruik van spijkers. Ook op deze tentoonstelling zijn daar een aantal voorbeelden van te zien. Over een ander werk, een assemblage van spijkers in een verschillende staat van verroesting zei Alsaedy (voor een documentaire van de Ikon uit 2003) het volgende: ‘Dit heb ik gemaakt om iets over de pijn te vertellen. Wanneer de spijkers wegroesten zullen zij uiteindelijk verdwijnen. Er blijven dan alleen nog maar een paar gaatjes over. En een paar kruisjes’ (uit Beeldenstorm, ‘Factor’, Ikon, 17 juni 2003).
Een zelfde soort element zijn de patroonhulzen, die vaak terugkeren in Alsaedy’s werk, ook op deze tentoonstelling. Ook deze zullen uiteindelijk vergaan en slechts een litteken achterlaten.
In een eerder verband heb ik Alsaedy’s werk weleens vergeleken met dat van Armando (bijv. in ISIM Newsletter 13, december 2003). Beiden raken dezelfde thematiek. Toch zijn er ook belangrijke verschillen. In zijn ‘Schuldige Landschappen’ geeft Armando uitdrukking aan het idee dat er op een plaats waar zich een dramatische gebeurtenis heeft afgespeeld (Armando verwijst vaak naar de concentratiekampen van de Nazi’s) er altijd iets zal blijven hangen, al zijn alle sporen uitgewist. Alsaedy gaat van hetzelfde uit, maar legt toch een ander accent. In zijn zwarte werken en met zijn gebruik van spijkers en patroonhulzen benadrukt Alsaedy juist dat de tijd uiteindelijk alle wonden heelt, al zal er wel een spoor achterblijven.
Qassim Alsaedy (ism Brigitte Reuter), Who said no?, installatie Flehite Museum, Amersfoort, 2006
Sinds de laatste tien jaar duikt er in het werk van Alsaedy steeds vaker een crucifix op. Ook op deze tentoonstelling is daar een voorbeeld van te zien. Dat is opmerkelijk, omdat de kunstenaar geen Christelijke achtergrond heeft en ook niet Christelijk is. Alsaedy heeft het verhaal van Jezus echter ontdaan van zijn religieuze elementen. Duidelijk bracht hij dit tot uitdrukking in zijn installatie in het Flehite Museum in Amersfoort, getiteld ‘Who said No?’ Los van de religieuze betekenis, is Jezus voor Alsaedy het ultieme voorbeeld van iemand die duidelijk ‘Nee’ heeft gezegd tegen de onderdrukking en daar weliswaar een hoge prijs voor heeft betaald, maar uiteindelijk gewonnen heeft. Op de manier zoals Alsaedy de crucifix heeft verwerkt is het een herkenbaar symbool geworden tegen dictatuur in welke vorm dan ook.
Detail ‘tegelvloer’ van Qassim Alsaedy en Brigitte Reuter
Gedurende de afgelopen tien jaar heeft Alsaedy veel samengewerkt met de ceramiste Brigitte Reuter. Ook op deze tentoonstelling zijn een aantal van hun gezamenlijke werken geëxposeerd. Gezien Alsaedy’s fascinatie voor het materiaal (zie zijn eerdere opmerkingen over de beschavingen uit de oudheid van Irak) was dit een logische keuze. De objecten zijn veelal door Reuter gecreëerd en door Alsaedy van reliëf voorzien, vaak een zelfde soort tekens die hij in zijn schilderijen heeft verwerkt. Door de klei te bakken, weer te bewerken of te glazuren en weer opnieuw te bakken, ontstaat er een zelfde soort gelaagdheid die ook in zijn andere werken is te zien. Een hoogtepunt van hun samenwerking was een installatie in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden in 2008. In het Egyptische tempeltje van Taffeh, dat daar in de centrale hal staat, legden zij een vloer aan van gebakken en bewerkte stenen. Maar ook eerder, in het Flehite Museum, waren veel van hun gezamenlijke ‘vloeren’ en objecten te zien.
Uit Book of Time, gemengde technieken op papier, 2001 (detail)
Een ander interessant onderdeel van Alsaedy’s oeuvre zijn zijn tekeningenboekjes. Op deze tentoonstelling is daar een van te bezichtigen, Book of Time, uit 2001. Pagina na pagina heeft hij, als het ware laag over laag, verschillende tekens aangebracht met verschillende technieken (pentekening, inkt, aquarel en collage). Ook hier is zijn kenmerkende ‘tekenschrift’ zeer herkenbaar.
In 2003 werd het Ba’thregime van Saddam Husayn door een Amerikaanse invasiemacht ten val gebracht. Net als op alle in ballingschap levende Iraki’s, had dit ook op Qassim Alsaedy een grote impact. Hoewel zeker geen voorstander van de Amerikaanse invasie en bezetting (zoals de meeste van zijn landgenoten) betekende het wel dat, ondanks alle onzekerheden, er nieuwe mogelijkheden waren ontstaan. En bovenal dat het voor Alsaedy weer mogelijk was om zijn vaderland te bezoeken. In de zomer van 2003 keerde hij voor het eerst terug. Naast
Qassim Alsaedy, object uit ‘Last Summer in Baghdad’, assemblage van kleurpotloden op paneel, 2003
Qassim Alsaedy, Shortly after the War, 2011 (detail)
dat hij natuurlijk zijn familie en oude vrienden had bezocht, sprak hij ook met een heleboel kunstenaars, dichters, schrijvers, musici, dansers en vele anderen over hoe het Iraakse culturele leven onder het regime van Saddam had geleden. Van de vele uren film die hij maakte, zond de VPRO een korte compilatie uit, in het kunstprogramma RAM, 19-10-2003 (hier te bekijken).
In de jaren daarna bleef dit bezoek een belangrijke bron van inspiratie. Alsaedy maakte verschillende installaties en objecten. Vaak zijn in deze werken twee kanten van de medaille vertegenwoordigd, zowel de oorlog en het geweld, maar ook de schoonheid, die eeuwig is en het tijdelijke overwint.
Vanaf halverwege de jaren 2000 is Qassim Alsaedy steeds zichtbaarder geworden in zowel Nederlandse als buitenlandse kunstinstellingen. Vanaf 2003 exposeerde hij regelmatig in de gerenommeerde galerie van Frank Welkenhuysen in Utrecht, waar hij tegenwoordig als vaste kunstenaar aan verbonden is. Ook participeerde hij in de Biënnale van Florence in 2003 en exposeerde hij tweemaal in het Rijksmuseum van Oudheden. Een belangrijk hoogtepunt was zijn grote solotentoonstelling in het Flehite Museum in Amersfoort in 2006.
Met enige trots presenteren wij in Diversity & Art zijn project ‘Shortly after the War’.
Floris Schreve
Amsterdam, april 2011
Qassim Alsaedy bij de inrichting van de tentoonstelling
Diversity & Art | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ Amsterdam| The Netherlands | open: Thursday 13.00 – 19.00 | Friday and Saturday 13.00 – 17.00
VERLENGD TOT ZATERDAG 4 JUNI
قاسم الساعدي
April 22-Qassim Alsaedy “Shortly after the War” May 28

Opening on Friday April 22 at 17:30 by Neil van der Linden,
specialist in art and culture of the Arab and Muslim world
(mainly in the field of music and theater)
doors open at 16.30
LectureonTUESDAY,May 17at 20:00byFloris Schreve
“Modern and Contemporary ArtofIraqand the Arab world”
For this occasion Qassim Alsaedy will present his installation of several objects ‘Shortly after the War’. The ceramic objects are created in collaboration with the Dutch/German artist Brigitte Reuter (see http://www.utrechtseaarde.nl/reuter_b.html )
An impression of Alsaedy’s recent work in his studio (February 2011):
See also:
http://www.qassim-alsaedy.com/
http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481
http://www.diversityandart.com/centre.htm
See also on this blog:
Interview with the Iraqi artist Qassim Alsaedy
In Dutch:
Iraakse kunstenaars in ballingschap
Drie kunstenaars uit de Arabische wereld
links naar artikelen en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld
Denkend aan Bagdad- door Lien Heyting
van International Network of Iraqi Artists (iNCIA), Londen: http://www.incia.co.uk/31293.html.
SOLO EXHIBITION
22 Apr – 28 May 2011
Diversity and Art
Netherlands
Born Baghdad 1949, AlSaedy studied painting at the Academy of Fine Arts in Baghdad from 1969-73. He was a student of the late Shakir Hassan al-Said, one of the most significant and influential artists of Iraq and even the Arab World. During his time at the academy Alsaedy was arrested and imprisoned for almost a year. Free again in1979, he organized with other Iraqi artists an exhibition in Lebanon, as a statement against the Iraqi regime. Back in Iraq, he joined the Kurdish rebels in the North, where he also was active as an artist and even exhibited in tents. After the Anfal campaign against the Kurds in 1988 he withdrew to Libya where he could work in relative freedom and where he became a teacher at the Art Academy of Tripoli until 1994, when he came to the Netherlands. Alsaedy’s work is dominated by two themes, love versus pain and the ongoing cycle of growth and decay, a recycling of material when man leaves his characters and traces as a sign of existence through the course of history. Love is represented by beauty in bright and deep colors. The pain from the scars of war and destruction is visualized by the empty cartridge cases from the battlefield or represented by the rusty nails, an important element in many of his works. “The pain has resolved as the nails are completely rusted away”, states Alsaedy. In his three dimensional work, the duality of pain and beauty is always the main theme. For this occasion Qassim Alsaedy will present his installation of several objects ‘Shortly after the War’. The ceramic objects are created in collaboration with the Dutch/German artist Brigitte Reuter.
Diversity & Art
van http://www.sutuur.com/ar/iraqi-outside/158-qassimalsaedy:
المعرض الجديد للفنان قاسم الساعدي |
بعد الحرب بقليل صياغة جديدة لمعادلة الامل والالم الثاني والعشرون من نيسان الجاري , وعلى صالة كاليري “DIVERSITY & ART ” في امستردام , يفتتح المعرض الشخصي الجديد للفنان قاسم الساعدي , المعنون ب : بعد الحرب بقليل حيث سيعرض فيه مختارات من احدث اعماله, تضم لوحات , نحت , اعمال ثلاثية الابعاد, مخطوطة كتاب, وبعض قطع السيراميك التي انجزها الفنان بالتعاون مع الفنانة الالمانية بريجيت رويتر وسيقدم الفنان اضافة الى ذلك عملا تركيبيا ” انستليشن ” يتكون من اكثر من خمسين قطعة مخلفة الاشكال والحجوم والتقنيات : لوحات صغيرة , منحوتات , سيراميك , كولاج …الخ , وقد استعار الفنان عنوان العمل التركيبي ليكون عنوان للمعرض باسره ياءتي هذا المعرض , بعد معرضه الشخصي الذي افتتح منتتصف شهر تشرين الثاني نوفمبر , على فضاءات غاليري ” Frank Welkenhuysen ” بمدينة اوترخت و وكان بعنوان : ” الطريق الى بغداد ” والذي حظي بنجاح واهتمام ملحوظ يذكر ان على اجندة الفنان الساعدي العديد من المشاريع والمعارض التي ستستضيفها بعض الغاليريات والمتاحف في هولندا وبلجيكا والمملكة المتحدة . هذا ويتطلع الفنان الى اقامة معرضه الشخصي في وطنه العراق , ويصفه بالحلم الممكن والمستحيل لمزيد من المعلومات عن المعرض: |
Opening
Qassim Alsaedy met Brigitte Reuter (met wie hij samen het keramische werk maakte)
De Iraakse kunstenaars Wiedad Thamer, Salam Djaaz, Aras Kareem en Iman Ali
Qassim Alsaedy voor de camera van de Iraakse journalist Riyad Fartousi (zie filmpje helemaal onderaan dit bericht)
Qassims vrouw Nebal en dochter Urok
vlnr ikzelf, de Iraaks Koerdische journalist Goran Baba Ali (hoofdredacteur Ex Ponto), de Iraakse schrijver en journalist Riyad Fartousi, Qassim Alsaedy, Nebal Shamky (Qassims vrouw) en Ali Reza (onze Iraanse bovenbuurman)
De Iraaks Koerdische kunstenaar Aras Kareem (zie deze eerdere expositie), bij het werk van Qassim Alsaedy
Neil van der Linden, die de opening verrichtte
vlnr Goran Baba Ali, Herman Divendal (van AIDA), ikzelf, Riyad Fartousi, Qassim Alsaedy, Liesbeth Schreve, Scarlett Hooft Graafland en nog een bezoeker
interview met Qassim Alsaedy en Goran Baba Ali op de opening voor een Arabische zender (http://www.sutuur.com/ar/video)
Interview met Qassim Alsaedy door Entisar Al-Ghareeb
Tentoonstelling Diversity & Art- Aras Kareem
afb. 1 Aras Kareem, Huis in gedachten, olieverf op doek, 2010
Aras Kareem
Aras Kareem werd in 1961 geboren in Sulaimaniya, in het Koerdische gebied van Noord Irak. In de jaren tachtig, de tijd dat Aras zijn kunstopleiding wilde volgen, was het voor Koerden niet meer mogelijk om in Bagdad aan de kunstacademie te studeren. Vanaf de jaren zeventig waren de Koerden geregeld in oorlog met de centrale regering in Bagdad. In de jaren tachtig, tijdens de Irak/Iran oorlog was dit conflict op zijn hevigst, waardoor Koerdistan vrijwel afgesloten was van de rest van Irak. Wel hadden een paar Koerdische kunstenaars, die in vrijere tijden in Bagdad hadden gestudeerd, een kunstinstituut in Sulaimaniya opgezet. Deze kunstenaars, waaronder Lala Abda, Kamel Mostafa, de keramist Kader Mirgan en vooral Ismael Khayat, die Aras belangrijkste leraar was, waren de drijvende krachten achter dit initiatief. Later stichtten deze kunstenaars ook de United Artists of Kurdistan, een door het regime in Bagdad verboden organisatie, maar die later een van de peilers zou vormen van het Koerdische culturele leven, nadat het regime zich in 1991 uit de Koerdische gebieden had teruggetrokken. Ook Aras Kareem had zich bij deze organisatie aangesloten.
De situatie in Koerdistan verslechterde steeds meer gedurende de loop van de Irak/Iran oorlog. In 1988 besloot het regime in Bagdad om de zogenaamde Anfal campagne ten uitvoer te brengen, de zuivering van het Koerdische platteland. Hele dorpen en stadjes werden ontvolkt en zo’n 180.000 Koerdische burgers vonden de dood in massa-executies. Ook werden er een aantal kleinere steden en dorpen bestookt met chemische wapens, waarvan het bombardement op Halabja het meest berucht is geworden.
afb. 2 Aras Kareem, Onvergetelijke herinneringen, olieverf op doek, 1996
In de Golfoorlog van 1991, nadat het Iraakse leger Koeweit was uitgedreven, kwamen het zuiden van Irak en het Koerdische noorden in opstand. De Koerdische opstand werd door het Iraakse regime neergeslagen en velen moesten vluchten naar Iran en Turkije. Ook Aras moest wijk nemen naar Iran, waar hij verbleef totdat de VN een No Fly-zone had ingesteld die ervoor zorgde dat de Koerdische gebieden enige mate van autonomie ten opzichte van Bagdad verkregen.
Toch bleef de situatie in Koerdistan erg onzeker. Hoewel het regime er formeel verdreven was, volgde er een serie van liquidaties van mensen die bij de Koerdische opstand betrokken waren. In 1994 organiseerde de Koerdische kunstenaarsorganisatie een expositie, waaraan Aras deelnam. Ook deze expositie werd door het regime als een provocatie gezien en de kunstenaars die hadden deelgenomen waren hun leven niet langer meer zeker. Aras vluchtte naar Turkije en ‘het lot’, zoals hij dat zelf omschreef, bracht hem naar Nederland. Na anderhalf jaar voegde zijn gezin zich bij hem.
Eigenlijk al vanaf zijn aankomst in Nederland in 1993 ging Aras als kunstenaar aan het werk. Zijn eerste serie werken maakte hij in de vluchtelingenopvang. Makkelijk was dat niet; hij deelde met zes anderen een kamer en kon slechts ’s nachts de badkamer als atelier gebruiken. Een aantal werken uit die tijd zijn hier tentoongesteld. Om te beginnen zijn eerste ‘Nederlandse’ schilderij (afb. 2). Te zien zijn vooral verschillende gezichtsvormen. Aras liet zich inspireren door wat hij in zijn directe omgeving waarnam. Hij bevond zich in een omgeving waar hij, naast met zijn eigen landgenoten, ook samenleefde met vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië en en Somalië. Aras: ‘Ieder gezicht had zijn eigen verhaal te vertellen. Dat heb ik proberen te vatten’.
Uit diezelfde periode dateren ook de drie tekeningen die hij maakte met koffie en inkt op papier (afb. 3 t/m 5). Ook hier zijn mensfiguren te herkennen. Aras verwerkte hierin de beelden uit zijn dromen, die hij liet samenvallen met zijn observatie van de vele ontheemden met wie hij op dat moment samenleefde.
afb. 3 t/m 5 zonder titel, koffie en inkt op papier, 1993
Het motief van de geabstraheerde mensfiguren bleef een thema dat terugkeerde in het werk dat hij in de daaropvolgende jaren maakte. Aras in een statement uit die tijd:
‘Gezichtsuitdrukkingen zijn de kern van mijn werk. De mens en zijn motieven staan centraal. In mijn visie is het leven een cirkel waarbinnen mensen zich bewegen. Beweging is creatief. Ik wil de beweegredenen opsporen die mij, bewust of onbewust, aansturen. Wat beweegt mij, wat beweegt de ander? Ik vind mijzelf geen estheticus. Schoonheid in de pure betekenis interesseert mij niet. Ik zoek een antwoord op de tegenpolen die ik ervaar. Mij intrigeert het contrast dat ik onderscheid. Zoals ik dat contrast beleef. Ik wil geen slachtoffer zijn van mijn eigen denkprocessen. Ik wil uitzoeken wat mijn geest verkent en uitdrukken in mijn werk’.
Geleidelijk aan raakten de mensfiguren in zijn werk meer op de achtergrond. Aras zelf hierover: ‘Ik begon de ruimtelijkheid steeds meer op te zoeken. Ik nam meer afstand en er kwam meer reflectie in mijn werk’. Het werk uit de periode 1999 tot ongeveer 2005 is meer geometrisch van karakter. Het landschap werd voor hem steeds belangrijker, maar ook is er te zien dat hij de vormen van bijvoorbeeld oude Amsterdamse pakhuizen in zijn werk verwerkte (afb.).
Het recente werk (periode van ongeveer 2005 tot nu), de periode waaruit het meeste werk op deze tentoonstelling dateert, is veel ijler van karakter. Wie de robuust neergezette antropomorfe figuren uit Aras vroege Nederlandse werk vergelijkt met zijn huidige werk, dat soms bijna etherisch van aard is, ziet dat Aras een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Aras Kareem, Storm, olieverf op doek, 2006
Aras Kareem, 2x gezichten, acryl op paneel, 2004
Aras Kareem, Blauwe avond, olieverf op doek, 2006
Over zijn werkwijze vertelt Aras het volgende: ‘Als ik voor een leeg doek of een wit vel papier sta, probeer ik contact te maken. Ik probeer hierbij niet te denken. Wanneer ik de eerste streek zet, laat ik me leiden door het onbewuste. Dan is er het begin gemaakt en gaat het proces vanzelf verder’. Het ontstaansproces van een werk vergelijkt hij met het maken van een wandeling. ‘Je loopt naar buiten en gaat op ontdekkingsreis. Je laat je leiden door wat je tegenkomt. Het gevoel van wat je tegenkomt keert op de een of andere manier altijd terug in het werk. Het kan van alles zijn, van het gevoel van de wind tot het ritselen van de bladeren. Maar uiteindelijk bepaalt het werk zelf welke richting het opgaat. Voor mij is het proces interessanter dan het resultaat. Ieder nieuw werk betekent voor mij een eerste stap. Het voorgaande moet eerst worden afgebouwd, niet verder worden uitgebouwd. Kunst is voor mij een uitdrukkingstaal, waarin ik weer telkens weer iets nieuws kan zeggen’.
Aras Kareem, Omhelzing, olieverf op paneel, 2010
Aras Kareem, De Boom, olieverf op doek, 2010
Hoewel Aras bij het scheppingsproces zich laat leiden door zijn intuïtie, betekent dit niet dat hij dit als een vrijblijvendheid ziet. Het gaat hem erom zo precies mogelijk zijn gevoel over te brengen. ‘Ik fantaseer niet in mijn werk’ zegt Aras. Het is voor hem een gerichte zoektocht, telkens vanuit een andere hoek belicht, maar die altijd uitkomt op die ene vraag: wie ben ik? Waarbij het uiteindelijke resultaat geen antwoord blijkt te zijn maar weer nieuwe vragen oproept.
In de laatste jaren is het werk van Aras steeds landschappelijker, maar ook eenvoudiger en monumentaler geworden. Het is vooral dit recente werk dat in deze tentoonstelling centraal staat.
Floris Schreve
Aras Kareem, Stad van de liefde, olieverf op doek, 2004
3 oktober 2010 – A R A S K A R E E M – 30 oktober 2010
OPENING ZONDAG 3 oktober om 16.00uur – deur open 15.00uur
door Sam Drukker – kunstenaar en docent aan de Wackers Academie, Amsterdam
Diversity & Art | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam
Aras Kareem (1961, Irak, Koerdistan)
Aras voltooide in 1980 zijn opleiding bij het “Centrum voor Beeldende Kunst” in Sulaimanya.
Hij weigerde dienst en werd lid van de Vakbond voor Koerdische Kunstenaars.
In 1992 organiseerde hij een tentoonstelling ter nagedachtenis van de massamoord in de Koerdische stad Halabdja, die vier jaar daarvoor in opdracht van Saddam Hoessein met gifgas werd bestookt. Sindsdien werd hem het leven onmogelijk gemaakt en moest hij zijn geboorteland ontvluchten.
Sinds 1994 woont en werkt hij in Nederland. Kareem schildert heel intuïtief:
“Kunst is de spiegel van mijn leven. Ik schilder wat er in mij zit. Als ik begin met schilderen, weet ik niet wat er zal komen. Ik raak het doek aan en verder gaat het vanzelf. Het gevecht en de beelden zitten in mij. Als ze eruit komen en het schilderij af is, voel ik me krachtiger. In mijn werk zoek ik een koppeling tussen ‘heden’ en ‘verleden’. Ik gebruik gevoelselementen uit het verleden en probeer deze te
vertalen naar de huidige tijd.”
Sam Drukker (1957) zal de expositie openen. Hij volgde het werk van Aras gedurende vele jaren. Hij is naast autonoom kunstenaar docent aan de Wackers Academie in Amsterdam.
Hij was oprichter van het Nederlands Portretschap en lid tot 2000.
Diversity & Art | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam | open do 13.00-19.00 | vr t/m za 13.00-17.00
info@beemsterart.com | http://www.diversityandart.com/
http://aidanederland.nl/wordpress/kunsten/beeldend/aras-kareem/over/
(zie ook dit eerdere arikel)
Openingswoord Sam Drukker
De dreigende, enorme bezuinigingen in de kunsten, de komende tijd is de “eigen schuld” van de kunsten, zegt kunsteconoom Pim van Klink dit weekend in NRC. “De kunst is in zijn eigen fuik gezwommen”, legt hij uit. Doordat de geldpotjes jarenlang zijn verdeeld door een kleine elite, op basis van vage criteria als “vernieuwing” en “artisticiteit”, zijn toneelgezelschappen, muziek ensembles en kunstenaars daarop gaan inspelen. Een steeds kleinere groep die kunst maakt voor een steeds kleinere groep. De brede lagen, zeg maar het volk, Jan-met-de-pet, tegenwoordig zijn dat “Henk en Ingrid” eisen nu hun deel op. “De smaak van de gewone man moet een grotere rol gaan spelen”. De econoom ziet wel een oplossing: zij die ook zelf al geld genereren hebben nog recht op geld. Wie het goed doet heeft recht op steun.
Dat was even schrikken. Wij dachten nu juist altijd dat “ wat het moeilijk heeft en de moeite waard is” hulp moet krijgen van de gemeenschap. Hoe kleiner het publiek, des te groter het bedrag. Wij zijn er aan gewend geraakt dat kunst die erg gesloten en complex is maar een kleine groep liefhebbers heeft en veel overheidssteun verwerft. En dat wat populair is waarschijnlijk wel niet goed zal zijn. Wij hebben decennia lang verdacht gemaakt wat succes heeft. Een fenomeen dat een heel typisch Nederlands fenomeen is. Zodra je de grens overgaat, zie je die culturele tweedeling niet. Dus we gaan het nu omdraaien? Onder invloed van de crises, grote bezuinigingen en de macht van populistische partijen moeten we ineens snappen dat wat het al goed doet mag groeien en daar waar weinig belangstelling voor is het zelf maar uit moet zoeken?
De schok van de gedachte is groot. Maar ergens is het ook een prettige. Het heeft iets van na een hevige week in de spiegel kijken en denken: “ ik moet mijn leven anders gaan inrichten”
Er kloppen dingen niet, er mag wel eens aan de boom worden geschud. De louteringen van de bezem. De onzekerheid dwingt ons tot kiezen. Het wordt meer als ooit weer de moeite waard om uit te zoeken wat van belang is. De vanzelfsprekendheid van voorgeschotelde kunst die is goedgekeurd door de ” mensen die het weten” maakt ons lui en ongeïnteresseerd. Het belangrijkste van kunst is dat we in staat zijn onafhankelijk te kijken of te luisteren en dat we daar vanuit durven te oordelen. Dat is tevens ook het mooie van kunst. Kunst geeft ons de totale vrijheid. Vrijheid om te associëren, vrijheid om onze diepste zielenroerselen te beroeren zo u wilt, maar vooral vrijheid om te kiezen.
En zo zullen we weer zonder bevestiging van anderen tot een oordeel moeten komen en op het idee moeten komen om het werk van een kunstenaar te tonen Zo zullen er mensen moeten opstaan die zeggen: ik vind dit de moeite waard en ik geef mijn tijd en mijn ruimte aan deze kunst en toon het. Het Beemster Artcentre is zo’n initiatief en hier, op deze mooie witte wanden staan wij oog in oog met werk dat ons niet op een serveerblaadje wordt aangereikt. Wij moeten hier weer zelf weer aan het werk om onbevooroordeeld te oordelen. En dat is niet gemakkelijk want dat zijn we niet gewend.
Zodra een kunstenaar een kopje schildert komt het “verhaaltje” snel over. Een realistisch hoofd hoeft het niet te zijn om ons mee te delen “kijk, een gezicht”. Daarvoor is een ovaaltje met twee amandeltjes er in al genoeg. Aras doet ons zulke mededelingen. Althans, dat deed hij. Helemaal rechts zien we er zelfs een heleboel. Het is een oud schilderij van uit de tijd dat Aras nog niet zo lang hier woonde. Die koppies komen nog wel eens terug zo hier en daar. Maar de narratieve neiging van Kareem om met dit soort elementen te duiden (een zeiltje, een boom) wordt minder en minder. In zijn laatste werk zijn die figuratieve symbolen bijna helemaal verdwenen. Wat blijft erover? Misschien wordt hij steeds mindere verhalend, hij wordt wel steeds beeldender. Aras is een kundig schilder die heel goed snapt dat de kwaliteit van een schilderij bovenal zit in de abstractie, of er nu wel of niet een bootje in voor komt. En daarin toont hij zich een meester.
Twee elementen vertellen wat mij betreft vooral zijn verhaal. Textuur is de ene. Het zanderige, het korrelige, het stugge, het trage van de verf. Het is zijn taal. Het beroert de melancholie, het schuurt de tijd, het raakt zijn verleden, zijn geschiedenis. Steeds rijker en gelaagder weet hij er mee om te gaan. Die interesse in materie heeft hij altijd gehad. Nee, die komt niet uit het land van Mondriaan. Hoe paradoxaal: zo schoon kan verval zijn. Maar de grootste zeggingskracht vind Aras in kleur. Meer dan zijn moedertaal spreekt hij de taal van de kleur. Hij is zonder twijfel een colorist. Geen blauw in de zeeën en de landerijen van Aras is hetzelfde. Door vuile blauwen los te laten op blauwen van een andere familie en door heel sporadisch zuivere blauwen als ceruleum of kobalt te laten schitteren te midden van de grauwen, weet hij schoonheid te laten triomferen.
Aras werk is klein en stil. Het vraagt tijd en het vraagt aandacht. Maar het geeft ruimte en het zingt. We moeten ons geen zorgen maken. Het komt voor zichzelf op.
Sam Drukker
Aras voor zijn werk ‘Stad van de Liefde’
Aras Kareem met Herman Divendal van AIDA
Aras (achter) met linksvoor de Iraaks/Koerdische kunstenaar Hoshyar Rasheed (zie ook dit eerdere item op dit blog) en de Iraaks/Koerdische schrijver Ibrahim Selman
Jwana Omer (midden), de echtgenote van Aras Kareem
Ibrahim Selman en Hoshyar Rasheed
Aras met onze Iraanse bovenbuurman Hossein
Mijn moeder, Liesbeth Schreve (links), met Jwana Omer (midden)
Ali Reza (onze Iraanse bovenbuurman) en de Iraakse journalist en dichter Karim al-Najar
Mijn moeder met mijn tante/achternicht Jetteke Frijda
Mijn moeder met Aras
Aras en ikzelf
tentoonstelling Diversity & Art: Ziad Haider- زيــــــــاد حيـــــــدر
(pdf)
Ziad Haider |Untitled| 1997-oil-canv-70×50
Ziad Haider زيــــــــاد حيـــــــدر
Ziad Haider werd in 1954 geboren in Amara, een stad in het zuiden van Irak, gelegen aan de Tigris, zo’n 200 kilometer ten zuiden van Bagdad. Zijn vader was leraar Engels en de meeste van zijn broers en zussen volgden hun opleiding aan de universiteit. Toen Ziad 18 was overleed zijn vader. Kort daarna verhuisde zijn familie naar Bagdad.
De jaren waarin Ziad opgroeide vormden een roerige periode voor Irak. In 1958 had een groep nationalistische officieren, gesteund door zowel de communisten en verschillende nationalistische groepen de door de Britten gesteunde monarchie omvergeworpen. Deze staatsgreep leidde een paar jaar later tot een tweede staatsgreep, waarbij de Ba’thpartij voor het eerst een gooi naar de macht deed. In de korte tijd dat deze partij over Irak heerste oefende zij een vernietigende terreur uit. Snel daarna volgde er weer een tegencoup, waarbij een autoritair militair regime de orde voor een paar jaar wist te handhaven. In 1968, iets na de Arabische nederlaag tegen Israël, die in de hele Arabische wereld voor instabiliteit zorgde, greep de Ba’thpartij voor de tweede keer de macht. Het regime zou aan de macht blijven tot de Amerikaanse invasie van 2003.
Toch was de greep van de partij op de samenleving nog niet zo sterk toen Ziad Haider in 1972 ging studeren aan de Academie voor Schone Kunsten in Bagdad. Ondanks de turbulente recente geschiedenis en de vaak instabiele situatie had Irak een bloeiende kunstscene, een van de invloedrijkste van het Midden Oosten of zelfs de islamitische wereld. Vanaf het begin van de jaren vijftig had een groep kunstenaars, verenigd in de ‘Bagdadgroep voor Moderne Kunst’, waarvan de beroemde kunstenaar Jewad Selim het middelpunt was, de toon gezet en was Irak op het gebied van de artistieke avant-garde een van de gidslanden in de regio. Naast
Ziad Haider, Selfportrait, 1991 / oil on canvas / 240 x 140
Jewad Selim waren de kunstenaars Faiq Hassan, Shakir Hassan al-Said en Mahmoud Sabri beroemd in de hele Arabische wereld en werden zij veel nagevolgd. Vooral de invloed van Shakir Hassan, overigens een van Ziads docenten, was bijzonder groot; zijn stijl van het combineren van de islamitische abstracte traditie met een modernistische stijl heeft zijn sporen nagelaten in de kunst van de hele Arabische wereld. Maar dit was zeker niet de enige richting van de Iraakse moderne kunst, die buitengewoon pluriform was.
Precies rond de tijd dat Ziad zijn studie voltooide (in 1976) begon de situatie heel langzaam te veranderen. In een televisie-interview met de IKON vertelde Ziad: ‘Ik behoorde tot de laatste lichting studenten aan de kunstacademie die geen lid hoefde te worden van de Ba’thpartij. Kort daarna zou alles anders worden. Na de academietijd kregen studenten die partijlid waren beurzen om in het buitenland te studeren en werden zij door de staat gesteund. Ik kon het leger in’.
Hoewel Ziad eind jaren zeventig verschillende exposities had en daarnaast ook actief was als modeontwerper had zijn weigering om lid van de Ba’thpartij te worden grote consequenties. In 1979 eiste Saddam Hoessein de alleenheerschappij op en begin 1980 stortte hij zijn land in de oorlog met Iran. Vele jonge Iraki’s werden de oorlog ingestuurd om aan het front als soldaat te dienen en ook Ziad trof dit lot. De Irak/Iran oorlog was een vernietigende loopgravenoorlog, waarin uiteindelijk een miljoen Iraki’s (en een miljoen Iraniërs) de dood vonden. De jaren van oorlog betekenden een lange onderbreking van Ziads loopbaan als kunstenaar. Zijn leven zou nog een veel heviger wending nemen toen hij midden jaren tachtig, gedurende een kort verlof in Bagdad, werd gearresteerd, omdat iemand over hem had geklikt bij de geheime dienst. Voor vijf jaar verbleef Ziad Haider in de beruchte Abu Ghraib gevangenis, de donkerste periode van zijn leven (1986-1990). Nadat hij was vrijgelaten werd hij weer terug het leger ingestuurd dat net Koeweit was binnengevallen. Ook de Golfoorlog van 1991 maakte hij volledig mee.
Ziad Haider | Untitled | 1999-mixed-media-80×60
Direct na de oorlog brak in Zuid Irak een grote opstand uit tegen het regime in Bagdad. De opstandelingen, bestaande uit de Shiïetische bevolking en een deel van de Iraakse troepen die halsoverkop Koeweit hadden moeten verlaten, rekenden op steun van de Amerikanen. Op het allerlaatste moment besloten de Amerikanen de rebellen niet te steunen en stonden zij er alleen voor toen het regime in Bagdad terugsloeg. Tienduizenden opstandelingen kwamen om het leven. Ook in het noorden kwamen de Koerden in opstand. Uiteindelijk stelden de geallieerden een no-fly zone in, maar toen was het voor de opstandelingen al te laat. Tot in de jaren erna maakte het regime jacht op mogelijke tegenstanders en ook Ziad had alle redenen om zich zorgen te maken. Zijn laatste grote werk dat hij in Irak maakte, een zelfportret, zegt eigenlijk alles. Dit werk heeft hij overigens moeten achterlaten en is helaas later door het regime vernietigd.
In 1992 ontvluchtte hij Irak. Voor vijf jaar verbleef hij achtereenvolgens in Syrië en Jordanië, totdat hij in 1997 als vluchteling aan Nederland werd toegewezen. Met een paar schilderijen en een bijzonder schetsboek, kwam hij aan in ons land, waar hij zich vestigde in Amersfoort. De tekeningen in dit schetsboek, voor het eerst te zien op deze tentoonstelling, zouden de basis vormen voor zijn Nederlandse oeuvre dat hij in de jaren daarop verder zou uitwerken.
Na Amersfoort woonde hij voor korte tijd in Almere en vervolgens in Amsterdam. Net als voor veel van zijn lotgenoten, was het in eerste instantie niet makkelijk om zich hier als kunstenaar te vestigen. Naast dat hij doorwerkte aan zijn persoonlijke stijl, werkte hij ook veel als portrettist en tekende hij portretten van passanten op het Leidse Plein en het Rembrandtplein. Hier ontmoette hij ook zijn partner, de kunstenares Paula Vermeulen, die eveneens gedurende de zomermaanden portretten tekende. Uiteindelijk gingen zij wonen aan de Rozengracht.
Ziad Haider | Untitled | 1997-drawing-70×50
Ziad Haider | Untitled | 1997-drawing-70×50
Nu hij na een bewogen leven zich in rustiger vaarwater bevond, begon Ziad Haider aan de opbouw van zijn indrukwekkend Nederlandse oeuvre. Naast dat hij portretten bleef tekenen en ook samen met Paula teken en schildercursussen gaf, begon zijn typerende persoonlijke stijl steeds meer vorm te krijgen. Hoewel hij ook in zijn ‘vrije werk’ figuratieve elementen toeliet, was zijn stijl grotendeels abstract, al bevatten zijn abstracte werken wel degelijk verwijzingen naar de werkelijkheid, zoals concrete gebeurtenissen uit zijn leven, of zaken die hij direct waarnam. Deze werden echter getransformeerd in een geheel eigen abstracte beeldtaal.
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat zijn ervaringen in Irak fundamenteel waren voor zijn werk, zowel zijn tijd in het leger als de periode die hij in de gevangenis moest doorbrengen. Beide grote potloodtekeningen verwijzen hier natuurlijk direct naar. Het nummer 4445 was Ziads soldaatnummer. Een ander element, dat hier figuratief is weergegeven, maar in veel van zijn schilderijen in een meer geabstraheerde vorm terugkeert, zijn de weergave van zijn voeten. Dit motief refereert aan verschillende gebeurtenissen in zijn leven. Als soldaat moest Ziad Haider vaak lange marsen afleggen. Toen hij uit de gevangenis werd vrijgelaten was hij de enige van zijn medegevangenen die nog amper in staat was om op zijn voeten te staan. En natuurlijk hebben zijn voeten hem verder gedragen, op zijn lange reis in ballingschap, totdat hij uiteindelijk een veilige plaats vond.
Het gegeven van de voeten is niet het enige herkenbare in Ziads werken. Vaak zijn er min of meer antropomorfe elementen te ontdekken. Deze lijken vaak versmolten met vormen die doen denken aan gloeiend metaal. Het thema mens en machine speelt in het werk van Ziad een belangrijke rol. Ook dit gegeven hangt vanzelfsprekend nauw samen met zijn eigen geschiedenis van oorlog en gevangenschap.
Ziad Haider | Untitled | 2003-acr-canv-95×70
Voelbaar is in sommige werken ook de claustrofobische ruimte, die refereert aan zijn verblijf in de loopgraven, de tank en daarna de cel, al zijn deze ervaringen altijd door een transformatieproces gegaan, waardoor ze zijn te vervatten in kunst.
De in Nederland wonende Iraakse journalist, dichter en criticus Karim al-Najar over Ziad Haider: ‘For a very long time the artist, Ziad Haider, has been living in solitude, prison and rebellion. On this basis, the foregoing works constitute his open protest against the decline, triviality and prominence of half-witted personalities as well as their accession of the authority of art and culture in Iraq for more than two decades. Here we could touch the fruits of the artist’s liberty and its reflection on his works. For Ziad Haider has been able to achieve works showing his artistic talent and high professionalism within a relatively short time. We see him at the present time liberated from his dark, heavy nightmares rapidly into their embodiment through colour and musical symmetry with the different situations. It indeed counts as a visual and aesthetic view of the drama of life as well as man’s permanent question, away from directness, conventionality and false slogans’.
Untitled 2002 acryl on wooden boxes
Een uitgesproken voorbeeld waarin Ziad elementen uit zijn persoonlijke geschiedenis transformeert en uiteindelijk een plaats geeft in zijn abstracte beeldtaal is het grote doek uit 2004. Ziad zelf over dit werk in een interview voor de IKON televisie: ‘Veel officieren, soldaten, maar ook burgers hebben een lintje gekregen voor hun medewerking om van het land een grote puinhoop te maken. In dit werk heb ik gebruik gemaakt van fragmenten van linten en medailles, die men dan kreeg opgespeld. Ik heb deze elementen alleen toegepast tegen de achtergrond van de verwoestingen en de onzinnige oorlogen die ik gedurende twaalf jaar heb meegemaakt. Ik heb twaalf jaar in het leger gediend, waarvan ik vijf jaar in de gevangenis heb gezeten’.
Untitled 2003 acryl on canvas 150 x 100
Zijn verhaal wist Ziad soms ook krachtig te vatten in een aantal tekeningen, waarin hij ook experimenteerde met onconventionele technieken. In het eerste voorbeeld is te zien hoe hij in een vel met een in het Arabisch gedrukte tekst brandvlekken heeft aangebracht, waardoor deze tekst vrijwel onleesbaar en verminkt is geraakt. De schroeiplekken vertellen het verhaal opnieuw, wellicht op een andere manier, die wellicht nog indringender is.
In de lange aanloop van de laatste Amerikaanse invasie in Irak maakte Ziad een hele serie inkttekeningen, die hij vervolgens met een datumstempel bewerkte. Los van het picturale effect is dit natuurlijk ook een heel universeel symbool en een krachtige metafoor voor een aspect voor zijn leven. Ziad heeft zich gedurende zijn leven vele malen in situaties bevonden dat er geen andere keus was dan de dagen aftellen en wachten. Zie zijn lange tijd in de loopgraven, zijn lange tijd in een claustrofobische tank, zijn dagen in de gevangenis. Maar ook in ballingschap, zoals zijn verblijf in diverse landen in de hoop op een veilig heenkomen, tot zijn lange wachten in de Nederlandse vluchtelingenopvang. En als je eenmaal balling bent
Ziad Haider | Untitled | Schroeiplekken op papier
2000-fire on paper-30×21
Untitled Gemengde technieken op papier 2002 drawing 30 x 21
geworden, betekent dit afwachten langs de zijlijn op wat er met je land gaat gebeuren, zonder dat je er zelf nog iets aan kan doen, of er zelfs kunt zijn voor je dierbaren die daar zijn achtergebleven. Je bent definitief een outsider geworden, zonder zelfs maar de geringste invloed te kunnen uitoefenen. Het enige wat je kan doen is de gebeurtenissen vastleggen. Dat is wat Ziad heeft gedaan, maar dan op zijn manier als kunstenaar.
In een bepaald opzicht kwam er uiteindelijk wel een grote verandering. Hoewel Ziad, net als veel van zijn lotgenoten in ballingschap, zich grote zorgen maakte en uiteindelijk tegen de Amerikaanse invasie waren, kwam er uiteindelijk een eind aan de heerschappij van het regime van de Ba’thpartij. In de woorden van zijn vriend de Iraakse dichter Salah Hassan: ‘Ik dacht dat ik droomde, knipperde nog even met mijn ogen en werd wakker. De beelden uit Bagdad waren echt; Saddam was gevallen’.
Hoe groot de bedenkingen bij de motieven van de Amerikanen ook waren zowel bij de invasie als wat ze vervolgens met Irak zouden doen, het betekende voor Ziad wel een mogelijkheid om weer naar zijn land te bezoeken. In de herfst van 2003 zette hij deze stap. Zijn bezoek aan Irak maakte grote indruk en had ook zijn weerslag op de laatste serie werken die hij maakte. Allereerst veranderde zijn palet. Het intense rood, dat zijn werken voor die tijd sterk had gedomineerd, werd vervangen door sobere bruinen en grijzen. De heftige bewegingen in zijn composities maakten plaats voor een regelmatige opbouw.
Ziad Haider | Untitled | 2004-oil-canv-150×150-painting-mrt-2004
Het hier getoonde voorbeeld, een van zijn laatste grote werken, laat die verandering duidelijk zien. Toch zitten ook in dit werk veel zaken verwerkt met zijn vroegere ervaringen, al benadert hij zijn thematiek vanuit een nieuw perspectief. Naast dat in dit werk zijn impressies zijn verwerkt van de indrukken die hij had opgedaan aan zijn bezoek aan Irak, is de directe inspiratiebron een andere. Eind 2003 was er in Amsterdam een grote openluchttentoonstelling te zien De aarde vanuit de hemel van de Franse fotograaf Yann Arthus Bertrand. De luchtfoto’s van deze fotograaf waren op grote billboards in de buitenlucht tentoongesteld aan het Waterlooplein. Een van deze foto’s (zie hier) laat een surrealistisch beeld zien van een chaotische verzameling uitgebrande Iraakse tanks bij de Mutla Range, in de woestijn van het grensgebied van Koeweit en Irak, na een Amerikaans luchtbombardement in paniek achtergelaten door de soldaten. De geblakerde wrakken van de Iraakse legervoertuigen bij de Mutla zijn daar jarenlang blijven liggen en hadden de bijnaam ‘de karavaan van de dood’. Ziad kende deze karavaan van de dood maar al te goed, namelijk uit eigen ervaring, maar zag de restanten van deze gruwelijke gebeurtenis voor het eerst vanuit deze invalshoek, bijna alsof het een abstracte compositie was. De hel die hij op de grond had meegemaakt, zag hij nu van een afstand, letterlijk vanuit een ander perspectief. Ook elementen van die foto heeft hij verwerkt in dit grote abstracte doek, zij het op een indirecte manier.
Het bovenstaande werk was ook de blikvanger van het festival ‘Iraakse kunsten in Amsterdam’, voor Ziad Haider en voor veel andere Iraakse kunstenaars een belangrijk hoogtepunt. Het huis van Ziad en Paula was altijd al een belangrijk trefpunt van vele Iraakse kunstenaars, dichters, musici en journalisten. Daar ontstond ook het idee voor het festival. Op initiatief van Ziad besloten een aantal kunstenaars en dichters om gezamenlijk naar buiten te treden voor een culturele manifestatie. De belangrijkste drijfveer was om te laten zien dat er ook een ander Irak was. In het najaar van 2004 werd er een expositie georganiseerd en traden er gedurende anderhalve maand op verschillende middagen Iraakse dichters, musici en acteurs op. Het festival, dat goed bezocht werd, betekende een reünie van vele oorspronkelijke artistieke talenten en vooral een groot feest van de Iraakse kunst en cultuur in Nederland. De dichtbundel, die nav dit festival twee jaar later uitkwam is dan ook aan Ziad opgedragen.
Het jaar daarop leek een voorspoedig jaar te worden. Ziad kreeg een nieuw atelier, in het havengebied buiten Amsterdam. Hij was daar nog bezig het atelier gebruiksklaar te maken toen hij in januari 2006 getroffen werd door een hartaanval en overleed.
Voor Ziads vele vrienden, in de eerste plaats Paula, maar ook veel Iraakse kunstenaars in Nederland en de paar Nederlanders die zich met de kunst van Irak bezighielden, waaronder ikzelf, betekende het overlijden van Ziad een groot verlies. Naast dat hij een bijzonder kunstenaar was en dat hij zeker ook in Nederland nog veel verder had kunnen komen, was dit ook het verlies van iemand die ons zeer dierbaar was. Met deze tentoonstelling brengen we hem en zijn werk een hommage, dat er gelukkig nog is en het verdient om gezien te worden.
Floris Schreve, april 2010
Ziad Haider – Al Almara, Irak 1954 – overleden 2006 in Amsterdam
Andere artikelen over Ziad Haider
The Duality of Light and Darkness
contributed by Adnan Husayn Ahmed http://www.ziadhaider.net/contributions_duality.php
The Sense of Paradox
contributed by Sa’ad Hadi http://www.ziadhaider.net/contributions_paradox.php
Dineke Huizenga, ‘De geschiedenis als materiaal’, Soera 12/3, 2004
High Professionalism and Accumulated Treasure
contributed by Karim al-Najjar http://www.ziadhaider.net/contributions_treasure.php
The Language of Contrast
contributed by Ahmed al-Sudani http://www.ziadhaider.net/contributions_contrast.php
Documentaire over oa Ziad Haider http://www.ikonrtv.nl/factor/index.asp?oId=924
Het programma van ‘Ik stap over de boog van duisternis; Iraakse kunsten in Amsterdam’, door Ziad geïnitieerd http://aidanederland.nl/wordpress/archief/discipline/multidisciplinair/seizoen-2004-2005/iraakse-kunsten-in-amsterdam/
Het gedicht ‘Ziad Haider’, van de in Nederland wonende Iraakse dichter Naji Rahim (Arabisch, hij zal dit op de opening voordragen) http://www.ziadhaider.net/contributions_poem.php
Een In Memoriam op de site van de Iraqi Artists Association, door Amr Hanna (Arabisch): http://al-nnas.com/THEKRIAT/21zd.htm
Obituary Ziad Haider (1954-2006) by Dineke Huizenga: http://aidanederland.nl/wordpress/kunsten/beeldend/ziad-haider/
Exhibition of works of the late – Z I A D H A I D E R – from April 25 till June 12, 2010
زيــــــــاد حيـــــــدر
Ziad Haider, Untitled, oil on canvas, 1997
OPENING will take place on SUNDAY APRIL 25 at 4.00 pm – door opens at 3.00pm
by Chris Keulemans – writer and director of ‘De Tolhuistuin’ in Amsterdam North
BeemsterArtCentre | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam | open Thu 1.00-7.00 pm | Fr/ Sa 1.00-5.00 pm
Ziad Haider, Al Almara, Iraq 1954 – 2006 Amsterdam – a tribute
The Iraqi painter Ziad Haider did his studies in Baghdad at the Academy of Fine Arts. He became a recognised artist. He exhibited inside and outside Iraq. His life was marked by the wars by Iraq against Iran (1980-1988) and the Gulf War (1990-1991). It had a strong impact on his work.
In 1997 he arrived in the Netherlands with some paintings and a few sketches in pencil that reflected the turbulence in his personal history. The sketches will be exhibited for the first time. They form the basis for his Dutch oeuvre that will be on show in the exhibition: Paintings in intense reds and black and a few big drawings in black pencil.
Ziad Haider died in 2006 in Amsterdam.
With this exhibition BeemsterArtCentre honours Haider as a remarkable artist. He was much loved by many people and the centre where many Iraqi refugee artists met. The results of the sales during this exhibition will benefit Ziad’s family in Iraq.
Wednesday May 19 – ‘Origin and Development of Modern Art in Iraq’
Lecture by Floris Schreve – Dutch spoken (see also this article in Dutch)
See also Ziad Haider’s website: http://www.ziadhaider.net/home.php
25 april – Z I A D H A I D E R – 12 juni 2010
OPENING ZONDAG 25 APRIL om 16.00uur – deur open 15.00uur
door Chris Keulemans – schrijver en directeur van de Tolhuistuin in Amsterdam Noord
BeemsterArtCentre | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam
Ziad Haider – Al Almara, Irak 1954 – overleden 2006 in Amsterdam
– een eerbetoon
Ziad volgde zijn opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten in Bagdad in de periode 1972 -1976. Van meet af aan kreeg hij erkenning voor zijn werk en exposeerde in en buiten Irak. Zijn leven werd getekend door de oorlogen van Irak tegen Iran (1980-1988) en de Golfoorlog (1990-1992). Zijn werk draagt daar de sporen van.
In 1997 kwam Haider aan in Nederland met een paar schilderijen en een handvol potloodschetsen betrekking hebbend op zijn persoonlijke, bewogen geschiedenis. Deze schetsen worden voor het eerst tentoongesteld. Ze vormen de basis voor zijn Nederlandse oeuvre dat in deze expositie wordt getoond: doeken met Intens en heftig kleurgebruik en een drietal grote potlood tekeningen.
Ziad Haider overleed in 2006 in Amsterdam.
Met deze expositie wil BeemsterArtCentre eer bewijzen aan Haider. Hij was geliefd bij velen en een gastvrij ontmoetingspunt voor een grote kring van gevluchte kunstenaars uit Irak.
De opbrengst van de verkoop tijdens de expositie zal ten goede komen aan zijn familie in Irak.
Woensdag 19 mei om 20.00
L e z i n g
door Floris Schreve
‘Oorsprong en ontwikkeling van de moderne kunst in Irak’
zie ook dit artikel
(deur open vanaf 19.30)
Diversity & Art | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam
open do 13.00-19.00 | vr t/m za 13.00-17.00
zie ook de website van Ziad Haider: http://www.ziadhaider.net/home.php
Wegens grote belangstelling zal de expositie van
Z I A D H A I D E R
worden verlengd
t/m zaterdag 12 juni
Openingswoord van Chris Keulemans
Ziad Haider
Beemster Art 25 april 2010
Het eerste dat je opvalt aan de schilderijen en tekeningen van Ziad Haider is dat de wereld erachter altijd groter is dan het werk zelf. Hoe compact en solide veel van de composities ook zijn, ze zijn niet in zichzelf besloten. Het mogen stuk voor stuk samengebalde bonken levenservaring zijn, massief ingeklonken beelden met diepe lagen, ze zijn niet opgesloten binnen de lijst. Een man in een gevangeniscel is meer dan zijn lichaam tussen vier muren; hij is ook, en vooral, de imprint van de man die daarbuiten leeft en denkt en rouwt en feest, een man die onder de open hemel een geschiedenis en toekomst heeft, een leven dat zich elke dag verder uitbreidt. Zo zie je ook in het werk van Ziad tegelijk de geconcentreerde intensiteit van een gevangen moment als de woede en het verlangen van een geest die zich niets gelegen laat liggen aan welke inperking dan ook.
Ik heb Ziad Haider nauwelijks gekend. Een mooie man, dat zag ik meteen, die zich makkelijk bewoog tussen de vrienden en vreemden om hem heen, tijdens de enkele evenementen dat ik hem kort ontmoette. Zo iemand die je, onmiddellijk en zonder dikke boeken te hoeven lezen, doet begrijpen waarom onrecht onrecht heet. Er valt geen enkele reden te bedenken waarom zo’n man een leven moet lijden van oorlog, gevangenis, marteling, vlucht en de pijn van ballingschap. Je hoeft geen kamerdebatten te voeren om te begrijpen waarom zo’n man hier, of waar dan ook ter wereld, welkom hoort te zijn.
En toch heeft hij het allemaal meegemaakt. Gedwongen te vechten in twee oorlogen – de Iraaks-Iraanse oorlog en de Golf-oorlog – kende hij de claustrofobie van de tanks, de uitputting van marsen door de woestijn, de angst in de loopgraven. Toen hij later in een aangeschoten bui besloot tegen een portret van Saddam Hussein aan te plassen werd hij aangegeven en verdween hij voor vijf jaar in de gevangenis van Abu Ghraib. Daar werd hij zo zwaar gemarteld dat hij nauwelijks meer kon lopen. Maar hij liep. Zijn voeten droegen hem van Irak naar Syrië, Jordanië en Nederland. Hij heeft die trotse voeten in veel van zijn werk vereeuwigd. Eenmaal in Amsterdam vond hij de liefde. Paula en hij woonden aan de Rozengracht; hun huis werd een ontmoetingsplek voor vrienden van ver en dichtbij. Zo werd hij een van die mensen die ervoor zorgden dat de Irakese intelligentsia nu ook een niet weg te denken onderdeel vormt van het culturele leven in deze stad. Een van die mensen die ervoor zorgden dat de ervaring van oorlog, gevangenschap, dictatuur en ballingschap nu ook deel uitmaken van ons collectieve bewustzijn.
Zelf ben ik een Amsterdammer die drie gelukkige jongensjaren heeft doorgebracht in Bagdad, tussen 1965 en 1968, als zoon van een ontwikkelingswerker. Ik herinner me een kleurige, levendige stad, de lichtjes langs de Tigris, de groene parken, de wijde boulevards en de volgestouwde markten, waar een Hollands jongetje met zongebleekte haren zich overal welkom voelde.
Des te meer grijpt het me aan om te zien hoe donker en grimmig in deze werken het residu is van Ziads Irakese jaren. Het zwart, grijs, rood en oranje van machinerie, gevangenismuren, vuur en explosies, ze domineren alles. Het is een loden herinnering die al het andere overweldigt. Het zou de zwaarte van dit werk verstikkend maken, als er niet ook de sprankjes licht waren, het verzet dat zich uit in koppige verfstreken, vormen die uit de bocht vliegen, de diepte van de wereld achter en buiten de muren.
Een schilder kan in van alles gevangen zitten. In de traditie van grote voorgangers die geen tegenspraak dulden. In de vergulde tralies van zijn techniek. In de obsessies die zijn blik op het leven als inktvlekken zwart kleuren. In de nachtmerries die zijn wakende uren overschaduwen. In de basisvormen die zich keer op keer aan hem opdringen, telkens als hij aan een blanco doek begint. En zelfs letterlijk, tussen de muren van een foltercel die al teveel menselijke pijn hebben gezien.
Ziad Haider kende al die vormen van gevangenschap. Hij droeg de cel met zich mee. De eenzame opsluiting bleef terugkomen. Uiteindelijk is hij er zelfs aan bezweken, in 2006, toen de berechting van Saddam Hussein, de dictator die verantwoordelijk was voor zoveel van het onrecht in zijn leven, hem op het hart sloeg. In zijn werk is bijna fysiek te zien hoe hij de gevangenschap schilderij na schilderij te lijf ging, in het onstuitbare verlangen er ooit doorheen te breken. Elk nieuw werk was een stap op weg naar de bevrijding. Naar het lopen onder een open hemel, de vrijheid tegemoet.
De horizon lag open achter het zwart, grijs en rood. Nu zijn werk liefdevol bij elkaar is gebracht in deze ruimte is dat beter dan ooit te zien.
Chris Keulemans, 25-4-2010
Chris Keulemans en de dichter Naji Rahim op de opening, 25-4-2010
Ziad Haider
door Naji Rahim (helaas geen vertaling beschikbaar)
ناجي رحيم *
لا رتوشَ على جبينِ الليل
لا نجومَ تـُوقِدُ حطبَ الأحلام
لا امرأةَ تقفُ عند النافذة
لا تلويحةَ دافئةً كفـِراش ِالمـُتـْعـَبِ
أعمارٌ يأكلُها السّوس ُ
( ولكنّي من الأحزانِ تعبتُ )
لا أَرثيكَ بل أَرثي الشوارعَ والسّاحاتِ التي غادرتْكَ
أَرثي العابرينَ على الأرصفةِ بوجوهٍ مجعَّدة
أَرثي المأخوذينَ بأرباحِ اليوم،
المتورّمينَ في أحشـاءِ الحانات
أَرثي الأطيافَ التي تـتقافـزُ في مخيّـلتي
أَرثي قطّتَكَ الصغيرة
نَسَتْ طعامَها ونامتْ تحت كرسيٍّ في سـَوادِ المرسم ِ
أَرثي باولا ** المشدوهةَ وهي تحدّقُ في ساعةٍ على الجدار
تبتسمُ وهي تـسافرُ في الوجوهِ تُبحرُ في العيونِ ولا ترى شيئا
وحدَكَ إلى ركنٍ لايَطرقـُه الناس ْ
قبل أسبوعين ِ
في ليلةٍ عراقيةٍ مـنـزوعة ٍ عن العراق
في أمستردامَ في حفل ِتوقيع ِالكتابِ عانقتَني ولم يَدُرْ في بالي
أنّكَ مهمومٌ بالسّفرِ إلى أقصى الأرض ِ
وحدَكَ إلى ركن ٍ لا يَطرقـُه النـّاسُ ولا حتى قطتُكَ الصغيرة
الآنَ وعندَ البابِ على الشارع ِ
حيثُ مسافةٌ بحجمِ الكونِ تَفصلُنا
أراكَ َواقفاً في معطفِكَ الأسودِ مـُطرقاً وأنتَ تنظر ُإلى أسفل
آهٍ لو عرفتُ فيمَ تُـفَكّر …
**باولا رفيقة حياة الفنان زياد حيدر في هولندا وهي تحترف التشكيل أيضا
* شاعر عراقي مقيم في هولندا
هولندا
05-01-2006
Ziads vriend en collega-kunstenaar Qassim Alsaedy (zie ook deze eerdere bijdragen)
Bird of the south:
Ziad Haider
The blockaded bird, bird of the south,
Had only one choice,
just one tree, there… far away , beyond the farthest dreams; paradise tree ; where he could gather, whatever he likes, without to be afraid or to be punished…
The freedom tree…
Ziad call it; dream’s port,
While the others call it: Holland
There was our second meeting, after three decades of absence; the first was at the academy of fine arts in Baghdad in the early seventies…
From that port; we both and other friends, navigated our art ships to explore the new world of art.
The immigrant bird: Ziad Haider
Was busy, furnishing his nest with brushes, colors and over full glass of eagerness to his; first branches, first loved home, which have been stolen from his fingers hand.
The land which had been minimized to be just a prison cell or front of war.
The dictator took a lot of the dear things of Ziad, but his long black coat, but his glorious heart, but his soul civilization, hospitality, but his talents and kindness .
Ziad was happy in his Amsterdam. He got back the sense of life, the fascists had to broken in Ziad’s heart.
He begun to clean up his kingdom from the ash of the war, and the smoke of his fired years, he made his best paintings.
Group exhibitions were his pleasure, his wide window to meet the others and to renew his love to the world.
Today we celebrate the opening of his first solo exhibition
I can see him in his new kingdom, now, smiling.
Thank you Floris Schreve, thank you Paula.
Dear Friends,
It does not matter if Ziad shall come late this night.
He is on his way between the heart and the memory.
The light of his being is shining from his paintings and drawings.
What shall remain from the artist is the beauty.
The ray of light is the code of Ziad.
He is between the third eye and the heart of the art work.
Let us see!
Thank you
Qassim Alsaedy
16.4.2010
Qassim Alsaedy, voor een Iraakse televisiezender, die aanwezig was om opnames te maken
De zanger Saleh Bustan, die Ziads favoriete lied ten gehore bracht
de journalist/dichter/criticus Karim al-Najar (hierboven aangehaald) en de acteur Saleh Hassan Faris
De dichter Salah Hassan (hierboven aangehaald)
Saleh Bustan en Naji Rahim. Zie hier een registratie van hun bijdragen aan de opening
Het Nederlandse gedicht, voorgedragen door Naji Rahim op de opening:
Wit
Belangrijk is voor mij
niets te ontmoeten dan regels met open ogen
die mij prikkelen
die mij uitdagen
ik ben het hoofd dat schudt
en een pen die de dingen zelf laat spreken
ik ben de zuiverheid van een lied
voor de morgen van de vogels
de zuiverheid van een glas dat niet weet waar het terugkomt
ik ben het zwijgen van de zetels
in een kamer vol bewoners
ik ben de triller van een eenzame vogel
ik ben de vriend
die afscheid van mij nam
op een morgen
en toen de schedel van de tijd
doorboorde
en ging slapen..
Naji Rahim
De dichter Chalaan Chaarif met de kunstenares Paula Vermeulen, Ziads partner
De kunstenares Louwrien Wijers en ikzelf. Linksachter Naji Rahim en Chris Keulemans
Naji Rahim en Chalaan Charif. Rechts (op de fiets) Chris Keulemans. Achter ikzelf (met papier in de hand), de journaliste Cecile Landman en Karim al-Najar. Helemaal links (en profile) Salah Hassan
De in België werkzame Iraakse kunstenaar en Ziads jeugdvriend Hemadi
Saleh Hassan Faris
Karim al-Najar. Links, ikzelf vanaf de rug
Saleh Hassan Faris, Chris Keulemans en Salah Hassan. Rechts Karim al-Najar, ikzelf (vanaf de rug) en de kunstenares Iman Ali
Mijn moeder in gesprek met Herman Divendal. Linksvoor mijn tante/achternicht Jetteke Frijda. Daarachter Qassim Alsaedy met zijn vrouw Nebal Shamki en zijn dochter Urok. Helemaal daarachter mijn vader en Eelco Dijk (bestuurslid BeemsterArtCentre)
Ikzelf
Saleh Bustan, Saleh Hassan Faris, Hemadi, Chalaan Charif en Karim al-Najar
foto’s: Nebal Shamki, Herman Divendal (directeur AIDA), Paula Vermeulen en ikzelf
‘Beeldenstorm’, Factor (Ikon, 17-6-2003), interviews met vijf Iraakse kunstenaars, waaronder Ziad Haider en Qassim Alsaedy, over het vroegere Iraakse regime (deel 1, daarna doorklikken voor vervolg)
OnToplist Analytics is brought to you by praca
Add blog to our directory.
Tentoonstelling Diversity & Art: Hoshyar Saeed Rasheed
afb. 1: Op zoek
Hoshyar Saeed Rasheed هوشيار رشيد
Hoshyar Saeed Rasheed werd in 1971 geboren in Sulaymania, Iraaks Koerdistan. Hij groeide op in een milieu waarin kunst en cultuur een belangrijke rol speelden. Zijn oom was een beroemde zanger en zijn oudere broer Rebwar, tegenwoordig een van de bekendste Koerdische kunstenaars (nu werkzaam in Engeland), was zijn eerste leermeester. In de tijd dat Hosyar opgroeide was in Irak de Ba’thpartij al aan de macht (sinds 1968). Vanaf de jaren zeventig waren er geregeld gewapende confrontaties tussen de centrale regering in Bagdad en de verschillende Koerdische partijen die naar autonomie of onafhankelijkheid streefden. Dit had tot gevolg dat het voor Koerden niet mogelijk was om in de Iraakse hoofdstad te studeren. Dus in tegenstelling tot de lichting Koerdische kunstenaars van de generatie daarvoor, was het voor Hoshyar niet mogelijk om te studeren aan de kunstacademie van Bagdad. Het werk van Hosyar staat dan ook iets losser van de traditie van de moderne kunst van Irak, dan dat van de oudere generatie Koerdische kunstenaars.
afb. 2: Nachtelijk licht
De turbulente ontwikkelingen in Koerdistan bepaalden in grote mate zijn jeugd. Net als zijn broer Rebwar was Hoshyar ook politiek actief en werd hij ook gezocht door het Iraakse regime. In 1988, toen de oorlog met Iran op zijn einde liep, lanceerde de regime in Bagdad de beruchte Anfal campagne in de Koerdische regio. Naast de beruchte gifgasaanvallen, waarvan die op Halabja in het westen het meest bekend is geworden, trachtte het regime ook het Koerdische platteland te zuiveren. Honderden Koerdische dorpen werden met de grond gelijk gemaakt en de inwoners werden gedeporteerd naar de zuidelijke woestijnen, waar zij de dood vonden in massagraven. Op die manier zijn er 180.000 Koerden om het leven gekomen.
afb. 3: Anfal
Ook in de steden werd jacht gemaakt op iedereen die ervan verdacht werd iets te maken te hebben met het Koerdische verzet. In 1989 werd ook Hoshyar gearresteerd. Een half jaar was hij in handen van de beruchte Amm al-Amm, Saddams speciale geheime dienst, weer een aparte eenheid binnen het grotere geheel van de Iraakse veiligheidsdiensten. Daarna kwam hij terecht in de inmiddels ook in het westen beruchte Abu Ghraib gevangenis in Bagdad. Nadat
afb. 4: Schaduw van het verleden
hij daar een half jaar verbleef werd hij overgebracht naar de Badosh gevangenis in Mosul (Noord Irak). Het was rond die tijd (1991) dat het Iraakse leger door de geallieerde troepenmacht uit Koeweit verdreven werd en overal in het land kwam het Iraakse volk in opstand. De volksopstand begon in het zuiden, maar sloeg al snel over naar de Koerdische regio. Ook in Mosul begon men zich te roeren. Het gevolg was echter dat het Iraakse regime vele gevangenen, waaronder Hoshyar, weer overplaatste naar de Abu Ghraib. Uiteindelijk kwam Hoshyar in 1991 vrij, met een uitwisseling van gevangenen die door het Koerdische verzet waren gemaakt op het Iraakse leger.
Toch was het leven in Irak niet veilig, ook niet in de inmiddels min of meer autonome regio Koerdistan. Hoewel het regime er officieel was verdreven en er door de VN een No Fly zone was ingesteld, waren de geheime diensten op de grond nog altijd actief. Hoshyar stond nog op een zwarte lijst en de Koerdische autonome regio was nog steeds een gevaarlijke plaats voor degenen die door het regime actief gezocht werden. Om die reden verliet hij uiteindelijk zijn vaderland en nam wijk naar Rusland. In 1992 begon hij zijn opleiding aan het Surikov Instituut in Moskou. Een programma van de UAF maakte het voor hem mogelijk om zijn opleiding te vervolgen in Nederland. In 1993 studeerde hij een jaar aan de AKI in Enschede en in de periode 1994-1995 voltooide hij zijn studie aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Sinds die tijd heeft hij zich als zelfstandig kunstenaar gevestigd in Amsterdam en exposeerde hij in binnen en buitenland.
Aanvankelijk werd het werk van Hoshyar sterk bepaald door zijn herinneringen aan Koerdistan. Het eerste dat in dat werk opviel waren heldere en primaire kleuren en de weelderige vormentaal. Een belangrijke inspiratiebron was de Koerdische volkskunst. Voor Hoshyar was dit iets buitengewoon wezenlijks. Omdat er veel van de traditionele Koerdische cultuur was vernietigd wilde hij in zijn werk de herinnering levend houden. Het ging hem overigens niet om een directe voortzetting van deze rijke traditie; wel verwerkte hij elementen op een persoonlijke manier in zijn werk.
In de loop der jaren is zijn werk steeds soberder van compositie geworden. De overdadige vormentaal van zijn vroege periode heeft plaatsgemaakt voor rustige en evenwichtige composities. Ook is zijn werk steeds abstracter geworden, al is het dat nooit helemaal. Er zijn altijd figuratieve elementen aanwezig, die voor hem een krachtige symbolische betekenis hebben. Er zijn drie elementen die veel in zijn recente werken terugkomen.
afb. 5: Blauwe woorden
Allereerst is er motief van de vis. De vis is voor hem het symbool van leven. Waar vissen zijn is leven mogelijk. In zijn context een begrijpelijk symbool, als je bedenkt dat in de chemisch vervuilde gebieden in Koerdistan ook de vissen verdwenen. Op die manier is de vis voor hem een soort teken van leven geworden.
Een ander terugkerend element is de windzak, een motief dat veel terugkeert in zijn recentere werk, ook in zijn verder bijna geheel abstracte schilderijen. De windzak heeft zowel als compositorisch element als in de werkelijke zin een functie. Het laat zien dat alles permanent in beweging is en dat alles aan verandering onderhevig is.
Het derde motief dat veel terugkeert in zijn werk is een touwtje of eigenlijk een elastiekje. Dit gegeven is sterk verbonden met zijn persoonlijke geschiedenis. In de tijd dat Hoshyar op school zat verstopte hij geheime berichten of verboden boeken en geschriften tussen zijn normale boeken, bijeengehouden met een elastiekje. Op die manier moest hij vaak de controleposten van het Iraakse leger passeren. Nu hij in ballingschap zijn vrijheid heeft gevonden, durft hij zijn elastieken steeds losser te maken, waardoor de verborgen boodschappen tevoorschijn komen.
Een gegeven dat de kunstenaar ook altijd heeft gefascineerd zijn sporen die mensen achterlaten op oude muren. Dat is gezien zijn herkomst enigszins begrijpelijk. Het oude Irak (Mesopotamië), waar sinds de oudheid vele beschavingen kwamen en gingen is vergeven van oude menselijke overblijfselen. In de vroegste tijden hadden mensen de gewoonte om hun namen op de muren te schrijven, als een soort naambordje. Latere generaties schreven daar weer overheen. In de hedendaagse volkscultuur bestaat deze traditie nog steeds. Hoshyar maakte recent een reis door het Syrische gedeelte van Koerdistan, waar hij een fascinerende serie foto’s maakte van de muren van de oude huizen in de Koerdische dorpen en steden.
afb. 6: Verdwijn uit je schaduw, sculptuur (papier-maché )
afb. 7: Schaal (keramiek)
Hoshyar is een zeer veelzijdige kunstenaar, die ook met verschillende materialen werkt. Op deze tentoonstelling zijn daar een aantal voorbeelden te zien. Naast schilderijen maakt hij ook objecten van papier-maché en keramiek, ook op deze tentoonstelling te zien. Van de laatste categorie zijn op deze tentoonstelling een paar grote borden te zien en een serie tegels. Ook dit staat in een lange Iraakse traditie. De oude muren van de gebouwen in verschillende beschavingen van het oude Mesopotamië (Sumerië, Akkadië, Assyrië en Babylonië) waren immers vaak overdekt met keramische mozaïeken.
Naast deze kleinere sculpturale objecten heeft hij ook een paar monumentale werken vervaardigd. Zo werd hij, samen met zijn broer Rebwar, in 2005 door de Koerdische regering uitgenodigd om het herdenkingsmonument in Halabja te vernieuwen. Van Hosyars hand werden een aantal mozaïeken geplaatst.
Een hele bijzondere opdracht kreeg Hosyar van Amnesty International. Hij werd uitgenodigd om in Colombia een monument te vervaardigen voor de slachtoffers van de burgeroorlog. Van 2000 tot 2002 verbleef hij lange periodes daar. Naast het werk aan het monument gaf hij ook workshops voor de weeskinderen van de oorlog.
In deze tentoonstelling bieden wij een brede kijk op deze veelzijdige en bijzondere kunstenaar, met de nadruk op zijn recente werk.
Floris Schreve, februari 2010
afb. 8: Monument Columbia, ‘De schaduw van de liefde’ (2000-2002)
26 februari t/m 26 maart 2010
OPENING VRIJDAG 26 FEBRUARI om 18.00 door Jaap Versteegh – kunsthistoricus en publicist
deur open 17.00 uur
BeemsterArtCenter | Sint Nicolaasstraat 21 | 1012 NJ | Amsterdam | do 13.00 – 19.00 | vr t/m za 13.00 – 17.00
uit het Parool (zie ook http://danielbertina.wordpress.com/2010/02/26/kunst-uit-koerdistan-via-abu-ghraib/):
Hoshyar met Herman Divendal, coördinator van AIDA, op de opening
De Iraaks-Koerdische kunstenaar Aras Kareem (zie dit eerdere artikel) en ikzelf op de opening
Drie kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (fragmenten scriptie)
ثلاثة فنانين من الدول العربية في هولندا
Voor mijn afstudeerscriptie over hedendaagse kunstenaars uit de Arabische wereld die wonen en werken in Nederland schreef ik, naast de ontwikkeling van de moderne kunst in de Arabische wereld zelf, de verschillende redenen van waarom deze kunstenaars zich in Nederland hebben gevestigd en het meer theoretische kader, ook een aantal portretten van individuele kunstenaars.
Eerder heb ik op dit weblog al een fragment gepubliceerd over het gedachtegoed van Edward Said en zijn polemiek met Kanan Makiya (vooral van belang voor de theoretische achtergrond). Het leek mij aardig om hier drie individuele kunstenaars te presenteren, uit drie verschillende landen, van verschillende generaties en elk met een verschillende reden voor hun vestiging in Nederland.
Achnaton Nassar uit Egypte kwam naar Nederland om zijn opleiding te vervolgen en is uiteindelijk hier gebleven. Qassim Alsaedy uit Irak kwam naar Nederland als politiek vluchteling. Rachid Ben Ali, de jongste, komt uit een achtergrond van Marokkaanse migranten.
Er ruim boven de honderd kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland actief. En natuurlijk, zoveel kunstenaars, zoveel individuen, persoonlijkheden en stijlen. Deze gedifferentieerdheid heb ik ook altijd centraal gesteld, al was het maar om duidelijk te maken dat er niet iets van een typische ‘Arabische moderne kunst’ bestaat , of een typisch ‘Nederlandse Arabische kunst’. De hier besproken drie voorbeelden laten dat duidelijk zien. Wel is het zo dat alle drie markante voorbeelden zijn van een boeiende culturele kruisbestuiving, die tot voor kort onzichtbaar was en sinds enige tijd weer sterk onder druk is komen te staan. Overigens als je wat zou willen zeggen over hoe deze kunstenaars zich tot de traditie van hun land van herkomst verhouden (in ieder geval tot de moderne kunst, zoals die in de twintigste eeuw tot ontwikkeling is gekomen in respectievelijk Egypte, Irak en Marokko) dan zou je kunnen stellen dat Qassim Alsaedy van deze drie het meest in de traditie past van de moderne Iraakse kunst. Wie meer voorbeelden heeft gezien zou dat vrij makkelijk kunnen herkennen, zij het dat Qassim wel een heel sterke persoonlijke stijl heeft. Achnaton Nassars abstracte werk past zeker in een bredere ontwikkeling van de kunst van de Arabische wereld, zoals hij bijvoorbeeld de traditie van de lettertekens verwerkt. Maar ook zijn stijl is strikt persoonlijk. Het werk van Rachid Ben Ali, hoewel zijn achtergrond wel degelijk een rol speelt, staat eigenlijk geheel los van de moderne kunst in Marokko zelf, maar Rachid is pas kunstenaar geworden in Nederland en dus niet direct beïnvloed door de belangrijke Marokkaanse kunstenaars als Farid Belkahia, Ahmed Cherkaoui, Mohammed Abouellouakar of Fouad Belamine, hoewel hij te kennen heeft gegeven zeker bewondering te hebben voor de laatste en wellicht is er iets van een oppervlakkige verwantschap.
Het belangrijkste in dit verband is dat deze kunstenaars drie bijzondere individuen zijn, die alledrie op hun eigen manier een bijzondere verrijking betekenen voor het culturele leven in ons land.
Deze teksten zijn geschreven in 2001 (de interviews die ik met de kunstenaars had zijn uit 2000 en 2001), dus wellicht alweer verouderd. Vanzelfsprekend hebben deze drie kunstenaars zich sinds die tijd weer verder ontwikkeld. Toch denk ik dat het nog veel van deze drie portretten in grote lijnen nog redelijk volstaan. Het zijn drie losse fragmenten uit het tweede hoofdstuk van mijn scriptie, over drie verschillende kunstenaars, met verschillende achtergronden en werkwijzen en uit drie verschillende landen.
Wel zijn er wat extra afbeeldingen toegevoegd, ook van recenter werk (dus van ruim nadat ik deze teksten geschreven had).
Achnaton Nassar, Zonder titel, olieverf op paneel, 1992
Achnaton Nassar
‘Achnaton’ Wahib Mahmoud Abou Nassar werd in 1952 geboren in Qena, Egypte. Hij volgde in eerste instantie zijn kunstenaarsopleiding aan de universiteiten van Alexandrië en Cairo. Hier werd hij opgeleid in de islamitische traditie, waarbij het Arabische alfabet als uitgangspunt diende. Nassar vond dit te beperkt. De drang om zich verder te ontwikkelen dreef hem naar Europa. Na een studie architectuur in het Griekse Saloniki deed Nassar zijn toelatingsexamen voor de Rijksacademie, te Amsterdam.
De tekeningen die hij inleverde voor zijn toelating werden door de docenten wat vreemd gevonden. Het werk was geïnspireerd op de Islamitische kalligrafie, een manier van werken die hier volledig onbekend was. De docenten van de Rijksacademie besloten Nassar een tweede kans te geven. Hij kreeg een schetsboek en een potlood met de opdracht tekeningen te maken op de Albert Cuypmarkt. De resultaten werden als zeer goed beoordeeld en Nassar werd ruimschoots toegelaten tot de Rijksacademie.
Na zijn studietijd keerde Nassar voor een paar jaar terug naar Egypte. Lang heeft zijn vertrek niet geduurd, al snel ging hij weer naar Nederland om zich in Amstelveen definitief als kunstenaar te vestigen. Sinds die tijd is hij zeer actief geweest. Hij nam deel aan belangrijke tentoonstellingen als Het Klimaat en Het land dat in mij woont. In 1993 won hij de Europaprijs voor de schilderkunst in Oostende.
Het omvangrijke oeuvre van Nassar is van een grote stilistische diversiteit. Hij werkt zowel figuratief als abstract, hij schildert en tekent, of werkt met collages en een enkele keer met een installatie. Soms nemen zijn werken op een politieke manier stelling, een andere keer zijn het lyrische abstracties. Opvallend is Nassars gebruik van ironie, dat hij als stijlmiddel op een buitengewoon uitbundige wijze toepast in zijn figuratieve werk. Hierbij put hij uit veel verschillende bronnen zoals, de Nederlandse en de Arabische kunstgeschiedenis, volkscultuur, reclamebeelden en kitschobjecten.
Het omvangrijke oeuvre van Nassar is van een grote stilistische diversiteit. Hij werkt zowel figuratief als abstract, hij schildert en tekent, of werkt met collages en een enkele keer met een installatie. Soms nemen zijn werken op een politieke manier stelling, een andere keer zijn het lyrische abstracties. Opvallend is Nassars gebruik van ironie, dat hij als stijlmiddel op een buitengewoon uitbundige wijze toepast in zijn figuratieve werk. Hierbij put hij uit veel verschillende bronnen zoals, de Nederlandse en de Arabische kunstgeschiedenis, volkscultuur, reclamebeelden en kitschobjecten.
Een duidelijk voorbeeld is Zonder Titel uit 1995 (afb. 43). Men ziet de poort van een gebouw, dat onmiskenbaar Arabische trekken vertoont, met daarvoor een uitstalling van een verzameling schoenen . Ogenschijnlijk gaat het hier om een moskee en zijn de schoenen van degenen die binnen aan het bidden zijn. Bij nadere bestudering klopt dit beeld niet helemaal. De schoenen blijken Hollandse klompen te zijn. De poort is niet versierd met Islamitische decoraties, hij blijkt overladen te zijn met Delfts blauwe kitsch-tegeltjes. Waar gaat het hier om? Is dit een moskeepoort of iets anders? Gaat dit werk over de Islam of zegt het vooral iets over ons?
Achnaton Nassar, Zonder titel, acryl op paneel, 1995
Achnaton Nassar, Zonder titel, acryl op paneel, 1995-2000
Achnaton Nassar, Zonder titel, acryl op (dubbelzijdig) paneel, 1996
Als geen ander is Nassar een meester in het maken van beeldgrappen. Dit geldt vooral voor zijn figuratieve werk. Tekenend is bijvoorbeeld Zonder Titel, 1995 (afb. 44). Het beeld verwijst naar het bankbiljet voor duizend gulden, waarop de kop van Spinoza staat uitgebeeld. Door kleine ingrepen is het beeld van betekenis veranderd. Het gebruikelijke 1000 gulden is vervangen met 1001 Nacht en De Nederlandsche Bank is veranderd in De Wereldliteratuurbank. Het biljet is getekend door president N. Mahfouz op 22 juli 1952, de dag van de Egyptische revolutie en bovendien Nassars geboortedag. Een opmerkelijk detail zijn de met goudverf aangebrachte lijnen in het gezicht van Spinoza. Deze lijnen, die lopen vanaf het profiel van de neus via de rechter wenkbrauw naar het rechteroog, vormen het woord Baruch in het Arabisch, Spinoza’s voornaam (achtereenvolgens de letters Ba, Alif, Ra en Kha). Op deze wijze plaatst Nassar een Nederlands symbool als het duizend gulden biljet in een nieuwe context. Spinoza was immers in zijn tijd ook een vreemdeling, namelijk een nazaat van Portugese Joden. Met een werk als dit stelt Nassar belangrijke vragen over nationale versus hybride identiteit en maakt hij een statement over de betrekkelijkheid van symboliek als een statisch referentiepunt van nationale identificatie.
Een ander typerend voorbeeld is de symbolische verbeelding van twee leeuwen. Rechts zien wij de Ottomaanse leeuw, links de Nederlandse leeuw, gerepresenteerd in de vorm van de kaart van Nederland, wat in de zestiende en zeventiende eeuw zeer gebruikelijk was. Opmerkelijk is dat de Nederlandse leeuw is weergegeven tegen een achtergrond van Delfts Blauwe tegeltjes (afb. 45). Toch gaat het hier niet om het traditionele Delftse aardewerk; de tegels bevatten afbeeldingen van een zelfportret van Rembrandt, de naam van Allah in het Arabisch, logo’s van Nederlandse bedrijven en zelfs een streepjescode. Hoge kunst, volkscultuur, commercie en kitsch geven gezamenlijk een ironisch beeld van het begrip ‘Nederlandse identiteit’.
Achnaton Nassar, Zonder titel, acryl op hout, 1995 -object voor de tentoonstelling ‘Het land dat in mij woont’, Gate Foundation, Amsterdam, en het Museum voor Volkenkunde (nu Wereldmuseum), Rotterdam, 1995
Bovenstaande afbeeldingen: Achnaton Nassar, Zonder titel,triptiek, olieverf op doek, 1995-2001
Achnaton Nassar, Zonder titel. Pastel op papier 2000. De slootjes vormen het woord ‘Allah’ in Arabisch schrift
Achnaton Nassar, zonder titel, dekbedovertrek, 1997. Het terugkerende ‘ornament’ tussen de molentjes vormt wederom het woord ‘Allah’ in Arabisch schrift, zij het in een meer kalligrafische vorm dan het voorgaande voorbeeld
De thematiek van Nassars figuratieve werk doet enigszins denken aan de serie Reconquista van Nour-Eddine Jarram (zie bijvoorbeeld hier). Toch gaat hij hierin veel verder en maakt hij meer gebruik van beelden uit de massacultuur. De essentie van zijn werk ligt in het feit hoe de een naar de ander kijkt en de ander weer naar de een. Het werk van Nassar getuigt van een snelle associatieve intelligentie, waardoor hij in staat is de meest bizarre verbanden te leggen. Hiermee legt hij bepaalde thema’s bloot, die zonder zijn werk verborgen zouden blijven. De ‘Oosterling’ kijkt naar de ‘Westerling’ volgens een bepaald mechanisme, maar Nassar heeft vooral dit thema in omgekeerde richting verwerkt: wat is de cultureel bepaalde blik van het ‘Westen’ naar de ‘Oriënt’? Met zijn beeldinterventies maakt hij grote associatieve sprongen door de geschiedenis en van de ‘hoge’ kunst naar de populaire cultuur. Hij ontmaskert hiermee een heel corpus van ideeën en vooroordelen, aangaande neokolonialisme en vals exotisme. Edward Said spreekt in dit verband van oriëntalisme, maar hier zal in hoofdstuk 4 nog uitgebreid op worden teruggekomen. (zie voor dat specifieke gedeelte uit mijn vierde hoofdstuk het andere fragment uit mijn scriptie dat op dit blog is gepubliceerd ‘Edward Said, Orientalism en de post-koloniale denkrichting’, hier te lezen).
Achnaton Nassar, Zonder titel, gemengde technieken op papier, 1992
Achnaton Nassar, Zonder Titel, gemengde technieken op papier, 1998/99
Achnaton Nassar, Zonder titel, gemengde technieken op papier, 2000
Achnaton Nassar, zonder titel, collage, 2001
Nassars tekeningen zijn van een geheel andere aard. Eigenlijk vormen deze de ruggengraat van zijn omvangrijke oeuvre. De tekeningen zijn in regel abstract, vaak zowel geïnspireerd op de natuurlijke vormen die hij aantreft in het Amsterdamse bos, waar hij vlakbij woont, als op de kalligrafische traditie waarin hij oorspronkelijk is opgeleid (afb. 46). Opvallend is de enorme hoeveelheid technieken die hij voor deze tekeningen inzet. Zo werkt hij met houtskool, pen en inkt, acrylverf, krijt, gouache en pastel en maakt hij ook gebruik van collages. In zijn meest recente tekeningen is hij sterk met het thema ‘sluiers’ bezig (afb. 47). Over de organische structuren die soms de vorm aannemen van een soort minaret, hangt vaak een nevelige sluier, van een onbestemde materie. Het zou hier net zo goed om zijde kunnen gaan als om haar of spinrag. Met werken als deze laat Nassar zich van zijn meest poëtische kant zien.
een zestal tekeningen (periode 2005-2008) van Nassars online schetsboek, zie http://www.wix.com/achnaton/artbook
Zonder titel, gemengde technieken op papier/collage, 1996
Achnaton Nassar, zonder titel, gemengde technieken op papier, 1998-1999
zie ook mijn catalogustekst van de tentoonstelling ‘Saskia en Hassan gaan trouwen; Achnaton Nassar, een kunstenaar uit twee culturen’, Univeriteitsbibliotheek Leiden, 2001
Qassim Alsaedy
Qassim Alsaedy (Bagdad, 1949) studeerde van 1969 tot 1974 aan de kunstacademie van Bagdad, waar hij werd opgeleid door Faik Hassan en Shakir Hassan Al Sa’aid. Hoewel hij in de jaren zeventig een goede reputatie had weten op te bouwen in Irak, heeft hij daar, vanaf het begin van de jaren tachtig, niet meer geëxposeerd in de officiële instellingen. Dit laatste is niet zo vreemd; door zijn onafhankelijke opstelling was Alsaedy al vaker in conflict gekomen met het Baathregime en moest hij een aantal keren in de politieke gevangenis zijn tijd doorbrengen, in dit geval ‘al-Qasr an-Nihayya’, het beruchte ‘Paleis van het Einde’. In de jaren tachtig sloot hij zich aan bij de Koerdische rebellen, waar hij overigens ook als kunstenaar actief was. Hij exposeerde daar zelfs in tenten, voor de guerrillastrijders en de gevluchte dorpelingen, tijdens de zogenaamde Anfal operaties, de beruchte campagnes met chemische wapens van Saddam Hoessein tegen de Koerden in Noord Irak in de jaren tachtig. Naar aanleiding van deze periode maakte hij een aantal zeer indrukwekkende werken. Alsaedy: ‘I joined the movement which was against the regime. I worked there also as an artist. I exhibited there and made an exhibition in a tent for all these people in the villages, but anyhow, the most amazing was the Iraqi regime uses a very special policy against Kurdistan, against this area and also against other places in Iraq. They burned and sacrificed the fields by using enormous bombings. So you see, and I saw it by myself, huge fields became totally black. The houses, trees, grass, everything was black. But look, when you see the burned grass, late in the season, you could see some little green points, because the life and the beauty is stronger than the bastards. The life was coming through. So you saw black, but there was some green coming up. For example I show you this painting which is extremely black, but it is to deep in my heart. Maybe you can see it hardly but when you look very sensitive you see some little traces of life. You see the life is still there. It shines trough the blackness. The life is coming back’.
Qassim Alsaedy, Black Field, olieverf op doek, 1999
Toen het hem eind jaren tachtig te moeilijk werd om zich in het Koerdische gebied te handhaven, besloot hij naar Libië te emigreren. In eerste instantie trok een bestaan in een asielzoekerscentrum in een West Europees land hem niet. Alsaedy: “I am an artist who still can work. I really believe that you have to fight for your last square meter to stand on. So Lybia was my only possibility. Maybe it was a kind of destiny”.
In Libië werd Alsaedy docent aan de kunstacademie van Tripoli. Ook voerde hij een groot muurschilderingenproject uit. Tegen zijn eigen verwachting in kreeg hij toestemming voor zijn plannen. Zoals hij het mij vertelde: “I worked as a teacher on the academy of Tripoli, but the most interesting thing I did there was making many huge wallpaintings. The impossible happened when the citycounsel of Tripoli supported me to do something like that. I had always the dream how to make the city as beautiful as possible. I was thinking about Bagdad when I made it. My old dream was to do something like that in Bagdad, but it was always impossible to do that, because of the regime. I believe all the people in the world have the right on freedom, on water, on sun, on air, but also the right on beauty. They have the right on beauty in the world, or in their
Qassim Alsaedy, Remembrance, olieverf op doek, 1999
Qassim Alsaedy, Touches, olieverf op doek, 1998.
lives. So one of my aims was to make wallpaintings and I worked hard on it. They were abstract paintings, but I tried to give them something of the atmosphere of the city. It is an Arabic, Islamic city with Italian elements. I tried to make something new when I studied the Islamic architecture. I worked on them with my students and so something very unusual happened, especially for the girls, because in our society it is not very usual to see the girls painting on the
street. It was a kind of a shock, but in a nice way. It brought something positive”. Alsaedy verbleef zeven jaar in Libië. Toch bleef zijn situatie daar erg onzeker. In 1994 vluchtte hij naar Nederland.
Thematisch verwijst ook Qassim Alsaedy naar het oude Mesopotamië. Interessant is bij hem niet dat hij dit doet, maar hoe hij dit thema heeft verwerkt. Centraal staan voor hem de oude inscripties en sporen op muren, als tekens van menselijk leven en beschaving. Hierin doet hij enigszins denken aan zijn leermeester Shakir Hassan Al Sa’aid (zie voorbeeld), hoewel hun uitgangspunten heel verschillend zijn. Verwees Al Sa’aid vooral naar het Islamitische erfgoed, Alsaedy tracht met zijn werken een organische verbinding met het verleden
Qassim Alsaedy, Rythms in Blue, olieverf op doek, 1997
aan te gaan. Voor hem bestaat de relatie met het verleden uit een cyclisch proces, waarmee hij in permanente interactie staat. De oude Mesopotamische culturen waren immers gebouwd van klei. Deze klei is vergaan tot stof en verwaaid met de wind. Het is de stof die je inademt, of die in de rivier terecht komt, om weer opnieuw in klei te veranderen. Alsaedy: “It is on your clothes and in your breath, in your blood and in your memory”.
Alsaedy is ook buitengewoon gefascineerd geraakt door de prehistorische rotsschilderingen van de oude Sahara culturen. Hij kwam hiermee in aanraking toen hij in Libië woonde. Hele generaties krasten daar hun ‘boodschappen’ op de rotsmuren, laag over laag. Alsaedy vergelijkt dit met zijn eigen werkproces. Ook hij ‘krast’ zijn abstracte tekens in de dikke olieverflagen van zijn schilderijen (afb. 67 en 68 ). Zijn tekenschrift is iets dat hij al van jongs af aan heeft meegekregen. Naast het feit dat hij veel tijd heeft doorgebracht tussen de ruïnes van Babylon, communiceerde hij op een soort ‘schriftelijke’ manier veel met zijn moeder. Zij was immers analfabeet, maar ontwikkelde een soort eigen ‘spijkerschrift’ om zich te uiten. Nu Alsaedy in ballingschap leeft zijn zijn doeken ook een soort boodschappen aan haar. Alsaedy in een kort statement over zijn werk: “Ik probeer boodschappen te schilderen aan mijn geliefde maar verwonde vaderland, de verloren vlinders uit mijn jeugd, aan mijn moeder die een slechte relatie heeft met het alfabet en aan Babylon dat ik zo verschrikkelijk mis”.
Het afgebeelde Rythms in Blue uit 1997 (ab. 69) is hier een goed voorbeeld van. Van dichtbij bekeken is het werk een wirwar van krassen en tekens, met hier en daar een vage vlek. Bij een beschouwing van iets meer afstand wordt de structuur van het schilderij zichtbaar.
Opvallend is de dominante piramidevorm, een verbeelding van de Dom van Utrecht. Alsaedy schilderde dit werk immers in zijn hoge flat in Bilthoven, van waar hij een panoramisch uitzicht heeft op Utrecht. Tegelijkertijd schijnen er andere vormen door de vele verflagen. Twee lichte vlekken suggereren twee koepels. Het zijn Alsaedy’s herinneringen aan Bagdad. Kijkend naar Utrecht en denkend aan Bagdad, dit gegeven heeft hij met dit abstracte werk tot uitdrukking gebracht.
Qassim Alsaedy, Rhythms in White, assemblage van dobbelstenen, 1999
Qassim Alsaedy, Rhythms, spijkers op hout, 1998
Op dit moment houdt Alsaedy zich bezig met een interessant tekeningenproject. Met pen en penseel brengt hij met inkt zijn tekeningen aan op doorschijnend papier. Door al deze papieren op elkaar te leggen ontstaat er weer een nieuw geheel van lagen van beelden, tekens, schaduwen en herinneringen. Op termijn hoopt hij deze reeks in boekvorm te kunnen uitgeven (zie hier inmiddels drie voorbeelden, of onderstaande afbeelding, FS 2009).
Internationaal exposeerde Alsaedy in Syrië, Tunesië, de Verenigde Arabische Emiraten (de Sharjah Biënnales van 1997 en 2001), België, Duitsland, Frankrijk en Zweden. Qassim Alsaedy woont nog altijd in Bilthoven. Sinds twee jaar heeft hij zijn atelier in De Bilt. Binnen Nederland participeerde hij in de tentoonstelling Versluierde Taal in Rijswijk in 1999 en aan de groepsexpositie van Irakese kunstenaars in Den Haag in 2000. Daarnaast heeft hij een aantal keren geëxposeerd in Hilversum en Utrecht.
Qasim Alsaedy/Brigitte Reuter (zie http://www.utrechtseaarde.nl/reuter_alsaedy.html), Garden Stones, keramiek, 2003
Tot zover de oorspronkelijke tekst uit mijn scriptie. Toen ik Qassim in 2000 leerde kennen was hij in Nederland nog nauwelijks bekend. Dat is inmiddels veranderd. Vanaf 2001/2002 begon zijn werk in de Utrechtse kunstwereld steeds meer op te vallen. Uiteindelijk kwam hij ook in het vizier van Frank Welckenhuysen, gerenommeerd kunstexpert en galerie-houder (hij is ook bekend van het televisieprogramma ‘Tussen kunst en kitsch’, waarin hij voornamelijk als expert van negentiende en twintigste eeuwse kunst optreedt). Inmiddels is Qassim een van zijn vaste kunstenaars en exposeert regelmatig in zijn galerie in het oude centrum van Utrecht (zie link). Vanuit die positie heeft Qassim zijn vleugels steeds verder uitgeslagen en exposeert hij in binnen en buitenland. In Nederland was zijn belangrijkste hoogtepunt tot nu toe een grote solo-expositie in het Flehite Museum in Amersfoort in 2006. Deze werd geopend door de nieuw aangetreden ambassadeur van Irak, ZE dhr. Siamand Banna (vanzelfsprekend de nieuwe vertegenwoordiger van het ‘post-Saddam’ Irak in Nederland). Qassim geldt nu als een van de bekendste Iraakse kunstenaars in Nederland en wordt in steeds meer publicaties gezien als een kwalitatief hoogstaande en zeer uitgesproken voorbeeld van een Nederlandse kunstenaar met een migranten achtergrond. Ook in internationaal verband valt zijn naam steeds vaker als een belangrijke representant van de Iraakse eigentijdse kunst. In die zin is er voor hem zelf een heleboel veranderd sinds ik hem leerde kennen en bovenstaande tekst schreef.
Enkele details uit Alsaedy’s tekeningenboekjes uit 2001 (zie hier voor meer)
Qassim Alsaedy, Saltwall, olieverf op doek, 2005
Qassim Alsaedy, Who said no?, installatie Flehite Museum Amersfoort, 2006
Qassim Alsaedy, Baghdad of pain & hope, installatie Flehite Museum Amersfoort, 2006
Qassim Alsaedy (ism Brigitte Reuter), Oasis Stones, keramiek, Flehite Museum, 2006
enkele impressies uit Qassims atelier (maart 2011)
Zie ook op dit blog mijn interview met Qassim Alsaedy, waar ook links zijn opgenomen naar andere sites en artikelen en ook televisie uitzendingen over deze kunstenaar. Ook is op dit blog een groot artikel opgenomen van Lien Heyting, oorspronkelijk verschenen in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad, aan de vooravond van de Amerikaanse aanval op Irak. Voor dit arkel interviewde zij Qassim, de Iraakse kunstenaar Nedim Kufi en mijzelf (nav een lezing een paar weken daarvoor). Over de geschiedenis van de moderne kunst van Irak en de Iraakse diaspora (waaronder ook aandacht voor Qassim), zie het artikel dat ik schreef voor het tijdschrift ‘Zemzem, over het Midden Oosten, Noord Afrika en Islam’, maar ook op dit blog verschenen.
Rachid Ben Ali
Een kunstenaar die plotseling is doorgebroken in de gevestigde Nederlandse kunstcircuits is de uit Marokko afkomstige schilder Rachid Ben Ali. Zo was hij te zien in het Groninger Museum en exposeerde hij in New York. In het najaar 2000 kocht het Stedelijk Museum twee doeken van hem, waarvan er een te zien was in het Stedelijk Paleis, de tentoonstelling die werd samengesteld door koningin Beatrix (2000-2001). In 2001 had hij een grote solo-expositie in het Wereldmuseum, te Rotterdam.
Als kind onderging hij een ooroperatie die van beslissende betekenis was voor zijn verdere levensloop; Ben Ali werd immers doofstom geboren. In Nederland volgde hij kortstondig enkele opleidingen. Nadat hij voor een korte tijd studeerde aan de modeacademie van Antwerpen en de kunstacademie van Arnhem, vestigde hij zich als kunstenaar in Amsterdam.
Rachid Ben Ali, Zonder titel, gemengde technieken op doek, 2000
Ben Ali werkt in een stijl die het midden houdt tussen figuratie en abstractie, hoewel er een ontwikkeling valt waar te nemen dat zijn werken in de loop van zijn korte werkzame periode als kunstenaar steeds abstracter zijn geworden. Ben Ali begint aan een abstracte ondergrond.Hierin gaat hij zeer emotioneel te werk. Vaak smeert hij de verf letterlijk met zijn
Rachid Ben Ali, Zonder titel, gemengde technieken op doek, 1999
handen op het doek. Later brengt hij figuren aan. Ook maakt hij veel gebruik van teksten, zowel in het Nederlands, het Engels of het Arabisch (zie bijv. afb. 81, 82, 83 en 84). Volgens de kunstcriticus Wim van der Beek moeten deze teksten vooral worden begrepen als beeldelementen. Het zijn een soort ‘richtingaanwijzers’ in het totaalbeeld. Toch is het mij opgevallen dat hij vaak teksten gebruikt die hem direct raken. Ben Ali put hiervoor direct uit alles wat hij dagelijks tegenkomt en hem emotioneel raakt. Het gaat hier niet om de literaire waarde, het zijn elementen die versterken wat hij op dat moment te zeggen heeft. Zijn werk heeft namelijk een sterk narratief karakter; ieder werk heeft zijn eigen verhaal.
Met zijn hevig geëmotioneerde werken, bestaande uit schilderijen, tekeningen en collages, wil Rachid Ben Ali de wereld doorgronden zoals hij die waarneemt. Zijn werk is altijd een reactie op zijn omgeving. Hierbij spelen zowel de eigen waarneming als de bijbehorende emoties en onderbewuste associaties een belangrijke rol. Dit gebeurt op een compromisloze wijze, zonder vals effectbejag of maniërisme. “In mijn werk kan ik niet liegen. Alleen als je volslagen eerlijk bent kun je deuren openen die anders gesloten blijven”.
In eerste instantie speelde zijn homoseksualiteit een belangrijke rol in zijn werk. Zijn doeken werden vaak overheerst door figuren, waarvan de genitaliën zeer expliciet werden weergegeven. Een duidelijk voorbeeld hiervan is een werk uit 1999 (afb. 80). In de korte tijd daarna verbrede hij zijn thematiek en richtte hij zich meer op de actualiteit. Belangrijk is voor hem het persoonlijke verhaal.
Rachid Ben Ali, zonder titel, gemengde technieken op doek, 2001
Ben Ali’s werk gaat nooit over grote politieke thema’s, althans niet op een directe manier. Zijn interesse gaat meer uit naar het persoonlijke en het individuele. Toch komen de belangrijke politieke vragen van deze tijd vaak op een indirecte manier aan de orde. De dood van Palestijnse kinderen (afb. 83), een bewerkte foto van een illegale vluchteling, of de geboorte van een misvormd kind dat op zal groeien in een wereld zonder mogelijkheden om zich in het bestaan te redden, het zijn allemaal kwesties die veel te maken hebben met de wereld waarin wij nu leven. Rachid Ben Ali uit zijn engagement echter op een menselijke schaal en toont zijn betrokkenheid vooral met de menselijke gebeurtenissen van de geschiedenis.
Ben Ali’s Marokkaanse afkomst speelt wel degelijk een rol in zijn werk, zij het niet in formele zin. Het gaat hem niet om stilistische verwijzingen naar de Arabische cultuur. “Ik wil
schilderen wat er in de hoofden van al die vaders zit. Het is onzinnig om alles wat uit Marokko komt te associëren met exotische kleuren. Ook daar is net zo veel zwart en wit te vinden in het innerlijk van de mensen als hier”.
De ‘Vader’ is een belangrijk thema in het werk van Rachid Ben Ali. Het gaat hem hierbij niet om een specifiek persoon als wel om een universeel symbool, van de gedesoriënteerde migrant. Collages van oude landkaarten, waarover gezichten zijn geschilderd en bewerkt met glasverf, brengen dit gegeven tot uitdrukking (zie afb. 110). De landkaarten van lang geleden verwijzen naar een wereld die er niet meer is. De figuren op deze werken lijken soms op dolende zielen die, losgerukt van alles wat hen dierbaar is, in een onzekere realiteit wanhopig op zoek zijn hun eigen weg te vinden. De ‘Vader’ wiens grootste wens het is om terug te keren, bevindt zich, gebonden door de omstandigheden, in een onmogelijke positie.
Het gegeven van ontworteling is echter slechts een gedeelte van zijn thematiek. Door een permanent proces van waarneming en introspectie vindt hij in zijn werk mogelijke antwoorden op de vraag wat zijn plaats is in het hier en nu. Bewust van zijn eigen achtergrond weet hij zich staande te houden in de chaos van het heden, waar hij vaak aanloopt tegen een omgeving van geestelijke leegheid of totale fragmentatie en verwarring.
Rachid Ben Ali, zonder titel, acryl op doek, 2001
“Het verleden is een land waaruit wij allen zijn geëmigreerd”, stelt Salman Rushdie in zijn essay Imaginary Homelands. Rachid Ben Ali visualiseert dit thema op een indringende manier. Hij toont ons dat wij eigenlijk allen migranten zijn in een snel veranderende wereld, waarin begrippen als plaats, herkomst en identiteit steeds meer inwisselbaar zijn geworden.
Ontworteling versus identiteit, het zijn de twee polen waartussen Rachid Ben Ali zich beweegt. Een totale remigratie is een onmogelijkheid, een totale desoriëntatie evenmin. De weg hiertussen is een welhaast schizofrene zoektocht, maar het levert ook beelden op die van een grote zeggingskracht getuigen.
Het werk van Ben Ali lijkt enigszins op dat van Jean Michel Basquiat, waar hij ook al een aantal keren mee is vergeleken. Ook hij was een migrant, die in het grote New York zichzelf moest zien te redden en deze strijd omzette in een zeer originele beeldtaal. Toch gaat deze vergelijking wat mij betreft niet geheel op. Het werk van Rachid Ben Ali is in psychologisch opzicht complexer en is thematisch in een veel sterkere mate meerduidig. Met zijn werken raakt hij een universele problematiek van ontwrichting. Tegelijkertijd zijn zijn voor velerlei uitleg vatbare doeken reflecties op de verschillende achtergronden van zijn culturele bagage en persoonlijke geschiedenis.
de bovenstaande drie tekeningen/collages maakte Rachid Ben Ali in het najaar 2001, direct na de aanslagen van 11 september
Rachid Ben Ali, Bloothed, installatie, het Domein, Sittard, 2002
Drie detailfoto’s van Ben Ali’s installatie Bloothed.
Zie voor het recente werk en achtergrondinformatie de site van Witzenhausen Gallery (Amsterdam/New York): http://www.witzenhausengallery.nl/artist.php?idxArtist=185
Verder is er over Rachid Ben Ali veel terug te vinden op internet, vooral veel gediscussieer over het mogelijk controversiële karakter van zijn recentere werk. Wie verder wil lezen kan het beste gewoon zijn naam googlen. Dit artikel is zeker een goede introductie op zijn meer recente ontwikkelingen, waarin bovendien weer een heleboel links zijn opgenomen. Dat Ben Ali met zijn werk veel losmaakt (wat mij betreft alleen maar ten goede, zowel naar de Nederlandse kant als de Marokkaanse kant), blijkt wel uit de verschillende discussies op internet, zoals hier. Overigens heeft ook het werk van Achnaton Nassar een keer tot een (onterechte) controverse geleid, waarin ikzelf mij genoodzaakt voelde om ook mijn zegje te doen, dat weer leidde tot een aardige botsing met dhr. Klaas Wilting, de toenmalige woordvoerder van de politie Amsterdam/Amstelland. Een surrealistische discussie op de radio vond plaats tussen dhr. Wilting en Prof. Dr. P.S. van Koningsveld, hoogleraar islamologie aan de Universiteit Leiden, die het Wilting niet gemakkelijk maakte. Een weerslag deze kwestie is nog te vinden in dit artikel uit Trouw. Mijn eigen verslag van de gebeurtissen heb ik in mijn scriptie verwerkt. Dat fragment is hier te lezen
Over meer materiaal gelieerd aan mijn scriptie heb ik een keer een appart item gemaakt, met links naar andere artikelen, radio en televisie uitzendingen. Daar komen ook een paar andere markante kunstenaars aan bod (zoals Ziad Haider en Aras Kareem uit Irak en Nour Eddine Jarram uit Marokko). Zie daarvoor dit eerdere blogartikel.
Iraakse kunstenaars in ballingschap (verschenen in Zemzem, tijdschrift over het Midden-Oosten en islam, 2006, nr. 2) – الفنانين العراقيين في المنفى
Mijn artikel, zoals het is gepubliceerd in Zemzem, met een enkele aanvulling, twee extra afbeeldingen, een aantal weblinks en een uitgebreide literatuurlijst. Dit artikel verscheen in het themanummer ‘Nederland en Irak’. Het nummer bevatte onder meer artikelen van Mariwan Kanie (politicoloog), al-Galidi (dichter), Anneke van Ammelrooy (journaliste in Bagdad en echtgenote van de Iraakse journalist en hoofdredacteur Ismael Zayer), interviews met voormalig minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel, Joost Hiltermann (van Human Rights Watch), Fuad Hussein (politicoloog), Isam al-Khafaji (hoogleraar economie, naar Nederland uitgeweken), maar ook bijdragen over poëzie (Dineke Huizenga), muziek (Neil van der Linden) en mijn onderstaande bijdrage over beeldende kunst.
De Iraakse kunst gedijt ook in ballingschap
الفنانين العراقيين في المنفى في هولندا
Er wonen zo’n tachtig Iraakse beeldende kunstenaars in Nederland. Hoewel dit aantal spectaculair hoog is, weten maar weinig Nederlanders van hun bestaan.1 De meeste kunstenaars hebben nog niet hun weg gevonden naar de Nederlandse culturele instellingen, en de instellingen nog niet naar hen. Hier zijn tenminste twee redenen voor. In de eerste plaats zijn de meeste kunstenaars in de jaren negentig als politiek vluchteling naar ons land gekomen. Na de vaak lange asielprocedures hebben zij weer van voren af aan af aan moeten beginnen met het opbouwen van een reputatie en een netwerk, in een volstrekt onbekende omgeving. De tweede oorzaak is dat in Nederland het begrip ‘Irak’ vooral wordt geassocieerd met ‘oorlog’, ‘olie’ en ‘dictatuur’. Als dan toch het woord beeldende kunst valt denkt men in regel meteen aan de talloze portretten en standbeelden van Saddam Hoessein. Het besef dat Irak in op zijn minst een groots cultureel verleden heeft drong voor een kort moment door bij een breder publiek, in de grimmige context van de plundering van het Nationaal Museum in Bagdad (april 2003). Dat ook de modernistische en hedendaagse kunst en cultuur van Irak zeer de moeite waard zijn, is vooralsnog onderbelicht gebleven.
Dit laatste is geheel ten onrechte. In de loop van de twintigste eeuw ontwikkelde er zich in Irak een van de meest interessante kunstbewegingen van het islamitische Midden Oosten. De grondlegger van de Iraakse modernistische kunst was Jewad Selim (1921-1961) . In de jaren veertig studeerde hij in Italië, Frankrijk en Engeland, onder meer bij Henry Moore. Teruggekeerd in zijn vaderland koesterde hij het ambitieuze doel om een Irakese moderne kunstscene op te zetten.
Cultureel erfgoed
Vanaf eind jaren veertig ontstond er onder zijn leiding een van de meest vooruitstrevende en originele avant-gardegroeperingen van de Arabische wereld en het Midden Oosten, waarvan de invloed tot op de dag van vandaag voortduurt. Jewad Selim en zijn ‘Bagdadgroep voor moderne kunst’ hadden twee belangrijke idealen voor ogen. In de eerste plaats wilden zij een radicaal modernisme introduceren, om Irak een aansluiting te geven bij de artistieke voorhoede van de twintigste eeuw. In die zin verschilde dit niet wezenlijk van bijvoorbeeld de revolutionaire ambities van de inmiddels beroemde Mexicaanse schilders als Diego Rivera en José Clemente Orozco uit dezelfde tijd. Aan de andere kant verwezen Jewad Selim en zijn geestverwanten bewust naar het rijke culturele verleden van Irak, zoals Mesopotamië, maar ook de grote tijd van het Abassidische Kalifaat (van onder andere Haroun al-Rashid). Dit om het Irakese volk een nieuw sterk nationaal zelfbeeld te geven, na de eeuwenlange Osmaanse overheersing. Centraal in zijn werk stond het begrip turath, dat het beste uit het Arabisch te vertalen is als ‘cultureel erfgoed’. Veelal baseerde Selim zich op de beeldtaal van de oude Sumerische beschaving, zoals het hier getoonde voorbeeld duidelijk laat zien. Een opmerkelijk detail zijn de proportioneel grote ogen, een element dat duidelijk ontleent is aan de manier waarop in deze oude cultuur het menselijk gelaat werd weergegeven.2 ( vergelijk met dit voorbeeld)
Jewad Selim, Children playing, olieverf op doek, 1953-54 (bron:www.enana.com)
Antikoloniaal
Vanaf het eind van de Eerste Wereldoorlog was Irak een monarchie, maar werd achter de schermen min of meer koloniaal bestuurd door de Britten. Hoewel voor de huidige westerse kijker tamelijk onschuldig ogend, droegen Jewad Selim en zijn geestverwanten een felle antikoloniale boodschap uit, die qua intentie overigens weinig verschilde van de avant-gardistische kunst uit andere (voormalig) gekoloniseerde landen.
Shakir Hassan Al Sa’id, writings on a wall, acryl op doek, 1977. Bron: Mohamed Métalsi, Croisement des Signes, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989. Zie ook dit interessante artikel van Nada Shabout (van de University of North-Texas), Shakir Hassan Al Said A Journey towards the One-dimension, over deze, voor de moderne kunst van de hele Arabische en islamitische wereld, zeer invloedrijke kunstenaar: http://universes-in-universe.org/eng/nafas/articles/2008/shakir_hassan_al_said
Dhia Azzawi, zonder titel, olieverf op doek, 1985. Bron: Brahim Alaoui, Mohamed Métalsi, Quatre Peintres Arabe Première ; Azzaoui, El Kamel, Kacimi, Marwan, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989
In 1958 kwam de lang verwachte revolutie. De kunstenaars van de Bagdadgroep stonden aanvankelijk op de barricaden en Jewad Selim ontwierp zelfs het grote Vrijheidsmonument, na zijn dood voltooid in 1962, thans nog een van de belangrijkste en meest gekoesterde monumenten van Bagdad. De revolutie zou echter een heel ander karakter krijgen. Gedurende de jaren zestig volgde de ene na de andere militaire junta elkaar op. In 1968 leidde dit tot de staatsgreep van de Ba’thpartij, die tot voor kort aan macht was ( de ideologie van de Ba‘th, dat in het Arabisch herrijzenis betekent, kan worden gezien als de Arabische variant van het Europese fascisme. Het gaat hier om een seculiere, ultrarechtse nationalistische stroming. De oprichter en ideoloog van de Ba’thpartij, de christelijke Syriër Michel Aflaq (1910-1989), had zich, na zijn studie aan de Sorbonne in Parijs in de jaren dertig, in hoge mate laten inspireren door het gedachtegoed van Hitler en Mussolini 3) . Irak maakte een evolutie door van een koloniaal overheerst land naar een militaire dictatuur, werd vervolgens een eenpartijstaat, om te culmineren in een eenpersoonsstaat, na het aantreden van Saddam Hoessein in 1979.
Jewad Selim, Nasb al Hurriyya (Freedom Monument), 1958-1961. Monument ter gelegenheid van de Iraakse onafhankelijkheids- revolutie. De revolutie maakte een einde aan de monarchie en de Britse dominantie, maar was het begin van een reeks militaire dictaturen, totdat Irak een totalitaire eenpartijstaat werd onder de Ba’thpartij
Kentering
Ondanks deze turbulente ontwikkelingen, maakte de Irakese moderne kunst in de eerste twee decennia van de Republiek een grote bloeiperiode door. Kunstenaars als Shakir Hassan al-Said (1926-2004) en Dhia Azzawi (1939) waren toonaangevend en van grote invloed in het hele Midden Oosten en de Arabische wereld. Belangrijk waren ook de, later door het regime van Saddam Hoessein minder gewaardeerde Mohammed Muhreddin en de zelfs vermoorde kunstenaars Shams Eddine Faris en Ibrahim Zayer.4
Vanaf midden jaren zeventig kwam de geleidelijke kentering. Kunstenaars moesten bijvoorbeeld verplicht lid worden van de Ba’thpartij. Ook werd er steeds meer van ze gevraagd om bij te dragen aan de verheerlijking van de ‘17 juli revolutie’, de machtsgreep van de Ba’thpartij in 1968. Deze ontwikkeling nam ongekende vormen aan toen Saddam Hoessein alle macht naar zich toe trok, zijn concurrenten elimineerde en zich stortte in de heilloze oorlog met Iran. Bagdad veranderde van aanzien; er moest een nieuwe revolutionaire stad ontstaan voor de nieuwe revolutionaire mens, gedomineerd door groteske monumenten. Het hoogtepunt (of dieptepunt) van deze ontwikkeling culmineerde in de kolossale overwinningsboog, het monument van de gekruiste zwaarden, voltooid in 1989. De immense armen die de zwaarden vasthouden, zijn uitvergrote afgietsels van de eigen armen van de dictator, tot in de kleinste details. Deze buitenproportionele en bizarre ‘ready made’ domineert nog steeds het stadsbeeld. Hoewel uitgevoerd door de prominente beeldhouwers Khalid al-Rahal en Mohammed Ghani Hikmet, werd dit ‘object’ ontworpen door Saddam zelf. ‘Neurenberg en Las Vegas in een’, schreef Kanan Makiya, Iraks bekendste dissidente schrijver, over deze creatie.5 Zie voor meer dit fragment van de vroegere Iraakse staatstelevisie, hoe Saddam zich laat toejuichen door een stoet van veteranen, marcherend of in rolstoel onder de Victory Arch paraderend.
Saddam Hoessein (uitvoering Khalid Al Rahal en Mohammed Ghani Hikmet), The Victory Arch, 1989. Bron: Samir al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument; Art, Vulgarity and Responsibility in Iraq, André Deutsch, Londen, 1991
Ook het culturele erfgoed van Irak was niet veilig in de handen van het Ba’thregime. Saddam besloot zelfs om het historische Babylon te reconstrueren en te herbouwen, geheel in zijn stijl. Op het herrezen paleis van Nebukadnezar prijkt tegenwoordig het portret van de Iraakse dictator. Het omgekeerde van Jewad Selims toepassing van de notie van ‘turath’.
Babylon (Babil, al-Hilla, Irak), het nieuwe ‘gereconstueerde’ paleis van Nebukhadnezar, met Saddam als ‘nieuwe heerser’ van Mesopotamië aangebracht in reliëf.
Vanaf deze tijd werden er steeds meer kunstenaars opgeleid aan de kunstacademie van Bagdad. Binnen tien jaar verachtvoudigde het aantal studenten (en dit is nog een voorzichtige schatting). Het doel was echter om zoveel mogelijk ‘propagandakunstenaars’ op te leiden. Ieder die weet hoeveel portretten en standbeelden van Saddam er in de loop der tijd zijn gemaakt, kan zich enigszins voorstellen wat voor legioen kunstenaars er nodig was om dit alles te kunnen produceren. Het was trouwens niet zo dat de modernistische of abstracte kunst geheel verboden werd, zolang deze maar niet kritisch was naar het regime. Zelfs in de meest donkere periode hebben docenten aan de kunstacademie ervoor gevochten om hun studenten toch een goede opleiding te geven en bleven kunstenaars in hun eigen stijl door werken, al zat het tij nog zo tegen. Hier zijn talloze voorbeelden van. Wel werd de ooit zo rijke experimentele Iraakse kunst steeds verder in de marges gedrukt.
Overigens was het niet zo dat kunstenaars echt gedwongen werden om propaganda-materiaal voor Saddam of de Ba’thpartij te produceren. Het zat iets subtieler in elkaar. Het waren wel klussen die je niet kon weigeren. En om carrierre te maken was enige loyaliteit aan het heersende systeem wel noodzakelijk. En disloyaliteit deed je snel op een zwarte lijst belanden. Dat was in het Irak van de Ba’thpartij al gevaarlijk genoeg.6
Berucht waren de grote massa-exposities van soms meer dan tweehonderd deelnemers. Deze vonden vaak plaats gedurende ‘Pan-Arabische’ culturele manifestaties, waar Irak zich trachtte te profileren als het gidsland van de Arabische wereld. Voor de massatentoonstellingen werd van de kunstenaars gevraagd twee werken in te zenden: een vrij werk en een portret van Saddam Hoessein.7 Dus hoewel de moderne kunstraditie, begonnen met Jewad Selim en de zijnen, bleef voortbestaan, werden de kunsten steeds meer ingekapseld in de propagandamachine van de Ba’thpartij.
Voor een werkelijk vrije expressie zagen vele kunstenaars zich genoodzaakt om in ballingschap te gaan. Ook waren er veel kunstenaars politiek actief, met name in de illegale oppositie ter linkerzijde, waar de Ba’thpartij uitermate vijandig tegenover stond. Om deze reden zijn er zoveel Irakese kunstenaars in Nederland terecht gekomen, hoewel dit ook voor een aantal andere Europese landen geldt, met name Italië en Oostenrijk, waar in het laatste geval vooral veel Koerdische kunstenaars hun toevlucht hebben gezocht. Maar ook Frankrijk, Engeland, Zweden, Finland, Spanje en Zwitserland kennen een aanzienlijke populatie Irakese beeldende kunstenaars, waaronder zeker een aantal grote prominenten.8
Ballingschap betekent echter wel eenzaamheid en isolement, in een land vol onbegrip en onwetendheid. Het heeft van deze kunstenaars enorm veel wilskracht gevergd om de oorspronkelijke individualistische traditie van de Irakese moderne kunst voort te zetten en om zich bovendien verder te ontwikkelen in een nieuwe omgeving. De vier te bespreken kunstenaars zijn hier goed in geslaagd. ‘Het gevecht zit in mij’, verklaarde Aras Kareem al in 1995, toen hij nog maar voor twee jaar in Nederland was.9
Alsaedy
Een kunstenaar die steeds meer aan de weg timmert is Qassim Alsaedy. Alsaedy (Bagdad, 1949) studeerde begin jaren zeventig onder Kadhim Haider, Shakir Hassan Al Sa’id en Mahmud Sabri. Tijdens zijn studententijd werd hij gearresteerd en zat hij negen maanden in Al Qasr an-Nihayyah, het ‘paleis van het Einde’. Nadat hij onverwacht was vrijgeglaten week hij uit naar naar Libanon. Qassim Alsaedy was een van de weinige Irakezen van Arabische afkomst die besloot om in de jaren tachtig terug te keren naar zijn vaderland, om zich aan te sluiten bij het Koerdische verzet in Noord Irak. Naast dat hij daar als guerrillastrijder actief was, was hij ook werkzaam als kunstenaar. Hij organiseerde zelfs exposities in tenten, om zijn medestrijders en de gevluchte dorpelingen iets mee te geven, namelijk hoop. Qassim Alsaedy schilderde vele doeken in Nederland om de recente geschiedenis van zijn land te verwerken. Overigens gaat zijn zwerftocht door allerlei dictatoriale landen van het Midden Oosten nog iets verder. Nadat hij de zogenaamde ‘Anfal-operaties’ (de beruchte genocide campagne op de Koerden) zelf had meegemaakt, week hij in 1988 uit naar Libië. Voor zeven jaar lang was hij docent aan de kunstacademie van Tripoli. Uiteindelijk werd hem ook de opdracht gegeven om propaganda te produceren voor het Libische regime. Qassim Alsaedy, die de terreur van Saddam Hoessein al had overleefd, weigerde om propaganda te produceren voor Kadaffi. Zodoende is hij in 1994 naar Nederland gevlucht.
Over het werk van Qassim Alsaedy valt veel te vertellen. Zijn totale oeuvre kan ik niet in dit kader compleet omschrijven. Wel is het een kunstenaar die een diepgaand filosofisch idee heeft over zijn vaderland, zijn ballingschap en wat voor culturele bagage hij met zich meedraagt. Hij heeft dit in vele geschilderde werken geuit, maar ik zal me beperken tot zijn multimedia werk.. Qassim Alsaedy is zeker tijdens de weken van de afgelopen Irak-oorlog heel actief aan het schilderen geslagen. Zijn abstracte werken, uit deze drie weken, die zonder uitzondering, allen lichtgekleurd zijn, bewijzen dit zonder meer. In een eerder verband heb ik het werk van Qassim Alsaedy vergeleken met het werk van de Nederlandse kunstenaar Armando. Armando maakte een aantal indrukwekkende werken, rond het gegeven ‘schuldig landschap’. In feite gaat Qassim
boven en onder: Qassim Alsaedy, Last Summer in Baghdad,(details van een installatie) gemengde technieken op paneel, 2003 (Bron: collectie van de kunstenaar). Zie voor meer http://qassim-alsaedy.com/.
Alsaedy van hetzelfde thema uit, maar komt hij tot een fundamenteel andere visie. Terwijl Armando in zijn ‘schuldige landschappen’ ervan uitgaat dat het kwaad zijn definitieve stempel heeft gedrukt op een specifieke plek, laat Qassim Alsaedy zien (een kunstenaar die geleefd heeft in het meest ‘schuldige landschap’ dat er maar te bedenken is, zie de chemisch verbrande velden van Koerdistan) dat uiteindelijk de tijd het litteken van het verleden zal wegnemen.
Het hier getoonde voorbeeld toont twee kleine paneeltjes uit zijn installatie Last Summer in Baghdad. Alsaedy baseerde zich in dit werk op zijn laatste bezoek aan Bagdad in de zomer van 2003. Nav zijn bezoek maakte hij ook een reportage voor de VPRO over het artistieke klimaat in Irak, kort na de Amerikaanse invasie en de val van het regime. Alsaedy: “I saw a city of destruction and a city of hope. It was also a city of terror and a city of new life”.10
Kareem
Een andere kunstenaar die in Nederland steeds sterker van zich doet spreken is Aras Kareem (Suleimanya, Koerdistan, 1961). Aras Kareem studeerde aan het kunstinstituut van zijn geboortestad. In 1991 was hij actief in de Koerdische opstand na de golfoorlog, die door het regime in Bagdad met veel geweld werd neergeslagen. Aras moest voor een tijd lang onderduiken. Uiteindelijk lukte het hem om in 1993, met zijn vrouw en twee kinderen naar Nederland te vluchten. Tegenwoordig woont en werkt hij in Amsterdam.
Aras Kareem, Zonder titel, koffie en inkt op papier, 1995 (bron: http://aidanederland.nl/, zie ook www.araskareem.com)
In het werk van Aras Kareem staat altijd de mens centraal en zijn verhouding tot de omgeving. De ene keer zijn zijn doeken zeer uitbundig, waarin vooral intense roden sterk domineren, de andere keer is zijn werk sober en ingetogen, waarin donkere kleuren overheersen. Aras Kareem in een statement over zijn werk: “Gezichtsuitdrukkingen zijn de kern van mijn werk. De mens en zijn motieven staan centraal. In mijn visie is het leven een cirkel waarbinnen mensen zich bewegen. Beweging is creatief. Ik wil de beweegredenen opsporen die mij, bewust of onbewust, aansturen. Wat beweegt mij, wat beweegt de ander? Ik vind mijzelf geen estheticus. Schoonheid in de pure betekenis interesseert mij niet. Ik zoek een antwoord op de tegenpolen die ik ervaar. Mij intrigeert het contrast dat ik onderscheid. Zoals ik dat contrast beleef. Ik wil geen slachtoffer zijn van mijn eigen denkprocessen. Ik wil uitzoeken wat mijn geest verkent en uitdrukken in mijn werk”.11
Haider
Een Iraakse kunstenaar die een heel bijzondere en eigen beeldtaal heeft ontwikkeld is Ziad Haider (Amara, 1954), helaas recent overleden (Amsterdam, 2006), ook voor de Iraakse kunsten in Nederland een groot verlies. Naast een goed kunstenaar, was zijn huis altijd een belangrijk trefpunt van Iraakse kunstenaars, musici en dichters. Ziad was ook de belangrijkste initiatiefnemer voor het organiseren van het festival ‘Iraakse kunsten in Amsterdam’, in 2004, waar de beeldende kunst, literatuur en de podiumkunsten van in Nederland verblijvende Iraki’s centraal stond.
Ziad Haider, opgeleid door Kadhim Haider (overigens geen familie) en Mohammed Mohreddin, ontwikkelde in Irak al een radicale abstracte en experimentele stijl, zeker gestimuleerd door de laatste. Hoewel hij een succesvol kunstenaar was (zo heeft het zogenaamde ‘Saddam-Artcentre’, het vroegere museum voor moderne kunst in Bagdad, vijf grote abstracte doeken van hem in de collectie, waarschijnlijk weggestopt in de depots of erger), heeft het noodlot deze talentvolle kunstenaar danig in de weg gezeten. Zo moest hij dienen als soldaat in de Irak/Iran oorlog en werd hij later naar Koeweit gestuurd., zinloze oorlogen, die hij diep verafschuwde. De emoties werden hem uiteindelijk teveel, toen hij, met verlof uit het leger in Bagdad over een portret van Saddam Hoessein plaste. Iemand moet dit hebben gezien, want de dag erna werd hij opgepakt. Voor vijf jaar zat hij vast in de beruchte Abu Ghraib gevangenis. Toen hij werd overgeplaatst naar een gevangenenkamp in de westelijke woestijn van Irak, wist hij met een groep medegevangenen te ontsnappen. Hij was uiteindelijk de enige die levend de Syrische grens haalde. Via Damascus en later Amman vluchtte hij naar Nederland.
Ziad Haider, Zonder titel, acryl op doek, 2004. (bron: collectie Paula Vermeulen, zie ook http://www.ziadhaider.net/home.php)
In Nederland heeft Ziad Haider een stijl ontwikkeld, die getuigt van een zeer persoonlijke expressie. Naast dat hij hier als portretschilder actief is (om in zijn eigen onderhoud te voorzien), heeft hij hier een flink aantal abstracte werken geproduceerd, die getuigen van een grote artisticiteit. Zijn kracht ligt vooral in zijn technische beheersing van zijn materiaal, waardoor hij tot zeer sterke werken komt. De abstracte schilderijen van Ziad Haider tonen vormen die soms doen denken aan vloeiend metaal. Vanwege deze techniek is hij soms wel eens vergeleken met Robert Rauschenberg. Het gaat hier echter om een verwerking van wat hij zelf gezien heeft, aan het front van de Irak/Iran oorlog en de bezetting van Koeweit. Op deze laatste gebeurtenis is een van zijn laatste grote werken gebaseerd. Haider putte uit zijn herinneringen aan het beruchte bloedbad van de Mutla Range, toen de terugtrekkende Iraakse troepen werden gebombardeerd door de Amerikanen. Deze gebeurtenis vormde feitelijk het startsein voor de ‘Grote Intifadah’ tegen het regime van Saddam.12 Ook verwijst dit werk naar Haiders indrukken, toen hij begin 2004 weer een eerste bezoek aan Irak bracht. Hoewel de compositie zeer gedegen is opgebouwd toont het ons de totale chaos en destructie. De door het tralievenster zichtbare vormen doen denken aan de rokende puinhopen van een verwoeste stad.
Ali Assaf, Feet of Sand (an immigrant’s prayer), foto nav. de performance, Rome, 1997 (bron: collectie van de kunstenaar). Zie verder http://www.aliassaf.com/index.html. Zie ook dit filmpje op youtube, of deze site (Arabisch).
Assaf
Ook buiten Nederland zijn er veel Iraakse kunstenaars actief, zoals, naast de meeste landen in het Midden Oosten, in Engeland, Zweden, Finland, Zwitserland en Italië. Een van de meest voorbeelden is de in Rome werkzame kunstenaar Ali Assaf (Basra 1950). Assafs complexe en meerduidige oeuvre bestaat uit installaties, performances en video’s. Zijn werk is vaak sterk provocerend van aard, politiek maar zeker ook persoonlijk en poëtisch. Wat uit al zijn werk blijkt,
is een scherp inzicht in de werking van archetypische beelden en materialen, die sterk associatieve reacties oproepen Over de politieke lading van zijn werk schrijft hij zelf onder meer: “For me the art which I have done, and which I think to do, it will be uncompleted if the following elements are not available: Signification: the new presentation of the contemporary subjective world of violence and wars between the people in more than fourty countries, the complication of the tough exile, searching about identity, the increasing number of the immigration from the south to the north, killing the innocent people by fundamentalism, the unbelievable increase of the global population and the social and natural disasters what comes as a consequence, and lastly there is more than three million people infected with HIV and so on, and so on further”.13
Met name het element ‘subjective world’ speelt in het werk van Assaf een belangrijke rol. In een van zijn meest indrukwekkende performances, Feet of Sand uit 1996 (zie afb. 18), zijn een aantal etalagepoppen in chador opgesteld, voor de westerse kijker direct associatief verbonden met de islamitische revolutie van 1979 in Iran. Toch zorgt een kunstmatige wind ervoor dat deze zwarte jurken omhoog geblazen worden (een soort ‘Marylin Monroe effect’ uit Some like it hot). Dan blijkt dat deze vrouwen zijn voorzien van erotische netkousen en glimmend rode hakken, voor de westerse kijker een vreemde contradictie. Over dit werk valt overigens nog veel meer te vertellen, zo rijk is het aan verborgen symbolische elementen en associaties.
De toekomst van Irak is uiterst onzeker. Dat ook hier weer kunstenaars op hebben gereageerd spreekt eigenlijk vanzelf. Zie bijvoorbeeld dit project van Wafaa Bilal in de VS. Wat dat betreft weinig reden tot optimisme. Toch kan er gezegd worden dat vele Iraakse kunstenaars in ballingschap in Nederland en elders geleidelijk aan hun plek hebben veroverd.
(أمستردام، هولندا)
Voor een meer uitgebreide beschouwing verwijs ik naar mijn artikel uit Leidschrift, het blad van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Leiden, http://www.leidschrift.nl/artikelen/jaargang17/17-3/06%20SCHREVE.pdf, of een bewerking van dit artikel op de site van AIDA (Association Internationale de Défense des Artistes), voor gevluchte kunstenaars.
Zie op dit blog ook Denkend aan Bagdad, het Interview met Qassim Alsaedy, Historisch overzicht Irak en links naar artikelen en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld.
update 2011: zie hier de uitgebreide bijdragen over Qassim Alsaedy, Aras Kareem, Ziad Haider en (oa) Ali Assaf. Andere Iraakse kunstenaars in Nederlandse ballingschap die op dit blog uitgebreid besproken worden zijn Hoshyar Rasheed en Nedim Kufi. Meer over kunst uit de Arabische wereld en de Arabische diapora (waaronder ook Iraakse kunstenaars, zoals Wafaa Bilal), zie Modern and Contemporary Art of the Middle East and North Africa. Zie hier meer over de terugkeer van van Irak op de Biënnale van Venetië in 2011, met aandacht voor, naast Ali Assaf (Rome), Adel Abidin (Helsinki), Ahmed Alsoudani (New York), Azad Nanakeli (Florence), Halim Al Karim (Denver) en Walid Siti (Londen). Op mijn engelstalige blog On global/Local Art zijn ook een paar bijdragen verschenen over hedendaagse Iraakse kunst, zie hier
Toevoeging 2014: Wafaa Bilal
In 2007 startte de in Irak geboren Amerikaanse kunstenaar Wafaa Bilal (Najaf, 1966) een opzienbarend project. In de Flatfile Gallery in Chicago sloot de kunstenaar zich voor dertig dagen op, permanent in het zicht van een webcam. In zijn leefruimte, naast voorzien van een tafel en bed, bevond zich ook een paintball kanon, dat op afstand te bedienen was. Via de webcam konden bezoekers van een site het paintball kanon op de kunstenaar richten en eventueel een verfkogel op hem afvuren. Ook konden ze wat in het gastenboek schrijven.
Bij Wafaa Bilal zijn zijn kunst en zijn levensgeschiedenis onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bilal studeerde kunst en geografie aan de Universiteit van Bagdad, maar werd weggestuurd vanwege de vermeende disloyaliteit aan het regime van een familielid.
Tijdens de Golfoorlog van 1991, toen het Iraakse leger, na de Amerikaanse bombardementen, halsoverkop Koeweit ontvluchtte, brak er in het zuiden van Irak een grote volksopstand uit tegen het regime. Het terugtrekkende reguliere leger (dat grotendeels uit dienstplichtigen bestond) en de overwegend Sjiitische bevolking kwam massaal in opstand. De meeste steden in het zuiden ontdeden zich met veel geweld van het regeringsgetrouwe gezag. Voor korte tijd was ook Najaf, waar Bilal zich op dat moment bevond, in handen van de opstandelingen. Het aan Bagdad loyale leger sloeg echter keihard terug en richtte in het zuiden een immense slachting aan, onder het oog van de Amerikaanse troepen, die slechts toekeken en niet ingrepen. Wel hielp het Amerikaanse leger grote groepen vluchtelingen ontkomen, waaronder Bilal. Zij werden door de Amerikanen naar Saudi Arabië gebracht, alwaar de autoriteiten hen gevangen hielden in de beruchte kampen Rafha en Al-Thawira. De Iraakse vluchtelingen werden behandeld als gevangenen, moesten slavenarbeid verrichten voor de Saudi’s en in enkel gevallen werden ze ook verkocht aan de Iraakse autoriteiten. De in Nederland wonende Iraaakse schrijver Mowaffk al-Sawad, die een zelfde soort geschiedenis heeft, heeft in zijn ‘Stemmen onder de Zon’ (de Passage, Groningen, 2002) uitgebreid getuigenis gedaan van deze gebeurtenissen.
Na jaren werden deze ‘gevangenen’ door de VN ‘ontdekt’ en ‘bevrijd’. De UNHCR verdeelde deze vluchtelingen over verschillende landen en op die manier kwam Wafaa Bilal in de Verenigde Staten terecht. Daar vervolgde hij zijn opleiding aan de Universiteit van Albuquerque (New Mexico) en vervolgens het Art Institute van Chicago, waar hij later docent werd.
Bilals werk bestaat vooral uit performances en multimedia projecten, waar bij hij voortdurend de grenzen opzoekt. Maar ook maakt hij gebruik van andere media, zoals computergames. Zie bijvoorbeeld zijn Virtual Jihadi, waarin hij gebruik maakte van een gehackte computergame ‘Shoot Saddam’ en was omgedoopt tot ‘Quest for Bush’, waarin de rollen werden omgedraaid. Bilal manipuleerde weer de gehackte game Quest for Bush waarin hij een vrituele Jihadstrijder opvoert. Bilal speelt hier vooral een spel met stereotype beelden en stelt vragen over de oorlogspropaganda, die door verschillende partijen in ‘the War on Terror’ wordt bedreven.
Wafaa Bilal (Iraq, US), from his project ‘Domestic Tension’, 2007 (see for more http://wafaabilal.com/html/domesticTension.html )
Domestic Tension (2007) is een verwerking van zijn beleving van de invasie in Irak in 2003. Naast dat het regime van Saddam Hussein omver werd geworpen werd het land in een totale chaotische oorlogssituatie gestort, waarn geen einde kwam. De Amerikanen, die ook onder valse voorwendselen Irak waren binnengevallen, bleken totaal niet in staat om een constructieve samenwerking met de ‘bevrijde bevolking’ aan te gaan. De vele Amerikaanse doden, maar vooral de nog veel meer Iraakse doden spraken voor zich. Ook Bilals broer kwam in de strijd om.
.
In Domestic Tension heeft Bilal veel elementen van deze oorlog verwerkt. Allereerst heeft hij de toeschouwer willen confronteren met wat het betekent om als ‘Amerikaan’ op ‘een Iraqi’ te schieten. De vele commentaren die door de bezoekers van de site in het guestbook zijn achtergelaten, verwerkte Bilal in zijn boek ‘Shoot an Iraqi’, dat hij nav deze ‘performance’ publiceerde.
De verschillende bijdragen van de diverse bezoekers van Bilals site, van waar ook met het paintball kanon kon worden geschoten, laten een ontluisterend beeld zien. Het guestbook van de site werd volgeschreven met scheldcanonnades op Arabieren en Moslims t/m bezoekers die het vooral over hun eigen problemen wilden hebben. Maar ook zinnige en begripvolle commentaren. De documentatie rond Domestic Tension is daarmee een soort anthologie geworden van de psyche van de Amerikaanse bevolking in oorlogstijd. Tegelijkertijd was het ook een mentale uitputtingsslag en een zelfonderzoek voor de kunstenaar, zoals Bilal dat uitgebreid in zijn boek heeft beschreven. 14
Domestic Tension, maar ook andere werken van Wafaa Bilal zijn duidelijke voorbeelden waarin de globalisering, maar ook de multimedialisering van de kunsten sterk naar voren komen. Interactiviteit speelt in zijn werk een belangrijke rol, in Domestic Tension, maar ook in Virtual Jiahdi en andere werken. De toeschouwer is participant geworden en geeft mede vorm aan het kunstwerk. In Domestic Tension op een nogal wrange manier. Of soms zelfs onbedoeld, zie de scheldpartijen van sommige bezoekers. Juist de interactie maakt het kunstwerk.
Werken als Domestic Tension zijn mijn inziens veelzeggend en bijzonder relevant voor de huidige tijd. Het Midden Oosten, en alles wat daar gebeurt, raakt ons, los van of of we dat als positief of als neagtief ervaren, direct. Net zo goed als ‘zij’ met ‘ons’ te maken hebben, hebben ‘wij’ dat met ‘hen’, los van alle fricties, dan wel gemeenschappelijkheden die er zouden zijn. Het feit dat er tegenwoordig een kunstenaar een werk kan maken in een land dat met het geboorteland van de kunstenaar in oorlog is en dat dit werk over de hele wereld virtueel bekeken en ook direct becommentarieerd en bediscussieerd kan worden, op een forum dat publiek is voor iedereen, is exemplarisch voor deze ontwikkelingen. De titel Domestic Tension zegt daarmee alles; grote wereldomvattende conflicten zijn zo dichtbij gekomen dat het letterlijk huiselijke spanningen zijn geworden
Floris Schreve
Noten
1 Er bestaat geen volledige inventaris van Iraakse kunstenaars wereldwijd. Wel heeft de kunstenares Maysaloun Faraj in haar boek Strokes of Genius, al-Saqi, Londen 2002, een poging gedaan om zoveel mogelijk namen op te nemen. Qua Nerderland ben ik voor mijn eigen afstudeerscriptie gekomen op zo’n tachtig namen
2 Samir al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument: Art vulgarity and responsibillity in Iraq, Londen 1991, p.91
3 Deze ontwikkelingen zijn goed beschreven in Hanna Batatu, The old social classes and revolutionary movements in Iraq; a study of Iraq’s old landed and commercial classes and of its communists, Ba’thists and Free Officers, Princeton University Press, New Jersey, 1978, Samir Al Khalil, Republic of Fear; the politics of modern Iraq, University of California Press, 1989 (repr. 1998) en Jeff Lambrecht, De zwarte wieg; Irak, Nazi’s en neoconservatieven, Houtekiet, Antwerpen, Amsterdam, 2003. In dit verband is ook interessant Peter Wien, Iraqi Arab Nationalism; authoritarian, totalitarian and pro-fascist inclinations 1932-1945, Routledge, Londen, 2006.
4 Uit mijn vele gesprekken met oa Qassim Alsaedy, Ismael Zayer en (in hele algemene zin) met de politicoloog Fuad Hussein. Zie over Shams Eddine Faris (شمس الدين فارس) http://ar.wikipedia.org/wiki/%D8%B4%D9%85%D8%B3_%D8%A7%D9%84%D8%AF%D9%8A%D9%86_%D9%81%D8%A7%D8%B1%D8%B3 en informatie over Ibrahim Zayer (ابراهيم زاير) http://www.iraqiart.com/inp/view.asp?ID=1005 (beide in het Arabisch).
5 Samir Al Khalil, The Monument, p. 51
6 Zie voor een aantal uiteenlopende verhalen dit artikel uit Trouw van Minka Nijhuis, dat weer in contrast staat met het artikel van Judit Neurink, Schilder Saddam, of sterf, in ‘Wordt vervolgd’ (Amnesty International), nr. 2, februari 2000, waarin naar Nederland gevluchte Iraakse kunstenaars anoniem aan het woord komen, of het tragische verhaal van Fawzi Rasul in een reportage in het kunstprogramma RAM van de VPRO. Voor zover ik het kan beoordelen (na met vele kunstenaars gesproken te hebben) heeft de waarheid in het midden gelegen. Laten we het erop houden dat het systeem ongeveer hetzelfde werkte als in de voormalige DDR (de Mukhabarat, Saddams geheime dienst is dan ook in de jaren zeventig door de Oost Duitse Stasi getraind), al waren de gevolgen nog veel drastischer als je met het regime een probleem kreeg. Hoewel de Ba’th-ideologie zeker niet communistisch was, werden er om pragmatische redenen in die periode goede betrekkingen met het voormalige Oostblok onderhouden, juist in die periode (en de Iraakse communisten zaten toen nog in het Progressief Nationaal Front). Zie hiervoor Makiya, Republic of Fear, p. 66. Makiya maakt de vergelijking met de Amerikaanse steun voor diverse dictaturen in Latijns Amerika.
7 Ik baseer mij hier op de verhalen van verschillende Iraakse kunstenaars. In eerste instantie is mij dit verhaal echter verteld door twee kunstenaars van Marokkanaanse afkomst die wonen en werken in Nederland. Zij kregen een uitnodiging om naar Bagdad af te reizen om deel te nemen aan zo’n festival. Dit was in de jaren tachtig, toen Irak nog min of meer een bondgenoot was en er de Koeweitcrisis en het daaopvolgende embargo nog niet aan de orde was. In eerste instantie waren zij erg onder de indruk van hoe dit Arabische land de kunsten stimuleerden. De schok was dan ook groot om erachter te komen dat deze manifestatie in dit toen nog bevriende land slechts een grote totalitaire facade was.
Overigens bestaat er ook nog een opmerkelijke Amerikaanse getuigenis. Irak werd gedurende de oorlog met Iran gesteund door het westen en de westerse media waren nog helemaal niet zo negatief over Saddam Hoessein (dat gebeurde pas toen hij in 1990 Koeweit binnenviel). In 1985 publiceerde National Geographic een tamelijk positief artikel, The new face of Baghdad, waarin lovend werd geschreven over Iraks radicale moderniseringsprogramma en zelfs over alle nieuwe monumenten ter meerdere glorie van Saddam, die het beeld van de stad in toenemende mate gingen bepalen. Aan het woord kwamen ook de (zeer regime getrouwe) kunstenaars Mohammed Ghani Hikmet (de maker van de Victory Arch) en kunstenaar (en arts) Ala Bashir, zie ook http://www.alabashir.com/ . Dat deze kunstenaars hecht met het regime verbonden waren werd op geen enkele manier duidelijk. Ala Bashir was zelfs de lijfarts van Saddam (die dus ook schilderde). Hij publiceerde na de val het regime zijn memoires, Getuigenissen van Saddams lijfarts; berichten uit een duistere, krankzinnige wereld, het Spectrum, 2004. In het artikel in National Geographic laat hij zich, itt in zijn latere memoires, vanzelfsprekend en begrijpelijk buitengwoon lovend uit over het Iraakse regime, ook over het artistieke klimaat. Het interessante is dat National Geographic in 1985 alle positieve verhalen kritiekloos overnam, in William S. Ellis, ‘The New Face of Baghdad: Iraq at War’, National Geographic (January 1985), pp. 80-109, artikel The New Face of Baghdad (NG Jan 1985)0001 te raadplegen.
Uniek was dit overigens niet, er werden in die tijd ook goede zaken met Irak gedaan, ook door Nederland, zie de affaire van Anraat, maar ook deze interessante uitzending van het VPRO programma Argos over Frits Bolkestein, die in de jaren tachtig als staatsecrearis van buitenlandse handel afreisde naar Bagdad om er goede zaken te doen, zie link. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Hiervoor kan ik zeker de Saddam biografie van Said Aburish aanraden, Saddam Husayn; the politics of revenge, Bloomsbury publishing, 2000 en dan vooral het hele hoofdstuk ‘Marching to Halabja’, pp. 129-159
8 Niet iedere Iraakse kunstenaar in Nederland was een daadwerkelijke tegenstander van het regime van de Ba’thpartij. Een flink aantal kunstenaars draaide mee in de propagandamachine, totdat het regime hen in de jaren negentig, vanwege het embargo, waardoor de propaganda industrie niet meer te betalen was, eenvoudigweg in ballingschap stuurde, soms met een vluchtverhaal. Vaak hebben goedbedoelende Nederlanders, die iets met Iraakse kunstenaars wilden organiseren dit niet goed gezien. Zo is het vaak voorgekomen dat er iets werd georganiseerd werd voor uit Irak gevluchte kunstenaars, de kunstenaars op het laatste moment afhaakten, juist omdat er pricipiële dissidenten op een hoop werden gegooid met kunstenaars die loyaal aan de Ba’thpartij waren. Door deze gebeurtenissen, vaak niet goed begrepen door Nederlanders die zich bekommerden om deze kunstenaars, is het verhaal ontstaan dat er met Iraki’s niet te werken valt. De oorzaak is echter primair de geheel begrijpelijke verdeeldheid van de Iraki’s onderling en het gebrek aan kennis van de achtergronden van een aantal van deze goedbedoelende Nederlanders. Over hoe het precies in elkaar zit, hoe verschillende kunstenaars uiteindelijk in Nederlandse ballingschap terecht zijn gekomen en vooral het waarom is door de IKON een keer een interessante uitzending gemaakt, waarin de kunstenaars Qassim Alsaedy, Ziad Haider, Ali Talib, Fawzi Rasul en Iman Ali hun verhaal vertelden, Factor, afl. ‘Beeldenstorm’ 17 juli, 2003. Zie over deze vananzelfsprekend zeer gevoelige materie verder mijn uitgebreidere beschouwing uit Leidschrift, of op dit blog Denkend aan Bagdad.
Een nog extremer geval ken ik uit Italië. Twee Iraakse beeldhouwers, die daar wonen en werken, hebben daar ter plekke opdrachten vervaardigd voor het Iraakse regime. Werp zeker een blik op de website van de bronsgieterij, waar dit open en bloot wordt vertoond, hier en ook hier te bezichtigen. Een inkijk als deze krijg je zelden. En ook in Italië wonen veel Iraakse kunstenaars, die tegenstanders van het regime waren en zijn gevlucht. Deze uitersten bestaan dus ook in Nederland, zij het niet zo openlijk zichtbaar als daar.
9 Francien Coenen, Het gevecht zit in mij, in ‘Onze Wereld’, april 1995.
10 Uitzending kunstprogramma RAM, VPRO, 19 oktober, 2003, http://www.vpro.nl/programma/ram/afleveringen/14421835/items/14495412/
11 Aras Kareem, ‘Ik herinner mij de schaduw van mijn jeugd’, statement, 2000.
12 Robert Fisk, De grote beschavingsoorlog; de verovering van het Midden Oosten, Anthos/Standaard uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2005, p. 851-878, of Kanan Makiya, Verzwegen wreedheid; nationalisme, dictatuur en opstand in het Midden Oosten, Bulaaq/Kritak, Amsterdam/Antwerpen, 1994, pp. 34-37. Zie ook deze schokkende beelden uit dit filmfragment
13 Ali Assaf, ‘Who am I?’, statement, Rome, 2002, p. 1.
14 Literatuur: Hossein Amirsadeghi , Salwa Mikdadi, Nada Shabout, ao, New Vision; Arab Contemporary Art in the 21st Century, Thames and Hudson, London, 2009; Wafaa Bilal (with Kari Lydersen), Shoot an Iraqi; Art, Life and Resistance Under the Gun, City Lights, New York, 2008.
Domestic Tension op de site van Wafaa Bilal (met links naar het videodagboek en andere documentatie):
http://wafaabilal.com/html/domesticTension.html
Aan te bevelen literatuur:
Kunst uit Irak en de Arabische wereld (algemeen)
• Brahim Alaoui, Art Contemporain Arabe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1996
• Brahim Alaoui, Mohamed Métalsi, Quatre Peintres Arabe Première ; Azzaoui, El Kamel, Kacimi, Marwan, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1988.
• Wijdan Ali, Contemporary Art from the Islamic World, Al Saqi Books, Londen, 1989.
• Hossein Amirsadeghi , Salwa Mikdadi, Nada Shabout, ao, New Vision; Arab Contemporary Art in the 21st Century, Thames and Hudson, Londen, 2009.
• Saeb Eigner, Art of the Middle East; modern and contemporary art of the Arab World and Iran, Merrell, Londen/New York, 2010 (met een voorwoord van de beroemde Iraakse architecte Zaha Hadid).
• Maysaloun Faraj (ed.), Strokes of genius; contemporary Iraqi art, Saqi Books, Londen, 2002 (zie hier een presentatie van de Strokes of Genius exhibition)
• Jabra Ibrahim Jabra, The Grassroots of Iraqi Art, Wasit Graphic and Publishing, 1983 (zie http://artiraq.org/maia/archive/files/1983-jabra-grass-roots_1ba63885c8.pdf )
• Samir Al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), The Monument; art, vulgarity and responsibillity in Iraq, Andre Deutsch, Londen, 1991
• Mohamed Metalsi, Croisement de Signe, Institut du Monde Arabe, Parijs, 1989 (over oa Shakir Hassan al-Said)
• Paul Sloman (ed.), met bijdragen van Wijdan Ali, Nat Muller, Lindsey Moore ea, Contemporary Art in the Middle East, Black Dog Publishing, Londen, 2009
Verder wil ik de (MA) scriptie Contemporary art of Iraqis and categorical assumptions of nationality: an analysis of the art and narratives of Hana Mal Allah, Adel Abidin and Wafaa Bilal, van Amanda Duhon, M.A., Louisiana State University, 2004, August 2008, van harte aanbevelen. Zij heeft weer een andere, maar buitengewoon interessante kijk op de Iraakse diaspora (hier te raadplegen)
Kunstenaars uit Irak in Nederlandse ballingschap
• W. P. C. van der Ende, Versluierde Taal, vijf uit Irak afkomstige kunstenaars in Nederland, Museum Rijswijk, Vluchtelingenwerk Rijswijk, 1999. (Abeer Al Khateb, Fadil Al Badri, Hoshyar Saeed Rasheed, Qassim Alsaedy, Yousif Chati Abadi).
• IMPRESSIES; Kunstenaars uit Irak in ballingschap, AIDA Nederland, Amsterdam, 1996 (zie ook dit artikel uit de Volkskrant).
• Tineke Lonte, Kleine Beelden, Grote Dromen, Al Farabi, Beurs van Berlage, Amsterdam, 1993. (vijf kunstenaars uit de Arabische wereld in de beurs van Berlage, waaronder Saad Ali en Baldin Ahmad).
• Ismael Zayer, 28 kunstenaars uit Irak in Nederland, de Babil Liga voor de letteren en de kunsten, Gemeentehuis Den Haag, 2000 (zie hier een gedeelte van de tekst)
Dat de Iraakse kunstenaars in Nederland op zijn zachst gezegd een nogal verdeeld gezelschap zijn, is een gegeven waar bijna iedereen die weleens wat met hen heeft willen ondernemen tegenaan is gelopen. Zoals bovenstaand vermeld heeft dit alles te maken met de verschillende relaties van deze kunstenaars met het vroegere Iraakse regime. Dit is door verschillende Nederlanders niet altijd even goed begrepen en er is in de literatuur eigenlijk niets over terug te vinden. Maar het is wel een gegeven dat er nu eenmaal is en dat niet genegeerd kan worden. Voor degenen die precies willen snappen hoe het in elkaar zit kan ik de uitzending van Factor aanraden, aflevering ‘Beeldenstorm’ 17 juli, 2003 (ook bovenstaand genoemd in de noten), waarin vijf Iraakse kunstenaars, waaronder Qassim Alsaedy en Ziad Haider, zelf aan het woord komen en uitgebreid vertellen over hun persoonlijke geschiedenis. Wellicht een must voor iedereen die zich met dit onderwerp wil bezighouden. De kunstenaars leggen het zelf heel duidelijk uit, dus alle reden om hier kennis van te nemen.
Iraakse literatuur in Nederland
• Chaalan Charif, Dineke Huizenga, Mowaffk al-Sawad (red.), Dwaallicht; tien Iraakse dichters in Nederland (poëzie van Mohammad Amin, Chaalan Charif, Venus Faiq, Hameed Haddad, Balkis Hamid Hassan, Salah Hassan, Karim Nasser, Naji Rahim, Mowaffk al-Sawad en Ali Shaye), de Passage, Groningen, 2006.
• Salah Hassan, Slapen in een vreemde taal, dichtbundel, Rijwijk, 2000
• Salah Hassan, Terug naar Bagdad, verschenen in ‘Eutopia, voor kunst, cultuur en politiek’, de Balie, Amsterdam, 7 februari, 2004 (reisverslag, essay).
• Mowaffk al-Sawad, Stemmen onder de zon, uitgeverij de Passage, Groningen (roman, gebundelde brieven), 2002.
• Ibrahim Selman, En de zee spleet in tweeën, in de Knipscheer, Amsterdam, 2002 (roman)
• Ibrahim Selman, Dapper hart gezocht; notities van een gevluchte Koerd, Meulenhoff, Amsterdam, 2007 (essays)
Verder natuurlijk het werk van de in Nederland werkzame schrijver/dichter/columnist Rodhan Al-Galidi. Op zijn website is veel te vinden over zijn dichtbundels en romans, http://www.algalidi.com/
Irak (geschiedenis en algemeen)
• Said K. Aburish, Saddam Husayn; the politics of revenge, Londen 2000.
• Hanna Batatu, The old social classes and revolutionary movements in Iraq; a study of Iraq’s old landed and commercial classes and of its communists, Ba’thists and Free Officers, Princeton University Press, New Jersey, 1978 (reprint Saqi Books, Londen, 2004)
• Bert Cornillie, Hans Declerq (ed.), In de schaduw van Saddam; het Koerdische experiment in Irak, Bulaaq/van Halewyck, Amsterdam, Leuven, 2003
• Marion Farouk-Sluglett, Peter Sluglett, Iraq since 1958; from revolution till dictatorship, IB Tauris, Londen/New York, 2001
• Robert Fisk, De grote beschavingsoorlog;de verovering van het Midden Oosten, Anthos/Standaard uitgeverij, Amsterdam/Antwerpen, 2005
• Samir Al Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), Republic of Fear; the politics of modern Iraq, University of California Press, 1989 (repr. 1998)
• Kanan Makiya, Verzwegen wreedheid; nationalisme, dictatuur, opstand en het Midden Oosten, Bulaaq, Amsterdam, 1994
• Fatima Mohsen, Cultural totalitarism, uit Fran Hazelton (ed.), Iraq since the Gulf War; prospects for democracy , Zed Books, Londen, 1994
• Charles Tripp, Irak; een geschiedenis, Bulaaq, Amsterdam, 2002
• Peter Wien, Iraqi Arab Nationalism; authoritarian, totalitarian and pro-fascist inclinations 1932-1945, Routledge, Londen, 2006
Zie ook de beroemde documentaire Saddam’s killing fields (1993), over de onderdrukking en de moordpartijen op de Koerden, de Shiieten en de Moeras-Arabieren, online hier te zien. Ook zeer de moeite waard ‘Tegenlicht’, afl. Wat moet ik weten om de oorlog te begrijpen, een gesprek met Paul Aarts (UvA), Herman von der Dunk (UU) en Erik Jan Zurcher (UL),VPRO, 30 maart, 2003, aan het begin van de Amerikaanse inval. Absolute aanrader is de uitzending van Zembla, Kanonnenvoer van Saddam, van 5-12-2002. Daarin komt een groot aantal Iraakse Nederlanders aan het woord (waaronder de dichters Mowaffk al-Sawad, Naji Rahim en de politicoloog Mariwan Kanie) over hun mening over de Amerikaanse inval. Duidelijk blijkt dat zij hun eigen geschiedenis met de Amerikanen hebben en dat die verre van positief is, los van hun afkeer van het regime van Saddam. Eigenlijk wordt hier de vraag beantwoord waarom de Amerikanen niet met open armen als bevrijders zijn ontvangen, ondanks het Iraakse lijden onder Saddams bewind.
Over het post-Saddam Irak en de Amerikaanse bezetting
• Anneke van Ammelrooy, Alles is er niet, de mythe van de Iraakse wederopbouw; berichten over het leven in Bagdad, de Papieren Tijger, Breda 2004
• Pim van Harten, Roel Meijer (red.), Irak in chaos; botsende visies op een humanitaire ramp, uitgeverij Aksant, 2007.
• Seymour Hersh, Bevel van hogerhand; de weg van 11 september tot het Abu Ghraib schandaal, de Bezige Bij, Amsterdam, 2004 (Hersh, wereldberoemd journalist van de New Yorker, bracht als eerste het Abu Ghraib schandaal naar buiten)
• Joris Luyendijk, Het zijn net mensen; beelden uit het Midden Oosten, uitgeverij Podium, Amsterdam, 2006 (gaat niet alleen over Irak, maar ook over Israël/Palestina en Egypte, maar absolute aanrader).
• Rory McCarthy, Nobody told us we are defeated; stories from the new Iraq, Chatto & Windus, Londen, 2006
• Minka Nijhuis, Het huis van Khala, uitgeverij Balans, 2005
• Riverbend, Bagdad onder vuur; dagboek van een jonge vrouw in Irak, Meulenhoff, Amsterdam, 2006
‘Beeldenstorm’, Factor (Ikon, 17-6-2003), interviews met vijf Iraakse kunstenaars, waaronder Ziad Haider en Qassim Alsaedy, over het vroegere Iraakse regime (deel 1, daarna doorklikken voor vervolg)
Links naar artikelen en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld, gerelateerd aan mijn scriptie
Links naar twee artikelen van mijn hand en uitzendingen over kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (vl. Irak, maar ook over een Egyptenaar en twee Marokkanen). Ook wat links naar sites van kunstenaars en een vernieuwend en toonaangevend kunstinstituut in Jordanie. Al deze zaken hadden (zijdelings) te maken met mijn scriptie over hedendaagse kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland.
1. Saskia en Hassan gaan trouwen; Achnaton Nassar, een kunstenaar uit twee culturen
Een solo expositie van de in Nederland wonende en werkende Egyptische kunstenaar Achnaton Nassar, in de Universiteitsbibliotheek in Leiden, voorjaar 2001.
http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/Saskia_en_hassan/object1.htm#2
2. Out of Mesopotamia; de versplinterde identiteit van de Iraakse kunstenaars in de diaspora
Een artikel, oorspronkelijk verschenen in ‘Leidschift’, het tijdschrift van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Leiden. Over de ontwikkeling van de Iraakse moderne kunst, de verwording en het misbruik onder regime van de Ba’thpartij en de voortzetting van de Iraakse avant-garde in ballingschap, in Nederland, maar ook elders.
http://www.leidschrift.nl/artikelen/jaargang17/17-3/06%20SCHREVE.pdf
3. Beeldenstorm (Factor, IKON).
Wat was de relatie tussen kunst en massapropaganda in Irak onder het regime van de Ba’thpartij van Saddam Hussayn? vijf Iraakse kunstenaars in Nederland (Qassim Alsaedy, Ziad Haider, Ali Talib, Fawzi Rasul en Iman Ali) vertellen hun verhaal.
http://www.ikonrtv.nl/factor/index.asp?oId=924#
4. kunstenaar Qassim Alsaedy bezoekt na jaren weer Irak en maakte een lange film over zijn bevindingen (hier samengevat in een korte reportage in RAM, VPRO, 19-10-2003)
http://www.vpro.nl/programma/ram/afleveringen/14421835/items/14495412/
link naar Darat al-Funun
Een instituut en museum voor moderne en hedendaagse kunst in Amman, Jordanië, waar vele goede initiatieven worden genomen op het gebied van de hedendaagse kunst uit de regio. Naast natuurlijk de Jordaniers wordt deze instelling sterk gedragen door Palestijnen en Iraqi’s, waarvan er velen in Jordanie in ballingschap leven
website van de Marokkaanse kunstenaar Rachid Ben Ali http://www.witzenhausengallery.nl/artist.php?mgrp=0&idxArtist=185
website Marokkaanse kunstenaar Nour Eddine Jarram http://www.noureddinejarram.nl/
links werk Qassim Alsaedy http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481 en http://qassim-alsaedy.com/biografie.html
De website van Ziad Haider (helaas overleden in 2006) http://www.ziadhaider.net/home.php
Verder voor de theoretische achtergrond waarin ik de kunst en de receptiegang heb geplaatst (voert wat ver om hier helemaal uit te leggen, zie de verschillende artikelen) een interview met Edward Said (op youtube). Hier deel 1, daarna doorklikken voor de volgende delen:
http://www.youtube.com/v/xwCOSkXR_Cw&hl=nl
Ziad Haider (al-Amara, 1954-Amsterdam, 2006), zonder titel, tekening, 1997. Deze tekening is een onderdeel van een serie werken die de kunstenaar maakte als herinnering aan zijn verblijf in de Abu Ghraib gevangenis, ten tijde van het regime van Saddam.
Floris Schreve
Zie op dit blog ook:
Iraakse kunstenaars in ballingschap
Drie kunstenaars uit de Arabische wereld
Hedendaagse kunst uit de Arabische Wereld en Iran (verschenen in Kunstbeeld, april 2011)
Modern and contemporary art from the Middle East and North Africa
Lezing moderne en hedendaagse kunst uit de Arabische wereld
Irak terug op de Biënnale van Venetië
An impression of the Arab contributions at the Venice Biennial
Ziad Haider (begeleidende tekst
tentoonstelling)
Qassim Alsaedy (begeleidende tekst tentoonstelling)
Interview met de Iraakse kunstenaar Qassim Alsaedy
Hoshyar Saeed Rasheed (beleidende tekst tentoonstelling)
Aras Kareem (begeleidende tekst tentoonstelling)
Denkend aan Bagdad- door Lien Heyting
Nedim Kufi en Ahmed Mater; twee bijzondere kunstenaars uit de Arabische wereld nu in Amsterdam
Kunstenaars uit de Arabische wereld in Nederland (Eutopia, 2011)
Zie ook mijn nieuwe Engelstalige blog over oa hedendaagse kunst uit de Arabische wereld On Global/Local Art
Interview met de Iraakse kunstenaar Qassim Alsaedy – قاسم الساعدي
Voor mijn scriptie-onderzoek naar kunstenaars uit Arabische landen in Nederland heb ik zo’n twintig kunstenaars geïnterviewd. Meestal waren dat functionele gesprekken, vooral bedoeld om data te verzamelen. Zelden waren het mooie afgeronde verhalen. Dat lag niet aan de kunstenaars maar aan mij. Het ging mij in de interviews er vooral om zoveel mogelijk feitenmateriaal te verzamelen. Ook verliepen sommige gesprekken weleens wat chaotisch, sterk van de hak op de tak springend. Maar deze gesprekken waren veelal een middel en eigenlijk nooit het einddoel. Een enkele keer is er een mooi en gestructureerd interview uitgekomen, ook nog met een bijzondere kunstenaar. Mijn gesprek met Qassim Alsaedy (Bagdad, 1949) werd een onverwacht mooi geheel. Dat lag niet zozeer aan mij, maar vooral aan hem.
Zijn werk was me opgevallen in een catalogus uit Rijswijk, waar hij met vier andere gevluchte Iraakse kunstenaars exposeerde, georganiseerd door vluchtelingenwerk. Ik vond zijn werk er toen al uitspringen en besloot om een keer op atelier-bezoek te gaan om hem uitvoerig over zijn werk te bevragen.
Naast het bijzondere verhaal dat hij over zijn werk te vertellen had, bleek ook zijn levensverhaal buitengewoon indrukwekkend (voor zover je die twee zaken kunt scheiden, langzamerhand ben ik ervan overtuigd dat dit vrij moeilijk is). Nadat we eerst op een paar algemene zaken van zijn werk ingingen en zijn achtergrond en opleiding als kunstenaar in Irak, nam het gesprek een bijzondere wending. Wat mij betreft is dit een van de meest bijzondere verhalen over hoe kunst kan overleven die ik ooit gehoord heb, zelfs in een extreem totalitaire samenleving. Het gaat in een belangrijke mate over het nastreven van vrijheid en schoonheid, tegen de verschrikking van dictatuur en oorlog in. Het verhaal van een sterk individu tegen een tiranniek systeem. Van een goed kunstenaar en iemand die weigerde compromissen te sluiten met een verdorven regime of een totalitaire ideologie en daarvoor een hoge prijs moest betalen. Naast over zijn werk vertelt de kunstenaar over zijn verblijf in ‘al-Qasr an-Nihayyah’ (‘Het paleis van het Einde’, de voorloper van de tegenwoordig overbekende en beruchte Abu Ghraib gevangenis) en over zijn tijd bij het Koerdische verzet in de bergen van Noord Irak. Vervolgens zijn uitwijken naar Libie, waar hij Khadaffi’s krankzinnigheid van nabij meemaakte, om uiteindelijk in Europa terecht te komen.
Inmiddels is het de kunstenaar goed vergaan. Hij is verbonden aan een gerenommeerde galerie en exposeert in binnen een buitenland. In 2006 had hij zelfs een grote solo expositie in het Flehite museum te Amersfoort, die werd geopend door de nieuwe (dus ‘post-Saddam’) ambassadeur van Irak in Nederland. Ook is hij inmiddels meermalen op televisie verschenen en hebben diverse media geruime aandacht aan hem besteed (zie ook de linkjes in mijn blog over kunstenaars uit de Arabische wereld). Toe ik hem interviewde was dit echter nog niet het geval en behoorde hij tot de groep onbekende en ontheemde gevluchte kunstenaars uit Irak, waar het regime van Saddam Hoessein nog oppermachtig was.
Hoewel ik veel uit dit materiaal heb geciteerd (in mijn scriptie, lezingen en diverse artikelen) heb ik het interview nooit integraal gepubliceerd, terwijl het alleszins de moeite waard is, zelfs ongeredigeerd. Bij deze dan op mijn blog. Het gaat hier om de onbewerkte tekst van de band, maar die is al mooi genoeg. De werken die in het interview worden getoond zijn uit de tijd dat ik de kunstenaar voor het eerst sprak (periode 1999-2000). Het hier getoonde beeldmateriaal is overigens van recenter datum.
Mijn artikel uit ‘Leidschrift'(van de vakgroep geschiedenis van de Universiteit Leiden), waarin ik het werk van Qassim in de bredere context van de Iraakse moderne en hedendaagse kunst bespreek: http://www.leidschrift.nl/nl/archief/173-de-maatschappij-verbeeld-in-de-kunst/out-of-mesopotamia-de-versplinterde-identiteit-van-de-irakese-kunstenaar-in-diaspora
De hier getoonde werken komen uit de serie/installatie ‘Last Summer in Baghdad’, 2003/04. De kunstenaar maakte deze serie werken nav zijn eerste bezoek aan zijn vaderland, in de zomer van 2003, na de Amerikaanse inval en de val van het Baathregime.
Voor zijn meest recente werk, zie de website van Frank Welkenhuysen (zijn galeriehouder):
http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481
televisie uitzendingen gewijd aan (oa) Qassim Alsaedy:
Beeldenstorm (Factor, IKON)
http://www.ikonrtv.nl/factor/index.asp?oId=924#
RAM (VPRO, 19-10-2003)
http://www.vpro.nl/programma/ram/afleveringen/14421835/items/14495412/
Twee andere interviews:
http://www.actum.org/05/Welkenhuysen/default.htm
Zie op dit blog ook Drie kunstenaars uit de Arabische wereld , Iraakse kunstenaars in ballingschap en de begeleidende tekst van de Tentoonstelling van Qassim Alsaedy uit 2011
INTERVIEW QASSIM ALSAEDY – قاسم الساعدي (Baghdad 1949)
Could you tell me something about the art education in Bagdad?
I studied in Bagdad from 1969 till 1974. I lost one year in the political Underground Prison, to which I was kidnapped, for political reasons. Because I was sent to this awful place I studied five years on the academy for painting. Beside studying we were educated in the European culture. There was a great knowledge of the history of European painting.
Baldin Ahmad told me the art education in Bagdad is very European focussed.
We studied art according the Italian, French or other European methods. You have to see this training as a kind of key, which can open doors when you want to see more, especially when you have dreams to be an artist. So you have to research when you want to be someone.
What I really want to know, why there was a lack of interest in the Arab and Islamic arts, for example the calligraphic tradition?
When we studied art history, we studied it in general. When you study the arts of the prehistory till the present, seven thousand years of culture in four years, it stays on a very general level.
I was told you were mainly educated about Rembrandt and Michelangelo.
We had maybe too little information about contemporary art. We learnt about Rembrandt, about van Gogh, maybe some later. Picasso, he was ok, but then it stopped.
So no Pop Art or Joseph Beuys?
We learnt about the arts before the First World War. After the First World War and the Second World War in Europe there became a huge complex of new ideas in art, in culture and in economy. For us it is very important what had happened later. I mean, what is the influence of war and peace? What had really happened? What is the realistic and what is the abstract? So you have to research it yourself, because the lessons in art history were so limited.
You work in an abstract way. The Arabic and Islamic art have a long abstract tradition. Are you influenced by this tradition?
First I have to tell you we studied according to the European style. The brushes, the canvas, all those supplies were European. Although we were trained like European artists I personally think Europe doesn’t need more artists, from other continents, working in the same way and thinking. I am convinced that the contemporary world culture needs some other air or some other elements, to enrich the blood of the international art. Anyhow, I believe that I, who grew up in Iraq, or Mesopotamia, or the Middle East, have to use a lot of elements to make art. In this way I can feed another and I can share these elements with the world. I can say, look, I have some things, and I like to say something different. It is a way to enrich yourself, some others and to enrich the world.In my background I can find a lot of elements. For example in Asia we use the lines. We use them more than the fields of colour. In our tradition lines are more active, making more life in the painting. It is for the simple reason we have sharp lights. It is because of the sun, there is a sharp contrast in light and shadow. For example in Holland the shadows are quiet misty, so that is the reason in Northern Europe the lines are less important than in Asia. So I use the lines because it is a part of my heritage.Beside we have also the sense for the letters. For me I have not the same aim of the calligrapher. I respect the form of the letters, but all the letters, from all the alphabets in the world. I studied different alphabets, how they can be used to make magic.
Using the letters in an alchemistic way?
Exactly. Well, we have the alphabet of Adam, our grandfather, there is the alphabet of David, of Jesus, of Mohammed, whatever, of all these prophets. You see, all these letters are factually abstract drawings. You can use them phonetic but they are abstract symbols. I am interested in reusing these materials, but not to make a text.For example here you see some lines, like traces on a wall, which became my theme later. Some of them seem like letters. But I mean I never want to make a text. It is interesting to see the traces of letters on a wall, the old writings. For me it is very humanistic because they are always traces of human life. So I like this form to make an image, not to make a sentence.
I read that the ancient ruins of Babylon and Ur play an important role in your work.
Yes, when I lived in Bagdad I travelled very often to Babylon, which is very close to Bagdad. It is interesting to see how people reuse the elements of the ancient civilisations. For example, my mother had an amulet of cylinder formed limestones. She wore this amulet her whole lifetime, especially using it when she had, for example a headache. Later I asked her: “Let me see, what kind of stones they are?” Then I discovered something amazing. These cylinderstones, putting them in the clay, left some traces like the ancient writings on the clay tablets. There was some text and there were some drawings. It suddenly looked very familiar. I asked her: “what is this, how did you get these stones?” She told me that she got it from her mother, who got it from her mother, etc. So you see, there is a strong connection with the human past, not only in the museum, but even in your own house. When you visit Babylon and look to the Ishtar Gate, you find the same traces of these stones. So history didn’t end.In my home country it is sometimes very windy. When the wind blows the air is filled with dust. Sometimes it can be very dusty you can see nothing. Factually this is the dust of Babylon, Ninive, Assur, the first civilisations. This is the dust you breath, you have it on your body, your clothes, it is in your memory, blood, it is everywhere, because the Iraqi civilisations had been made of clay. We are a country of rivers, not of stones. The dust you breath it belongs to something. It belongs to houses, to people or to some texts. I feel it in this way; the ancient civilisations didn’t end. The clay is an important condition of making life. It is used by people and then it becomes dust, which falls in the water, to change again in thick clay. There is a permanent circle of water, clay, dust, etc. It is how life is going on and on.I have these elements in me. I use them not because I am homesick, or to cry for my beloved country. No it is more than this. I feel the place and I feel the meaning of the place. I feel the voices and the spirits in those dust, clay, walls and air. In this atmosphere I can find a lot of elements which I can reuse or recycle. You can find these things in my work; some letters, some shadows, some voices or some traces of people. On every wall you can find traces. The wall is always a sign of human life.
Do these ancient civilisations have a message for our time?
First I have to say we have the European Art. Further we have some uneuropean elements you can find them in many places. Sometimes I think about the caves of the prehistoric Sahara civilisations. You can find them on the border of Libya and Algeria. There you can find a lot of written messages. They couldn’t really write like our way of writing, but you find a lot of drawings. When I lived in Libya I studied them. Some of those Primitives were my teachers. They draw layers over layers, to tell their messages. For me these drawings are very important. Later I used somehow of the drawings, but then in a modern way. In more recent European Art we learned children drawings are very important. As such are also the drawings of the childhood of mankind important, just as important as our own first drawings. We have to use those elements to create something new. I believe that this happened in a certain way in Europe. We have to reuse our heritage to make something new. You can think a lot of things are very old, but you can reuse those elements again and again. All these elements are still alive. It is difficult to say that things in a museum are old and have no life. If you say that, why don’t you close it. It is shown because it still has a meaning. We still like to see them, because we like to think of our childhood as human beings. Maybe we would like to communicate with those cultures, with those people. Maybe we would like to catch the spirit of history when we put our shadows on those things, the old statues or the old paintings. I enjoy history as I enjoy present time. I can find many things and it is also available for anyone to find some other elements or sources to create something new. I think the history and the art is still available in somehow, still alive for anyone who wants to communicate with the past or the present. They still give you spots of life and some sense of meaning. It gives you always the possibility to make a dialogue.
In the time you studied on the academy in the nineteen-seventies, in Bagdad an avant-garde group was founded called the “One Dimension Group”. They worked, just as you do, with abstract symbols and signs. Were you related to them?
The artist who created this group, Shakir Hassan al-Sai’id, was my teacher .
Really? It is amazing to see how things fall in their place. Some artists discussed in historical books, such as the books of Wijdan Ali and Brahim Alaoui, are related to the artists living in the Netherlands which I am researching. For example Baldin Ahmad told me he was a student of Faik Hassan and Jawad Salim.
Faik Hassan was my teacher also, and Jawad Salim, who died very early, was in a certain way also a teacher for me, but in a more symbolic way; for me he was a symbol of a good artist. But Faik Hassan was my teacher for painting in the primary school, while Shakir Hassan al-Sai’id was my teacher in the secondary school. But I never joined the one dimension group. Some of the work this group produced I like very much but in general it was not so clear what is really one dimension art. Shakir Hassan al-Sai’id had a certain concept, but it was difficult to say this is one dimension art. There were a lot of artists who joined that group, but they had no any idea what they were doing. Just using some letters or abstract lines and they saw it as one dimension art. When it looked a little bit to calligraphy, it was enough.
Another aspect of your work, I read in some articles, is that your paintings are a kind of messages to your mother, who isn’t able to read or write. Could you explain it for me?
Well, for me in my position, because I had to leave my country, it is very important how to communicate with my mother. You have to know she developed a kind of a writing system. Of course she couldn’t write but she used a kind of abstract drawings. For her it had the same meaning of a text. Some abstract lines, she liked to use the pencil. It was a really important lesson to me. At first, to learn to communicate and sending her something how I feel about some things and I believe she can feel those drawings, even there is no exactly meaning. Those drawings she felt about it. I am sure because they were so basic humanistic. Later this meaning became something bigger. It became for me a symbol, a symbol for the land, a symbol for my country, a symbol of place, a symbol of the people. For this mother, the Great Mother, but also my mother, the woman who made me, my own mother and the Big Mother I make my messages. In this way I communicate with her, I still talk with her, because she is a great symbol. For the painting her soul, her existence, is really essential. For her I make my symbols, my elements, my language. I am drawing my things to her. So therefore are my lines still lines, because I write for her. The line is anyhow important so I still work with the line, so they are still active in my paintings.
Sometimes there are some realistic signs in your work, like flags, or the roofs of houses. For example your painting “Rhythms in Blue” (oil on canvas, 1997), shown at the exhibition “Versluierde Taal”(museum Rijswijk, 1999) looks a little bit on a city by night. Also the pyramid form is an essential motif in your paintings. Can you explain why?
Well, this work I like to talk about it ( http://florisschreve.hyves.nl/fotos/355737279/0/uiES/?pageid=C5R662MESRSO4K8S). The original painting, which is now in the gallery Kunstliefde in Utrecht, I made it in my flat in Bilthoven, which is on the eight’s flour. I like Utrecht and I can see the tower of the church. About the painting someone asked me: “Where is this place?” Well, for me it was Bagdad. While I was looking to Utrecht, I was thinking on Bagdad. So it is mixed, those two places.And the triangle, it is an old form. For me it has a spiritual meaning. It is the symbol of the people who are striving to the divine, like the Dom of Utrecht. You can also find the triangle as an important symbol in North Africa, like in Libya, where the triangle is a symbol of the goodness.
I read sometimes the suffering in your country plays an indirect role in your work, like the black fields of Kurdistan. Can you tell me more about this? Did you see them yourselves?
Yes I saw them because I lived there.
You are not Kurdish I read?
No, I am Arab, but I joined the movement which was against the regime. I worked there also as an artist. I exhibited there and made an exhibition in a tent for all these people in the villages, but anyhow, the most amazing was the Iraqi regime uses a very special policy against Kurdistan, against this area and also against other places in Iraq. They burned and sacrificed the fields by using enormous bombings. So you see, and I saw it by myself, huge fields became totally black. The houses, trees, grass, everything was black. But look, when you see the burned grass, late in the season, you could see some little green points, because the life and the beauty is stronger than the bastards. The life was coming through. So you saw black, but there was some green coming up. For example I show you this painting which is extremely black, but it is to deep in my heart. Maybe you can see it hardly but when you look very sensitive you see some little traces of life. You see the life is still there. It shines trough the blackness. The life is coming back.
Why did you move to Libya?
I moved to Libya because I had no any choice to go to some other place in the world. I couldn’t go for any other place, because I couldn’t have a visa. It was the only country in the world I could go. Maybe it was a sort of destiny. I lived there for seven years. After two years the Kuwait war broke out in Iraq followed by the embargo and all the punishments. In this time it was impossible for a citizen of Iraq to have a visa for any country in the world.
Also it was impossible for a refugee?
Of course it was possible for a refugee, but for me didn’t ask for a refugee status, because I said: “Well, when I am still capable to feed myself, I didn’t want to go to Europe and ask for support. I am an artist, who still can work.” If I can feed myself, if I can work, if I have one square meter to stand on, I am aware I am alive and will be still there, even when it is very difficult. When you lose this last square meter you have to look for an other place to stand.
So you worked in Libya as a lecturer on the art academy?
Yes, I worked as a teacher on the academy of Tripoli, but the most interesting thing I did there was making many huge wallpaintings. The impossible happened when the citycounsel of Tripoli supported me to do something like that. I had always the dream how to make the city as beautiful as possible. I was thinking about Bagdad when I made it.My old dream was to do something like that in Bagdad, but it was always impossible to do that, because of the regime. I believe all the people in the world have the right on freedom, on water, on sun, on air, but also the right on beauty. They have the right on beauty in the world, or in their lives. So one of my aims was to make wallpaintings and I worked hard on it. They were abstract paintings, but I tried to give them something of the atmosphere of the city. It is an Arabic, Islamic city with Italian elements. I tried to make something new when I studied the Islamic architecture. I worked on them with my students and so something very unusual happened, especially for the girls, because in our society it is not very usual to see the girls painting on the street. It was a kind of a shock, but in a nice way. It brought something positive.
The people in the street liked what you were doing?
Yes, they liked it very much, so they asked me to do same thing five years later.
After Libya you moved to different European countries?
First I exhibited at a very nice festival at Tunisia (International Festival of Plastic Arts, Almahris, 1990, 1991, 1992). For three years I was invited to join the festival. It was a good opportunity for me to meet many artists from many continents, from Europe and the others. There were a lot of artists from France, Belgium, Germany and other countries. Since this event I thought, look, let us do something, let us talking, let us be working together. Let us look for this crazy war which it is still going on. I am against the war anyway. What happened in Kuwait and what happened in my country is a very sad story. Let us stop talking with guns, and all the craziness. Let us talk in a civilised way. Let us talk in art and let us talk about what is good for all the people. Of course you can talk a lot about all these crazy people, from Hitler to Saddam Hussein, Mussolini, Stalin, etc. Let us talk in a good way. Let us do something. In this way we tried, me and some colleagues, to make a dialogue, to work together in art. To work together with the art from all the continents in an equal and nice way. So we did something in Tunisia, something in France (International Art Festival, Tonnay-Boutonne, 1993). I think the artists can make a good dialogue between all those people, better than the politics and the governments.
Do you have an explanation for the fact that contemporary art from the Arab World is such an isolated and unknown phenomenon?
I believe that the policy of all those education and information ministries is very bad. I mean, the ministries from the Arabic administrations. In the Arabic countries the culture and the art stand in the back. In general, the governments are not interested to show what their countries really have. The artists have to manage everything themselves. It is really hard that artists have to manage themselves to communicate, to find a place, or to enter the European cultural life. Since the last twenty years you see the artists try to find a place, to escape. Our teachers, most of them, have studied in Europe before they turned back to Iraq. But how to show what you have is really difficult. In Europe making art is much more easier because you don’t have those crazy leaders we have in Arab countries, those regimes, those horrible things.
Well I noticed that not only in Iraq, but even in Jordan there is no freedom of press.
In none of these countries there is any freedom. Maybe in Lebanon you could feel yourself a little bit free, but the other countries are absolutely very bad. It is very difficult to make good art in Iraq, in Libya, in Yemen, or in Sudan, they are all really horrible. You see for those terrible governments and ministries it is not important to send an exhibition every year, or maybe in three or five years, to send out what the country have in the field of art. Also it is difficult to show all you have in a good way, because some have the opportunity more than the others. It depends on your relationship with the government and the ministry.
Is there also a lot of misuse of good art by these regimes? For example, according Wijdan Ali and Brahim Alaoui, Ismail Fattah is one of the most important sculptors of the Arab world. According another publication, however, “The Monument; art, vulgarity and responsibility in Iraq”, by Samir al-Khalil (pseudoniem van Kanan Makiya), which was published in London, Ismail Fattah makes large monuments, everywhere in Bagdad, to honour the martyrs of the “Great War of the Fatherland” against Iran. In Wijdan Ali’s book, “Contemporary Art from the Islamic World” (Amman, 1989), which I believe it is very important because it is so unique in its kind, it is shocking to read how the author of the chapter about Iraq, May Mudaffar, writes about Ismail Fattah. She describes these monuments, but she never discusses the political background. Maybe it is impossible to do, because there is censorship in Jordan, but I think this example shows there is an enormous problem in integrity how to deal with art and how to have a decent art criticism.
In Iraq we have many good artists. But these artists didn’t sell themselves in a cheap way. Some artists respected themselves. But some others they sold themselves, in a cheap or an expensive way. The market was open and you could have the choice. You could be send to the jail, or worse to the political underground jail, or putted in the shadow. The other option was to be made very famous and to be a millionaire, but then you have to work with them. It already begun when we were at the academy. The Baath party was in power for one year (1968) and they had a problem; no artist was a member of this party, no artist wanted to join such a thing. So they came to the academy and said: ”Well we are the party which is in power, and we need some artists to make an exhibition”. They asked for the most talented students. So we were invited for a meeting to drink some tea and to talk. Well, ok we went to that meeting. They told us they liked to exhibit our works, in a good museum, with a good catalogue and they promised all these works would be sold, for the prize we asked. It seemed that the heaven was open for us and we said, ok, that’s nice. Then they came with their conditions. We had to work according the official ideology and they should give us specific titles. We refused their offer, because we were artists. When we agreed we would sold ourselves and it would be the first step to hell.Later they found some very cheap artists who joined them. All their paintings had been sold. It was really shit, but the prizes were high. One of them, I know him very well, he bought a new villa and a new car. And in this way they took all this rubbish from these bad artists, and showed them and said: “Well, this is from the party and these are the artists from Iraq”. The others were put in the dark side of the cultural life. Really, you can find a lot of good artists, a lot of honest artists. When you see the list of good artists and writers who left Iraq, than you really can see what kind of a country this is! For example one of the pioneers of modern art in Iraq, Mahmoud Sabri, who is making really very fine art, lives now in Prague. He was a good educated man, better than Faik Hassan and Jawad Salim, but he left Iraq for a long time. So it happened with a lot of other good artists. There are a lot of good artists, outside Iraq and some inside Iraq. However, the sculptor and ceramist you mentioned, Ismail Fattah, works for the regime for a long time. I admire him for his work in the sixties and I feel sorry for him now.
What is your opinion about the quality of institutions for contemporary art in the Arab world, for example the Darat al Funun in Amman, the Nicolas Sursock museum in Beirut, or the Sharjah Biennale in the United Arab Emirates?
I believe, the Darat al Funun and some others, they are very good.
Is there not also the problem of censorship?
Well, in Jordan you can exhibit what you want. For the Iraqi artists it was the only hope to reach Amman, because it was the only opportunity to exhibit your work. The border to Jordan is the only one which is open, because we are totally isolated from other countries. For us Amman is the only gate to the world, because most of the Iraqi artists became very poor, so they couldn’t go further. Most of the Iraqi artists exhibited there, but the pity thing is, they had to sell themselves in a little bit cheap way, because the art market in Jordan is so small, so limited, when you have such a number of Iraqi artists. But in general, when you find in Jordan, which is such a poor country, four or five art centres, it is very nice.In Lebanon there are also good institutions for contemporary art. In the gulf countries they have no tradition to deal with art.
Money enough, I should say.
Yes, but no money enough to send them to the artists. But you see, in contrary to the ministries, some small particular initiatives are sometimes very good. I saw it in Tunisia and there is also a wonderful gallery in Tripoli, the Dar al Funon.
One of the most important questions I would like to ask for my research is, have you ever noticed some misconceptions about Arab culture in the west? Have you ever dealt with some prejudices about the “Orient”? I ask you this, because I would like to research in what way the notion of “Orientalism”, from the Palestinian philologist Edward Said, plays a role in receiving the art from Arab countries.
This is an important point. Look, in Iraq we studied the art history of Europe so we know a lot about it. But in Europe there is a very little information about our culture, on our art. Many of our teachers went to study in Europe. We have also a lot of institutions. We have three academies and a few museums. This is nothing compared by in Egypt, or in Lebanon, or even in Syria. But when you are in Europe and you tell you are an Iraqi artist, they put you in a very small and tiny corner. It means they ask you: “Do you work in a traditional way? Do you make traditional arts and crafts? Do you make decoratives, or calligraphs?” I say then: “No, I am making modern art”. Some of them ask: “So you are an artist. Did you know something about art when you were in your country, or did you learn it here?” I say: “I worked in my country as an artist”. “Did you make paintings in your country?”. I say: “Yes!”. “Did you exhibit in your country and did you sell work in your country?” .”Yes”.Sometimes it is really painful. Why are we so isolated? Well, of course we have been isolated, from Europe, because we have a crazy regime. And it is not only our regime, also the Libyan regime, or whatever regime. But on the other hand, there is no regime like that in Europe. So they have the possibility to go there, to look, to communicate, to write and to show. I think here you have a lot of papers, magazines, TV channels, etc. So why are we so isolated?So therefore I say, let us talk. Let us work together and let us showing something. Let the artists themselves to do that. Not the ministries, not the regimes. I have nothing to do with politics and the policy of my government, or to any other government. Let us talk as artists, as educated people and as human beings. I am not very optimistic but it is not an impossible dream, isn’t it?
Floris Schreve
De Bilt, 8-8-2000
Voor recent werk, zie link: http://www.kunstexpert.com/kunstenaar.aspx?id=4481
Denkend aan Bagdad- door Lien Heyting
Een tijdje geleden vond ik op de site van NRC Handelsblad het grote artikel van Lien Heyting terug, over de in Nederland wonende Iraakse kunstenaars. Het verscheen in het Cultureel Supplement op het moment dat de oorlog in Irak was begonnen. Naast dat zij een lezing van mij had bezocht, heeft ze me uitgebreid geïnterviewd samen met de kunstenaars Qassim Alsaedy en Nedim El Chelaby (Nedim Kufi). Een opmerking; ergens in het stuk valt de term ‘de-ba’athificatie proces’. Dit heeft niets te maken met de latere politiek van Paul Bremer (waardoor dit begrip zeer beladen is geworden). Het speelde voor de Amerikaanse invasie sterk onder dissidente Iraakse intellectuelen in ballingschap. Zelf heb ik deze term vaak gehoord in de kringen van Iraki’s waarin ik verkeerde en ook werd deze term gebezigd door dissidente auteurs als Kanan Makiya, Isam al-Khaffaji en Faleh Abdul Jaber. In de context waarin de partij binnen Irak oppermachtig was, is dit niet zo verwonderlijk.
Hieronder het artikel van Lien Heyting met wat extra beeldmateriaal:
Denkend aan Bagdad; Iraakse kunstenaars in Nederlandse ballingschap
door Lien Heyting
Qassim Alsaedy, ‘Rhythms in Blue’
In Nederland wonen zo’n tachtig beeldende kunstenaars uit Irak. Ze vormen geen gelijkgestemd gezelschap.
Op het diascherm in een zaaltje van het culturele centrum het Walter Maashuis in Bilthoven is een recent schilderij te zien van de Iraakse kunstenaar Qassim Alsaedy (Bagdad, 1949). Het werk heet Rhythm in blue. Het is een compositie van vele tinten blauw waarin vaag de vormen opdoemen van torens, daken en koepels. Met een verlegen glimlach verklaart Alsaedy hoe het uitzicht uit zijn woning op de achtste etage van een flatgebouw in Bilthoven hem tot dit schilderij inspireerde. Altijd als hij door het raam kijkt en in de verte de contouren ziet van de stad Utrecht, moet hij denken aan Bagdad. In dit schilderij wilde hij de koepels van Bagdad verenigen met de vele torens van Utrecht, om zo zijn verleden te laten samensmelten met het heden. Qassim Alsaedy vertelt over zijn schilderijen en zijn leven op een begin maart door het Walter Maashuis georganiseerde avond over `Iraakse kunst in Nederland?.
Via allerlei omzwervingen kwam Alsaedy in 1994 in Nederland terecht. Begin jaren zeventig studeerde hij aan de kunstacademie in Bagdad, een opleiding die toen nog westers georiënteerd was en nog niet helemaal gericht op het maken van propagandakunst. Kort na zijn academietijd werd hij opgepakt en kwam hij in de Iraakse gevangenis omdat hij actief was in de linkse oppositie tegen de Ba?athpartij. Deze extreem nationalistische partij was in 1963 in Irak aan het bewind gekomen, oefende meteen een vernietigende terreur uit en werd nog in hetzelfde jaar door militairen weer afgezet. In 1968 greep de Ba’athpartij opnieuw de macht, nu met meer succes.
Qassim Alsaedy
Toen Alsaedy eind jaren zeventig uit de gevangenis kwam, week hij uit naar Libanon. In de jaren tachtig keerde hij weer terug naar Irak en hoewel hij niet Koerdisch is, maar van Arabische afkomst, sloot hij zich aan bij de Koerdische verzetsbeweging. In 1988, toen Saddam Hussein een slachting aanrichtte onder de Koerden, ging Alsaedy naar Libië. Gedurende zes jaar doceerde hij hier aan de kunstacademie van Tripoli, daarna vluchtte hij naar Nederland.
Het verhaal van Alsaedy is er een van de vele. Alleen al in Nederland wonen nu zo?n tachtig Iraakse beeldende kunstenaars die het Ba?ath-regime van Saddam Hussein zijn ontvlucht. Over het lot van deze kunstenaars houdt student kunstgeschiedenis Floris Schreve (30) op dezelfde avond in het Walter Maashuis een voordracht. Schreve heeft net zijn doctoraalscriptie voltooid over hedendaagse kunstenaars uit Arabische landen in Nederland. Na zijn doctoraal hoopt hij te promoveren op een studie over Iraakse kunstenaars in ballingschap. In Leidschrift, het historisch tijdschrift van de Leidse Universiteit, publiceerde hij in december al een uitvoerige beschouwing over dit onderwerp onder de titel `Out of Mesopotamia. De versplinterde identiteit van de Iraakse kunstenaars in diaspora?.
In een gesprek voorafgaand aan zijn lezing vertelt Schreve dat hij de afgelopen jaren veel van de Iraakse kunstenaars in Nederland persoonlijk heeft leren kennen. Hij raakte geïnteresseerd in hun werk en hun geschiedenis toen hij in 1998 als student stage liep bij het Prins Claus Fonds, waar hij hielp bij het opzetten van een documentatiecentrum over kunst in ontwikkelingslanden.
Schreve: ,,De laatste jaren is er in het westen en dus ook in Nederland steeds meer aandacht voor niet-westerse kunst, voor aboriginal art, Chinese en Afrikaanse kunst. Maar ik merkte tijdens mijn stage bij het Prins Claus Fonds dat de hedendaagse islamitische en vooral de Arabische kunstwereld een groot gat blijft – daarover is hier nog altijd weinig bekend. In de kranten lees je sporadisch iets over de biennales van Istanbul en Kairo, of over de Iraanse videokunstenares Shirin Neshat, maar dat is het dan. Op de laatste Dokumenta in Kassel was wel kunst uit islamitische landen te zien, maar er was geen enkele Iraakse kunstenaar uit de diaspora vertegenwoordigd, hoewel Irak een van de meest interessante landen is op het gebied van de moderne kunst’.
Bedoeïenen
Schreve legt uit hoe Iraakse kunstenaars vanaf de jaren dertig een eigen versie ontwikkelden van het westerse modernisme. ‘De staat Irak ontstond aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Het was een monarchie, maar in feite stond het onder Brits gezag. Het land werd in 1932 officieel onafhankelijk, maar ook daarna was er nog een sterke Britse invloed. Verschillende Iraakse kunstenaars uit die tijd hadden in het westen gestudeerd, zoals Jewad Selim, de belangrijkste grondlegger van de moderne Iraakse kunst. Toen hij na zijn studie in Rome, Parijs en Londen was teruggekeerd naar Irak zocht hij naar een synthese tussen het internationale modernisme en het Iraakse culturele erfgoed. Selim liet zich bijvoorbeeld inspireren door de beeldtaal van de oude Sumerische beschaving. Hij wilde aansluiten bij de westerse artistieke ontwikkelingen en tegelijk een eigen culturele identiteit scheppen: zijn kunst moest het Iraakse volk zelfbewust maken’.
Jewad Selim (1920-1961), de ‘vader’ van de Iraakse moderne kunst in 1961 en oprichter van de ‘Bagdadgroep voor moderne kunst’, werkend aan zijn monument voor de Iraakse onafhankelijkheidsrevolutie van 1958 (samen met de kunstenaar Nuri al-Rawi). Deze revolutie zou echter een heel ander gezicht krijgen dan waar veel Iraakse kunstenaars en intellectuelen op hadden gehoopt.
‘Selim richte in de jaren veertig de eerste Iraakse avant-gardegroep op: de Bagdadgroep voor Moderne Kunst. In de jaren vijftig tot zeventig kwamen er meer artistieke bewegingen op, zoals de Primitieven, die in een realistische stijl het leven van de gewone Irakezen weergaven, van arbeiders, boeren en bedoeïenen. En er waren kunstenaars die op een andere manier dan Selim probeerden om een eigen, Arabische vorm van de moderne westerse kunst te ontwikkelen. Zij grepen terug naar de abstract decoratieve traditie van de islamitische kunst, of ze verwerkten de Arabische kalligrafie in hun schilderijen tot een eigen stijl, die de `École du Signe? werd genoemd, of `Kalligrafitt’.
Omdat de Ba’athpartij in 1968 nog maar een kleine aanhang had, moest ze een coalitie sluiten met de Iraakse Communistische Partij (ICP). Door deze coalitie onderhield Irak begin jaren zeventig nauwe banden met de Sovjet-Unie, er waren culturele uitwisselingen en veel Iraakse kunstenaars volgden een opleiding in een van de oostbloklanden. Zo kreeg het socialistisch realisme steeds meer vat op de Iraakse kunst.
Shakir Hassan al-Said, ‘Writings on a Wall’, gemengde technieken op doek, 1968. Shakir Hassan geldt als een van de belangrijkste vernieuwers van de moderne kunst van de hele islamitische wereld. Zijn synthese tussen de islamitische abstracte traditie en de westerse abstracte kunst heeft veel weerklank gevonden, van Marokko en Algerije, tot Iran. Van hem is ook de term ‘kalligrafitti’ afkomstig, waar dit werk een uitgesproken voorbeeld van is.
Schreve: ‘Het Ba’athregime stond sympathiek tegenover de beeldtaal van de Sovjet-Unie. Dat bleef zo, ook nadat de communisten in 1979 uit de Iraakse regering waren gegooid en Saddam Hussein de alleenheerschappij kreeg. Naar buiten wilde het regime de indruk wekken dat er artistieke vrijheid heerste in het land. De abstracte en experimentele kunst is er ook nooit helemaal verboden. Eind jaren zeventig, toen Tariq Aziz, de huidige vice-premier, minister van Cultuur was, werd die kunst zelfs nog wel gestimuleerd omdat het goed was voor het progressieve imago van Irak. Maar intussen kwam de kunst volledig onder controle van de staat en werden de kunstopleidingen meer en meer gericht op het maken van propaganda. Er werden ook steeds meer beeldende kunstenaars opgeleid: omstreeks 1970 kwamen er jaarlijks dertig kunstenaars van de academie in Bagdad, tien jaar later waren dat er tweehonderd. Er moeten de laatste decennia ontelbaar veel portretten van Saddam Hussein zijn gebeeldhouwd en geschilderd’.
Wantrouwen
Van de tachtig Iraakse beeldende kunstenaars in Nederland ontvluchtte een klein deel het land al in de jaren zeventig en tachtig. Maar het overgrote deel verliet Irak zo’n tien jaar geleden, na de Golfoorlog. De meesten deden dat omdat ze in Irak gevaar liepen, maar volgens Schreve waren er na die oorlog ook kunstenaars die door het regime met een vluchtverhaal en een vliegticket het land uit werden gezet: ‘De Iraakse economie was ingestort, er was geen geld meer om alle propagandakunstenaars aan het werk te houden en daarom werd een aantal van hen eenvoudig weggestuurd. De Iraakse kunstenaars in ballingschap vormen dan ook geen gelijkgestemd gezelschap, het zijn niet allemaal dissidenten, er zijn ook mensen bij die zich altijd loyaal hebben opgesteld tegenover het Ba’athregime en trouw meedraaiden in de propagandamachine. In Irak werden zij in de watten gelegd, ze kregen villa’s en auto’s en waren rijk. Sommigen van hen waren zo naïef om te verwachten dat ze hier weer in weelde zouden leven. De meesten zullen inmiddels wel van hun geloof zijn gevallen, maar er zijn hier ook kunstenaars die nog steeds trouw zijn aan de Ba’ath-ideologie. Dat maakt dat er onderling veel wantrouwen is. Je ziet dat er nu onder de Iraakse kunstenaars in Nederland een soort de-Ba?athificatieproces plaatsvindt. Maar de discussies over die zuivering spelen zich hier af in een kleine, tamelijk geïsoleerde groep, terwijl daar het Ba’athregime nog aan de macht is’.
Ziad Haider, zonder titel, gemengde technieken op doek, 1999.
Schreve vertelt dat veel van de Iraakse kunstenaars hier in Nederland in de marge van de kunstwereld opereren. Alsaedy geeft schildercursussen in Bilthoven, anderen werken bij artotheken. Een kunstenaar als Kifah Al-Reefi, die na de opstand van de Shi’ieten in 1991 naar Nederland vluchtte, was ooit de bekendste cartoonist van Irak. Nu woont hij op een flatje in Amsterdam-Noord, waar hij elke dag drie tekeningen maakt die hij vervolgens in een la stopt. Ziad Haider, die abstracte schilderijen maakt waarin harde, metalige vormen in hitte lijken te verzengen, zit elke zomer op het Amsterdamse Leidseplein portretten te tekenen om aan de kost te komen en geeft verder schilder en tekencursussen. Schreve: ‘Ze proberen allemaal lokaal hun plek te vinden. Sommigen krijgen nu stipendia, maar de meesten hebben hun weg naar de culturele instanties nog niet gevonden. Het was opvallend dat het debat over de plannen van Rick van der Ploeg om de allochtonen meer bij de kunst te betrekken, volledig langs hen heen ging’.
cartoon van Kifah al-Reefi
Als de Iraakse kunstenaars al exposeren, dan is het meestal in kleine galeries, in bibliotheken of asielzoekerscentra. Af en toe krijgen ze de kans gezamenlijk naar buiten te treden. Zo organiseerde het Haagse Museon in november vorig jaar een Irak-tiendaagse waarbij werk van 37 Iraakse kunstenaars werd getoond. In de catalogus wordt een aantal gemeenschappelijke kenmerken van hun werk opgesomd. Op de meeste schilderijen is elke centimeter bewerkt en ontbreken lege kleurvlakken. De abstracte voorstellingen neigen vaak naar het figuratieve, de composities zijn complex en dynamisch. De doeken zijn niet monumentaal, maar bescheiden van afmeting.
Op de afbeeldingen in de catalogus zijn die kenmerken meteen terug te vinden. De Iraakse kunstenaars willen veel zeggen in hun schilderijen, geometrie en minimalisme lijken hun niet aan te spreken.
Nedim Kufi, ‘Brainwash; object topical Iraqi’
Rozenblaadjes
Nedim El Chelaby (Bagdad 1962), die sinds kort werkt onder de naam Nedim Kufi, deed niet mee aan de expositie in het Museon. Kufi voelt zich een eenling tussen de Iraakse kunstenaars in Nederland. Zijn werk heeft weinig verwantschap met dat van zijn lotgenoten. Zijn installaties en assemblages van waardeloze materialen als rozenblaadjes of uitgeplozen jute horen meer bij de minimal en conceptual art. ‘Mijn kunst is puur abstract en dus begrijpelijk voor iedereen’, verklaart hij.
Ik spreek Kufi in zijn flat in een buitenwijk van Amersfoort. waar hij met zijn vrouw en drie kinderen woont. In 1995 verliet hij Irak en kwam hij `toevallig’ in Nederland terecht. Hij wil nooit meer terug, niet omdat het in Nederland zo prettig is, maar hier is hij `tenminste veilig?. Na zijn kunstopleiding in Bagdad werd Kufi als soldaat naar het front gestuurd in de oorlog tegen Iran. Hij was daar zes maanden gelegerd. Hij vertelt dat tekenen verboden was, `want tekenen is een vorm van denken en dat mocht niet?. Maar hij deed het stiekem, op alle papiertjes die hij kon bemachtigen. Hij bewaart die tekeningen en schetsjes nu in een map. Hij had alleen een potlood, maar soms kleurde hij zijn tekeningen in met het sap van bloemen en planten.
Na zijn diensttijd hield Kufi zich in leven door het illustreren van kinderboeken en -tijdschriften. Zo wist hij aan de propagandakunst te ontsnappen. In Jordanië maakte hij naam met zijn vrije werk, dat hij daar af en toe kon exposeren.
Kufi wil liever niet praten over zijn verleden in Irak. Het is te pijnlijk, zegt hij. De laatste tijd is hij verteerd door angst voor de oorlog. Zijn ouders, broers en zusters wonen in Bagdad vlakbij een paleis van Saddam Hussein. Ze hebben geen geld om daar weg te gaan. De afgelopen nacht droomde hij dat hun huis door een horde grote wormen werd weggegeten. De angst verlamt hem, hij komt nergens meer toe.
Omdat hij in Nederland een baan wilde hebben, ging hij hier grafische vormgeving studeren met als specialisatie multimedia design. Die studie heeft hij nu afgerond en zodra de oorlog in Irak voorbij is, wil hij aan de slag bij een ontwerpbureau. Maar daarnaast wil hij ook vrij werk blijven maken.
Kufi heeft hier maar een enkele keer geëxposeerd. Hij kent de Nederlandse kunstwereld niet en hij zou niet weten hoe hij hier aan de bak moest komen. ,,Toen ik in Nederland aankwam, was ik al 33, dat is te oud om het hier als kunstenaar nog te maken. Bovendien worden moslims sinds de aanslagen van 11 september gediscrimineerd. Als ik naar een galerie stap en de galeriehouder hoort dat ik Iraaks ben en moslim, dan zegt hij: ‘Ik wil er nog even over nadenken?, zelfs als hij mijn werk goed zou vinden?’
Kufi wijst naar een muur van de kamer. Daar hangt, met een touwtje aan een spijker, een penseel. Het is zijn enige penseel. Hij zegt dat hij daar alles mee kan doen, hij begrijpt niet waarom andere kunstenaars honderden kwasten nodig hebben. Maar hij kan niet zonder atelier. Nu werkt hij in een hoek van de keuken. Daar staat een tafeltje en een schap met verf, kleurstoffen, papier, oude lappen en andere materialen. ‘Om echt te werken, moet ik me kunnen terugtrekken. Maar hoe kan ik ooit een atelier betalen?’
Voor we afscheid nemen, laat Kufi me nog een van zijn werken zien. Het is een kleine installatie van een wit stukje zeep naast een grijs brok puimsteen in de vorm van een hersenkwab. De titel is ‘Brainwash; Object topical Iraqi’.
Kufi: ‘Gewassen hersenen worden van steen – ze slibben dicht, er kan niets meer in’.
Saddam Hoessein (uitvoering Khalid al-Rahal en Mohammed Ghani Hikmet), ‘Bab al-Nasr’ (Victory Arch)
Triomfboog
Door het zaaltje in het Walter Maashuis gaat een siddering van afgrijzen. Floris Schreve toont bij zijn voordracht dia?s van Iraakse propagandakunst. Eerst de bekende Victory Arch, een triomfboog van twee armen met gekruiste zwaarden die Saddam Hussein in 1989 liet oprichten. De reusachtige armen zijn gegoten naar zijn eigen armen, aan de handvaten van de zwaarden hangen netten met duizenden buitgemaakte Iraanse oorlogshelmen. We zien Saddam met zijn schaapachtige grijns afgebeeld op muren, daken, horloges, bekers en vazen. En we zien een dia van een portret dat geschilderd is met rode verf, zo lijkt het. Maar voor dit huldeblijk aan Saddam doopte de kunstenaar zijn penseel in eigen bloed.
Deze ‘kunstenaar’ schildert Saddam met zijn eigen bloed
Na de Iraakse propagandakitsch komt het werk van Qassim Alsaedy in het Walter Maashuis als een verademing. Hij toont schilderijen met een ruw, klei-achtig oppervlak waarin allerlei tekens zijn gekerfd en hij vertelt hoe hij geïnspireerd werd door rotsschilderingen van oude Sahara-culturen, maar ook door de eeuwige neiging van de mens om zijn sporen op muren achter te laten. Aan het eind van de avond sta ik naast hem voor een assemblage van honderden zij aan zij tegen een doek geplakte halve houten wasknijpers. Over de houtjes ligt een zweem van groene verf. Dit werk, vertelt hij, is helemaal Nederlands: ,,Uit mijn flat in Bilthoven zie ik niet alleen de torens van Utrecht, maar ook de bossen tot aan Hilversum. Die bossen zijn altijd licht in beweging. Dat wilde ik weergeven. Het heet Dutch Forest Rhythms.?
Hij pakt me bij de arm en zegt stralend: ‘Ik heb nu een galerie in Utrecht. In mei exposeer ik daar. U komt toch wel kijken?’
Qassim Alsaedy, Dutch Forest Rhythms, assemblage van wasknijpers, 1999.
Info:
De catalogi `Iraakse kunstenaars in het Museon? en `28 Iraakse kunstenaars in Nederland? zijn verkrijgbaar bij Vereniging Babil voor kunst en cultuur. Inl.: www.babil-nl.org. Qassim Alsaedy exposeert bij Galerie Frank Welkenhuysen, Lichtegaard 3 in Utrecht, 23 mei t/m 13 juli.
Foto-onderschrift:
Victory Arch, detail (1989) Bewerking fotodienst NRC Handelsblad Nedim Kufi: Brainwash; Object topical Iraqi (2001) foto collectie kunstenaar Qassim Alsaedy, Oriental Night, olieverf op doek (1998) foto collectie kunstenaar Iraakse propagandakunst Qassim Alsaedy foto collectie Floris Schreve
leave a comment